23.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 354/20


VERORDENING (EU) 2016/2337 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 december 2016

tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 91 en 109,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad (4) biedt de lidstaten de mogelijkheid veertig met naam genoemde spoorwegondernemingen compensatie te verlenen voor de betaling van verplichtingen die de exploitanten van andere vervoerswijzen niet hoeven te dragen. Indien de lidstaten de normalisatieregels correct toepassen, worden zij vrijgesteld van de verplichting staatssteunmaatregelen aan te melden.

(2)

Er zijn een aantal rechtshandelingen van de Unie vastgesteld, waarbij de markten voor het goederenvervoer per spoor en het internationaal reizigersvervoer werden opengesteld voor concurrentie, en waarbij, in het geval van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (5), bepaalde fundamentele beginselen werden vastgesteld, onder meer dat spoorwegondernemingen moeten worden beheerd overeenkomstig de beginselen die van toepassing zijn op handelsondernemingen; dat entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de toewijzing van capaciteit en de inning van infrastructuurheffingen gescheiden moeten zijn van entiteiten die spoorwegdiensten exploiteren, en dat er een scheiding van de rekeningen moet zijn; dat spoorwegondernemingen die overeenkomstig de criteria van de Unie over een vergunning beschikken op een billijke en niet-discriminerende basis toegang moeten hebben tot de spoorweginfrastructuur; en dat infrastructuurbeheerders van overheidsfinanciering kunnen genieten.

(3)

Verordening (EEG) nr. 1192/69 is tegenstrijdig en onverenigbaar met de huidige regelgeving. Met name in de context van een geliberaliseerde markt, waarin spoorwegondernemingen rechtstreeks concurreren met de in de verordening genoemde spoorwegondernemingen, is het niet langer verdedigbaar die twee groepen verschillend te behandelen.

(4)

Om tegenstrijdigheden in de rechtsorde van de Unie weg te werken en om bij te dragen tot vereenvoudiging door een rechtshandeling die inmiddels achterhaald is terzijde te schuiven, is het dan ook passend Verordening (EEG) nr. 1192/69 in te trekken.

(5)

De lidstaten mogen op grond van artikel 8 van Richtlijn 2012/34/EU compensatie betalen voor de kosten van kruisingsinstallaties. Mogelijkerwijs hebben zij evenwel tijd nodig om hun nationale wetgeving en administratieve bepalingen aan te passen teneinde rekening te houden met de intrekking van Verordening (EEG) nr. 1192/69. Bijgevolg mag die intrekking niet onmiddellijk van toepassing zijn op onder bijlage IV bij Verordening (EEG) nr. 1192/69 vallende gevallen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 1192/69 wordt ingetrokken, met uitzondering van de bepalingen in die verordening die van toepassing zijn op de normalisatie van de rekeningstelsels voor onder bijlage IV bij die verordening vallende klasse IV-gevallen. Die bepalingen blijven van toepassing tot en met 31 december 2017.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 14 december 2016.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

I. KORČOK


(1)  PB C 327 van 12.11.2013, blz. 122.

(2)  PB C 356 van 5.12.2013, blz. 92.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 26 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 17 oktober 2016 (PB C 430 van 22.11.2016, blz. 1). Standpunt van het Europees Parlement van 14 december 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4)  Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen (PB L 156 van 28.6.1969, blz. 8).

(5)  Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).