16.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/1


VERORDENING (EU) 2016/1627 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 september 2016

betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) is ervoor te zorgen dat de exploitatie van levende aquatische rijkdommen tot duurzame economische, ecologische en sociale omstandigheden leidt.

(2)

De Unie is partij bij het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen („het Iccat-Verdrag”) (4).

(3)

De bij dat verdrag ingestelde Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas — „Iccat”) heeft tijdens haar vijftiende buitengewone zitting in 2006 Aanbeveling 06-05 goedgekeurd tot vaststelling van een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, dat afloopt in 2022 („het herstelplan”). Deze aanbeveling is op 13 juni 2007 in werking getreden.

(4)

Het herstelplan houdt rekening met de specifieke kenmerken van de verschillende soorten vistuig en de visserijtechnieken. Bij de uitvoering van het herstelplan dienen de Unie en de lidstaten ernaar te streven de kustvisserij te stimuleren, alsmede het gebruik van vistuigen en visserijtechnieken die selectief en minder milieubelastend zijn, met inbegrip van tuigen en technieken die in de traditionele en de ambachtelijke visserij worden gebruikt, om zo bij te dragen tot een redelijke levensstandaard voor de lokale economie.

(5)

Iccat-aanbeveling 06-05 is in Unierecht omgezet bij Verordening (EG) nr. 1559/2007 van de Raad (5).

(6)

Tijdens haar zestiende buitengewone zitting in 2008 heeft de Iccat Aanbeveling 08-05 tot wijziging van Aanbeveling 06-05 goedgekeurd. Met het oog op het herstel van het blauwvintonijnbestand voorzag Aanbeveling 08-05 in een geleidelijke verlaging van het niveau van de totaal toegestane vangsten in de periode 2007-2011, vangstbeperkingen in bepaalde gebieden en perioden, een nieuwe minimummaat voor blauwvintonijn, maatregelen betreffende sport- en recreatievisserij en maatregelen inzake de kweek- en vangstcapaciteit, en in een verscherping van de Iccat-regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie.

(7)

Iccat-aanbeveling 08-05 is in Unierecht omgezet bij Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad (6).

(8)

Tijdens haar zeventiende buitengewone zitting in 2010 heeft de Iccat Aanbeveling 10-04 tot wijziging van Aanbeveling 08-05 goedgekeurd. Aanbeveling 10-04 voorzag met het oog op het herstel van het blauwvintonijnbestand in een verdere vermindering van de totaal toegestane vangsten en de vangstcapaciteit, en in een verscherping van de controlemaatregelen, met name wat betreft overhevelings- en kooiverrichtingen. Ze bevatte tevens een in 2012 door het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de Iccat („SCRS”) uitgebracht aanvullend advies betreffende de identificatie van paaigronden en de instelling van reservaten.

(9)

Om de herziene internationale instandhoudingsmaatregelen vervat in Aanbeveling 10-04 in Unierecht uit te voeren, is Verordening (EG) nr. 302/2009 gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 500/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7).

(10)

Tijdens haar achttiende buitengewone zitting in 2012 heeft de Iccat Aanbeveling 12-03 tot wijziging van Aanbeveling 10-04 goedgekeurd. Om het herstelplan doeltreffender te maken, voorzag Aanbeveling 12-03 in technische maatregelen betreffende verrichtingen voor het overhevelen en kooien van levende blauwvintonijn, nieuwe vereisten inzake vangstaangiften, de tenuitvoerlegging van het regionale waarnemersprogramma van de Iccat en wijzigingen van de visseizoenen. Voorts werd de rol van het SCRS met betrekking tot de beoordeling van het blauwvintonijnbestand versterkt.

(11)

Tijdens haar drieëntwintigste gewone zitting in 2013 heeft de Iccat Aanbeveling 13-07 goedgekeurd waarbij Aanbeveling 12-03 wordt gewijzigd door het aanbrengen van kleine veranderingen inzake visseizoenen die niet van invloed zijn op de vloot van de Unie. Daarnaast werd Aanbeveling 13-08 ter aanvulling van het herstelplan goedgekeurd. Bij Aanbeveling 13-08 werd een gemeenschappelijke procedure ingesteld voor het gebruik van stereoscopische camerasystemen om de hoeveelheden blauwvintonijn bij het kooien te ramen, en werd een flexibele aanvangsdatum ingevoerd voor het visseizoen van met de hengel of de sleeplijn vissende vaartuigen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan.

(12)

Om essentiële maatregelen, zoals de maatregelen met betrekking tot visseizoenen, van Aanbevelingen 12-03 en 13-08 in Unierecht uit te voeren, werd Verordening (EG) nr. 302/2009 verder gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 544/2014 van het Europees Parlement en de Raad (8).

(13)

Tijdens haar negentiende buitengewone zitting in 2014 heeft de Iccat Aanbeveling 14-04 tot wijziging van Aanbeveling 13-07 en tot intrekking van Aanbeveling 13-08 goedgekeurd. Daarbij werden sommige van de bestaande controlebepalingen gerationaliseerd, werden de procedures voor het gebruik van stereoscopische camera's bij het kooien nader gespecificeerd en werden specifieke maatregelen voor vrijlatingen en de behandeling van dode vis ingevoerd in het herstelplan.

(14)

Aanbeveling 14-04 is bindend voor de Unie.

(15)

Alle door de Iccat in 2012, 2013 en 2014 goedgekeurde wijzigingen aan het herstelplan die nog niet zijn uitgevoerd, moeten in Unierecht worden omgezet. Daar die omzetting betrekking heeft op het herstelplan waarvan de doelstellingen en de maatregelen door de Iccat zijn vastgesteld, bestrijkt deze verordening niet de hele inhoud van de meerjarige plannen als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(16)

In Verordening (EU) nr. 1380/2013 is het begrip minimuminstandhoudingsreferentiegrootte gedefinieerd. Omwille van de consistentie moet het Iccat-begrip minimummaten in Unierecht worden omgezet als minimuminstandhoudingsreferentiegroottes. Derhalve moeten de verwijzingen naar minimummaten van blauwvintonijn in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/98 van de Commissie (9) in deze verordening worden gelezen als verwijzingen naar minimuminstandhoudingsreferentiegroottes.

(17)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de bepalingen van deze verordening met betrekking tot overhevelings- en kooiverrichtingen en de registratie en rapportage van de activiteiten met tonnara's en vaartuigen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10).

(18)

Sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 302/2009 zijn achterhaald — met name omdat zij nu in andere Uniehandelingen zijn opgenomen — en moeten worden geschrapt. Andere bepalingen moeten worden geactualiseerd om rekening te houden met wijzigingen in de wetgeving, met name de wijzigingen die voortvloeien uit de vaststelling van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(19)

In het bijzonder is bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (11) een Unieregeling voor controle, inspectie en handhaving vastgesteld, die een alomvattende en geïntegreerde aanpak biedt, teneinde ervoor te zorgen dat alle regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden nageleefd. Ook zijn bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (12) uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgesteld. Bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (13) is een communautair systeem vastgesteld om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. Met deze handelingen wordt nu een aantal door Verordening (EG) nr. 302/2009 geregelde vraagstukken bestreken, in het bijzonder artikel 33 inzake handhavingsmaatregelen en bijlage VIII inzake de transmissie van gegevens van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen Vessel Monitoring System („VMS”). Die bepalingen hoeven derhalve niet in de onderhavige verordening te worden opgenomen.

(20)

Overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 zijn de door het SCRS vastgestelde omrekeningsfactoren ook in het kader van de onderhavige verordening van toepassing op de berekening van in kg uitgedrukt levend gewicht van verwerkte blauwvintonijn.

(21)

Voorts is, overeenkomstig artikel 95 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, Uitvoeringsbesluit 2014/156/EU van de Commissie (14) vastgesteld. In dat uitvoeringsbesluit worden onder meer streefijkpunten en doelstellingen vastgesteld voor de controle op de blauwvintonijnvisserij in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.

(22)

In Aanbeveling 06-07 van de Iccat wordt voorzien in een bemonsteringsplan voor de raming van het aantal blauwvintonijnen per grootteklasse in het kader van kweekactiviteiten. Die bepaling is uitgevoerd bij artikel 10 van Verordening (EG) nr. 302/2009. Het is niet nodig in deze verordening specifiek in een bemonsteringsplan te voorzien, daar de behoeften in verband met een dergelijk bemonsteringsplan volledig worden gedekt door de programma's die worden opgezet op grond van paragraaf 83 van Aanbeveling 14-04, die bij deze verordening moet worden uitgevoerd.

(23)

Ter wille van de duidelijkheid, de eenvoud en de rechtszekerheid moet Verordening (EG) nr. 302/2009 derhalve worden ingetrokken.

(24)

Met het oog op de naleving door de Unie van haar internationale verplichtingen uit hoofde van het Verdrag, voorziet Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/98 in afwijkingen van de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting voor blauwvintonijn. Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/98 worden enkele bepalingen van Iccat-aanbeveling 13-07 omgezet waarbij in een teruggooi- en vrijlatingsverplichting wordt voorzien voor vaartuigen en tonnara's waarmee in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee in bepaalde gevallen blauwvintonijn wordt gevangen. Daarom hoeven dergelijke teruggooi- en vrijlatingsverplichtingen niet in deze verordening te worden opgenomen en worden de overeenkomstige bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/98 dan ook onverlet gelaten,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Deze verordening voorziet in de algemene bepalingen voor de uitvoering door de Unie van het herstelplan zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 1.

2.   Deze verordening is van toepassing op blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.

Artikel 2

Doel

Het doel van deze verordening is om in overeenstemming met het herstelplan zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 1, uiterlijk in 2022 een biomassa van blauwvintonijn te bereiken die overeenkomt met de maximale duurzame vangst, waarbij het voor ten minste 60 % waarschijnlijk is dat deze doelstelling wordt gehaald.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „herstelplan”: het van 2007 tot en met 2022 lopende meerjarige herstelplan voor blauwvintonijn (Thunnus thynnus) dat was aanbevolen door de Iccat;

2.   „vissersvaartuig”: een motorvaartuig dat wordt ingezet, of is bedoeld om te worden ingezet voor de commerciële exploitatie van blauwvintonijnbestanden, inclusief vangstvaartuigen, visverwerkingsvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, sleepvaartuigen, vaartuigen voor overlading, transportvaartuigen die zijn uitgerust voor het vervoer van tonijnproducten, en hulpvaartuigen, met uitzondering van containerschepen;

3.   „vangstvaartuig”: een vaartuig dat wordt gebruikt voor de commerciële vangst van blauwvintonijn;

4.   „verwerkingsvaartuig”: een vaartuig aan boord waarvan visserijproducten een of meer van de volgende behandelingen ondergaan alvorens te worden verpakt: fileren of in moten verdelen, invriezen en/of verwerken;

5.   „hulpvaartuig”: een vaartuig dat wordt gebruikt om (niet verwerkte) dode blauwvintonijn van een transport-/kweekkooi, een ringzegen of een tonnara naar een aangewezen haven en/of naar een verwerkingsvaartuig te vervoeren;

6.   „sleepvaartuig”: een vaartuig dat wordt gebruikt voor het slepen van kooien;

7.   „ondersteuningsvaartuig”: elk ander onder punt 2) vermeld vissersvaartuig;

8.   „actief vissen”: de gerichte visserij op blauwvintonijn door vangstvaartuigen en tonnara's gedurende een bepaald visseizoen;

9.   „gezamenlijke visactie”: elke actie van twee of meer ringzegenvaartuigen waarbij de vangst van één ringzegenvaartuig volgens een verdeelsleutel aan een of meer andere ringzegenvaartuigen wordt toegewezen;

10.   „overhevelingsverrichtingen”:

i)

het overhevelen van levende blauwvintonijn uit het net van het vangstvaartuig naar de transportkooi;

ii)

het overhevelen van levende blauwvintonijn uit de transportkooi naar een andere transportkooi;

iii)

het overhevelen van de kooi met blauwvintonijn van een sleepvaartuig naar een ander sleepvaartuig;

iv)

het overhevelen van levende blauwvintonijn uit een kwekerij naar een andere kwekerij;

v)

het overhevelen van levende blauwvintonijn uit de tonnara naar de transportkooi;

11.   „controle-overheveling”: elke aanvullende overheveling die op verzoek van de visserij-/kwekerijexploitanten of controleautoriteiten wordt verricht ter verificatie van de hoeveelheid vis die wordt overgeheveld;

12.   „tonnara”: vast vistuig dat aan de bodem is verankerd en doorgaans een net heeft dat de blauwvintonijn naar vangkamers of een reeks vangkamers leidt waar hij wordt vastgehouden alvorens te worden geoogst;

13.   „kooien”: het overhevelen van levende blauwvintonijn uit de transportkooi of de tonnara naar de kweekkooien;

14.   „kweken”: het kooien van blauwvintonijn in kwekerijen en het voeren ervan, met als doel de blauwvintonijn te mesten en de totale biomassa ervan te verhogen;

15.   „kwekerij”: een installatie die wordt gebruikt voor het kweken van met tonnara's en/of ringzegenvaartuigen gevangen blauwvintonijn;

16.   „oogsten”: het doden van blauwvintonijn in kwekerijen of tonnara's;

17.   „overlading”: het lossen van alle of bepaalde hoeveelheden vis aan boord van een vissersvaartuig op een ander vissersvaartuig. Het lossen van dode blauwvintonijn van het ringzegenvaartuig of het sleepvaartuig op een hulpvaartuig wordt niet als een overlading beschouwd;

18.   „sportvisserij”: niet-commerciële visserij door leden van een nationale sportorganisatie of houders van een nationale sportvergunning;

19.   „recreatievisserij”: niet-commerciële visserij door anderen dan leden van een nationale sportorganisatie of houders van een nationale sportvergunning;

20.   „stereoscopische camera”: een camera met twee of meer lenzen, met een aparte beeldsensor of een apart filmframe voor elke lens, zodat driedimensionale beelden kunnen worden vastgelegd;

21.   „controlecamera”: een stereoscopische camera en/of een conventionele videocamera voor de in deze verordening bedoelde;

22.   „BCD” of „elektronisch BCD”: Bluefin Catch Document (vangstdocument) voor blauwvintonijn. Waar nodig wordt de verwijzing naar BCD vervangen door eBCD;

23.   „verantwoordelijke lidstaat” of „voor […] verantwoordelijke lidstaat”: de vlaggenlidstaat of lidstaat onder de jurisdictie waarvan de tonnara of de kwekerij valt of, indien de kwekerij of de tonnara zich op volle zee bevindt, de lidstaat waar de exploitant van de tonnara of de kwekerij is gevestigd;

24.   „taak II”: taak II zoals gedefinieerd door de Iccat in haar „Handleiding voor de opstelling van statistieken en de bemonstering van Atlantische tonijn en tonijnachtigen” (derde editie, Iccat, 1990);

25.   „CPC's”: verdragsluitende partijen bij het Iccat-verdrag, alsmede samenwerkende niet-verdragsluitende partijen, organisaties en visserijorganisaties;

26.   „verdragsgebied”: het geografische gebied dat wordt bestreken door Iccat-maatregelen zoals vastgesteld in artikel 1 van het Iccat-verdrag.

Artikel 4

Lengte van de vaartuigen

Verwijzingen naar de vaartuiglengte gelden in deze verordening als verwijzingen naar de lengte over alles.

HOOFDSTUK II

BEHEERSMAATREGELEN

Artikel 5

Voorwaarden voor beheersmaatregelen

1.   Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de visserijinspanning van zijn vangstvaartuigen en tonnara's in verhouding staat tot de vangstmogelijkheden op blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee waarover die lidstaat beschikt.

2.   De overdracht van ongebruikte quota is verboden.

3.   Het charteren van vissersvaartuigen van de Unie voor de blauwvintonijnvisserij in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee is verboden.

Artikel 6

Indiening van jaarlijkse visplannen, beheersplannen voor de vangstcapaciteit en beheersplannen voor de kweek

1.   Elke lidstaat met een quotum voor blauwvintonijn zendt uiterlijk op 31 januari van elk jaar de volgende informatie aan de Commissie toe:

a)

een jaarlijks visplan voor de vangstvaartuigen en tonnara's waarmee op blauwvintonijn wordt gevist in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee;

b)

een jaarlijks beheersplan voor de vangstcapaciteit om te verzekeren dat de vangstcapaciteit van de lidstaat in verhouding staat tot het hem toegewezen quotum.

2.   De Commissie bundelt de in lid 1 bedoelde plannen en neemt ze op in het vangst- en capaciteitsbeheersplan van de Unie. De Commissie zal uiterlijk op 15 (februari van elk jaar dat plan aan het Iccat-secretariaat toezenden ter bespreking en goedkeuring door de Iccat.

3.   Uiterlijk op 15 april van elk jaar zendt elke lidstaat die voornemens is het geldende Iccat–plan inzake kweekcapaciteit te wijzigen, een jaarlijks beheersplan voor het kweken toe aan de Commissie, die het doorzendt aan het Iccat-secretariaat.

Artikel 7

Jaarlijkse visplannen

1.   In het jaarlijkse visplan dat elke lidstaat met een quotum voor blauwvintonijn indient, worden de aan elke in de artikelen 11 en 12 bedoelde vistuiggroep toegewezen quota vermeld, met inbegrip van informatie over:

a)

voor de vangstvaartuigen van meer dan 24 meter die zijn opgenomen in de in artikel 20, lid 1, onder a), bedoelde vaartuigenlijst, de aan die vaartuigen toegewezen individuele quota en de maatregelen die zijn getroffen voor de naleving van de individuele quota en bijvangstlimieten;

b)

voor de vangstvaartuigen van minder dan 24 meter en voor de tonnara's, ten minste de aan producentenorganisaties of met een soortgelijk vistuigtype vissende groepen vaartuigen toegewezen quota.

2.   In afwijking van lid 1, onder a), kunnen de aan elk vaartuig van meer dan 24 meter toegewezen individuele quota uiterlijk 30 dagen vóór de aanvang van het visseizoen voor elk dergelijk vaartuig worden ingediend.

3.   Eventuele latere wijzigingen van het jaarlijkse visplan of van de individuele quota die zijn toegewezen aan vangstvaartuigen die langer zijn dan 24 meter en zijn opgenomen in de in artikel 20, lid 1, onder a), bedoelde lijst, worden ten minste drie dagen vóór de uitoefening van de activiteit waarop deze wijziging betrekking heeft, door de betrokken lidstaat aan de Commissie toegezonden. De Commissie zendt deze wijzigingen ten minste 48 uur vóór de uitoefening van de activiteit waarop die wijziging betrekking heeft, door naar het Iccat–secretariaat.

Artikel 8

Verdeling van vangstmogelijkheden

Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 maken de lidstaten bij de toewijzing van de hun ter beschikking staande vangstmogelijkheden gebruik van transparante en objectieve criteria van onder meer ecologische, sociale en economische aard, streven zij naar een eerlijke verdeling van de nationale quota over de diverse vlootsegmenten, met aandacht voor de traditionele en de ambachtelijke visserij, en zorgen zij voor stimulansen voor vissersvaartuigen die zijn uitgerust met selectief vistuig of die gebruikmaken van minder milieubelastende visserijtechnieken.

Artikel 9

Beheersplannen voor de vangstcapaciteit

1.   Het jaarlijkse beheersplan voor de vangstcapaciteit dat elke lidstaat met een quotum voor blauwvintonijn indient, voldoet aan de in dit artikel beschreven voorwaarden.

2.   Het maximumaantal in een lidstaat geregistreerde tonnara's en vissersvaartuigen die de vlag voeren van een lidstaat en blauwvintonijn mogen bevissen, aan boord houden, overladen, vervoeren of aanlanden, wordt bepaald overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

3.   Het maximumaantal en de overeenkomstige brutotonnage van onder de vlag van een lidstaat varende vissersvaartuigen die betrokken zijn bij de blauwvintonijnvisserij in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, wordt beperkt tot het aantal — en de overeenkomstige totale brutotonnage — van onder de vlag van die lidstaat varende vissersvaartuigen die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 juli 2008 blauwvintonijn hebben bevist, aan boord gehouden, overgeladen, vervoerd of aangeland. Die limiet geldt per vistuigtype voor vangstvaartuigen.

4.   Voor vaartuigen die gemachtigd zijn om op grond van de in artikel 14, lid 2, bedoelde afwijking blauwvintonijn te bevissen, worden in bijlage I aanvullende voorwaarden vastgesteld voor de bepaling van het maximumaantal vissersvaartuigen.

5.   Het maximumaantal tonnara's van een lidstaat voor de visserij op blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, mag niet groter zijn dan het aantal tonnara's waarvoor die lidstaat uiterlijk op 1 juli 2008 een machtiging heeft verleend.

6.   In afwijking van de leden 3 en 5 van dit artikel mag een lidstaat die kan aantonen dat zijn vangstcapaciteit mogelijk niet volstaat om zijn quotum volledig op te gebruiken, besluiten in zijn in artikel 7 bedoelde jaarlijkse visplannen voor de jaren 2015, 2016 en 2017 een groter aantal tonnara's en vaartuigen op te nemen.

7.   Voor de jaren 2015, 2016 en 2017 beperkt elke lidstaat het aantal van zijn ringzegenvaartuigen tot het aantal ringzegenvaartuigen waarvoor hij in 2013 of 2014 een machtiging heeft verleend. Dat geldt niet voor ringzegenvaartuigen die op grond van de in artikel 14, lid 2, onder b), bedoelde afwijking vissen.

8.   Bij het opstellen van zijn beheersplannen voor de vangstcapaciteit wordt de berekening van de vangstcapaciteit van elke lidstaat gebaseerd op de beste vangstniveaus per vaartuig en vistuig zoals in 2009 geraamd door het SCRS en overeengekomen door de Iccat tijdens de intersessionele bijeenkomst van 2010 van het nalevingscomité van de Iccat (15). Na eventuele herzieningen van die vangstniveaus door het SCRS passen de lidstaten altijd de meest recente door de Iccat overeengekomen vangstniveaus toe.

Artikel 10

Beheersplannen voor de kweek

1.   Het jaarlijkse beheersplan voor de kweek dat elke lidstaat indient, voldoet aan de in dit artikel beschreven voorwaarden.

2.   De maximumcapaciteit voor het kweken en mesten van tonijn van elke lidstaat en de maximale binnengebrachte hoeveelheid in het wild gevangen blauwvintonijn die elke lidstaat mag toewijzen, worden bepaald overeenkomstig het VWEU en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

3.   De maximumcapaciteit voor het kweken en mesten van tonijn van een lidstaat mag niet groter zijn dan de capaciteit voor het kweken en mesten van tonijn van de kwekerijen van die lidstaat die waren geregistreerd in het Iccat-register van kweekvoorzieningen of een machtiging hadden gekregen en bij de Iccat waren aangemeld op 1 juli 2008.

4.   In de kwekerijen van een lidstaat mag niet meer in het wild gevangen blauwvintonijn worden binnengebracht dan het niveau van de binnengebrachte hoeveelheden die in 2005, 2006, 2007 en 2008 bij de Iccat zijn geregistreerd door de kwekerijen van die lidstaat.

5.   Elke lidstaat verdeelt de in lid 4 bedoelde jaarlijkse maximumhoeveelheid in het wild gevangen blauwvintonijn die mag worden binnengebracht over zijn kwekerijen.

HOOFDSTUK III

TECHNISCHE MAATREGELEN

AFDELING 1

Visseizoenen

Artikel 11

Beugvaartuigen, ringzegenvaartuigen, pelagische trawlers, tonnara's en sport- en recreatievisserij

1.   Voor grote pelagische met de beug vissende vangstvaartuigen van meer dan 24 meter is de visserij op blauwvintonijn toegestaan van 1 januari tot en met 31 mei in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, met uitzondering van het gebied ten westen van 10° WL en ten noorden van 42° NB alsmede van de Noorse exclusieve economische zone, waar deze visserij van 1 augustus tot en met 31 januari is toegestaan.

2.   Voor ringzegenvaartuigen is de visserij op blauwvintonijn van 26 mei tot en met 24 juni, toegestaan in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, met uitzondering van de Noorse exclusieve economische zone, waar deze visserij van 25 juni tot en met 31 oktober is toegestaan.

3.   Voor pelagische trawlers is de visserij op blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan toegestaan van 16 juni tot en met 14 oktober.

4.   Voor de sport- en recreatievisserij is de visserij op blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee toegestaan van 16 juni tot en met 14 oktober.

5.   De visserij op blauwvintonijn met ander vistuig dan vermeld in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel en in artikel 12, met inbegrip van tonnara's, is het hele jaar toegestaan, overeenkomstig de Iccat–maatregelen inzake instandhouding en beheer.

Artikel 12

Met de hengel of met de sleeplijn vissende vaartuigen

1.   Voor met de hengel of met de sleeplijn vissende vaartuigen is de visserij op blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee toegestaan van 1 juli tot en met 31 oktober.

2.   Elke lidstaat kan besluiten om voor met de hengel of met de sleeplijn vissende vaartuigen die onder zijn vlag in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan opereren, een afwijkende aanvangsdatum toe te passen, mits dat geen gevolgen heeft voor de bescherming van de paaigronden, en de totale duur van het visseizoen voor die visserijen niet meer dan vier maanden bedraagt.

3.   Elke lidstaat geeft in zijn jaarlijkse visplan als bedoeld in artikel 7 aan of de aanvangsdata voor die visserijen zijn gewijzigd en vermeldt daarbij tevens de coördinaten van de betrokken gebieden.

AFDELING 2

Minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, incidentele vangsten, bijvangsten

Artikel 13

De aanlandingsplicht

De bepalingen van deze afdeling doen geen afbreuk aan artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, met inbegrip van toepasselijke afwijkingen daarvan.

Artikel 14

Minimuminstandhoudingsreferentiegrootte

1.   De minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee gevangen blauwvintonijn wordt vastgesteld op 30 kg of 115 cm vorklengte.

2.   In afwijking van lid 1 geldt voor blauwvintonijn een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte van 8 kg of 75 cm vorklengte wanneer het gaat om:

a)

blauwvintonijn die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan door met de hengel of met de sleeplijn vissende vaartuigen is gevangen;

b)

blauwvintonijn die in de Adriatische Zee voor kweekdoeleinden is gevangen;

c)

blauwvintonijn die in de Middellandse Zee in het kader van de ambachtelijke kustvisserij op verse vis is gevangen door met de hengel, de beug of de handlijn vissende vaartuigen.

3.   De specifieke voorwaarden die van toepassing zijn op de in lid 2 van dit artikel bedoelde afwijking, zijn vastgesteld in bijlage I.

4.   De betrokken lidstaten verlenen specifieke machtigingen aan vaartuigen die vissen op grond van de in lid 2 van dit artikel bedoelde afwijking. De betrokken vaartuigen worden opgenomen in de in artikel 20, lid 1, onder a), bedoelde lijst van vangstvaartuigen. Daartoe zijn de bepalingen van de artikelen 20 en 21 van toepassing.

Artikel 15

Incidentele vangsten

1.   Onverminderd artikel 14, lid 1, is een incidentele vangst van maximaal 5 % blauwvintonijn met een gewicht tussen 8 en 30 kg of met een vorklengte tussen 75 en 115 cm toegestaan voor alle vangstvaartuigen en tonnara's die actief op blauwvintonijn vissen.

2.   Het in lid 1 genoemde percentage van 5 % wordt berekend op basis van de totale vangsten van blauwvintonijn in aantal vissen die op enig moment na elke visserijactiviteit aan boord van het vaartuig of in de tonnara worden gehouden.

3.   Incidentele vangsten worden in mindering gebracht op het quotum van de voor de vangstvaartuigen of de tonnara verantwoordelijke lidstaat.

4.   Voor de incidentele vangsten van blauwvintonijn geldt het bepaalde in de artikelen 25, 30, 31 en 32.

Artikel 16

Bijvangsten

1.   Elke lidstaat voorziet in de mogelijkheid van bijvangst van blauwvintonijn binnen zijn quotum en deelt dit aan de Commissie mee bij toezending van zijn visplan. Deze bepaling zorgt ervoor dat alle dode vis in mindering wordt gebracht op het quotum.

2.   Unievaartuigen die niet actief op blauwvintonijn vissen, vermijden dat de bijvangsten van blauwvintonijn op enig moment na een visserijactiviteit meer dan 5 % van de totale aan boord gehouden vangsten in gewicht of aantal stuks bedragen. De berekening van dat percentage op basis van het aantal stuks is alleen van toepassing op tonijn en tonijnachtigen die onder het beheer van de Iccat vallen. De lidstaten brengen alle onder de bijvangsten vallende dode vis in mindering op hun quotum.

3.   Voor de lidstaten die geen blauwvintonijnquotum hebben, worden de betrokken bijvangsten in mindering gebracht op het specifieke quotum van de Unie voor bijvangst van blauwvintonijn dat is vastgesteld overeenkomstig het VWEU en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

4.   Indien het aan de lidstaat van het betrokken vissersvaartuig of de betrokken tonnara toegewezen quotum reeds is opgebruikt, wordt het vangen van blauwvintonijn vermeden. Dode blauwvintonijn wordt in zijn geheel en onverwerkt aangeland, en wordt in beslag genomen en aan passende follow-upmaatregelen onderworpen. Overeenkomstig artikel 29 verstrekt elke lidstaat jaarlijks gegevens over de hoeveelheden van deze dode blauwvintonijn aan de Commissie, die deze gegevens doorzendt aan het Iccat-secretariaat.

5.   Op bijvangsten zijn de procedures als bedoeld in de artikelen 27, 30, 31, 32 en 56 van toepassing.

AFDELING 3

Gebruik van luchttuigen

Artikel 17

Gebruik van luchttuigen

Het gebruik van luchttuigen, inclusief vliegtuigen, helikopters of onbemande luchtvaartuigen, voor het zoeken naar blauwvintonijn is verboden.

HOOFDSTUK IV

SPORT- EN RECREATIEVISSERIJ

Artikel 18

Specifieke quota voor sport- en recreatievisserij

Elke lidstaat met een quotum voor blauwvintonijn reglementeert de sport- en recreatievisserij door toewijzing van een specifiek quotum voor die visserij en stelt de Commissie daarvan in kennis bij toezending van zijn visplan.

Artikel 19

Sport- en recreatievisserij

1.   Elke lidstaat met een quotum voor blauwvintonijn reglementeert de sport- en recreatievisserij door vismachtigingen af te geven aan vaartuigen voor sport- en recreatievisserij.

2.   In de sport- en recreatievisserij mag slechts één blauwvintonijn per dag per vaartuig worden gevangen.

3.   Alle aangelande blauwvintonijn bevindt zich in gehele staat of is ontdaan van kieuwen en/of ingewanden. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om tonijnen, en met name jonge tonijnen, die levend zijn gevangen in het kader van de sport- en recreatievisserij, zoveel mogelijk vrij te laten.

4.   Het op de markt brengen van in het kader van de sport- en recreatievisserij gevangen blauwvintonijn is verboden.

5.   Elke lidstaat registreert de vangstgegevens van sport- en recreatievisserij voor het voorafgaande jaar, met inbegrip van het gewicht en de lengte van elke blauwvintonijn, en meldt deze uiterlijk op 30 juni van elk jaar aan de Commissie. De Commissie zendt deze gegevens door aan het SCRS.

6.   Elke lidstaat brengt dode vangsten in het kader van sport- en recreatievisserij in mindering op de overeenkomstig artikel 7, lid 1, en artikel 18 toegewezen quota.

HOOFDSTUK V

CONTROLEMAATREGELEN

AFDELING 1

Register van vaartuigen en tonnara's

Artikel 20

Register van vaartuigen

1.   Elke lidstaat zendt de Commissie een maand vóór de opening van het visseizoen als bedoeld in de artikelen 11 en 12, indien van toepassing, en anders een maand vóór het begin van de geldigheidsduur van de machtiging, elektronisch het volgende toe:

a)

een lijst van alle onder zijn vlag varende vangstvaartuigen die uit hoofde van een vismachtiging gemachtigd zijn om actief op blauwvintonijn te vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee;

b)

een lijst van alle onder zijn vlag varende vissersvaartuigen, andere dan vangstvaartuigen, die gemachtigd zijn om voor blauwvintonijn te opereren in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.

2.   Beide lijsten worden opgesteld volgens het model in de Iccat-richtsnoeren voor de indiening van gegevens en informatie.

3.   Een vissersvaartuig mag tijdens een kalenderjaar in beide in lid 1 bedoelde lijsten worden opgenomen, op voorwaarde dat het niet tegelijk in beide lijsten is opgenomen.

4.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde lijsten vermelden de naam van het vaartuig en het nummer in het vlootregister van de Unie (CFR) zoals vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie (16).

5.   Retroactieve opneming is niet toegestaan. Latere wijzigingen die in de loop van een kalenderjaar worden aangebracht in de in lid 1 bedoelde lijsten, worden slechts aanvaard indien het aangemelde vissersvaartuig om legitieme operationele redenen of vanwege overmacht niet aan de visserij kan deelnemen. De betrokken lidstaat brengt in dat geval de Commissie onmiddellijk op de hoogte, met opgave van:

a)

alle bijzonderheden over het vissersvaartuig dat/de vissersvaartuigen die een op de in lid 1 bedoelde lijsten opgenomen vaartuig zal/zullen vervangen, en

b)

een volledig overzicht van de redenen die de vervanging rechtvaardigen, alsmede alle relevante ondersteunende bewijsstukken of referenties.

6.   De Commissie zendt de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens toe aan het Iccat-secretariaat zodat de vaartuigen kunnen worden opgenomen in het Iccat-register van vangstvaartuigen die gemachtigd zijn om actief op blauwvintonijn te vissen, of in het Iccat-register van alle andere vissersvaartuigen (exclusief vangstvaartuigen) die gemachtigd zijn om voor blauwvintonijn te opereren.

7.   Het bepaalde in artikel 8 bis, leden 2, 6, 7 en 8, van Verordening (EG) nr. 1936/2001 van de Raad (17) is met de noodzakelijke wijzigingen van toepassing.

Artikel 21

Verhouding tot Verordening (EG) nr. 1224/2009

De in dit hoofdstuk vastgestelde controlemaatregelen zijn van toepassing ter aanvulling van die van Verordening (EG) nr. 1224/2009, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.

Artikel 22

Vismachtigingen voor vaartuigen

1.   Onverminderd artikel 16 zijn vissersvaartuigen van de Unie die niet in de in artikel 20, lid 1, bedoelde Iccat-registers zijn opgenomen, niet gemachtigd om in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee blauwvintonijn te bevissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, over te hevelen, te verwerken of aan te landen.

2.   Wanneer het individuele quotum als opgebruikt wordt beschouwd, trekt de vlaggenlidstaat de vismachtiging voor blauwvintonijn in en kan hij het vaartuig verzoeken zich onmiddellijk naar een door hem aangewezen haven te begeven.

Artikel 23

Register van voor de blauwvintonijnvisserij gemachtigde tonnara's

1.   Uiterlijk op 15 februari van elk jaar verstrekken de lidstaten de Commissie een elektronische lijst van hun tonnara's die uit hoofde van een vismachtiging gemachtigd zijn om op blauwvintonijn te vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. De lijst bevat de naam van de tonnara's en het registratienummer en wordt opgesteld volgens het model in de Iccat-richtsnoeren voor de indiening van vereiste gegevens en informatie.

2.   De Commissie zendt de lijst toe aan het Iccat-secretariaat, zodat die tonnara's kunnen worden opgenomen in het Iccat-register van voor de blauwvintonijnvisserij gemachtigde tonnara's.

3.   Tonnara's van de Unie die niet zijn opgenomen in het Iccat-register, zijn niet gemachtigd om in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee blauwvintonijn te bevissen, aan boord te houden, over te hevelen, te kooien, of aan te landen.

4.   Het bepaalde in artikel 8 bis, leden 2, 4, 6, 7 en 8, van Verordening (EG) nr. 1936/2001 is met de noodzakelijke wijzigingen van toepassing.

Artikel 24

Gezamenlijke visacties

1.   Voor gezamenlijke visacties op blauwvintonijn wordt slechts machtiging verleend indien de betrokken vlaggenlidstaten hiermee instemmen. Voor deze visacties wordt slechts machtiging verleend indien elk betrokken ringzegenvaartuig is uitgerust voor de visserij op blauwvintonijn en over een individueel quotum beschikt. Gezamenlijke visacties met andere verdragsluitende partijen bij het Iccat-verdrag, alsmede samenwerkende niet-verdragsluitende partijen, organisaties en visserijorganisaties („de CPC's”) zijn niet toegestaan.

2.   Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om de volgende informatie te verkrijgen van zijn vissersvaartuigen die een machtiging aanvragen om deel te nemen aan een gezamenlijke visactie:

a)

de duur;

b)

de identiteit van de betrokken exploitanten;

c)

de individuele quota van de vaartuigen;

d)

de sleutel voor de verdeling van de betrokken vangsten tussen de vissersvaartuigen, en

e)

gegevens over de kwekerijen van bestemming.

3.   Elke lidstaat zendt de in lid 2 bedoelde gegevens ten minste 15 dagen vóór het begin van de visactie toe aan de Commissie volgens het in bijlage VI opgenomen model. De Commissie zendt deze gegevens ten minste tien dagen vóór het begin van de visactie door aan het Iccat-secretariaat en de vlaggenstaten van de andere vissersvaartuigen die aan de gezamenlijke visactie deelnemen.

4.   In geval van overmacht geldt de in lid 3 gestelde termijn niet voor de in het kader van lid 2, onder e), gevraagde informatie. In dat geval kunnen de lidstaten zo snel mogelijk een actualisering van die informatie bij de Commissie indienen, samen met een beschrijving van de gebeurtenissen waardoor sprake is van overmacht. De Commissie zendt die informatie door aan het Iccat-secretariaat.

AFDELING 2

Vangsten

Artikel 25

Registratievoorschriften

1.   De kapitein van een vangstvaartuig van de Unie leeft de artikelen 14, 15, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 na en noteert de in bijlage II, deel A, bij de onderhavige verordening vermelde gegevens, indien van toepassing, in het logboek.

2.   Kapiteins van sleepvaartuigen, hulpvaartuigen en verwerkingsvaartuigen registreren hun activiteiten overeenkomstig de vereisten van bijlage II, delen B, C en D.

Artikel 26

Vangstaangiften door kapiteins en exploitanten van tonnara's

1.   Kapiteins van vangstvaartuigen die actief op blauwvintonijn vissen, doen de autoriteiten van de vlaggenlidstaat dagelijks logboekgegevens toekomen, zoals het Iccat-registratienummer, de naam van het vaartuig, het begin en einde van de machtigingsperiode, de datum, het tijdstip, de locatie (lengte- en breedtegraad) en het gewicht en het aantal exemplaren van de in het verdragsgebied gevangen blauwvintonijnen. Zij zenden gedurende de hele periode waarin het vaartuig is gemachtigd om op blauwvintonijn te vissen, deze gegevens elektronisch toe volgens het model in bijlage V.

2.   Kapiteins van ringzegenvaartuigen stellen dagelijks voor elke visserijactiviteit een aangifte op als bedoeld in lid 1, ook in geval van nulvangsten.

3.   De exploitant zendt de aangiften als bedoeld in de leden 1 en 2 toe aan de autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat: in het geval van ringzegenvaartuigen en vaartuigen langer dan 24 meter worden de aangiften met betrekking tot de vorige dag dagelijks om 9.00 uur GMT verstuurd, en in het geval van andere vangstvaartuigen worden de aangiften met betrekking tot de voorgaande, op zondag om middernacht GMT eindigende week uiterlijk op maandag om middernacht verstuurd.

4.   De exploitanten van tonnara's die actief op blauwvintonijn vissen, zenden dagelijks een vangstaangifte toe en vermelden daarin het Iccat-registratienummer, de datum, de tijd, de vangsten (gewicht en aantal vissen), ook indien het nulvangsten betreft. Zij zenden gedurende de hele periode waarin zij gemachtigd zijn om op blauwvintonijn te vissen, deze gegevens binnen 48 uur elektronisch toe aan de autoriteiten van hun lidstaat volgens het model in bijlage V.

5.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin nadere regels worden neergelegd voor de registratie en rapportage van activiteiten van vaartuigen en tonnara's overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 van dit artikel en bijlage V. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 59, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 27

Door de lidstaten verzonden wekelijkse en maandelijkse vangstaangiften

1.   Elke lidstaat zendt de in artikel 26 bedoelde vangstaangiften na ontvangst onverwijld elektronisch door aan de Commissie en verstrekt de Commissie onverwijld wekelijkse vangstaangiften voor alle vangstvaartuigen en tonnara's volgens het model in bijlage V. De Commissie zendt deze gegevens wekelijks door aan het Iccat-secretariaat volgens het model in de Iccat-richtsnoeren voor de indiening van gegevens en informatie.

2.   Elke lidstaat stelt de Commissie vóór de vijftiende van elke maand in kennis van de in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee gevangen hoeveelheden blauwvintonijn die de vorige maand zijn aangeland, overgeladen, met tonnara's gevangen of gekooid door de vissersvaartuigen of tonnara's die onder zijn vlag varen of in die lidstaat zijn geregistreerd. De gegevens worden verstrekt per vistuigtype en omvatten tevens bijvangsten, vangsten in de sport- en recreatievisserij en nulvangsten. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het Iccat-secretariaat.

Artikel 28

Informatie over het opgebruiken van het quotum

1.   Elke lidstaat leeft de bepalingen van artikel 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 na en deelt bovendien de Commissie mee wanneer de quota die zijn toegewezen aan een in de artikel 11 of artikel 12 van onderhavige verordening bedoelde vistuiggroep, geacht worden voor 80 % te zijn opgebruikt.

2.   Elke lidstaat leeft de bepalingen van artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 na en deelt bovendien de Commissie mee wanneer de quota die zijn toegewezen aan een in de artikel 11 of artikel 12 van onderhavige verordening bedoelde vistuiggroep, of aan een gezamenlijke visactie, of aan een ringzegenvaartuig, geacht worden te zijn opgebruikt.

3.   De in lid 2 bedoelde informatie gaat vergezeld van officiële stukken waaruit blijkt dat de lidstaat een visserijstop heeft afgekondigd of een oproep tot terugkeer naar de haven heeft gedaan voor de vloot, de vistuiggroep, de gezamenlijke visactie of de vaartuigen met een individueel quotum, en waarin duidelijk de datum en het tijdstip van de sluiting worden vermeld.

Artikel 29

Jaarlijkse rapportage van de vangsten door de lidstaten

1.   Elke lidstaat dient bij de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 maart gedetailleerde gegevens in over alle blauwvintonijnvangsten in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee in het voorgaande visseizoen. Die informatie omvat:

a)

de naam en het Iccat-nummer van elk vangstvaartuig;

b)

de geldigheidsduur van de machtiging(en) voor elk vangstvaartuig;

c)

de totale vangsten van elk vangstvaartuig, inclusief nulvangsten, gedurende de hele geldigheidsduur van de machtiging(en);

d)

het totale aantal dagen dat elk vangstvaartuig in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee gedurende de hele geldigheidsduur van de machtiging(en) heeft gevist, en

e)

de totale vangst buiten de machtigingsperiode (bijvangst), inclusief nulvangsten.

2.   Voor vaartuigen die niet gemachtigd zijn om actief op blauwvintonijn te vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee maar blauwvintonijn als bijvangst vingen, omvatten de gegevens die op dezelfde als de in lid 1 bedoelde datum aan de Commissie moeten worden meegedeeld:

a)

de naam en het Iccat-nummer van het vaartuig of, indien geen registratie bij de Iccat heeft plaatsgevonden, het nationale registratienummer, en

b)

de totale blauwvintonijnvangsten.

3.   De lidstaten delen de Commissie alle gegevens mee over niet onder de leden 1 en 2 vallende vaartuigen die zeker of vermoedelijk op blauwvintonijn hebben gevist in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.

4.   De Commissie zendt de op grond van de leden 1, 2 en 3 ontvangen gegevens door aan het Iccat-secretariaat.

AFDELING 3

Aanlandingen en overladingen

Artikel 30

Aangewezen havens

1.   Elke lidstaat wijst havens of plaatsen dicht bij de kust aan (aangewezen havens) waar verrichtingen voor het aanlanden of overladen van blauwvintonijn zijn toegestaan.

2.   Lidstaten mogen een haven slechts als aangewezen haven aanmerken indien zij voor die haven de toegestane tijden en plaatsen van aanlanding en overlading specificeren.

3.   Elke lidstaat verstrekt elk jaar uiterlijk op 15 februari een lijst met aangewezen havens aan de Commissie, die deze gegevens doorzendt aan het Iccat-secretariaat.

4.   In het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee gevangen blauwvintonijn mag door vissersvaartuigen uitsluitend worden aangeland en overgeladen in door de CPC's en de lidstaten overeenkomstig de leden 1 en 2 aangewezen havens of plaatsen dicht bij de kust.

Artikel 31

Aanlanding

1.   Artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 geldt voor kapiteins van vissersvaartuigen van de Unie met een totale lengte van minstens 12 meter die voorkomen op de lijst van vaartuigen als bedoeld in artikel 20 van deze verordening. De kennisgeving vóór aankomst uit hoofde van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 wordt toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat (en van de vlaggenlidstaat) of de CPC waarvan zij de havens of aanlandingsvoorzieningen wensen te gebruiken.

2.   Bovendien stellen de kapiteins van vissersvaartuigen van de Unie met een lengte van minder dan 12 meter die zijn opgenomen in de in artikel 20 bedoelde lijst van vaartuigen, ten minste vier uur vóór de verwachte tijd van aankomst in de haven, de bevoegde autoriteit van de lidstaat (en van de vlaggenlidstaat) of de CPC waarvan zij de havens of aanlandingsvoorzieningen wensen te gebruiken, in kennis van ten minste:

a)

de verwachte aankomststijd;

b)

de geraamde hoeveelheid aan boord gehouden blauwvintonijn, en

c)

gegevens betreffende het geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan.

3.   Indien de lidstaten krachtens het toepasselijke Unierecht gemachtigd zijn een kortere kennisgevingsperiode toe te passen dan die bedoeld in de leden 1 en 2, kan de geraamde hoeveelheid aan boord gehouden blauwvintonijn worden gemeld op het toepasselijke tijdstip van kennisgeving vóór aankomst. Als de visgronden zich op minder dan vier uur van de haven bevinden, kan de geraamde hoeveelheid aan boord gehouden blauwvintonijn te allen tijde worden gewijzigd vóór aankomst.

4.   De autoriteiten van de havenlidstaat houden een register bij van alle tijdens het lopende jaar gedane voorafgaande kennisgevingen.

5.   Alle aanlandingen worden overeenkomstig artikel 55, lid 2, gecontroleerd door de bevoegde controleautoriteiten van de havenlidstaat en een percentage daarvan wordt geïnspecteerd op basis van een risicobeoordelingssysteem waarbij quota, omvang van de vloot en visserijinspanning in aanmerking worden genomen. Alle details van het door elke lidstaat vastgestelde controlesysteem worden vermeld in het jaarlijkse inspectieplan als bedoeld in artikel 53. Dit controlesysteem is tevens van toepassing op oogstverrichtingen.

6.   In aanvulling op artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 leggen kapiteins van vangstvaartuigen van de Unie, ongeacht de lengte daarvan, na elke visreis een aanlandingsaangifte over aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat en, als de aanlanding in een haven van een andere lidstaat of CPC heeft plaatsgevonden, de bevoegde autoriteiten van de betrokken havenlidstaat of de betrokken CPC.

7.   Alle aangelande vangsten worden gewogen.

Artikel 32

Overlading

1.   Het is in alle omstandigheden verboden in het verdragsgebied blauwvintonijn op zee over te laden.

2.   Vissersvaartuigen laden gevangen blauwvintonijn alleen over in aangewezen havens onder de voorwaarden van artikel 30.

3.   De havenlidstaat zorgt ervoor dat op alle tijden en plaatsen van overlading een volledige inspectie plaatsvindt.

4.   De kapitein van het ontvangende vissersvaartuig of diens vertegenwoordiger stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of de CPC waarvan hij de haven wenst te gebruiken, ten minste 48 uur vóór zijn verwachte aankomsttijd in kennis van:

a)

de verwachte datum, tijd en haven van aankomst;

b)

de geraamde hoeveelheid aan boord gehouden blauwvintonijn en informatie over het geografische gebied waar deze is gevangen;

c)

de naam van het overladende vissersvaartuig en het nummer ervan in het Iccat-register van vangstvaartuigen die zijn gemachtigd om actief op blauwvintonijn te vissen, of in het Iccat-register van andere vissersvaartuigen die zijn gemachtigd om voor blauwvintonijn te opereren in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee;

d)

de naam van het ontvangende vissersvaartuig en het nummer ervan in het Iccat–register van vangstvaartuigen die zijn gemachtigd om actief op blauwvintonijn te vissen, of in het Iccat-register van andere vissersvaartuigen die zijn gemachtigd om voor blauwvintonijn te opereren in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, en

e)

de tonnage van de over te laden blauwvintonijn en het geografische gebied waar deze is gevangen.

5.   Vissersvaartuigen mogen slechts overladen na voorafgaande toestemming daartoe van hun vlaggenstaat.

6.   Vóór de overlading stelt de kapitein van het overladende vissersvaartuig zijn vlaggenstaat in kennis van:

a)

de hoeveelheden over te laden blauwvintonijn;

b)

de datum en de haven van overlading;

c)

de naam, het registratienummer en de vlag van het ontvangende vissersvaartuig en het nummer ervan in het Iccat-register van vangstvaartuigen die zijn gemachtigd om actief op blauwvintonijn te vissen, of in het Iccat-register van andere vissersvaartuigen die zijn gemachtigd om voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee te opereren, en

d)

het geografische gebied waar de blauwvintonijn is gevangen.

7.   Alle overladingen worden in de aangewezen haven geïnspecteerd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat. Deze autoriteiten:

a)

inspecteren het ontvangende vissersvaartuig bij aankomst en controleert de lading en de documentatie met betrekking tot de overlading;

b)

zenden binnen vijf dagen na de overlading een overladingsrapport toe aan de autoriteit van de vlaggenstaat van het overladende vissersvaartuig.

8.   In afwijking van de artikelen 21 en 22 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vult de kapitein van een vissersvaartuig van de Unie, ongeachte de lengte van het vissersvaartuig, de Iccat-overladingsaangifte in en zendt hij deze toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan het vissersvaartuig de vlag voert. De aangifte wordt uiterlijk 48 uur na de datum van overlading in de haven toegezonden volgens het model in bijlage III van deze verordening.

AFDELING 4

Overhevelingsverrichtingen

Artikel 33

Overhevelingstoestemming

1.   Vóór elke overhevelingsverrichting zendt de kapitein van het overhevelende vangstvaartuig of de exploitant van de overhevelende kwekerij of tonnara een voorafgaande overhevelingskennisgeving toe aan de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat, met daarin de volgende gegevens:

a)

de naam van het vangstvaartuig, het sleepvaartuig, de kwekerij of de tonnara, en het nummer ervan in het Iccat-register;

b)

het verwachte tijdstip van overheveling;

c)

de geraamde hoeveelheid over te hevelen blauwvintonijn;

d)

informatie over de positie van overheveling (lengte- en breedtegraad) en de identificeerbare kooinummers;

e)

de naam van het ontvangende sleepvaartuig, het aantal gesleepte kooien en, in voorkomend geval, het nummer ervan in het Iccat-register;

f)

de haven, de kwekerij of de kooi van bestemming van de blauwvintonijn.

2.   Voor het in lid 1 uiteengezette doel wordt voor elke kooi een uniek kooinummer toegekend. Deze nummers worden toegekend aan de hand van een uniek nummeringsysteem dat bestaat uit ten minste de drielettercode van de vlag van het sleepvaartuig gevolgd door drie cijfers.

3.   Vissersvaartuigen, tonnara's of kwekerijen mogen slechts overhevelen na voorafgaande toestemming daartoe van de verantwoordelijke lidstaat. De autoriteiten van die lidstaat besluiten voor elke overhevelingsverrichting of zij toestemming zullen verlenen. Te dien einde wordt voor elke overhevelingsverrichting een uniek identificatienummer toegekend, dat aan de kapitein van het vissersvaartuig, de exploitant van de tonnara of de exploitant van de kwekerij wordt meegedeeld. Indien toestemming wordt verleend, bestaat dat nummer uit de drielettercode van de lidstaat, vier cijfers voor het jaar en de drie letters „AUT” (toestemming verleend), gevolgd door een volgnummer. Indien geen toestemming wordt verleend, bestaat het nummer uit de drielettercode van de lidstaat, vier cijfers voor het jaar en de drie letters „NEG” (toestemming geweigerd), gevolgd door een volgnummer.

4.   Indien er zich tijdens de overhevelingsverrichting vissterfte voordoet, handelen de verantwoordelijke lidstaten en de bij de overheveling betrokken exploitanten overeenkomstig bijlage XII.

5.   De overhevelingstoestemming wordt binnen 48 uur na de indiening van de voorafgaande overhevelingskennisgeving verleend of geweigerd door de voor het vangstvaartuig, het sleepvaartuig, de kwekerij of de tonnara verantwoordelijke lidstaat.

6.   Het feit dat de verantwoordelijke lidstaat toestemming geeft voor de overheveling, betekent niet automatisch dat hij tevens de kooiverrichting toestaat.

Artikel 34

Weigering van de overhevelingstoestemming

1.   De voor het vaartuig, de tonnara of de kwekerij verantwoordelijke lidstaat staat de overheveling niet toe wanneer hij na ontvangst van de voorafgaande overhevelingskennisgeving van oordeel is dat:

a)

het vangstvaartuig dat of de tonnara die volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet over een toereikend quotum beschikte;

b)

de hoeveelheid vis door het vangstvaartuig of de exploitant van de tonnara niet naar behoren is gemeld, voor deze hoeveelheid vis geen toestemming tot kooien is verleend, of deze hoeveelheid vis niet in mindering is gebracht op het geldende quotum;

c)

het vangstvaartuig dat of de tonnara die volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet is gemachtigd om op blauwvintonijn te vissen, of

d)

het sleepvaartuig dat volgens de aangifte de overgehevelde vis in ontvangst moet nemen, niet is opgenomen in het in artikel 20, lid 1, onder b), bedoelde Iccat-register van vissersvaartuigen (exclusief vangstvaartuigen) die gemachtigd zijn om voor blauwvintonijn te opereren of niet is uitgerust met een VMS.

2.   Indien de overheveling niet wordt toegestaan:

a)

vaardigt de voor het vangstvaartuig of de tonnara verantwoordelijke lidstaat een vrijlatingsbevel uit aan de kapitein van het vangstvaartuig, of aan de exploitant van de tonnara of de kwekerij, en deelt hij deze mee dat de overheveling niet wordt toegestaan en de vis weer in zee moet worden vrijgelaten;

b)

laat de kapitein van het vangstvaartuig, de exploitant van de kwekerij of de exploitant van de tonnara, de vis weer vrij;

c)

wordt de blauwvintonijn vrijgelaten volgens de in bijlage XI vastgestelde procedures.

Artikel 35

Monitoring met behulp van een videocamera

1.   Bij overhevelingsverrichtingen van blauwvintonijn ziet de kapitein van het overhevelende vangstvaartuig, de kapitein van het overhevelende sleepvaartuig, de exploitant van de overhevelende kwekerij of de exploitant van de overhevelende tonnara erop toe dat de overhevelingsverrichtingen met een videocamera in het water worden gemonitord ter verificatie van het aantal overgehevelde vissen. De minimumnormen en -procedures voor video-opnamen zijn vastgesteld in bijlage IX.

2.   De voor het vaartuig, de tonnara of de kwekerij verantwoordelijke lidstaat zorgt ervoor dat de in lid 1 bedoelde video-opnamen ter beschikking van de inspecteurs en de regionale waarnemers van de Iccat worden gesteld.

3.   De voor het vaartuig, de tonnara of de kwekerij verantwoordelijke lidstaat zorgt ervoor dat de in lid 1 bedoelde video-opnamen ter beschikking van de inspecteurs van de Unie en de nationale waarnemers worden gesteld.

4.   De voor het vaartuig, de tonnara of de kwekerij verantwoordelijke lidstaat neemt de maatregelen die nodig zijn om vervanging, wijziging of manipulatie van de originele video-opname te voorkomen.

Artikel 36

Verificatie door regionale Iccat-waarnemers en instelling en uitvoering van onderzoek

1.   De zich aan boord van het vangstvaartuig of bij de tonnara bevindende regionale Iccat-waarnemers als vervat in artikel 51 en bijlage VII, registreren en rapporteren de overhevelingsverrichtingen, observeren en ramen de overgehevelde vangsten en verifiëren de vermeldingen in de in artikel 33 bedoelde voorafgaande overhevelingstoestemming en in de in artikel 38 bedoelde Iccat-overhevelingsaangifte.

2.   Wanneer het verschil tussen de vangstcijfers die zijn geraamd door de regionale Iccat–waarnemer, de bevoegde controleautoriteiten en/of de kapitein van het vangstvaartuig of de vertegenwoordiger van de tonnara, meer dan 10 % bedraagt, of wanneer de kwaliteit of de duidelijkheid van de video-opname ontoereikend is om dergelijke ramingen te maken, stelt de voor het vangstvaartuig, de kwekerij of de tonnara verantwoordelijke lidstaat een onderzoek in, dat vóór het kooien in de kwekerij of in elk geval uiterlijk 96 uur na instelling van het onderzoek wordt afgesloten. Zolang de resultaten van dit onderzoek niet bekend zijn, is kooien niet toegestaan en wordt de rubriek „vangsten” van het vangstdocument voor blauwvintonijn („Bluefin tuna Catch Document — BCD”) niet gevalideerd.

3.   Wanneer de kwaliteit of de duidelijkheid van de video-opname echter ontoereikend is om het aantal te ramen, mag de exploitant de autoriteiten van de vlaggenstaat van het vaartuig, de tonnara of de kwekerij verzoeken om toestemming om een nieuwe overhevelingsverrichting uit te voeren en de video-opname daarvan aan de regionale Iccat-waarnemer te verstrekken.

4.   Onverminderd de verificatie door een inspecteur ondertekenen de regionale Iccat–waarnemers de Iccat-overhevelingsaangifte alleen wanneer hun waarnemingen in overeenstemming zijn met de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Iccat en wanneer de in de overhevelingsaangifte opgenomen informatie strookt met hun waarnemingen, inclusief een deugdelijke video-opname als bedoeld in artikel 35, lid 1. Zij ondertekenen deze verklaring met duidelijke vermelding van hun naam en Iccat-nummer.

5.   De regionale Iccat-waarnemers controleren tevens of de Iccat-overhevelingsaangifte is toegezonden aan de kapitein van het sleepvaartuig of de vertegenwoordiger van de tonnara of de kwekerij.

Artikel 37

Maatregelen voor de raming van het aantal en het gewicht van de te kooien blauwvintonijn

De lidstaten nemen de nodige maatregelen en initiatieven om voort te zoeken naar methoden ter verbetering van de raming van zowel het aantal als het gewicht van de blauwvintonijn op het moment van de vangst en het kooien. Elke lidstaat brengt elk jaar vóór 22 augustus verslag over de genomen maatregelen uit aan de Commissie, die deze verslagen indient bij het SCRS.

Artikel 38

Overhevelingsaangifte

1.   Kapiteins van vangstvaartuigen of sleepvaartuigen, exploitanten van tonnara's en exploitanten van kwekerijen vullen na de overhevelingsverrichting de Iccat-overhevelingsaangifte in volgens het model in bijlage IV en zenden deze toe aan de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat.

2.   De overhevelingsaangiften worden genummerd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de vaartuigen, de kwekerijen of de tonnara's waaruit wordt overgeheveld. Het nummeringssysteem bevat de drielettercode van de lidstaat, gevolgd door vier cijfers voor het jaar en een uit drie cijfers bestaand volgnummer, gevolgd door de drie letters „ITD” (LS-20**/xxx/ITD).

3.   Het origineel van de overhevelingsaangifte begeleidt de vis bij de overheveling. De kapitein van het vangstvaartuig, de exploitant van de tonnara, de kapitein van het sleepvaartuig of de exploitant van de kwekerij bewaart een kopie van de aangifte.

4.   Kapiteins van vaartuigen die overhevelingsverrichtingen uitvoeren (inclusief sleepvaartuigen) registreren hun activiteiten overeenkomstig de vereisten van bijlage II.

Artikel 39

Uitvoeringshandelingen

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin nadere regels worden neergelegd voor overhevelingsverrichtingen overeenkomstig de artikelen 33 tot en met 38 en de in die artikelen vermelde bijlagen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 59, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

AFDELING 5

Kooiverrichtingen

Artikel 40

Toestemming om te kooien

1.   Vóór het begin van elke kooiverrichting is het verboden de transportkooien te verankeren binnen 0,5 zeemijl van kweekvoorzieningen.

2.   Vóór elke kooiverrichting stelt de bevoegde autoriteit van de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat de voor het vangstvaartuig of de tonnara verantwoordelijke lidstaat of CPC in kennis van de door dat vaartuig of die tonnara gevangen hoeveelheden, en vraagt zij om toestemming om te kooien.

3.   De kooiverrichting vindt pas plaats nadat toestemming is gegeven door:

a)

de voor het vangstvaartuig of de tonnara verantwoordelijke lidstaat of CPC, of

b)

de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat of CPC indien dit is overeengekomen met de betrokken lidstaat of met de vlaggen-CPC.

4.   De toestemming om te kooien wordt door de voor het vangstvaartuig, de tonnara of, indien van toepassing, de kwekerij verantwoordelijke lidstaat of CPC verleend dan wel geweigerd binnen een werkdag na het verzoek en de indiening van de in lid 2 bedoelde informatie. Indien binnen een werkdag geen antwoord is ontvangen, mag de voor het vangstvaartuig of de tonnara verantwoordelijke lidstaat of CPC de toestemming verlenen om te kooien.

5.   Blauwvintonijn wordt vóór 15 augustus gekooid, tenzij de voor de ontvangende kwekerij verantwoordelijke lidstaat of CPC naar behoren gemotiveerde redenen opgeeft. Deze redenen worden met het kooirapport ingediend.

Artikel 41

Weigering van de toestemming om te kooien

1.   De voor het vangstvaartuig, de tonnara of, indien van toepassing, de kwekerij verantwoordelijke lidstaat weigert toestemming te geven om te kooien indien hij na ontvangst van de in artikel 40, lid 2, bedoelde informatie van oordeel is dat:

a)

het vangstvaartuig dat of de tonnara die volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet over een toereikend quotum voor de gekooide blauwvintonijn beschikte;

b)

de hoeveelheid vis door het vangstvaartuig of de tonnara niet naar behoren is gemeld of niet in mindering is gebracht op het geldende quotum, of

c)

het vangstvaartuig dat of de tonnara die volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet gemachtigd is om op blauwvintonijn te vissen.

2.   Indien het kooien niet wordt toegestaan, verzoekt de voor het vangstvaartuig verantwoordelijke lidstaat of CPC de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat of CPC de vangsten in beslag te nemen en de vis weer vrij te laten door een vrijlatingsbevel uit te vaardigen.

3.   Na ontvangst van het vrijlatingsbevel gaat de exploitant van de kwekerij over tot de vrijlating overeenkomstig bijlage XI.

Artikel 42

Documentatie voor de vangst van blauwvintonijn

De voor kwekerijen verantwoordelijke lidstaten verbieden dat voor kweekdoeleinden blauwvintonijn wordt gekooid die niet vergezeld gaat van de door de Iccat voorgeschreven documentatie en overeenkomstig Verordening (EU) nr. 640/2010 van het Europees Parlement en de Raad (18). De documentatie is nauwkeurig en volledig en is bevestigd en gevalideerd door de autoriteiten van de lidstaat of CPC van de vangstvaartuigen of tonnara's.

Artikel 43

Inspecties

Voor kwekerijen verantwoordelijke lidstaten nemen de nodige maatregelen om elke kooiverrichting in de kwekerijen te inspecteren.

Artikel 44

Monitoring met behulp van een videocamera

1.   De voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat zorgt ervoor dat de kooiverrichtingen met een videocamera in het water worden gemonitord. Van elke kooiverrichting wordt een video-opname gemaakt overeenkomstig bijlage IX.

2.   De voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat zorgt ervoor dat de in lid 1 bedoelde video-opnamen ter beschikking van de inspecteurs en de regionale waarnemers van de Iccat worden gesteld.

3.   De voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat zorgt ervoor dat de in lid 1 bedoelde video-opnamen ter beschikking van de inspecteurs van de Unie en de nationale waarnemers worden gesteld.

4.   De voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat neemt de maatregelen die nodig zijn om vervanging, wijziging of manipulatie van de originele video-opname te voorkomen.

Artikel 45

Instelling en uitvoering van onderzoeken

1.   Wanneer het verschil in de raming van het aantal blauwvintonijnen door de regionale Iccat-waarnemer, de bevoegde controleautoriteiten van de lidstaat of de exploitant van de kwekerij meer dan 10 % bedraagt, stelt de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat in samenwerking met de voor het vangstvaartuig of de tonnara verantwoordelijke lidstaat een onderzoek in.

2.   Zolang de resultaten van dat onderzoek niet bekend zijn, is oogsten niet toegestaan en wordt de rubriek „kweek” van het BCD niet gevalideerd.

3.   De voor de kwekerij en voor het vangstvaartuig of de tonnara verantwoordelijke lidstaten die de onderzoeken verrichten, mogen ter afsluiting van het onderzoek gebruik maken van andere informatie waarover zij beschikken, met inbegrip van de resultaten van de in artikel 46 bedoelde programma's.

Artikel 46

Maatregelen en programma's ter raming van het aantal en het gewicht van de te kooien blauwvintonijn

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen en initiatieven als bedoeld in artikel 37.

2.   Een programma waarbij gebruik wordt gemaakt van stereoscopische camerasystemen of alternatieve technieken met dezelfde nauwkeurigheid, wordt op 100 % van de kooiverrichtingen toegepast om het aantal vissen en het gewicht ervan bij elke kooiverrichting nauwkeuriger te kunnen bepalen.

3.   Dat programma wordt uitgevoerd volgens de in afdeling B van bijlage X vastgestelde procedures.

4.   De resultaten van dat programma worden overeenkomstig in afdeling B van bijlage X. door de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat meegedeeld aan de voor het vaartuig of de tonnara verantwoordelijke lidstaat en aan de Commissie. De Commissie zendt deze door aan het Iccat-secretariaat met het oog op doorzending aan de regionale Iccat-waarnemer.

5.   Wanneer uit de resultaten van het programma blijkt dat de hoeveelheden gekooide blauwvintonijn verschillen van de hoeveelheden die als gevangen en overgeheveld zijn gerapporteerd, stelt de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat, in samenwerking met de voor het vangstvaartuig of de tonnara verantwoordelijke lidstaat, een onderzoek in. Wordt het onderzoek niet binnen 10 werkdagen na de mededeling van de resultaten als bedoeld in lid 4 van dit artikel afgesloten of blijkt uit de resultaten van het onderzoek dat het aantal of gemiddelde gewicht van de blauwvintonijn hoger is dan het als gevangen en overgeheveld gerapporteerde aantal of gewicht, dan geven de autoriteiten van de vlaggen-lidstaat of de vlaggen-CPC van het vangstvaartuig of de tonnara het bevel de boventallige hoeveelheden blauwvintonijn weer vrij te laten overeenkomstig de in bijlage XI vastgestelde procedures.

6.   Overeenkomstig de in bijlage X, afdeling B, punt 3, vastgestelde procedures en na de vrijlating, indien van toepassing, worden de uit het programma afgeleide hoeveelheden gebruikt om:

a)

de definitieve vangstcijfers te bepalen die op de nationale quota in mindering moeten worden gebracht;

b)

die cijfers in te vullen in de kooiverklaringen en de desbetreffende afdelingen van het BCD.

7.   Elke voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat brengt uiterlijk op 30 augustus van elk jaar verslag over de resultaten van deze proefprogramma's uit aan de Commissie, die deze verslagen indient bij het SCRS.

8.   De overheveling van levende blauwvintonijn van een kweekkooi naar een andere kweekkooi vindt niet plaats zonder de toestemming en de aanwezigheid van de controleautoriteiten van de lidstaat van de kwekerij.

9.   Is er tussen de hoeveelheden blauwvintonijn die als gevangen door het vaartuig/de tonnara zijn gerapporteerd, en de hoeveelheden die aan de hand van de controlecamera's zijn geconstateerd, een verschil van 10 % of meer als bedoeld in lid 5 van dit artikel en artikel 45, dan is er sprake van een mogelijk geval van niet-naleving door het betrokken vaartuig/de betrokken tonnara en neemt de lidstaten de nodige maatregelen om voor de passende follow-up te zorgen.

Artikel 47

Kooirapport

1.   Binnen een week na voltooiing van de kooiverrichting dient de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat een kooirapport met de in afdeling B van bijlage X vermelde elementen in bij de lidstaat of de CPC waarvan de vaartuigen of tonnara's de blauwvintonijn hebben gevangen, en bij de Commissie. Het rapport bevat ook de op grond van artikel 4 ter en bijlage I bis van Verordening (EG) nr. 1936/2001 in de kooiverklaring te verstrekken informatie. De Commissie zendt het rapport door aan het Iccat-secretariaat.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt een kooiverrichting geacht niet te zijn voltooid tot elk onderzoek dat is ingesteld en elke vrijlating die is bevolen, indien van toepassing, is afgerond.

Artikel 48

Uitvoeringshandelingen

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin nadere regels worden neergelegd voor kooiverrichtingen overeenkomstig de artikelen 40 tot en met 47 en de in die artikelen vermelde bijlagen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 59, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

AFDELING 6

Monitoring en bewaking

Artikel 49

Volgsysteem voor vaartuigen

1.   In afwijking van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is de verplichting inzake het VMS van toepassing op alle in het in artikel 20, lid 6, van onderhavige verordening bedoelde Iccat-register van vaartuigen opgenomen sleepvaartuigen, ongeacht hun lengte.

2.   Vissersvaartuigen met een lengte van meer dan 15 meter die zijn opgenomen in de lijst van vaartuigen als bedoeld in artikel 20, lid 1, onder a), of in de lijst van vaartuigen als bedoeld in artikel 20, lid 1, onder b), beginnen met de doorgifte van die VMS-gegevens aan de Iccat op zijn minst 15 dagen vóór de opening van het visseizoen en gaan daar na de sluiting van elk visseizoen nog op zijn minst 15 dagen mee door, tenzij vooraf een verzoek aan de Commissie wordt gericht om het vaartuig te schrappen uit het Iccat-register van vaartuigen.

3.   Voor controledoeleinden wordt de doorgifte van VMS-gegevens van vangstvaartuigen die gemachtigd zijn om actief op blauwvintonijn te vissen, niet onderbroken wanneer de vaartuigen in de haven zijn.

4.   De lidstaten zien erop toe dat hun visserijcontrolecentra de VMS-boodschappen van onder hun vlag varende vissersvaartuigen, in realtime en in „https data feed”-formaat doorzenden aan de Commissie en aan een door haar aangewezen instantie. De Commissie zendt die boodschappen elektronisch door aan het Iccat-secretariaat.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

de VMS-boodschappen van onder hun vlag varende vissersvaartuigen ten minste om de twee uur aan de Commissie worden doorgezonden;

b)

bij een technisch mankement van het VMS, alternatieve boodschappen van onder hun vlag varende vissersvaartuigen die werden ontvangen overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011, binnen 24 uur na ontvangst ervan door hun visserijcontrolecentra worden doorgezonden aan de Commissie;

c)

de aan de Commissie doorgezonden boodschappen een volgnummer (met een unieke identificatiecode) krijgen om overlappingen te voorkomen;

d)

de aan de Commissie doorgezonden boodschappen in overeenstemming zijn met artikel 24, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle aan hun inspectievaartuigen ter beschikking gestelde gegevens vertrouwelijk worden behandeld en enkel worden gebruikt voor inspectie op zee.

Artikel 50

Nationaal waarnemersprogramma

1.   Met betrekking tot vaartuigen die actief zijn in de blauwvintonijnvisserij zorgen de lidstaten ervoor dat nationale waarnemers aanwezig zijn voor ten minste de volgende percentages:

a)

op 20 % van zijn pelagische trawlers (met een lengte van meer dan 15 meter);

b)

op 20 % van zijn beugvisserijvaartuigen (met een lengte van meer dan 15 meter);

c)

op 20 % van zijn met de hengel vissende vaartuigen (met een lengte van meer dan 15 meter);

d)

op 100 % van de sleepvaartuigen;

e)

bij 100 % van de oogstverrichtingen van tonnara's.

2.   De lidstaten verstrekken een officieel identificatiedocument aan de nationale waarnemers.

3.   De taken van de nationale waarnemers bestaan er met name in:

a)

de naleving van de onderhavige verordening door de vissersvaartuigen en tonnara's te monitoren;

b)

de visserijactiviteit te registreren en te rapporteren aan de hand van de volgende gegevens:

i)

de gevangen hoeveelheid (inclusief bijvangst), met inbegrip van de toestand van de soorten, zoals aan boord gehouden of dood of levend teruggegooid;

ii)

vangstgebied (lengte- en breedtegraad);

iii)

omvang van de inspanning (bijvoorbeeld aantal trekken, aantal haken), zoals gedefinieerd in de Iccat-handleiding voor verschillende vistuigtypes;

iv)

datum van de vangst;

c)

vangsten te observeren en te ramen en de in het logboek vermelde gegevens te verifiëren;

d)

vaartuigen die potentieel vissen op een wijze die indruist tegen de Iccat-instandhoudingsmaatregelen, te observeren en te registreren.

4.   Daarnaast verrichten de nationale waarnemers wetenschappelijk werk, onder meer het verzamelen van gegevens in het kader van de door de Iccat gedefinieerde taak II, wanneer dat door de Iccat wordt voorgeschreven, op basis van de instructies van het SCRS.

5.   Voor de toepassing van de leden 1 tot en met 4 zorgt elke lidstaat tevens voor:

a)

een representatieve aanwezigheid, in tijd en ruimte, van nationale waarnemers op zijn vaartuigen en tonnara's, teneinde de Commissie te voorzien van adequate en nuttige gegevens en informatie over de vangst, de inspanning en andere wetenschappelijke en beheersaspecten, met inachtneming van de kenmerken van de betrokken vloot en visserij;

b)

degelijke protocollen voor gegevensverzameling;

c)

een degelijke opleiding en erkenning van nationale waarnemers alvorens zij worden ingezet;

d)

een zo gering mogelijke verstoring van de werkzaamheden van de vissersvaartuigen en tonnara's die in het verdragsgebied actief zijn.

6.   De gegevens en informatie die in het kader van het waarnemersprogramma van elke lidstaat worden verzameld, worden uiterlijk op 15 juli van elk jaar aan de Commissie verstrekt. De Commissie zendt deze gegevens en informatie waar passend door aan het SCRS en het Iccat-secretariaat.

Artikel 51

Regionaal Iccat-waarnemersprogramma

1.   Het regionaal Iccat-waarnemersprogramma als omschreven in de leden 2 tot en met 6 en nader gespecificeerd in bijlage VII, is van toepassing in de Unie.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat er een regionale Iccat-waarnemer aanwezig is:

a)

op alle ringzegenvaartuigen die gemachtigd zijn om op blauwvintonijn te vissen;

b)

bij alle overhevelingen van blauwvintonijn uit ringzegenvaartuigen;

c)

bij alle overhevelingen van blauwvintonijn uit tonnara's naar transportkooien;

d)

bij alle overhevelingen uit een kwekerij naar een andere kwekerij;

e)

bij alle kooiverrichtingen van blauwvintonijn in kwekerijen;

f)

bij alle verrichtingen voor het oogsten van blauwvintonijn in kwekerijen.

3.   Ringzegenvaartuigen waarop geen regionale Iccat-waarnemer aanwezig is, worden niet gemachtigd om in de blauwvintonijnvisserij te vissen of anderszins te opereren.

4.   De voor kwekerijen verantwoordelijke lidstaten zorgen ervoor dat bij alle kooiverrichtingen en bij elke oogst van vis op die kwekerijen telkens een regionale Iccat-waarnemer aanwezig is.

5.   De regionale Iccat-waarnemers hebben met name tot taak:

a)

de visserij- en kweekactiviteiten te observeren en te monitoren, zodat zij in overeenstemming zijn met de desbetreffende instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Iccat;

b)

de Iccat-overhevelingsaangiften als bedoeld in artikel 38, de in artikel 47 bedoelde kooirapporten en de BCD's te ondertekenen wanneer zij van oordeel zijn dat de erin opgenomen informatie strookt met hun waarnemingen;

c)

wetenschappelijk werk te verrichten, zoals het nemen van monsters, zoals door de Iccat wordt voorgeschreven, op basis van de instructies van het SCRS.

6.   De vlaggenlidstaat waarborgt dat kapiteins, bemanningsleden, personeel en eigenaren van kwekerijen, tonnara's en vaartuigen, regionale Iccat-waarnemers bij het uitoefenen van hun taken niet hinderen, intimideren, beïnvloeden, omkopen of proberen om te kopen.

AFDELING 7

Inspecties en kruiscontroles

Artikel 52

Iccat-regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie

1.   De in bijlage VIII opgenomen Iccat-regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie („de Iccat-regeling”) is van toepassing in de Unie.

2.   De lidstaten waarvan de vissersvaartuigen gemachtigd zijn om in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee op blauwvintonijn te vissen, wijzen inspecteurs aan en verrichten inspecties op zee in het kader van de Iccat-regeling.

3.   Wanneer in een bepaalde periode meer dan 15 onder de vlag van een lidstaat varende vissersvaartuigen bij de blauwvintonijnvisserij in het verdragsgebied zijn betrokken, zet die lidstaat een inspectievaartuig in voor het verrichten van inspectie en controle op zee in het verdragsgebied gedurende de gehele periode waarin die vaartuigen daar aanwezig zijn. Aan die verplichting wordt geacht te zijn voldaan indien de lidstaten meewerken aan het inzetten van een inspectievaartuig of indien een inspectievaartuig van de Unie wordt ingezet in het verdragsgebied.

4.   De Commissie of een door haar aangewezen instantie kan inspecteurs van de Unie voor de Iccat-regeling inzetten.

5.   De Commissie of een door haar aangewezen instantie zorgt voor de coördinatie van de bewakings- en inspectiewerkzaamheden voor de Unie. De Commissie kan, in overleg met de betrokken lidstaten, gezamenlijke inspectieprogramma's opstellen waarmee de Unie haar verplichtingen in het kader van de Iccat-regeling kan nakomen. De lidstaten waarvan de vissersvaartuigen bij de blauwvintonijnvisserij betrokken zijn, nemen de nodige maatregelen om de uitvoering van deze programma's te vergemakkelijken, met name met betrekking tot de vereiste personele en materiële middelen, alsmede de perioden en geografische gebieden waarin die moeten worden ingezet.

6.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 april van elk jaar in kennis van de namen van de inspecteurs en de inspectievaartuigen die zij in de loop van het jaar voor de Iccat-regeling willen inzetten. Op basis van die gegevens stelt de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, elk jaar een planning op voor de deelname van de Unie aan de regeling, die zij aan het Iccat-secretariaat en aan de lidstaten toezendt.

Artikel 53

Toezending van de inspectieplannen

1.   De lidstaten zenden uiterlijk op 31 januari van elk jaar hun inspectieplannen toe aan de Commissie. De inspectieplannen worden opgesteld in overeenstemming met:

a)

de doelstellingen, prioriteiten en procedures alsmede de ijkpunten voor inspectieactiviteiten zoals deze zijn opgenomen in het uit hoofde van artikel 95 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgestelde speciale controle- en inspectieprogramma voor blauwvintonijn uit het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee;

b)

het uit hoofde van artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgestelde nationale controleactieprogramma voor blauwvintonijn uit het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.

2.   De Commissie bundelt de nationale inspectieplannen en neemt ze op in het inspectieplan van de Unie. Het inspectieplan wordt door de Commissie ter goedkeuring door de Iccat doorgezonden aan het Iccat-secretariaat, samen met de in artikel 6, lid 1, bedoelde plannen.

Artikel 54

Inspecties in geval van inbreuken

1.   De vlaggenlidstaat neemt de in lid 2 van dit artikel bepaalde maatregelen wanneer een onder zijn vlag varend vaartuig:

a)

zijn in de artikelen 25 en 26 bedoelde rapportageverplichting niet is nagekomen, of

b)

een inbreuk heeft begaan op de bepalingen van de onderhavige verordening, de artikelen 89 tot en met 93 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 of hoofdstuk IX van Verordening (EG) nr. 1005/2008.

2.   De vlaggenlidstaat ziet erop toe dat onder zijn gezag een fysieke inspectie in zijn havens wordt verricht of, wanneer het vaartuig zich niet in een van zijn havens bevindt, door een andere door de vlaggenstaat aangewezen persoon wordt verricht.

Artikel 55

Kruiscontrole

1.   Mede aan de hand van inspectieverslagen, waarnemingsverslagen en VMS-gegevens controleert elke lidstaat de indiening van logboeken en relevante gegevens die zijn opgenomen in de logboeken van zijn vissersvaartuigen, de overhevelings- of overladingsdocumenten en de BCD's, overeenkomstig artikel 109 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

2.   Telkens wanneer wordt aangeland, overgeladen of gekooid, verricht elke lidstaat kruiscontroles tussen de per soort in het logboek van het vissersvaartuig geregistreerde hoeveelheden of de per soort in de overhevelings- of overladingsaangifte geregistreerde hoeveelheden en de hoeveelheden die zijn geregistreerd in de aanlandingsaangifte of de kooiverklaring, en elk ander relevant document zoals facturen en/of verkoopdocumenten, in overeenstemming met artikel 109 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

AFDELING 8

Op de markt brengen

Artikel 56

Marktmaatregelen

1.   Onverminderd de Verordeningen (EG) nr. 1224/2009 en (EG) nr. 1005/2008 en Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (19), zijn het verhandelen, aanlanden, invoeren, uitvoeren, kooien voor mest- of kweekdoeleinden, wederuitvoeren en overladen van blauwvintonijn uit het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee zonder accurate, volledige en gevalideerde documentatie zoals vastgesteld bij deze verordening, Verordening (EU) nr. 640/2010 en artikel 4 ter van Verordening (EG) nr. 1936/2001, in de Unie verboden.

2.   Het verhandelen, invoeren, aanlanden, kooien voor mest- of kweekdoeleinden, verwerken, uitvoeren, wederuitvoeren en overladen van blauwvintonijn uit het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee zijn in de Unie verboden indien:

a)

de blauwvintonijn is gevangen door vissersvaartuigen of tonnara's waarvan de vlaggenstaat niet beschikt over een quotum, vangstbeperking of toegewezen visserijinspanning voor blauwvintonijn uit het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan of de Middellandse Zee, in het kader van de voorwaarden van de beheers- en instandhoudingsmaatregelen van de Iccat, of

b)

de blauwvintonijn is gevangen door een vissersvaartuig of een tonnara waarvan het individuele quotum op het tijdstip van de vangst was opgebruikt of waarvan de staat op het tijdstip van de vangst niet meer over vangstmogelijkheden beschikte.

3.   Onverminderd de Verordeningen (EG) nr. 1224/2009, (EG) nr. 1005/2008 en (EU) nr. 1379/2013, zijn het verhandelen, het invoeren, het aanlanden, het verwerken en het uitvoeren door mestbedrijven of kwekerijen van blauwvintonijn uit het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee die niet voldoen aan de in lid 1 van dit artikel van de onderhavige verordening bedoelde verordeningen, in de Unie verboden.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 57

Evaluatie

De lidstaten dienen uiterlijk op 15 september van elk jaar een gedetailleerd verslag over de uitvoering van deze verordening in bij de Commissie. Op basis van de van de lidstaten ontvangen informatie dient de Commissie uiterlijk op 15 oktober van elk jaar een gedetailleerd verslag over de uitvoering van Iccat-aanbeveling 14-04 in bij het Iccat-secretariaat.

Artikel 58

Financiering

Voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (20) is het meerjarige herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee een meerjarig plan in de zin van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 59

Toepassing

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingestelde Comité voor visserij en aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 60

Intrekking

1.   Verordening (EG) nr. 302/2009 wordt ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XIII.

Artikel 61

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 14 september 2016.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

I. KORČOK


(1)  PB C 383 van 17.11.2015, blz. 100.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 juni 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 juli 2016.

(3)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(4)  Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen („het Iccat-Verdrag”) (PB L 162 van 18.6.1986, blz. 34).

(5)  Verordening (EG) nr. 1559/2007 van de Raad van 17 december 2007 tot vaststelling van een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 520/2007 (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 8).

(6)  Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad van 6 april 2009 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee tot wijziging van Verordening (EG) nr. 43/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1559/2007 (PB L 96 van 15.4.2009, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 500/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee (PB L 157 van 16.6.2012, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) nr. 544/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee (PB L 163 van 29.5.2014, blz. 7).

(9)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/98 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de uitvoering van de internationale verplichtingen van de Unie, als bedoeld in artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, in het kader van het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen en van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 16 van 23.1.2015, blz. 23).

(10)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(11)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1)

(12)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).

(13)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

(14)  Uitvoeringsbesluit 2014/156/EU van de Commissie van 19 maart 2014 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de bevissing van blauwvintonijnbestanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee en zwaardvisbestanden in de Middellandse Zee en voor de bevissing van sardine- en ansjovisbestanden in het noordelijke deel van de Adriatische Zee (PB L 85 van 21.3.2014, blz. 15).

(15)  Verslag van de intersessionele bijeenkomst van het nalevingscomité (Madrid, Spanje, 24 tot en met 26 februari 2010), punt 5 en aanhangsel 3 bij bijlage 4.2.

(16)  Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25).

(17)  Verordening (EG) nr. 1936/2001 van de Raad van 27 september 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 263 van 3.10.2001, blz. 1).

(18)  Verordening (EU) nr. 640/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 tot vaststelling van een vangstdocumentatieprogramma voor blauwvintonijn Thunnus thynnus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1984/2003 van de Raad (PB L 194 van 24.7.2010, blz. 1).

(19)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).

(20)  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).


BIJLAGE I

Specifieke voorwaarden voor de in artikel 14, lid 2, bedoelde visserijen

1.

In aanvulling op de bepalingen van artikel 9, lid 3, wordt het maximumaantal met de hengel en de sleeplijn vissende vaartuigen die gemachtigd zijn om, onder de specifieke voorwaarden die van toepassing zijn op de in artikel 14, lid 2, onder a), vermelde afwijking, in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan op blauwvintonijn te vissen, vastgesteld op het aantal vangstvaartuigen van de Unie die in 2006 aan de gerichte visserij op blauwvintonijn hebben deelgenomen.

2.

In aanvulling op de bepalingen van artikel 9, lid 3, wordt het maximumaantal vangstvaartuigen die gemachtigd zijn om, onder de specifieke voorwaarden die van toepassing zijn op de in artikel 14, lid 2, onder b), bedoelde afwijking, in de Adriatische Zee voor kweekdoeleinden op blauwvintonijn te vissen, vastgesteld op het aantal vangstvaartuigen van de Unie die in 2008 aan de gerichte visserij op blauwvintonijn hebben deelgenomen. Te dien einde wordt rekening gehouden met het aantal Kroatische vangstvaartuigen die in 2008 aan de gerichte visserij op blauwvintonijn hebben deelgenomen.

3.

In aanvulling op de bepalingen van artikel 9, lid 3, wordt het maximumaantal met de hengel, de beug en de handlijn vissende vaartuigen die gemachtigd zijn om, onder de specifieke voorwaarden die van toepassing zijn op de in artikel 14, lid 2, onder c), bedoelde afwijking, in de Middellandse Zee op blauwvintonijn te vissen, vastgesteld op het aantal vangstvaartuigen van de Unie dat in 2008 aan de gerichte visserij op blauwvintonijn hebben deelgenomen.

4.

Het maximumaantal vangstvaartuigen dat volgens de punten 1, 2 en 3 van deze bijlage is vastgesteld, wordt overeenkomstig het VWEU en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 aan de lidstaten toegewezen.

5.

Niet meer dan 7 % van het quotum van de Unie voor blauwvintonijn met een gewicht tussen 8 en 30 kg of een lengte tussen 75 en 115 cm wordt aan de in artikel 14, lid 2, onder a), en in punt 1 van deze bijlage bedoelde gemachtigde vangstvaartuigen toegewezen. Dit quotum wordt overeenkomstig het VWEU en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 aan de lidstaten toegewezen.

6.

In afwijking van artikel 14, lid 2, onder a), mag binnen het in punt 5 van deze bijlage vermelde quotum van 7 % tot 100 ton worden toegewezen voor de vangst van blauwvintonijn met een gewicht van 6,4 kg of een lengte van 70 cm door met de hengel vissende vaartuigen van minder dan 17 meter.

7.

De maximale toewijzing van het quotum van de Unie aan de lidstaten om te vissen onder de specifieke voorwaarden die van toepassing zijn op de in artikel 14, lid 2, onder b), en punt 2 van deze bijlage bedoelde afwijking wordt overeenkomstig het VWEU en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgesteld.

8.

Niet meer dan 2 % van het quotum van de Unie voor blauwvintonijn met een gewicht tussen 8 en 30 kg of een lengte tussen 75 en 115 cm wordt aan de in artikel 14, lid 2, onder c), en in punt 3 van deze bijlage bedoelde gemachtigde vangstvaartuigen toegewezen. Dit quotum wordt overeenkomstig het VWEU en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 aan de lidstaten toegewezen.

9.

Elke lidstaat waarvan de met de hengel, de beug, de handlijn of de sleeplijn vissende vaartuigen overeenkomstig artikel 14, lid 2, en deze bijlage gemachtigd zijn om op blauwvintonijn te vissen, stelt de volgende voorschriften inzake het staartmerk vast:

a)

op elke blauwvintonijn wordt onmiddellijk na het lossen een staartmerk aangebracht;

b)

elk staartmerk heeft een uniek identificatienummer en wordt opgenomen in statistische documenten betreffende blauwvintonijn en aangebracht op de buitenkant van elke verpakking die tonijn bevat.


BIJLAGE II

LOGBOEKVOORSCHRIFTEN

A.   VANGSTVAARTUIGEN

Minimumspecificaties voor visserijlogboeken:

1.

De bladzijden van het logboek zijn genummerd.

2.

Het logboek wordt elke dag ingevuld (middernacht) en in elk geval vóór aankomst in de haven.

3.

In geval van inspecties op zee wordt het logboek aangevuld.

4.

Eén kopie van de bladzijden blijft aan het logboek gehecht.

5.

Logboeken worden aan boord bewaard en bestrijken een jaar.

Minimumstandaardinformatie in visserijlogboeken:

1.

Naam en adres van de kapitein.

2.

Data en havens van vertrek, data en havens van aankomst.

3.

Naam van het vaartuig, registratienummer, Iccat-nummer, internationale radioroepnaam en IMO-nummer (indien beschikbaar).

4.

Vistuig:

a)

soort naar FAO-code;

b)

afmetingen (bv. lengte, maaswijdte, aantal haken).

5.

Activiteiten op zee met (ten minste) één lijn per dag van de visreis:

a)

activiteit (bv. vissen, stomen);

b)

positie: exacte dagelijkse posities (in graden en minuten), voor elke visserijactiviteit of op het middaguur op dagen waarop niet is gevist;

c)

vangstgegevens, waaronder:

1.

FAO-code;

2.

levend gewicht (RWT) in kg per dag;

3.

aantal stuks per dag.

Voor ringzegenvaartuigen wordt dit per visserijactiviteit geregistreerd, ook in geval van nulvangsten.

6.

Handtekening van de kapitein.

7.

Manier van wegen: schatten, wegen aan boord.

8.

In het logboek wordt de hoeveelheid in equivalent levend gewicht genoteerd en worden de in de evaluatie gebruikte omrekeningsfactoren vermeld.

Minimuminformatie in visserijlogboeken in geval van aanlanding of overlading:

1.

Data en haven van aanlanding/overlading.

2.

Producten:

a)

soorten en aanbiedingsvorm naar FAO-code;

b)

aantal vissen of dozen en hoeveelheid in kg.

3.

Handtekening van de kapitein of de gemachtigde.

4.

In geval van overlading: naam, vlag en Iccat-nummer van het ontvangende vaartuig.

Minimuminformatie in visserijlogboeken in geval van overheveling naar kooien:

1.

Datum, tijd en positie (breedtegraad/lengtegraad) van de overheveling.

2.

Producten:

a)

identificatie van de soorten naar FAO-code;

b)

aantal en hoeveelheid in kg van de naar kooien overgehevelde vissen.

3.

Naam, vlag en Iccat-nummer van het sleepvaartuig.

4.

Naam en Iccat-nummer van de kwekerij van bestemming.

5.

In het geval van een gezamenlijke visactie noteren de kapiteins, in aanvulling op de in de punten 1 tot en met 4 vermelde informatie, het volgende in het logboek:

a)

met betrekking tot het vangstvaartuig dat de vis naar kooien overhevelt:

de hoeveelheid aan boord genomen vangsten,

de hoeveelheid van de op het individuele quotum in mindering gebrachte vangsten,

de namen van de andere bij de gezamenlijke visactie (GVA) betrokken vaartuigen;

b)

met betrekking tot de andere vangstvaartuigen in dezelfde gezamenlijke visactie die niet bij de overheveling van de vis betrokken zijn:

de namen, internationale radioroepnamen en Iccat-nummers van die vaartuigen,

de vermelding dat geen vangsten aan boord zijn genomen of naar kooien zijn overgeheveld,

de hoeveelheid van de op hun individuele quota in mindering gebrachte vangsten,

de naam en het Iccat-nummer van het onder a) bedoelde vangstvaartuig.

B.   SLEEPVAARTUIGEN

1.

De kapitein van een sleepvaartuig noteert in het dagelijkse logboek het volgende: de datum, tijd en positie van de overheveling, de overgehevelde hoeveelheden (aantal vissen en hoeveelheid in kg), het nummer van de kooi, evenals de naam, de vlag en het Iccat-nummer van het vangstvaartuig, de naam en het Iccat-nummer van het andere betrokken vaartuig of de andere betrokken vaartuigen, de naam en het Iccat-nummer van de kwekerij van bestemming, en het nummer van de Iccat-overhevelingsaangifte.

2.

Verdere overhevelingen naar hulpvaartuigen of andere sleepvaartuigen worden gemeld, met dezelfde informatie als in punt 1, evenals de naam, de vlag en het Iccat-nummer van de hulpvaartuigen of andere sleepvaartuigen en het nummer van de Iccat-overhevelingsaangifte.

3.

Het dagelijkse logboek bevat de gegevens van alle gedurende het visseizoen uitgevoerde overhevelingen. Het dagelijkse logboek wordt aan boord gehouden en is te allen tijde beschikbaar voor controledoeleinden.

C.   HULPVAARTUIGEN

1.

De kapitein van een hulpvaartuig noteert de activiteiten dagelijks in het logboek, inclusief de datum, tijd en posities, de hoeveelheden aan boord genomen blauwvintonijn, en de naam van het vissersvaartuig, de kwekerij of de tonnara waarmee hij werkt.

2.

Het dagelijkse logboek bevat de gegevens van alle gedurende het visseizoen uitgevoerde activiteiten. Het dagelijkse logboek wordt aan boord gehouden en is te allen tijde beschikbaar voor controledoeleinden.

D.   VERWERKINGSVAARTUIGEN

1.

De kapitein van een verwerkingsvaartuig noteert in het dagelijkse logboek het volgende: de datum, tijd en positie van de activiteiten, de overgeladen hoeveelheden en het aantal en gewicht van de blauwvintonijn die het vaartuig heeft ontvangen van kwekerijen, tonnara's of vangstvaartuigen, indien van toepassing. De kapitein noteert tevens de namen en Iccat-nummers van die kwekerijen, tonnara's of vangstvaartuigen.

2.

De kapitein van een verwerkingsvaartuig houdt een dagelijks logboek over de visverwerking bij, waarin het levend gewicht en het aantal vissen dat is overgeheveld of overgeladen, de gebruikte omrekeningsfactor, en de gewichten en hoeveelheden per aanbiedingsvorm van de producten worden gespecificeerd.

3.

De kapitein van een verwerkingsvaartuig houdt een opslagschema bij met de locatie en de hoeveelheden van elke soort en de aanbiedingsvorm.

4.

Het dagelijkse logboek bevat de gegevens van alle gedurende het visseizoen uitgevoerde overladingen. Het dagelijkse logboek, het logboek over de visverwerking, het opslagschema en de originelen van de Iccat-overladingsaangiften worden aan boord gehouden en zijn te allen tijde beschikbaar voor controledoeleinden.


BIJLAGE III

Iccat-overladingsaangifte

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

BIJLAGE IV

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

BIJLAGE V

Vangstaangifteformulier

Vlag

Iccat-nummer

Naam vaartuig

Startdatum aangifte

Einddatum aangifte

Duur aangifteperiode (dagen)

Datum van de vangst

Plaats van de vangst

Vangst

Toegewezen gewicht bij een gezamenlijke visactie (kg)

Breedtegraad

Lengtegraad

Gewicht (kg)

Aantal stuks

Gemiddeld gewicht (kg)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


BIJLAGE VI

Gezamenlijke visactie

Vlaggenstaat

Naam vaartuig

Iccat-nummer

Duur van de actie

Identiteit van de exploitanten

Individueel quotum van het vaartuig

Sleutel voor verdeling per vaartuig

Kweek- en mestbedrijf van bestemming

CPC

Iccat-nummer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Datum …

Validering door de vlaggenstaat:


BIJLAGE VII

Regionaal Iccat-waarnemersprogramma

AANWIJZING VAN REGIONALE ICCAT-WAARNEMERS

1.

Voor de uitvoering van zijn taken beschikt elke regionale Iccat-waarnemer over de volgende kwalificaties:

a)

voldoende ervaring met het identificeren van vissoorten en vistuig;

b)

voldoende kennis van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Iccat, die is gevalideerd aan de hand van een door de lidstaten beschikbaar gesteld certificaat en is gebaseerd op de opleidingsrichtsnoeren van de Iccat;

c)

de capaciteit tot accurate waarneming en registratie;

d)

voldoende kennis van de taal van de vlaggenstaat van het geobserveerde vaartuig of de geobserveerde kwekerij.

VERPLICHTINGEN VAN DE REGIONALE ICCAT-WAARNEMERS

2.

De regionale Iccat-waarnemers:

a)

hebben de technische opleiding gevolgd die volgens de door de Iccat opgestelde richtsnoeren is vereist;

b)

zijn onderdaan van een van de lidstaten en, voor zover mogelijk, niet van de lidstaat van de kwekerij of de tonnara of van de vlaggenstaat van het ringzegenvaartuig. Indien blauwvintonijn uit de kooi wordt geoogst en als vers product wordt verhandeld, mag de regionale Iccat-waarnemer die de oogst observeert echter een onderdaan zijn van de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat;

c)

zijn in staat de in punt 3 van deze bijlage vermelde taken uit te voeren;

d)

zijn opgenomen in de door de Iccat bijgehouden lijst van regionale Iccat-waarnemers;

e)

hebben geen lopende financiële belangen in, noch voordeel bij de blauwvintonijnvisserij.

TAKEN REGIONALE ICCAT-WAARNEMERS

3.

De taken van de regionale Iccat-waarnemers behelzen met name het volgende:

a)

op ringzegenvaartuigen zien de waarnemers toe op de naleving van de betrokken, door de Iccat vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen. Meer in het bijzonder doet de regionale waarnemer het volgende:

1.

indien de regionale Iccat-waarnemer zaken constateert die erop kunnen wijzen dat de Iccat-aanbevelingen niet wordt nageleefd, die informatie onverwijld indienen bij de uitvoerende onderneming van de regionale Iccat-waarnemer, die deze informatie onverwijld doorzendt aan de autoriteiten van de vlaggenstaat van het vangstvaartuig;

2.

de visserijactiviteiten registreren en rapporteren;

3).

vangsten te observeren en te ramen en de in het logboek vermelde gegevens te verifiëren;

4.

een dagelijks rapport van de overhevelingsverrichtingen van de ringzegenvaartuigen opstellen;

5.

vaartuigen die mogelijk vissen op een wijze die indruist tegen de Iccat-instandhoudings- en beheersmaatregelen, observeren en registreren;

6.

de uitgevoerde overhevelingsverrichtingen registreren en rapporteren;

7.

de positie verifiëren van vaartuigen die overhevelingsverrichtingen uitvoeren;

8.

de overgehevelde producten waarnemen en ramen, onder meer aan de hand van video-opnamen;

9.

de naam en het Iccat-nummer van het betrokken vissersvaartuig waarnemen en registreren;

10.

op verzoek van de Commissie wetenschappelijk werk verrichten, zoals het verzamelen van taak II-gegevens, op basis van richtsnoeren van het SCRS;

b)

wat kwekerijen en tonnara's betreft, zien de regionale Iccat-waarnemers toe op de naleving van de desbetreffende, door de Iccat vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen. Meer in het bijzonder doen de regionale Iccat-waarnemers het volgende:

1.

de gegevens in de overhevelingsaangifte, de kooiverklaring en het vangstdocument voor blauwvintonijn (Bluefin tuna Catch Document — BCD) verifiëren, onder meer aan de hand van video-opnamen;

2.

de gegevens in de overhevelingsaangifte, de kooiverklaring en de BCD's certificeren;

3.

een dagelijks rapport van de overhevelingsverrichtingen van de kwekerijen en tonnara's opstellen;

4.

de overhevelingsaangifte, de kooiverklaring en de BCD's alleen medeondertekenen als hij van oordeel is dat de daarin vermelde gegevens overeenstemmen met zijn waarnemingen, inclusief een video-opname die voldoet aan de voorschriften bedoeld in artikel 35, lid 1, en artikel 44, lid 1;

5.

op verzoek van de Commissie wetenschappelijk werk verrichten, zoals het nemen van monsters op basis van richtsnoeren van het SCRS;

6.

de aanwezigheid van alle soorten merken, met inbegrip van natuurlijke merken, registreren en verifiëren, en elke aanwijzing van recente merkverwijderingen melden;

c)

algemene rapporten opstellen aan de hand van de overeenkomstig dit punt verzamelde gegevens en de kapitein/exploitant van de kwekerij de gelegenheid geven daarin relevante informatie op te nemen;

d)

het onder punt c) bedoelde algemene rapport binnen 20 dagen na de waarnemingsperiode indienen bij het secretariaat;

e)

eventuele, andere, door de Iccat gedefinieerde taken uitvoeren.

4.

Alle informatie over de visserijactiviteiten en de overhevelingsverrichtingen van de ringzegenvaartuigen en van de kwekerijen wordt door de regionale Iccat-waarnemers vertrouwelijk behandeld overeenkomstig de verbintenis die zij daartoe bij hun aanstelling als regionaal Iccat-waarnemer schriftelijk zijn aangegaan.

5.

De regionale Iccat-waarnemers voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van de vlaggenstaat of de staat van de kwekerij met jurisdictie over het/de aan hen voor waarneming toegewezen vaartuig/kwekerij.

6.

De regionale Iccat-waarnemers eerbiedigen de hiërarchische verhoudingen en algemene gedragsregels die gelden voor alle bemanningsleden van het vaartuig en personeelsleden van de kwekerij, tenzij die regels de uitoefening van de taken van de regionale Iccat-waarnemers in het kader van dit programma in de weg staan en tenzij ze in strijd zijn met de in punt 7 van deze bijlage en artikel 51, lid 6, bepaalde verplichtingen van de bemanningsleden van het vaartuig en de personeelsleden van de kwekerij.

VERPLICHTINGEN VAN DE VLAGGENLIDSTATEN TEN AANZIEN VAN REGIONALE ICCAT-WAARNEMERS

7.

Lidstaten die verantwoordelijk zijn voor een ringzegenvaartuig, kwekerij of tonnara, zorgen ervoor dat regionale Iccat-waarnemers:

a)

toegang wordt verleend tot het personeel van het vaartuig, de kwekerij en de tonnara, en tot het vistuig, de kooien en de apparatuur;

b)

indien zij daarom verzoeken, ook toegang wordt verleend tot de volgende apparatuur, als die aanwezig is op het vaartuig waarvoor zij zijn aangewezen, om de uitvoering van hun taken als bepaald in punt 3 van deze bijlage te vergemakkelijken:

1.

satellietnavigatieapparatuur;

2.

radarschermen, als die worden gebruikt;

3.

elektronische-communicatieapparatuur;

c)

logies, maaltijden en adequate sanitaire voorzieningen van dezelfde kwaliteit als de officieren krijgen;

d)

voldoende ruimte op de brug of in het stuurhuis krijgen om hun administratieve werkzaamheden uit te voeren, evenals voldoende ruimte op het dek krijgen voor het uitoefenen van hun waarnemerstaken.

KOSTEN DIE VOORTVLOEIEN UIT HET REGIONAAL ICCAT-WAARNEMERSPROGRAMMA

8.

Alle kosten die voortvloeien uit de activiteiten van regionale Iccat-waarnemers zijn voor rekening van de exploitant van de kwekerij of de eigenaar van het ringzegenvaartuig.


BIJLAGE VIII

Iccat-regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie

Tijdens haar vierde gewone zitting (Madrid, november 1975) en haar jaarvergadering van 2008 in Marrakesh is de Iccat het volgende overeengekomen.

Overeenkomstig lid 3 van artikel IX van het Iccat-verdrag beveelt de Iccat aan de volgende regelingen vast te stellen inzake internationale controle buiten de wateren onder nationale jurisdictie met het oog op de toepassing van het verdrag en de maatregelen in het kader daarvan:

I.   ERNSTIGE INBREUKEN

1.

Voor de toepassing van deze procedures gelden de volgende inbreuken op de door de Iccat aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen als ernstige inbreuken:

a)

het vissen zonder vergunning of machtiging van de vlaggen-CPC;

b)

het niet overeenkomstig de rapportagevoorschriften van de Iccat bijhouden van vangstaangiften en vangstgerelateerde gegevens of het apert verkeerd rapporteren van dergelijke vangst- en/of vangstgerelateerde gegevens;

c)

het vissen in een gesloten gebied;

d)

het vissen tijdens een gesloten seizoen;

e)

het opzettelijk vangen of aan boord houden van soorten in strijd met door de Iccat aangenomen geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen;

f)

het significant overschrijden van op grond van de Iccat-regels geldende vangstbeperkingen of quota;

g)

het gebruiken van verboden vistuig;

h)

het vervalsen of verbergen van de kentekens, de identiteit of het inschrijvingsnummer van een vissersvaartuig;

i)

het achterhouden, vervalsen of laten verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is voor het onderzoek naar een inbreuk;

j)

het begaan van meerdere inbreuken die, samen, een ernstige schending van de geldende Iccat-maatregelen vormen;

k)

het belagen, weerstaan, intimideren, seksueel intimideren, beïnvloeden, hinderen of belemmeren van een erkende inspecteur of waarnemer;

l)

het knoeien met of onklaar maken van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS-systeem);

m)

andere eventueel door de Iccat omschreven inbreuken zodra deze zijn opgenomen in een herziene versie van deze procedures en deze verspreid is;

n)

het vissen met behulp van verkenningsvliegtuigen;

o)

het verstoren van de werking van het VMS en/of het exploiteren van een vaartuig zonder VMS;

p)

het overhevelen van vis zonder overhevelingsaangifte;

q)

overlading op zee.

2.

Indien de erkende inspecteur bij een inspectie aan boord van een vissersvaartuig een activiteit of toestand opmerkt die een in punt 1 gedefinieerde ernstige inbreuk kan vormen, stellen de autoriteiten van de vlaggenstaat van de inspectievaartuigen de vlaggenstaat van het vissersvaartuig daarvan onverwijld in kennis, zowel rechtstreeks als via het Iccat- secretariaat. In dergelijke situaties stelt de inspecteur tevens elk inspectievaartuig van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig waarvan bekend is dat het zich in de buurt bevindt, daarvan in kennis.

3.

De Iccat-inspecteur registreert de verrichte inspecties en alle eventueel geconstateerde inbreuken in het logboek van het vissersvaartuig.

4.

De vlaggenlidstaat zorgt ervoor dat naar aanleiding van een in punt 2 bedoelde inspectie het betrokken vissersvaartuig elke visserijactiviteit stopzet. De vlaggenlidstaat verzoekt het vissersvaartuig zich binnen 72 uur naar een door hem aangewezen haven te begeven, waar een onderzoek wordt ingesteld.

5.

Indien het vaartuig niet wordt verzocht zich naar een haven te begeven, motiveert de vlaggenlidstaat dat tijdig tegenover de Europese Commissie, die de informatie doorzendt aan het Iccat-secretariaat, dat deze motivering op verzoek ter beschikking stelt van de overige verdragsluitende partijen.

II.   UITVOERING VAN INSPECTIES

6.

De inspecties worden uitgevoerd door inspecteurs die door de verdragsluitende partijen zijn aangewezen. De namen van de daartoe bevoegde overheidsinstanties en elke daartoe door hun respectieve overheden aangewezen inspecteurs worden aan de Iccat gemeld.

7.

Vaartuigen die overeenkomstig deze bijlage internationale inspecties aan boord uitvoeren, voeren een speciale vlag of wimpel die door de Iccat is goedgekeurd en door het Iccat- secretariaat is verstrekt. De namen van de vaartuigen die hiervoor worden gebruikt, worden vóór aanvang van de inspectieactiviteiten zo spoedig als praktisch haalbaar aan het Iccat- secretariaat gemeld. Het Iccat-secretariaat stelt informatie betreffende de aangewezen inspectievaartuigen beschikbaar aan alle CPC's, onder meer door deze informatie op zijn met een wachtwoord beveiligde website te publiceren.

8.

Elke inspecteur is in het bezit van een passend, door de autoriteiten van de vlaggenstaat verstrekt identiteitsbewijs volgens het model in punt 21 van deze bijlage.

9.

Onverminderd de in punt 16 bedoelde overeengekomen regelingen houdt een vaartuig dat de vlag voert van een verdragsluitende partij en dat in het verdragsgebied buiten de onder nationale jurisdictie vallende wateren op tonijn of tonijnachtigen vist, halt wanneer het desbetreffende sein uit het internationale seinboek is gegeven door een vaartuig dat onder de in punt 7 beschreven Iccat-wimpel vaart en dat een inspecteur aan boord heeft, tenzij het vaartuig op dat ogenblik visserijactiviteiten uitoefent, in welk geval het halt houdt zodra deze activiteiten zijn beëindigd. De kapitein van het vaartuig staat het inspectieteam, zoals gespecificeerd in punt 10, toe aan boord van het vaartuig te komen, en zorgt voor een loodsladder. De kapitein stemt in met alle controles van apparatuur, vangst, vistuig en relevante documenten die de inspecteur noodzakelijk acht om de naleving te verifiëren van de geldende aanbevelingen van de Iccat ten aanzien van de vlaggenstaat van het vaartuig dat wordt geïnspecteerd. Voorts mogen inspecteurs alle uitleg vragen die zij nodig achten.

10.

De grootte van het inspectieteam wordt, rekening houdend met de relevante omstandigheden, bepaald door de commandant van het inspectievaartuig. Het inspectieteam moet zo klein mogelijk zijn om de in deze bijlage bepaalde taken veilig te kunnen uitvoeren.

11.

Bij het aan boord komen leggen de inspecteurs het in punt 8 beschreven identiteitsbewijs over. De inspecteurs houden zich aan de algemeen geaccepteerde internationale regelgeving, procedures en praktijken met betrekking tot de veiligheid van het geïnspecteerde vaartuig en zijn bemanning, verstoren de visserijactiviteiten of het stuwen van producten zo min mogelijk en vermijden, voor zover praktisch mogelijk, handelingen die een negatief effect kunnen hebben op de kwaliteit van de vangst aan boord.

Bij dit onderzoek gaat elke inspecteur uitsluitend na of de geldende aanbevelingen van de Iccat ten aanzien van de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig worden nageleefd. Hierbij kan de inspecteur de kapitein van het vissersvaartuig verzoeken om alle nodige medewerking. De inspecteur stelt een inspectieverslag op in een door de Iccat goedgekeurde vorm. De inspecteur ondertekent het verslag in aanwezigheid van de kapitein van het vaartuig, die het recht heeft om opmerkingen die hij nuttig acht toe te voegen of te laten toevoegen, en ondertekent deze opmerkingen.

12.

Een kopie van het verslag wordt verstrekt aan de kapitein van het vaartuig en aan de overheid van het inspectieteam, die op haar beurt een kopie bezorgt aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig en aan de Iccat. Indien een schending van de aanbevelingen van de Iccat wordt geconstateerd, stelt de inspecteur zo mogelijk ook elk inspectievaartuig van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig waarvan bekend is dat het zich in de buurt bevindt, daarvan in kennis.

13.

Verzet tegen een inspecteur of niet-uitvoering van zijn instructies wordt door de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig op gelijke wijze behandeld als dergelijk gedrag ten opzichte van een nationale inspecteur.

14.

De inspecteur voert de in het kader van deze regelingen aan hem toevertrouwde taken uit overeenkomstig de regels in deze verordening, doch blijft onder het operationele toezicht van zijn nationale autoriteiten staan en is aan hen verantwoording verschuldigd.

15.

De verdragsluitende partijen geven aan inspectieverslagen, waarnemingsinformatiebladen overeenkomstig Aanbeveling 94-09 en verklaringen op grond van documentinspecties door inspecteurs van andere verdragsluitende partijen in het kader van deze regelingen, dezelfde waarde en hetzelfde gevolg als zij overeenkomstig hun nationale wetgeving doen ten aanzien van de door hun eigen inspecteurs opgemaakte verslagen. De bepalingen van dit punt verplichten de verdragsluitende partijen er niet toe aan een verslag dat is opgesteld door een inspecteur van een andere verdragsluitende partij, grotere bewijskracht toe te kennen dan het in het eigen land van de inspecteur zou hebben. De verdragsluitende partijen werken samen teneinde gerechtelijke of andere procedures die voortvloeien uit een in het kader van deze regelingen door een inspecteur ingediend rapport, te vergemakkelijken.

16.

a)

De verdragsluitende partijen stellen de Iccat uiterlijk op 15 februari van elk jaar in kennis van hun voorlopige plannen voor de uitvoering van inspectieactiviteiten uit hoofde van deze verordening in dat kalenderjaar. De Iccat kan aan de verdragsluitende partijen suggesties doen voor de coördinatie van nationale activiteiten op dit gebied, ook ten aanzien van het aantal inspecteurs en het aantal vaartuigen met inspecteurs aan boord.

b)

De in deze verordening vastgestelde regelingen en de plannen voor deelname daaraan zijn van toepassing tussen de verdragsluitende partijen, tenzij deze onderling anderszins zijn overeengekomen, in welk geval de Iccat hiervan in kennis wordt gesteld. De uitvoering van de regeling tussen twee verdragsluitende partijen wordt echter geschorst indien één van hen de Iccat hiervan, in afwachting van de sluiting van een dergelijke overeenkomst, in kennis heeft gesteld.

17.

a)

Het vistuig wordt geïnspecteerd overeenkomstig de regelgeving die van toepassing is op de sector waarin de inspectie plaatsvindt. De inspecteur vermeldt de sector waarvoor de inspectie heeft plaatsgevonden en geeft een beschrijving van eventuele inbreuken die in het inspectieverslag zijn geconstateerd.

b)

De inspecteur heeft het recht om alle vistuig dat wordt gebruikt of dat zich aan boord bevindt, te inspecteren.

18.

De inspecteur brengt een door de Iccat goedgekeurd identificatiemerk aan op elk geïnspecteerd vistuig dat in strijd met de geldende aanbevelingen van de Iccat ten aanzien van de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig lijkt te zijn gebruikt en vermeldt dit in zijn verslag.

19.

De inspecteur mag het vistuig, de apparatuur, de documentatie en elk ander element dat hij noodzakelijk acht, zodanig fotograferen dat kenmerken die volgens hem niet in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving, zichtbaar zijn. In dat geval worden de gefotografeerde elementen vermeld in het verslag en worden kopieën van de foto's aan de kopie van het verslag aan de vlaggenstaat gehecht.

20.

De inspecteur inspecteert waar nodig de gehele vangst aan boord om vast te stellen of deze in overeenstemming is met de Iccat-aanbevelingen.

21.

Het model voor de identiteitskaart van inspecteurs is als volgt:

Image


BIJLAGE IX

Minimumnormen voor video-opnameprocedures

Overhevelingsverrichtingen

1.

Het elektronische opslagmedium met de originele video-opname wordt na afloop van de overhevelingsverrichting zo snel mogelijk verstrekt aan de regionale Iccat-waarnemer, die het onmiddellijk parafeert om latere manipulatie te voorkomen.

2.

De originele opname wordt gedurende de gehele machtigingsperiode bewaard aan boord van het vangstvaartuig of door de exploitant van de kwekerij of de tonnara.

3.

Er worden twee identieke kopieën van de video-opname gemaakt. Eén kopie wordt aan de regionale Iccat-waarnemer aan boord van het ringzegenvaartuig verstrekt en één kopie wordt aan de nationale waarnemer aan boord van het sleepvaartuig bezorgd. Laatstgenoemde kopie wordt bij de overhevelingsaangifte en de daarbij behorende vangsten gevoegd. Deze procedure is slechts van toepassing voor nationale waarnemers in het geval van overheveling tussen sleepvaartuigen.

4.

Aan het begin en/of het einde van elke video-opname wordt het nummer van de Iccat-overhevelingsvergunning getoond.

5.

Bij elke video-opname worden het tijdstip en de datum van de opname permanent getoond.

6.

Voordat de overheveling aanvangt, toont de video-opname het openen en sluiten van het net of de deur, en of de ontvangende kooien en overhevelende kooien al blauwvintonijn bevatten.

7.

De video-opname is doorlopend, zonder onderbrekingen of uitgeknipte beelden, en beslaat de volledige overhevelingsverrichting.

8.

De video-opname is van voldoende kwaliteit om het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te kunnen ramen.

9.

Indien de video-opname van onvoldoende kwaliteit is om het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te kunnen ramen, verzoeken de controleautoriteiten om een nieuwe overheveling. Bij een dergelijke nieuwe overheveling wordt alle blauwvintonijn in de ontvangende kooi naar een andere, lege kooi overgeheveld.

Kooiverrichtingen

1.

Het elektronische opslagmedium met de originele video-opname wordt na afloop van de kooiverrichting zo snel mogelijk verstrekt aan de regionale Iccat-waarnemer, die het onmiddellijk parafeert om latere manipulatie te voorkomen.

2.

De originele video-opname wordt gedurende de gehele machtigingsperiode door, waar dit van toepassing is, de kwekerij bewaard.

3.

Er worden twee identieke kopieën van de video-opname gemaakt. Eén kopie wordt verstrekt aan de regionale Iccat-waarnemer die in de kwekerij is ingezet.

4.

Aan het begin en/of het einde van elke video-opname wordt het nummer van de Iccat-kooivergunning getoond.

5.

Bij elke video-opname worden het tijdstip en de datum van de opname permanent getoond.

6.

Voordat het kooien aanvangt, toont de video-opname het openen en sluiten van het net of de deur, en of de ontvangende kooien en overhevelende kooien al blauwvintonijn bevatten.

7.

De video-opname is doorlopend, zonder onderbrekingen of uitgeknipte beelden, en beslaat de volledige kooiverrichting.

8.

De video-opname is van voldoende kwaliteit om het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te kunnen ramen.

9.

Indien de video-opname van onvoldoende kwaliteit is om het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te kunnen ramen, verzoeken de controleautoriteit om een nieuwe kooiverrichting. Bij een dergelijke nieuwe kooiverrichting wordt alle blauwvintonijn in de ontvangende kooi van de kwekerij naar een andere, lege kooi van de kwekerij overgeheveld.


BIJLAGE X

Normen en procedures voor de programma's en rapportageverplichtingen als bedoeld in artikel 46, leden 2 tot en met 7, en artikel 47, lid 1

A.   Gebruik van stereoscopische camerasystemen

Het gebruik van stereoscopische camerasystemen in de context van kooiverrichtingen, zoals vereist overeenkomstig artikel 46 van deze verordening, vindt plaats met inachtneming van de volgende punten:

1.

De bemonsteringsintensiteit van levende vis bedraagt ten minste 20 % van de hoeveelheid vis die wordt gekooid. Wanneer dat technisch mogelijk is, geschiedt de bemonstering van de levende vis sequentieel, door een op vijf specimens te meten; die monsters worden genomen door de vis te meten op een afstand tussen 2 en 8 meter van de camera.

2.

De doorgangssluis die de overhevelende kooi met de ontvangende kooi verbindt, is maximaal 10 meter breed en maximaal 10 meter hoog.

3.

Wanneer de lengtemetingen van de vis een multimodale verdeling te zien geven (twee of meer groepen van verschillende grootte), dient het mogelijk te zijn voor dezelfde kooiverrichting meer dan een omrekeningsalgoritme te gebruiken; het/de meest actuele algoritme(n) dat/die door het SCRS is/zijn vastgesteld, wordt/worden gebruikt om vorklengten om te rekenen naar totaal gewicht, overeenkomstig de groottecategorie van de vis die tijdens de kooiverrichting wordt gemeten.

4.

De validering van de stereoscopische lengtemetingen geschiedt voorafgaand aan elke kooiverrichting met gebruikmaking van een schaalstok op een afstand tussen 2 en 8 meter.

5.

Wanneer de resultaten van het stereoscopische programma worden meegedeeld, wordt de foutenmarge die inherent is aan de technische specificaties van het stereoscopische camerasysteem vermeld; de marge mag ten hoogste +/– 5 % bedragen.

6.

Het verslag over de resultaten van het stereoscopische programma omvat bijzonderheden over alle bovengenoemde technische specificaties, met inbegrip van de bemonsteringsintensiteit, de bemonsteringsmethode, de afstand tot de camera, de afmetingen van de doorgangssluis en de algoritmen (lengte-gewichtverhouding). Het SCRS beziet deze specificaties opnieuw en doet indien nodig aanbevelingen tot wijziging ervan.

7.

In gevallen waarin de kwaliteit van het beeldmateriaal van de stereoscopische camera onvoldoende is om het gewicht van de blauwvintonijn die wordt gekooid, te ramen, geven de autoriteiten van de voor het vangstvaartuig, de tonnara of de kwekerij verantwoordelijke lidstaten opdracht tot een nieuwe kooiverrichting.

B.   Presentatie en gebruik van de resultaten van de programma's

1.

Besluiten betreffende verschillen tussen de vangstaangifte en de resultaten van het stereoscopische-systeemprogramma worden ten aanzien van de gezamenlijke visactie (GVA) of de totale tonnaravangsten genomen voor GVA's en tonnaravangsten bestemd voor een kweekvoorziening waarbij één CPC en/of lidstaat betrokken is. Het besluit betreffende verschillen tussen de vangstaangifte en de resultaten van het stereoscopische-systeemprogramma wordt genomen ten aanzien van de kooiverrichtingen voor GVA's waarbij meer dan een CPC en/of lidstaat betrokken is, tenzij door de autoriteiten van alle vlaggen-CPC's/ vlaggenlidstaten van de bij de GVA betrokken vangstvaartuigen anders overeengekomen is.

2.

De voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat verstrekt een verslag aan de voor het vangstvaartuig of de tonnara verantwoordelijke lidstaat of CPC en aan de Commissie, dat de volgende documenten omvat:

a)

een technisch verslag van het stereoscopische systeem met:

algemene informatie: soort, plaats, kooi, datum, algoritme,

statistische informatie over de groottesortering: gemiddeld gewicht en gemiddelde lengte, minimumgewicht en -lengte, maximumgewicht en -lengte, aantal bemonsterde exemplaren, gewichtsverdeling, grootteverdeling.

b)

gedetailleerde resultaten van het programma, met de grootte en het gewicht van elk bemonsterd exemplaar.

c)

een kooirapport met:

algemene informatie over de verrichting: nummer van de kooiverrichting, naam van de kwekerij, kooinummer, BCD-nummer (Bluefin tuna Catch Document — vangstdocument voor blauwvintonijn), ITD-nummer (Iccat Transfer Document), naam en vlag van het vangstvaartuig of de tonnara, naam en vlag van het sleepvaartuig, datum van de verrichting met het stereoscopische systeem en bestandsnaam van het filmmateriaal,

het algoritme voor de omrekening van lengte in gewicht,

de vergelijking tussen de in het BCD opgegeven hoeveelheden en de met het stereoscopische systeem geconstateerde hoeveelheden, uitgedrukt in aantal exemplaren, gemiddeld gewicht en totaal gewicht (formule voor de berekening van het verschil: (Stereoscopisch systeem — BCD) / Stereoscopisch systeem * 100),

de foutenmarge van het systeem,

voor kooirapporten met betrekking tot GVA's/tonnara's bevat het laatste kooirapport ook een samenvatting van alle informatie in voorgaande kooirapporten.

3.

Bij ontvangst van het kooirapport treffen de autoriteiten van de lidstaat van het vangstvaartuig of de tonnara in de volgende situaties de volgende maatregelen:

a)

Het totale door het vangstvaartuig of de tonnara in het BCD opgegeven gewicht ligt binnen de schaal van de met het stereoscopische systeem geregistreerde meetwaarden:

er wordt geen bevel tot vrijlating gegeven,

in het BCD wordt zowel het aantal (aan de hand van het aantal exemplaren dat is geconstateerd met controlecamera's of alternatieve technieken) als het gemiddelde gewicht gewijzigd, terwijl het totale gewicht niet wordt gewijzigd.

b)

Het totale door het vangstvaartuig of de tonnara in het BCD opgegeven gewicht ligt onder het laagste cijfer van de schaal van met het stereoscopische systeem geregistreerde meetwaarden:

er wordt bevel tot vrijlating gegeven met gebruikmaking van het laagste cijfer van de schaal van met het stereoscopische systeem geregistreerde meetwaarden,

de vis wordt vrijgelaten volgens de procedure van artikel 34, lid 2, en bijlage XI,

in het BCD wordt na de vrijlating zowel het aantal (aan de hand van het aantal exemplaren dat is geconstateerd met controlecamera's, verminderd met het aantal vrijgelaten exemplaren) als het gemiddelde gewicht gewijzigd, terwijl het totale gewicht niet wordt gewijzigd.

c)

Het totale door het vangstvaartuig of de tonnara in het BCD opgegeven gewicht ligt boven het hoogste cijfer van de schaal van met het stereoscopische systeem geregistreerde meetwaarden:

er wordt geen bevel tot vrijlating gegeven,

in het BCD wordt het volgende gewijzigd: totaal gewicht (aan de hand van het hoogste cijfer van de schaal van met het stereoscopische systeem geregistreerde meetwaarden), aantal exemplaren (aan de hand van de resultaten van de controlecamera's) en, dienovereenkomstig, gemiddeld gewicht.

4.

Voor elke relevante wijziging van het BCD stroken de in rubriek 2 (aantal en gewicht) ingevoerde waarden met die in rubriek 6 en mogen de waarden in de rubrieken 3, 4 en 6 niet hoger zijn dan die in rubriek 2.

5.

In het geval van compensatie van in individuele kooirapporten geconstateerde verschillen tussen alle kooiverrichtingen van een GVA/tonnara, ongeacht of er een vrijlatingsverrichting vereist is, worden alle relevante BCD's gewijzigd op basis van de laagste schaal van met het stereoscopische systeem geregistreerde meetwaarden. De BCD's die de hoeveelheden vrijgelaten blauwvintonijn betreffen, worden ook gewijzigd om rekening te houden met het aantal/gewicht van de vrijgelaten vis. De BCD's betreffende blauwvintonijn die niet is vrijgelaten maar waarvoor de resultaten van de stereoscopische systemen of alternatieve technieken verschillen van de als gevangen en overgeheveld gerapporteerde blauwvintonijn, worden ook gewijzigd om rekening te houden met deze verschillen.

De BCD's betreffende de vangsten waarvoor de vrijlatingsverrichting heeft plaatsgevonden, worden ook gewijzigd om rekening te houden met het aantal/gewicht van de vrijgelaten vis.


BIJLAGE XI

Vrijlatingsprotocol

1.

De vrijlating van blauwvintonijn uit transport-/kweekkooien in zee wordt opgenomen met een videocamera en geobserveerd door een regionale Iccat-waarnemer, die een verslag opstelt en dit samen met de video-opnamen bij het Iccat-secretariaat indient.

2.

Wanneer een vrijlatingsbevel is gegeven, verzoekt de exploitant van de kwekerij erom dat een regionale Iccat-waarnemer wordt ingezet.

3.

De vrijlating van de blauwvintonijn uit tonnara's in zee wordt geobserveerd door een nationale waarnemer, die een verslag opstelt en indient bij de controleautoriteiten van de verantwoordelijke lidstaat.

4.

Voordat een vrijlatingsverrichting plaatsvindt, kunnen de controleautoriteiten van de lidstaat opdracht geven tot een controle-overheveling met gebruikmaking van standaard- en/of stereoscopische camera's om het aantal en het gewicht van de vrij te laten vis te ramen.

5.

De autoriteiten van de lidstaat kunnen alle extra maatregelen nemen die zij nodig achten om te waarborgen dat de vrijlatingsverrichtingen plaatsvinden op het moment dat en de plaats die het meest geschikt is om de kans te verhogen dat de vis terugkeert naar het bestand. De exploitant is verantwoordelijk voor de overleving van de vis totdat de vrijlatingsverrichting heeft plaatsgevonden. Deze vrijlatingsverrichtingen vinden plaats binnen drie weken na afloop van de kooiverrichtingen.

6.

Na afloop van de oogstverrichtingen wordt vis die overblijft in een kwekerij en niet onder de BCD valt, vrijgelaten volgens de in artikel 34, lid 2, en deze bijlage vastgelegde procedures.


BIJLAGE XII

Behandeling van dode vis

Tijdens visserijactiviteiten door ringzegenvaartuigen worden de hoeveelheden dood in de ringzegen aangetroffen vis in het logboek van het vissersvaartuig geregistreerd en in mindering gebracht op het quotum van de lidstaat.

Registratie/behandeling van dode vis tijdens de eerste overheveling

1.

Het BCD wordt aan de exploitant van het sleepvaartuig verstrekt met rubriek 2 (totale vangst), rubriek 3 (verhandeling van levende vis) en rubriek 4 (overheveling — inclusief „dode” vis) ingevuld.

De totale in de rubrieken 3 en 4 gerapporteerde hoeveelheden zijn gelijk aan de in rubriek 2 gerapporteerde hoeveelheden. Het BCD gaat vergezeld van de originele Iccat–overhevelingsaangifte (Iccat Transfer Declaration — ITD) overeenkomstig de bepalingen van deze verordening. De in de ITD gerapporteerde hoeveelheden (levend overgeheveld) zijn gelijk aan de in rubriek 3 van het begeleidende BCD gerapporteerde hoeveelheden.

2.

Een deel van het BCD met rubriek 8 (handelsinformatie) wordt ingevuld en overhandigd aan de exploitant van het hulpvaartuig dat de dode blauwvintonijn naar de kust vervoert (of deze wordt aan boord van het vangstvaartuig gehouden in geval van rechtstreekse aanlanding aan de kust). Deze dode vis en dit deel van het BCD gaan vergezeld van een kopie van de ITD.

3.

De hoeveelheden dode vis worden geregistreerd in het BCD van het vangstvaartuig dat de vangst heeft verricht of, in geval van GVA's, in het BCD van de vangstvaartuigen of van een onder een andere vlag varend vaartuig dat aan de GVA deelneemt.


BIJLAGE XIII

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 302/2009

Deze verordening

Artikel 1

Artikelen 1 en 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4, lid 1

Artikel 5, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 6, lid 1, onder a)

Artikel 4, leden 3 en 5

Artikel 7

Artikel 4, lid 4, tweede alinea

Artikel 6, lid 1, onder a), en lid 2

Artikel 4, lid 6, onder a) en onder b), tweede alinea

Artikel 54

Artikel 4, lid 6, derde alinea

Artikel 20, lid 2

Artikel 4, leden 7 tot en met 12

Artikel 4, lid 13

Artikel 5, lid 3

Artikel 4, lid 15

Artikel 17

Artikel 5, lid 1

Artikel 6, lid 1, onder b)

Artikel 5, leden 2 tot en met 6

Artikel 9, leden 1 tot en met 6

Artikel 5, leden 7, 8 en 9, eerste alinea

Artikel 5, lid 9, tweede alinea

Artikel 6, lid 2

Artikel 6

Artikel 10

Artikel 7

Artikelen 11 en 12

Artikel 8

Artikel 17

Artikel 9, leden 1 en 2

Artikel 14, leden 1 en 2

Artikel 9, leden 3, 4, 5, 7, 8, 9 en 10

Bijlage I

Artikel 9, lid 6

Artikel 9, lid 11

Artikel 14, lid 3

Artikel 9, leden 12 tot en met 15

Artikel 15

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 16, leden 2, 3 en 5

Artikel 12, leden 1 tot en met 4

Artikel 19

Artikel 12, lid 5

Artikel 13, leden 1, 2 en 3

Artikel 19

Artikel 13, lid 4

Artikel 14, leden 1, 2, 3 en 5

Artikel 20

Artikel 14, lid 4

Artikel 22, lid 1

Artikel 15

Artikel 23

Artikel 16

Artikel 29, leden 1, 3 en 4

Artikel 17

Artikel 30

Artikel 18, lid 1

Artikel 25

Artikel 18, lid 2

Bijlage II

Artikel 19

Artikel 24, leden 1, 2 en 3

Artikel 20, leden 1 en 2

Artikel 26, leden 1, 2 en 3

Artikel 20, leden 3 en 4

Artikel 27

Artikel 21

Artikel 31, leden 1 tot en met 4 en 6

Artikel 22, lid 1 en lid 2, eerste alinea

Artikel 33, leden 1, 3 en 5

Artikel 22, lid 2, tweede alinea

Artikel 34, lid 1

Artikel 22, lid 3

Artikel 34, lid 2

Artikel 22, lid 4

Artikel 38, leden 1, 2 en 3

Artikel 22, lid 5

Bijlage II

Artikel 22, lid 6

Artikel 33, lid 6

Artikel 22, lid 7

Artikel 35, lid 1, en bijlage IX

Artikel 22, lid 8 en lid 9, eerste alinea

Artikel 36

Artikel 22, lid 9, tweede alinea

Artikel 22, lid 10

Artikel 39

Artikel 23

Artikel 32

Artikel 24, lid 1

Artikel 47, lid 1

Artikel 24, leden 2, 4 en 6

Artikel 40, leden 2 tot en met 5

Artikel 24, lid 3

Artikel 41, leden 1 en 2

Artikel 24, lid 5

Artikel 42

Artikel 24, lid 7

Artikel 44, lid 1, en bijlage IX

Artikel 24, lid 8, eerste alinea

Artikel 45, leden 1 en 2

Artikel 24, lid 9

Artikel 24, lid 10

Artikel 48

Artikel 24 bis

Bijlage X

Artikel 25

Artikel 49

Artikel 26, lid 1

Artikel 26, lid 4

Artikel 26, lid 2

Artikel 27, lid 1

Artikel 26, lid 3

Artikel 26, lid 5

Artikel 27, lid 1

Artikel 31, lid 5

Artikel 27, lid 2

Artikel 41

Artikel 27, lid 3

Artikel 3, punt 24

Artikel 28

Artikel 55

Artikel 29

Artikel 52

Artikel 30

Artikel 50

Artikel 31, lid 1 en lid 2, onder a), b), c) en h)

Artikel 51, leden 2 tot en met 6

Artikel 31, lid 2, onder d) tot en met g)

Bijlage VII

Artikel 31, leden 3 en 4

Bijlage VII

Artikel 32

Artikel 35, leden 2, 3 en 4

Artikel 44, leden 2, 3 en 4

Artikel 33

Artikel 33 bis

Artikel 53

Artikel 34

Artikel 56

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 57

Artikel 38

Artikel 58

Artikel 38 bis

Artikel 59, leden 1 en 2

Artikel 39

Artikel 60

Artikel 40

Artikel 41

Artikel 61