22.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/415 VAN DE COMMISSIE

van 21 maart 2016

tot intrekking van de aanvaarding van de verbintenis voor twee producenten-exporteurs en tot intrekking van Besluit 2008/577/EG tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 8,

Met kennisgeving aan de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   BESTAANDE MAATREGELEN

(1)

De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 2022/95 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland. Na een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een tussentijds nieuw onderzoek heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 658/2002 (3) een definitief antidumpingrecht ingesteld op ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland. Na nog een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en nog een tussentijds nieuw onderzoek heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 661/2008 (4) een definitief antidumpingrecht ingesteld op ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland. Na weer een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft de Commissie bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 999/2014 (5) een definitief antidumpingrecht ingesteld op ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland.

(2)

Bij Besluit 2008/577/EG (6) („het besluit”) heeft de Commissie een prijsverbintenis („de verbintenis”) aanvaard van onder meer de Russische producenten JSC Acron en JSC Dorogobuzh, die tot de Acron Holding Company behoren (gezamenlijk „Acron” genoemd), met betrekking tot de invoer van door deze ondernemingen geproduceerd ammoniumnitraat dat aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Unie wordt verkocht.

(3)

Bij hetzelfde besluit heeft de Commissie eveneens een verbintenis van Open Joint Stock Company (OJSC) Azot Cherkassy, Oekraïne, aanvaard. De maatregelen inzake de invoer van ammoniumnitraat van oorsprong uit Oekraïne vervielen op 17 juni 2012 (7), zodat ook de desbetreffende verbintenis op die dag afliep.

(4)

Bij hetzelfde besluit heeft de Commissie eveneens een verbintenis van de Eurochem-groep aanvaard. Bij Besluit 2012/629/EU (8) heeft de Commissie haar aanvaarding van de door de EuroChem-groep aangeboden verbintenis wegens de onuitvoerbaarheid ervan ingetrokken.

(5)

De van Acron aanvaarde verbintenis is gebaseerd op drie elementen, te weten 1) een indexering van de minimumprijzen in overeenstemming met de openbare internationale prijsnoteringen, 2) een kwantitatieve beperking en 3) een toezegging om de producten waarop de verbintenis betrekking heeft, niet te verkopen aan afnemers in de Europese Unie aan wie zij ook andere producten verkoopt, met uitzondering van bepaalde andere producten waarvoor Acron zich ertoe heeft verbonden specifieke prijsregelingen in acht te nemen.

(6)

Zoals opgemerkt in overweging 14 van Besluit 2008/577/EG, was de verkoopstructuur van Acron ten tijde van de aanvaarding van de verbintenis zodanig dat de Commissie het risico van omzeiling van de verbintenis gering achtte.

B.   GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN

Zakelijke relaties van Acron

(7)

In mei 2012 heeft Acron de Commissie meegedeeld een belang te willen nemen in een chemische onderneming in de Unie. In augustus 2012 heeft Acron de Commissie vervolgens in kennis gesteld van een wijziging in haar bedrijfsstructuur: zij had namelijk een minderheidsbelang in deze chemische onderneming in de Unie verworven; zij gaf aan dat deze wijziging in de bedrijfsstructuur geen gevolgen voor de uitvoering van de verbintenis had. Na beoordeling van het door Acron verstrekte bewijsmateriaal was de Commissie aanvankelijk niet van oordeel dat deze wijziging in de bedrijfsstructuur van Acron gevolgen voor de verbintenis had. Uit nieuw bewijsmateriaal waarover de Commissie momenteel beschikt, blijkt echter dat Acron onvolledige informatie heeft ingediend toen zij de Commissie in eerste instantie over de wijziging van haar structuur heeft ingelicht. De Commissie was er met name niet van op de hoogte gesteld dat deze producent in de Unie niet alleen chemische producten, maar ook meststoffen, waaronder ammoniumnitraat, produceert en verkoopt. Bovendien blijkt uit het bewijsmateriaal waarover de Commissie momenteel beschikt, dat Acron haar aandeel in deze producent nog verder heeft vergroot sinds zij de Commissie in augustus 2012 van haar aandeelhouderschap in kennis heeft gesteld.

Voorlopige beoordeling

(8)

De Commissie heeft onderzocht wat de gevolgen zijn van het bewijsmateriaal waarover zij beschikt, en was van mening dat er een groot risico van kruiscompensatie bestaat. Als namelijk het bedrijf voor de productie en de verkoop van meststoffen in de Unie waarin Acron aandelen heeft gekocht, een of meer producten aan dezelfde afnemers als Acron verkoopt, dan zouden de prijzen voor dergelijke transacties zodanig kunnen worden vastgesteld dat de minimuminvoerprijs waarvoor de verbintenis geldt, wordt gecompenseerd. Een dergelijke compensatie zou in het kader van toezichtmaatregelen echter niet aan het licht komen, aangezien de prijsstructuur van het merendeel van de producten die worden vervaardigd door het bedrijf voor de productie en de verkoop van meststoffen waarin Acron aandelen heeft gekocht, niet behoort tot de informatie die voor het publiek beschikbaar wordt gesteld. Bijgevolg kan niet worden nagegaan of de door de afnemers betaalde prijzen overeenkomen met de waarde van de producten dan wel of hierin mogelijk rabatten zijn verwerkt ter compensatie van transacties waarop de verbintenis van toepassing is en waarvoor een minimuminvoerprijs in acht moet worden genomen. Het zou in de praktijk dientengevolge niet langer mogelijk zijn toezicht op de verbintenis te houden.

(9)

De Commissie heeft Acron dienovereenkomstig ingelicht en aangekondigd dat zij in het licht van de in de overwegingen 7 en 8 beschreven omstandigheden heeft geoordeeld dat de verbintenis moet worden ingetrokken. Acron is in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen.

C.   SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN EN HOORZITTING

(10)

Acron heeft schriftelijke opmerkingen ingediend en is in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. In antwoord op het informatiedocument heeft Acron de argumenten herhaald die zij heeft aangevoerd toen haar voor het eerst werd meegedeeld dat de verbintenis niet verenigbaar is met deelneming in een meststoffenproducent in de Unie. Deze argumenten zijn in het informatiedocument behandeld en worden in deze verordening opnieuw besproken.

(11)

Verschillende partijen hebben de Commissie schriftelijke opmerkingen toegezonden waarin het standpunt van Acron wordt ondersteund (het informatiedocument en het verzoek om opmerkingen waren echter niet tot deze partijen gericht). Die partijen verklaarden niet betrokken te zijn geweest bij enige kruiscompensatie met Acron. Het risico van kruiscompensatie wordt door dergelijke verklaringen echter niet noodzakelijkerwijs beperkt. Het is in alle gevallen vaste praktijk van de Commissie om geen prijsverbintenissen te aanvaarden als er een groot risico van kruiscompensatie bestaat, ongeacht of er werkelijk sprake is van kruiscompensatie.

(12)

Acron stelde te goeder trouw te hebben gehandeld toen zij de Commissie, overeenkomstig de definitie van het begrip „verbonden partij” en ingevolge bepaling 5.14 van de verbintenis, in kennis stelde van enkele wijzigingen in haar bedrijfsstructuur.

(13)

Acron stelde bovendien dat zij als financiële investeerder in het bedrijf in de Unie moet worden beschouwd en dat haar deelname in de onderneming haar slechts beperkte statutaire rechten in de besluitvorming verleent, waarbij Acron geen zeggenschap over de onderneming in de Unie wordt gegeven in de zin van het mededingingsrecht van de Unie.

(14)

Acron onderstreepte dat het Unierecht en de nationale mededingingswetgeving de uitwisseling van commercieel gevoelige informatie of coördinatie van verkoop met haar concurrenten in de Unie of elders niet toestaan, hetgeen voor kruiscompensatie onmisbaar zou zijn.

(15)

De Commissie meent dat de argumenten van Acron om de volgende redenen moeten worden afgewezen.

(16)

Ten eerste bevat de door Acron aangeboden verbintenis een definitie van het begrip „verbonden partij”. Zoals in bepaling 1 van de verbintenis is vastgesteld, is het houden van 5 % of meer van de aandelen van een andere onderneming voldoende om als een verbonden partij te worden beschouwd; bij de beoordeling of toezicht op de verbintenis mogelijk is en of de verbintenis uitvoerbaar is, moet met deze benchmark rekening worden gehouden.

(17)

Bovendien wijst de Commissie nogmaals op de problemen in verband met kruiscompensatie, zoals bedoeld in overweging 8. Tevens kan niet worden uitgesloten dat sommige prijsnoteringen (waarop het prijsindexeringsmechanisme van de verbintenis is gebaseerd) worden beïnvloed door verkoop door de verbonden producent in de Unie.

(18)

Acron heeft zelf erkend dat deelneming in de producent in de Unie het vermoeden schept dat er een risico van kruiscompensatie bestaat, ook al is dat weerlegbaar. Bij de beoordeling of toezicht op de verbintenis mogelijk is en of de verbintenis uitvoerbaar is, zijn overwegingen op grond van het mededingingsrecht van de Unie of van lidstaten dat dergelijk gedrag in theorie niet in het belang is van Acron, niet relevant. Het risico van kruiscompensatie wordt door dergelijke overwegingen namelijk niet noodzakelijkerwijs beperkt.

(19)

Acron heeft aangevoerd dat kruiscompensatie commercieel gezien noch in haar eigen belang, noch in dat van de verbonden producent in de Unie zou zijn. Het risico van kruiscompensatie wordt door deze verklaring niet noodzakelijkerwijs beperkt, met name omdat een abstracte beoordeling van het „commerciële belang” niet mogelijk is. Bovendien acht de Commissie het niet uitgesloten dat kruiscompensatie in de hand wordt gewerkt doordat zowel de verbonden producent in de Unie als Acron in de Unie mogelijk aan dezelfde afnemers andere producten dan ammoniumnitraat verkoopt. Het zou ondoenlijk, zo niet onmogelijk zijn dergelijke verkopen in de Unie op te sporen. In dit verband is het nuttig te wijzen op de complexe structuur van zowel Acron als het concern van de verbonden producent in de Unie. Er bestaat bijgevolg een groot risico van kruiscompensatie met de verkoop van ammoniumnitraat of andere producten aan dezelfde afnemers.

(20)

Ten tweede kan er geen toezicht op de in de Unie gevestigde producent worden gehouden aangezien deze producent geen partij bij een verbintenis kan zijn, daar overeenkomstig artikel 8 van de basisverordening uitsluitend exporteurs verbintenissen kunnen aanbieden.

(21)

Ten derde zou het zelfs als de producent in de Unie partij bij de verbintenis zou kunnen zijn, wat niet het geval is, in de praktijk onmogelijk zijn om toezicht op de uitvoering van de verbintenis te houden, zoals gesteld is in de overwegingen 8 en 19.

(22)

Op basis van het bewijsmateriaal waarover de Commissie beschikt, wordt derhalve geconcludeerd dat er ten gevolge van de wijziging in de bedrijfsstructuur van Acron een groot risico van kruiscompensatie bestaat en dat de van Acron aanvaarde verbintenis niet langer uitvoerbaar is en dus moet worden ingetrokken.

(23)

Ten slotte heeft Acron voorgesteld een aanvullend mechanisme in te stellen voor het toezicht op de naleving van de verbintenis. Acron heeft met name aangeboden de Commissie regelmatig een gecontroleerd verslag over de kasstromen tussen beide concerns te verstrekken. Een dergelijk nieuw mechanisme zou het toezicht op de naleving van de verbintenis echter nog complexer en omslachtiger maken en zou de geconstateerde risico's en problemen in verband met kruiscompensatie niet verkleinen.

(24)

Geen van de door Acron aangevoerde argumenten zijn van dien aard dat de Commissie haar oordeel dat het toezicht op de verbintenis onuitvoerbaar is geworden, wijzigt.

D.   INTREKKING VAN BESLUIT 2008/577/EG

(25)

Derhalve heeft de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de basisverordening en ook overeenkomstig de bepalingen van de verbintenis op grond waarvan zij de verbintenis eenzijdig kan intrekken, geconcludeerd dat de aanvaarding van de door Acron aangeboden verbintenis moet worden ingetrokken en Besluit 2008/577/EG van de Commissie moet worden ingetrokken. Het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 999/2014 van de Commissie ingestelde definitieve antidumpingrecht moet dus gelden voor het door Acron vervaardigde betrokken product (aanvullende Taric-code A532),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanvaarding van de verbintenis van JSC Acron, Veliky Novgorod, Rusland, en JSC Dorogobuzh, Dorogobuzh, Rusland, die tot de „Acron” Holding Company behoren, met betrekking tot de invoer van door deze ondernemingen geproduceerd ammoniumnitraat dat aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Unie wordt verkocht (aanvullende Taric-code A532), wordt ingetrokken.

Artikel 2

Besluit 2008/577/EG van de Commissie wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 maart 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 198 van 23.8.1995, blz. 1.

(3)  PB L 102 van 18.4.2002, blz. 1.

(4)  PB L 185 van 12.7.2008, blz. 1.

(5)  PB L 280 van 24.9.2014, blz. 19.

(6)  PB L 185 van 12.7.2008, blz. 43.

(7)  PB C 171 van 16.6.2012, blz. 25.

(8)  PB L 277 van 11.10.2012, blz. 8.