20.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/2


VERORDENING (Euratom) 2016/52 VAN DE RAAD

van 15 januari 2016

tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar en tot intrekking van Verordening (Euratom) nr. 3954/87 en de Verordeningen (Euratom) nr. 944/89 en (Euratom) nr. 770/90 van de Commissie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name de artikelen 31 en 32,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie, dat is opgesteld na advies van de groep personen aangewezen door het Wetenschappelijk en Technisch Comité uit wetenschappelijke deskundigen van de lidstaten,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad (3) stelt de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling vast.

(2)

Bij het ongeval van de kerncentrale van Tsjernobyl op 26 april 1986 zijn aanzienlijke hoeveelheden radioactief materiaal vrijgekomen in de lucht, waardoor levensmiddelen en diervoeders in verscheidene Europese landen werden besmet tot niveaus die uit gezondheidsoogpunt significant waren. Er werden toen maatregelen vastgesteld om ervoor te zorgen dat bepaalde landbouwproducten slechts in de Unie worden binnengebracht overeenkomstig de gemeenschappelijke regels ter bescherming van de volksgezondheid, waarbij de eenheid van de markt wordt gevrijwaard en verlegging van het handelsverkeer wordt voorkomen.

(3)

Bij Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad (4) zijn maximaal toelaatbare niveaus vastgesteld van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat waarschijnlijk zal leiden of heeft geleid tot de radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders. Deze maximaal toegelaten niveaus zijn nog steeds in overeenstemming met het meest recente wetenschappelijke advies dat momenteel internationaal beschikbaar is. De basis voor de vastlegging van de maximaal toegelaten niveaus in deze verordening is geëvalueerd en beschreven in publicatie 105 van de Commissie over stralingsbescherming (EU-voedselbeperkingscriteria van toepassing na een ongeval). Die niveaus zijn voornamelijk gebaseerd op een referentieniveau van 1 mSv per jaar voor de toename in de individuele effectieve dosis door consumptie en in de veronderstelling dat 10 % van het jaarlijks geconsumeerde voedsel is besmet. Er gelden evenwel andere veronderstellingen voor kinderen van minder dan een jaar oud.

(4)

Na het ongeval van de kerncentrale van Fukushima op 11 maart 2011 werd de Commissie ervan op de hoogte gesteld dat het radionuclidegehalte in bepaalde levensmiddelen van oorsprong uit Japan de in Japan geldende actiedrempels voor levensmiddelen overschreden. Een dergelijke besmetting kan een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en de gezondheid van dieren in de Unie en er werden dus maatregelen vastgesteld waarbij speciale voorwaarden werden opgelegd in verband met de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden uit Japan, overeenkomstig het advies van het bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (5) ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

(5)

Er is behoefte aan een systeem dat de Gemeenschap in staat stelt na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat waarschijnlijk zal leiden of heeft geleid tot een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders, maximaal toegelaten niveaus van radioactieve besmetting voor in de handel te brengen producten vast te stellen met het oog op de bescherming van de bevolking.

(6)

Drinkwater wordt zoals andere levensmiddelen direct of indirect geconsumeerd en speelt daarom een rol in de totale blootstelling van de consument aan radioactieve stoffen. Wat radioactieve stoffen betreft, voorziet Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad (6) reeds in het toezicht op voor menselijke consumptie bestemd water, met uitzondering van mineraal water en water dat een geneesmiddel is. Deze verordening dient van toepassing te zijn op voedsel, minder belangrijke levensmiddelen en diervoeders die in de handel kunnen worden gebracht na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar, en niet op voor menselijke consumptie bestemd water in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2013/51/Euratom. In geval van stralingsgevaar kunnen lidstaten evenwel de in deze verordening vervatte maximumdrempels voor vloeibaar voedsel hanteren voor het beheren van het gebruik van voor menselijke consumptie bestemd water.

(7)

Er moeten maximaal toegelaten niveaus van radioactieve besmetting gelden voor levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit de Unie of ingevoerd uit derde landen, naargelang de locatie en de omstandigheden van het nucleair ongeval of ander stralingsgevaar.

(8)

De Commissie moet over een nucleair ongeval of over ongewoon hoge niveaus van radioactiviteit worden geïnformeerd op grond van Beschikking 87/600/Euratom van de Raad (7), of van het Verdrag van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (International Atomic Energy Agency — IAEA) van 26 september 1986 inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval.

(9)

Om rekening te houden met het feit dat voedingspatronen van zuigelingen aanzienlijk kunnen variëren gedurende de eerste zes maanden van hun leven en dat er eveneens onzekerheden zijn bij het metabolisme van zuigelingen gedurende de zes volgende levensmaanden, is het nuttig de toepassing van lagere maximaal toegelaten radioactiviteitsniveaus voor levensmiddelen voor zuigelingen uit te breiden tot de eerste twaalf levensmaanden.

(10)

Om de aanpassing van de toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus te vergemakkelijken, in het bijzonder met betrekking tot de omstandigheden van het nucleaire ongeval of ander stralingsgevaar, moeten de procedures voor de evaluatie van de uitvoeringsverordeningen voorzien in raadpleging door de Commissie van de in artikel 31 van het Verdrag vermelde groep van deskundigen.

(11)

Om ervoor te zorgen dat levensmiddelen en diervoeders die hogere dan de toepasselijke maximaal toegelaten niveaus bevatten, niet in de Gemeenschap in de handel worden gebracht, moet de naleving van deze niveaus passend worden gecontroleerd.

(12)

Teneinde uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen wat betreft het toepasselijk maken van maximaal toegelaten niveaus, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8) die van toepassing dient te zijn in verband met deze verordening, ook al wordt in Verordening (EU) nr. 182/2011 artikel 106 bis van het Verdrag niet expliciet vermeld.

(13)

De Commissie moet worden bijgestaan door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat, wanneer op deze verordening gebaseerde ontwerpuitvoeringshandelingen worden besproken door het Permanent Comité, hun vertegenwoordigers over voldoende expertise inzake stralingsbescherming beschikken, of daarop een beroep kunnen doen.

(14)

De onderzoeksprocedure moet worden gebruikt voor de vaststelling van handelingen waarbij maximaal toegelaten niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders worden toepasselijk gemaakt.

(15)

De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen wanneer, in naar behoren gerechtvaardigde gevallen in verband met bepaalde gevallen van stralingsgevaar die waarschijnlijk zullen leiden tot of hebben geleid tot significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders, dwingende redenen van urgentie dergelijke handelingen noodzakelijk maken.

(16)

Deze verordening moet een lex specialis vormen voor de procedure voor het vaststellen en achteraf wijzigen van uitvoeringsverordeningen die de toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting na een geval van stralingsgevaar vaststellen. Wanneer het duidelijk is dat levensmiddelen of diervoeders afkomstig uit de Unie of ingevoerd vanuit een derde land de menselijke gezondheid, de dierlijke gezondheid of het milieu ernstig in gevaar brengen, en dat het risico niet naar behoren kan worden beheerst door middel van maatregelen van de betrokken lidstaat of lidstaten, is het de Commissie toegestaan aanvullende noodmaatregelen vast te stellen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002. De Commissie moet ervoor zorgen dat deze verordening en Verordening (EG) nr. 178/2002 op een geharmoniseerde manier worden uitgevoerd. Indien mogelijk moeten toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus en aanvullende noodmaatregelen worden geïntegreerd in één uitvoeringsverordening op basis van deze verordening en Verordening (EG) nr. 178/2002.

(17)

Daarnaast zijn algemene voorschriften voor de uitvoering van officiële controles op de naleving van voorschriften die onder andere zijn gericht op het voorkomen, wegnemen of tot een aanvaardbaar niveau terugbrengen van de risico's voor mens en dier, vastgelegd in Verordening nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (9).

(18)

Bij het opstellen of het evalueren van de uitvoeringsverordeningen moet de Commissie onder andere rekening houden met de volgende omstandigheden: plaats, aard en omvang van het nucleair ongeval of ander stralingsgevaar binnen of buiten de Gemeenschap; aard, omvang en geconstateerde of geraamde verspreiding van radioactieve stoffen in lucht, water en bodem en in levensmiddelen en diervoeders binnen of buiten de Gemeenschap; stralingsrisico's van de geconstateerde of potentiële radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders en de daaruit voortkomende stralingsdoses; soort en hoeveelheid van de besmette levensmiddelen en diervoeders die in de Gemeenschap in de handel kunnen worden gebracht; maximaal toegelaten niveaus voor besmette levensmiddelen en diervoeders in derde landen; het belang van deze levensmiddelen en diervoeders voor het verschaffen van een toereikend voedselaanbod aan de bevolking; verbruikersverwachtingen met betrekking tot de voedselveiligheid en mogelijke veranderingen in het eetpatroon van consumenten als gevolg van een stralingsgevaar.

(19)

In naar behoren gerechtvaardigde gevallen moet elke lidstaat de mogelijkheid hebben te verzoeken tijdelijk te mogen afwijken van de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting voor bepaalde levensmiddelen of diervoeders die op zijn grondgebied worden geconsumeerd. Uitvoeringsverordeningen moeten de levensmiddelen en diervoeders waarop de afwijkingen van toepassing zijn, de soorten betrokken radionucliden, alsmede het geografische toepassingsgebied van de afwijkingen en hun duur vermelden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening heeft betrekking op de vaststelling van de maximaal toegelaten niveaus voor de radioactieve besmetting van:

a)

levensmiddelen, als bepaald in bijlage I;

b)

minder belangrijke levensmiddelen, als bepaald in bijlage II; en

c)

diervoeders, als bepaald in bijlage III,

die in de handel mogen worden gebracht na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat waarschijnlijk zal leiden of heeft geleid tot significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders.

Deze verordening legt eveneens de procedure vast voor het vaststellen of achteraf wijzigen van uitvoeringsverordeningen waarin de maximaal toelaatbare niveaus worden bepaald.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)   „levensmiddel” of „voedsel”: alle stoffen en producten, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om door de mens te worden geconsumeerd of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij door de mens worden geconsumeerd.

Deze definitie omvat tevens dranken, kauwgom alsmede iedere stof die opzettelijk tijdens de vervaardiging, de bereiding of de behandeling aan het levensmiddel wordt toegevoegd.

Onder deze definitie vallen niet:

a)

diervoeders;

b)

levende dieren, tenzij voorbereid om in de handel te worden gebracht voor menselijke consumptie;

c)

planten vóór de oogst;

d)

geneesmiddelen in de zin van artikel 1, punt 2), van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad (10);

e)

cosmetische producten in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (11);

f)

tabak en tabaksproducten in de zin van artikel 2, punten 1) en 4), van Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad (12);

g)

verdovende middelen en psychotrope stoffen in de zin van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961 en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971;

h)

residuen en contaminanten;

i)

voor menselijke consumptie bestemd water, in de zin van artikel 2, punt 1), van Richtlijn 2013/51/Euratom;

2)   „minder belangrijk levensmiddel”: een levensmiddel met beperkt voedingsbelang, dat slechts een marginale bijdrage levert aan de consumptie van levensmiddelen door de bevolking;

3)   „diervoeders”: alle stoffen en producten, inclusief additieven, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om te worden gebruikt voor orale vervoedering aan dieren;

4)   „in de handel brengen”: het voorhanden hebben van levensmiddelen of diervoeders met het oog op de verkoop, met inbegrip van het te koop aanbieden, of enige andere vorm van al dan niet gratis overdracht, alsmede de eigenlijke verkoop, distributie en andere vormen van overdracht zelf;

5)   „stralingsgevaar”: een ongewone situatie of gebeurtenis waarbij een stralingsbron is betrokken en die onmiddellijke maatregelen vereist om ernstige negatieve gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van de mens, de levenskwaliteit, goederen of het milieu te beperken, dan wel een ernstig gevaar dat deze gevolgen kan meebrengen.

Artikel 3

Toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus

1.   Wanneer de Commissie, met name krachtens de regeling van de Gemeenschap voor snelle uitwisseling van informatie in het geval van stralingsgevaar dan wel krachtens het Verdrag van het IAEA van 26 september 1986 inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval, officiële informatie ontvangt over een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat waarschijnlijk tot een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders zal leiden of er al toe heeft geleid, stelt de Commissie een uitvoeringsverordening vast waarbij maximaal toelaatbare niveaus worden ingevoerd voor de potentieel besmette levensmiddelen of diervoeders die in de handel zouden kunnen worden gebracht.

Onverminderd artikel 3, lid 4, zullen de toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus in de uitvoeringsverordening niet hoger liggen dan de niveaus in de bijlagen I, II en III. Deze uitvoeringsverordening wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

In geval van dwingende redenen van urgentie in verband met de omstandigheden van het nucleair ongeval of ander stralingsgevaar, stelt de Commissie een onmiddellijk toepasselijke uitvoeringsverordening vast overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, bedoelde procedure.

2.   De geldigheidsduur van de in het kader van lid 1 vastgestelde uitvoeringsverordeningen is zo kort mogelijk. De geldigheidsduur van de eerste uitvoeringsverordening na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar is niet langer dan drie maanden.

Uitvoeringsverordeningen worden periodiek geëvalueerd door de Commissie, en indien passend gewijzigd op grond van de aard en de plaats van het ongeval en van de evolutie van het daadwerkelijk gemeten niveau van radioactieve besmetting.

3.   Bij het opstellen of evalueren van de uitvoeringsverordeningen, houdt de Commissie rekening met de overeenkomstig de artikelen 30 en 31 van het Verdrag vastgestelde basisnormen, met inbegrip van de beginselen van rechtvaardiging en optimalisering, om de omvang van de individuele doses, de kans op blootstelling en het aantal blootgestelde personen zo laag te houden als redelijkerwijs mogelijk is, met inachtneming van de huidige stand van de technische kennis en van economische en maatschappelijke factoren.

Bij het evalueren van de uitvoeringsverordeningen raadpleegt de Commissie de deskundigengroep vermeld in artikel 31 van het Verdrag wanneer een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar een zodanig grootschalige besmetting van in de Gemeenschap geconsumeerde levensmiddelen of diervoeders veroorzaakt dat de redenering en de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de maximaal toelaatbare niveaus bepaald in de bijlagen I, II en III bij deze verordening niet meer gelden. De Commissie kan om het advies van die deskundigengroep vragen in elk ander geval van besmetting van in de Gemeenschap geconsumeerde levensmiddelen of diervoeders.

4.   Zonder afbreuk te doen aan de gezondheidsbeschermingsdoelstelling van deze verordening, kan de Commissie door middel van uitvoeringsverordeningen een lidstaat, op zijn verzoek en gelet op uitzonderlijke in die lidstaat heersende omstandigheden, toestaan tijdelijk af te wijken van de maximaal toelaatbare niveaus voor bepaalde op zijn grondgebied geconsumeerde levensmiddelen of diervoeders. Die afwijkingen worden gebaseerd op wetenschappelijk bewijs en terdege gerechtvaardigd door de omstandigheden, in het bijzonder maatschappelijke factoren die zich in de betrokken lidstaat voordoen.

Artikel 4

Beperkende maatregelen

1.   Wanneer de Commissie een uitvoeringsverordening vaststelt waarbij maximaal toegelaten niveaus toepasselijk worden gemaakt, worden levensmiddelen of diervoeders die niet in overeenstemming zijn met die maximaal toegelaten niveaus, vanaf de in die uitvoeringsverordening bepaalde datum niet in de handel gebracht.

Voor de toepassing van deze verordening worden uit derde landen ingevoerde levensmiddelen of diervoeders beschouwd als in de handel gebracht indien zij op het douanegebied van de Unie onder een andere douaneregeling dan een regeling inzake douanevervoer zijn geplaatst.

2.   Elke lidstaat bezorgt de Commissie alle informatie met betrekking tot de toepassing van deze verordening. De Commissie doet deze gegevens toekomen aan andere lidstaten. Elk geval van niet-naleving van de toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus worden gemeld door middel van het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (Rapide Alert System for Food and Feed — RASFF).

Artikel 5

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders dat is ingesteld bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002. Dat comité wordt beschouwd als een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, juncto artikel 5 daarvan, van toepassing.

Artikel 6

Verslaglegging

In geval van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat waarschijnlijk tot een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders zal leiden of ertoe heeft geleid, dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In dat verslag komt de uitvoering van de overeenkomstig deze verordening getroffen en overeenkomstig artikel 4, lid 2, aan de Commissie gemelde maatregelen aan de orde.

Artikel 7

Intrekking

Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad en Verordeningen (Euratom) nr. 944/89 (13) en (Euratom) nr. 770/90 (14) van de Commissie worden hierbij ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 januari 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

J.R.V.A. DIJSSELBLOEM


(1)  Advies van 9 juli 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 226 van 16.7.2014, blz. 68.

(3)  Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom (PB L 13 van 17.1.2014, blz. 1).

(4)  Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad van 22 december 1987 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar (PB L 371 van 30.12.1987, blz. 11).

(5)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(6)  Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad van 22 oktober 2013 tot vaststelling van voorschriften voor de bescherming van de volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 296 van 7.11.2013, blz. 12).

(7)  Beschikking 87/600/Euratom van de Raad van 14 december 1987 inzake communautaire regelingen voor snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar (PB L 371 van 30.12.1987, blz. 76).

(8)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(9)  Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).

(10)  Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).

(11)  Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59).

(12)  Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1).

(13)  Verordening (Euratom) nr. 944/89 van de Commissie van 12 april 1989 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting in minder belangrijke levensmiddelen na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar (PB L 101 van 13.4.1989, blz. 17).

(14)  Verordening (Euratom) nr. 770/90 van de Commissie van 29 maart 1990 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar (PB L 83 van 30.3.1990, blz. 78).


BIJLAGE I

MAXIMAAL TOEGELATEN NIVEAUS VAN RADIOACTIEVE BESMETTING VAN LEVENSMIDDELEN

De maximaal toegelaten niveaus die gelden voor levensmiddelen, mogen de volgende waarden niet overschrijden:

Isotopengroep/Levensmiddelengroep

Levensmiddel (Bq/kg) (1)

Babyvoeding (2)

Zuivelproducten (3)

Andere levensmiddelen behalve minder belangrijke levensmiddelen (4)

Vloeibare levensmiddelen (5)

Totaal strontiumisotopen, met name Sr-90

75

125

750

125

Totaal jodiumisotopen, met name I-131

150

500

2 000

500

Totaal alfastraling uitzendende isotopen van plutonium en transplutoniumelementen, met name Pu-239 en Am-241

1

20

80

20

Totaal alle andere nucliden met een halveringstijd van meer dan tien dagen, met name Cs-134 en Cs-137 (6)

400

1 000

1 250

1 000


(1)  Het niveau dat geldt voor geconcentreerde of gedroogde producten wordt berekend op basis van het gereconstitueerde gebruiksklare product. De lidstaten kunnen aanbevelingen doen inzake de aanlengingsvoorwaarden teneinde te waarborgen dat de bij deze verordening vastgestelde maximaal toelaatbare niveaus in acht worden genomen.

(2)  Als babyvoeding worden aangemerkt de levensmiddelen die speciaal zijn bestemd voor zuigelingen tijdens de eerste twaalf levensmaanden, op zichzelf voldoen aan de voedingsbehoeften van deze categorie personen en in de detailhandel verkrijgbaar zijn in duidelijk als zodanig geïdentificeerde en geëtiketteerde verpakkingen.

(3)  Als zuivelproducten worden aangemerkt de producten die vallen onder de volgende GN-codes, en, in voorkomend geval, onder de aanpassingen die later daarin kunnen worden aangebracht: 0401 en 0402 (behalve 0402 29 11).

(4)  Minder belangrijke levensmiddelen en de daarop toe te passen overeenkomstige maximaal toelaatbare niveaus zijn opgenomen in bijlage II.

(5)  Vloeibare levensmiddelen worden gedefinieerd als producten die vallen onder GN-code 2009 en hoofdstuk 22 van de gecombineerde nomenclatuur vallen. De waarden worden berekend met inachtneming van het verbruik van kraanwater en dezelfde waarden zouden naar goeddunken van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten kunnen worden toegepast voor de drinkwatervoorziening.

(6)  Koolstof-14, tritium en kalium-40 worden niet hiertoe gerekend.


BIJLAGE II

MAXIMAAL TOEGELATEN NIVEAUS VAN RADIOACTIEVE BESMETTING VAN MINDER BELANGRIJKE LEVENSMIDDELEN

1.

Lijst van minder belangrijke levensmiddelen

GN-code

Beschrijving

0703 20 00

Knoflook (vers of gekoeld)

0709 59 50

Truffels (vers of gekoeld)

0709 99 40

Kappers (vers of gekoeld)

0711 90 70

Kappers (voorlopig verduurzaamd, doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie)

ex 0712 39 00

Truffels (gedroogde, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid)

0714

Maniokwortel, arrowroot (pijlwortel), salepwortel, aardperen, bataten (zoete aardappelen) en soortgelijke wortels en knollen met een hoog gehalte aan zetmeel of aan inuline, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in stukken of in pellets; merg van de sagopalm

0814 00 00

Schillen van citrusvruchten en van meloenen (watermeloenen daaronder begrepen), vers, bevroren, gedroogd, dan wel in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd

0903 00 00

Maté

0904

Peper van het geslacht Piper, vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta, gedroogd, fijngemaakt of gemalen

0905 00 00

Vanille

0906

Kaneel en kaneelknoppen

0907 00 00

Kruidnagels, moernagels en kruidnagelstelen

0908

Muskaatnoten, foelie, amomen en kardemom

0909

Anijszaad, steranijszaad, venkelzaad, korianderzaad, komijnzaad, karwijzaad en jeneverbessen

0910

Gember, saffraan, kurkuma, tijm, laurierbladeren, kerrie en andere specerijen

1106 20

Meel, gries en poeder, van sago en van wortels of knollen bedoeld bij post 0714

1108 14 00

Maniokzetmeel (cassave)

1210

Hopbellen, vers of gedroogd, ook indien fijngemaakt, gemalen of in pellets; lupuline

1211

Planten, plantendelen, zaden en vruchten, van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde of voor insecten- of parasietenbestrijding of voor dergelijke doeleinden, vers of gedroogd, ook indien gesneden, gebroken of in poedervorm, behalve de planten of plantendelen gebruikt voor levensmiddelenproductie

1301

Schellak; gommen, harsen, gomharsen en oleoharsen (bijvoorbeeld balsems), van natuurlijke oorsprong

1302

Plantensappen en plantenextracten; pectinestoffen, pectinaten en pectaten; agaragar en andere uit plantaardige producten verkregen plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd

1504

Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1604 31 00

Kaviaar

1604 32 00

Kaviaarsurrogaten

1801 00 00

Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand

1802 00 00

Cacaodoppen, cacaoschillen, cacaovliezen en andere afvallen van cacao

1803

Cacaopasta, ook indien ontvet

2003 90 10

Truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

2006 00

Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd)

2102

Gist, ook indien inactief; andere eencellige micro-organismen, dood (andere dan de vaccins bedoeld bij post 3002); samengesteld bakpoeder

2936

Provitaminen en vitaminen, natuurlijke of door synthese gereproduceerd (natuurlijke concentraten daaronder begrepen), alsmede derivaten daarvan, die hoofdzakelijk als vitaminen worden gebruikt, ook indien deze stoffen onderling zijn vermengd of in oplossing zijn gebracht

3301

Etherische oliën (ook indien daaruit de terpenen zijn afgesplitst), vast of vloeibaar; harsaroma's; door extractie verkregen oleoharsen; geconcentreerde oplossingen van etherische oliën in vet, in vette oliën, in was of in dergelijke stoffen, verkregen door enfleurage of door maceratie; terpeenhoudende bijproducten, afgesplitst uit etherische oliën; gedistilleerd aromatisch water en waterige oplossingen van etherische oliën

2.

De maximaal toegestane niveaus die gelden voor de in punt 1 genoemde minder belangrijke levensmiddelen, mogen de volgende waarden niet overschrijden:

Isotopengroep

(Bq/kg)

Totaal strontiumisotopen, met name Sr-90

7 500

Totaal jodiumisotopen, met name I-131

20 000

Totaal alfastraling uitzendende isotopen van plutonium en transplutoniumelementen, met name Pu-239 en Am-241

800

Totaal alle andere nucliden met een halveringstijd van meer dan tien dagen, met name Cs-134 en Cs-137 (1)

12 500


(1)  Koolstof-14, tritium en kalium-40 worden niet hiertoe gerekend.


BIJLAGE III

MAXIMAAL TOEGESTANE NIVEAUS VAN RADIOACTIEVE BESMETTING VAN DIERVOEDERS

De maximaal toegestane niveaus voor cesium-134 en cesium-137 mogen de volgende waarden niet overschrijden:

Diervoeders voor

Bq/kg (1)  (2)

Varkens

1 250

Pluimvee, lammeren, kalveren

2 500

Andere

5 000


(1)  Met deze maximaal toelaatbare niveaus wordt beoogd bij te dragen tot de inachtneming van de maximaal toegelaten niveaus voor levensmiddelen; op zichzelf garanderen zij niet de inachtneming ervan onder alle omstandigheden, noch betekenen zij dat de noodzaak van controle op besmettingsniveaus in voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten geringer is.

(2)  Deze niveaus gelden voor diervoeders die voor rechtstreeks verbruik zijn bestemd.


BIJLAGE IV

CONCORDANTIETABEL

Verordening (Euratom) nr. 3954/87

Verordening (Euratom) nr. 944/89

Verordening (Euratom) nr. 770/90

Deze verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 1, lid 2

 

 

Artikel 2

Artikel 2, lid 1

 

 

Artikel 3, lid 1

Artikel 2, lid 2

 

 

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 1

 

 

Artikel 3, lid 2

 

 

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, leden 3 en 4

 

 

Artikel 4

 

 

Artikel 5

 

 

Artikel 6, lid 1

 

 

Artikel 4, lid 1

Artikel 6, lid 2

 

 

Artikel 4, lid 2

 

Artikel 2

 

Bijlage II, punt 2

Artikel 5

Artikel 7

 

 

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 3

Artikel 2

Artikel 8

Bijlage

 

 

Bijlage I

 

Bijlage

 

Bijlage II, punt 1

 

 

Bijlage

Bijlage III

Bijlage IV