27.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 224/1


VERORDENING (EU) 2015/1428 VAN DE COMMISSIE

van 25 augustus 2015

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 244/2009 van de Commissie betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor niet-gerichte lampen voor huishoudelijk gebruik en Verordening (EG) nr. 245/2009 van de Commissie betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor fluorescentielampen zonder ingebouwd voorschakelapparaat, voor hogedrukgasontladingslampen en voor voorschakelapparaten en armaturen die deze lampen kunnen laten branden, en tot intrekking van Richtlijn 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 1194/2012 van de Commissie betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor gerichte lampen, ledlampen en gerelateerde uitrusting

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 15, lid 1,

Na raadpleging van het Overlegforum ecologisch ontwerp,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie moet, in het licht van de technologische vooruitgang, een evaluatie van Verordening (EG) nr. 244/2009 van de Commissie (2) uitvoeren, waarbij in het bijzonder moet worden gelet op de ontwikkeling van de verkoop van lampen voor bijzondere doeleinden, teneinde te controleren dat deze niet worden gebruikt voor algemene verlichtingsdoeleinden, alsook op de ontwikkeling van nieuwe technologieën zoals leds en op de haalbaarheid van het vaststellen van energie-efficiëntie-eisen op het niveau van klasse A, zoals omschreven in Richtlijn 98/11/EG van de Commissie (3).

(2)

Gezien de resultaten van de evaluatie van Verordening (EG) nr. 244/2009 lijkt het in economische zin voor fabrikanten onhaalbaar om vanaf 1 september 2016 op het net aan te sluiten halogeenlampen te ontwikkelen en in de handel te brengen die voldoen aan de grenswaarden wat het hoogste opgegeven lampvermogen voor een bepaalde opgegeven lichtstroom betreft, zoals voor „stap 6” vastgesteld in tabel 1 van Verordening (EG) nr. 244/2009 van de Commissie. Uit een evaluatie van de verwachte ontwikkelingen op het gebied van efficiëntere verlichtingstechnologieën blijkt dat een beter tijdstip voor de introductie van die grenswaarde 1 september 2018 is.

(3)

Om de milieubaten te maximaliseren en de negatieve economische effecten voor de gebruiker te minimaliseren, is het noodzakelijk te eisen dat het ontwerp van toekomstige armaturen verenigbaar is met energie-efficiënte verlichtingsoplossingen. Om te vermijden dat de markt zich opsluit in verouderde, niet verder ontwikkelde technologieën moet ervoor worden gezorgd dat in de handel gebrachte armaturen volledig verenigbaar zijn met hoogefficiënte lampen van minimaal energie-efficiëntieklasse „A+” overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 874/2012 van de Commissie (4).

(4)

De evaluatie van Verordening (EG) nr. 244/2009 heeft de noodzaak aan het licht gebracht van een actualisering en verduidelijking van de definitie van „lampen voor bijzondere doeleinden”, met het doel het gebruik van dergelijke lampen voor algemene verlichtingstoepassingen te beperken en de eisen aan te passen aan de technologische ontwikkelingen. De regelgevingseisen moeten voorts het gebruik van de meest energie-efficiënte verlichtingsoplossingen voor een bepaalde specifieke toepassing vergemakkelijken.

(5)

Het is noodzakelijk de samenhang te waarborgen van Verordening (EG) nr. 244/2009 en Verordening (EU) nr. 1194/2012 van de Commissie (5) wat de definitie van en productinformatie-eisen voor producten voor bijzondere doeleinden betreft, wat het best kan worden bereikt door een gecombineerde wijziging van beide verordeningen. Dit moet het voor fabrikanten en leveranciers gemakkelijker maken de regelgevingseisen in acht te nemen en moet een effectieve marktbewaking door de nationale autoriteiten ondersteunen.

(6)

Bij de evaluatie van Verordening (EG) nr. 244/2009 is geconcludeerd dat de haalbaarheid om energie-efficiëntie-eisen voor het „A”-klasseniveau of hoger vast te stellen, moet worden onderzocht in het kader van een grondige vervolgstudie, waarin tevens de haalbaarheid wordt onderzocht van een verhoging van de energie-efficiëntie-eisen voor producten die onder Verordening (EG) nr. 245/2009 van de Commissie (6) en Verordening (EU) nr. 1194/2012 vallen, van een verruiming van het toepassingsgebied van beide verordeningen om de vermindering van het energieverbruik te optimaliseren, en van een unificatie van de drie verordeningen tot één enkele, samenhangende uitvoeringsmaatregel inzake eisen voor het ecologisch ontwerp van verlichtingsproducten.

(7)

In Verordening (EG) nr. 245/2009 worden de energie in de gebruiksfase en het kwikgehalte van lampen als significante ecologische aspecten geïdentificeerd. Het bestaan van productprestatie-eisen voor lampen zonder hetzij productefficiëntie-eisen, hetzij eisen qua kwikgehalte resulteert derhalve in een onnodige reguleringsbelasting en kan leiden tot de geleidelijke utbanning van een product om niet-significante redenen. Een wijziging van het toepassingsgebied van productprestatie-eisen om die in overeenkomstig te brengen met het toepassingsgebied van de significante doeleinden van de verordening, verbetert derhalve de passendheid van de regelgeving.

(8)

Bij de overweging van de noodzaak van herziening van de verlichtingsgerelateerde verordening inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering is het passend om onder meer de uitzonderingsbepaling voor lampen met G9- en R7-voet en de minimumenergieprestatie-eisen voor lampen opnieuw te bekijken.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2009/125/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 244/2009

Verordening (EG) nr. 244/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 4 wordt vervangen door:

„4.   „lamp voor bijzondere doeleinden”: een lamp waarbij technologieën worden gebruikt die onder deze verordening vallen, maar die bestemd is voor gebruik in bijzondere toepassingen wegens haar technische eigenschappen als beschreven in de technische documentatie. Bijzondere toepassingen zijn toepassingen die technische eigenschappen vergen welke niet zijn vereist voor de verlichting van gewone ruimten of voorwerpen in gemiddelde omstandigheden. Deze toepassingen zijn van de volgende types:

a)

toepassingen waarbij het eerste doeleinde niet verlichting is, zoals:

i)

de uitzending van licht als een agens in een scheikundig of biologisch proces (zoals polymerisatie, ultraviolet licht gebruikt voor verduurzamen/drogen/uitharden, fotodynamische therapie, tuinbouw, dierverzorging, insecticiden);

ii)

beeldvorming en -projectie (zoals flitslichten voor camera's, fotokopieermachines, videoprojectoren);

iii)

verwarming (infrarode lampen);

iv)

signalering (zoals verkeerslichten of verlichting van landingsbanen);

b)

verlichtingstoepassingen waarbij:

i)

de spectrale distributie van het licht bedoeld is om het uiterlijk van de belichte scène of het belichte object te veranderen bovenop het zichtbaar maken ervan (zoals verlichting van tentoongestelde levensmiddelen of gekleurde lampen als omschreven in punt 1 van bijlage I), uitgezonderd de variaties in de toegevoegde kleurtemperatuur; of

ii)

de spectrale distributie van het licht aangepast is aan de specifieke behoeften van specifieke technische apparatuur bovenop het voor mensen zichtbaar maken van de scène of het object (zoals studioverlichting, „show effect”-toepassingen, theaterverlichting); of

iii)

de verlichte scène of het verlichte voorwerp een bijzondere bescherming vergt van de negatieve effecten van de lichtbron (zoals verlichting met een speciaal filter voor patiënten met fotosensitiviteit of lichtgevoelige museumvoorwerpen); of

iv)

verlichting uitsluitend in noodsituaties vereist is (zoals armaturen voor noodverlichting of voorschakelapparaten voor noodverlichtingen); of

v)

de verlichtingsproducten weerstand moeten bieden aan extreme omstandigheden (zoals trillingen of temperaturen beneden – 20 °C of boven 50 °C);

Gloeilampen die langer dan 60 mm zijn, zijn geen lampen voor bijzondere doeleinden, indien zij uitsluitend weerstand bieden aan mechanische schokken en trillingen en geen verkeerslichtgloeilampen zijn; of zij beschikken over een nominaal vermogen van meer dan 25 W en beschikken over specifieke kenmerken die ook aanwezig zijn in lampen van een hogere energie-efficiëntieklasse overeenkomstig Verordening (EU) nr. 874/2012 (zoals een EMC-emissie van nul, een CRI-waarde van minimaal 95 en uv-emissies van maximaal 2 mW per 1 000 lm);”;

b)

punt 9 wordt vervangen door:

„9.   „wolfraam-halogeenlamp”: een gloeidraadlamp waarin de gloeidraad van wolfraam is vervaardigd en wordt omringd door een gas dat halogenen of halogeenverbindingen bevat in een peer die van kwarts of hardglas is vervaardigd en die in een tweede enveloppe kan zijn geassembleerd. De lamp kan al dan niet met een ingebouwde voeding worden geleverd;”;

c)

punt 19 wordt toegevoegd:

„19.   „verkeerslichtgloeilamp”: een gloeilamp met een nominale spanning van meer dan 60 V en een defectpercentage van minder dan 2 % gedurende de eerste 1 000 operationele uren.”.

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Eisen inzake ecologisch ontwerp

1.   Ongerichte lampen voor huishoudelijk gebruik voldoen aan de in bijlage II vermelde eisen inzake ecologisch ontwerp.

Elke eis inzake ecologisch ontwerp is van toepassing overeenkomstig de volgende stappen:

 

stap 1: 1 september 2009,

 

stap 2: 1 september 2010,

 

stap 3: 1 september 2011,

 

stap 4: 1 september 2012,

 

stap 5: 1 september 2013,

 

stap 6: 1 september 2018.

Tenzij een eis wordt vervangen of zulks anderszins wordt aangegeven, blijft hij naast de later ingevoerde eisen van kracht.

2.   Lampen voor bijzondere doeleinden voldoen aan de volgende eisen:

a)

Indien de kleurcoördinaten van een lamp altijd binnen het volgende bereik vallen:

 

x < 0,270 of x > 0,530

 

y < – 2,3172 x2 + 2,3653 x – 0,2199 of y > – 2,3172 x2 + 2,3653 x – 0,1595;

worden de kleurcoördinaten vermeld in de technische documentatie die wordt opgesteld met het oog op de overeenstemmingsbeoordeling conform artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG, waarbij wordt aangegeven dat deze coördinaten dit een lamp voor bijzondere doeleinden maken.

b)

Voor alle lampen voor bijzondere doeleinden wordt het beoogde gebruiksdoel in alle vormen van de productinformatie vermeld, samen met de waarschuwing dat zij niet bestemd zijn voor gebruik in andere toepassingen.

De technische documentatie die wordt opgesteld met het oog op de overeenstemmingsbeoordeling conform artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG bevat een opsomming van de technische parameters die het lampontwerp specifiek maken voor het beoogde gebruiksdoel.

Zo nodig kunnen de parameters zo worden omschreven dat geen commercieel gevoelige informatie in verband met de intellectuele-eigendomsrechten van de fabrikant bekend wordt gemaakt.

Wanneer de lamp zichtbaar voor de eindgebruikers wordt getoond voordat zij tot de aankoop overgaan, wordt de volgende informatie duidelijk en opvallend op de verpakking aangegeven:

i)

het beoogde gebruiksdoel;

ii)

het gegeven dat de lamp niet geschikt is voor de verlichting van een huishoudelijke ruimte; en

iii)

de technische parameters die het lampontwerp specifiek maken voor het aangegeven beoogde gebruiksdoel.

De onder iii) bedoelde informatie kan, als alternatief, ook binnenin de verpakking worden gegeven.”.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 245/2009

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 245/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 3

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1194/2012

Verordening (EU) nr. 1194/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 4 wordt vervangen door:

„4.   „product voor bijzondere doeleinden”: een product waarbij technologieën worden gebruikt die onder deze verordening vallen, maar dat bestemd is voor gebruik in bijzondere toepassingen wegens zijn technische eigenschappen als beschreven in de technische documentatie. Bijzondere toepassingen zijn toepassingen die technische eigenschappen vergen welke niet zijn vereist voor de verlichting van gewone ruimten of voorwerpen in gemiddelde omstandigheden. Zij zijn van de volgende types:

a)

toepassingen waarbij het eerste doeleinde niet verlichting is, zoals:

i)

de uitzending van licht als een agens in een scheikundig of biologisch proces (zoals polymerisatie, ultraviolet licht gebruikt voor verduurzamen/drogen/uitharden, fotodynamische therapie, tuinbouw, dierverzorging, insecticiden);

ii)

beeldvorming en -projectie (zoals flitslichten voor camera's, fotokopieermachines, videoprojectoren);

iii)

verwarming (infrarode lampen);

iv)

signalering (zoals verkeerslichten of verlichting van landingsbanen);

b)

verlichtingstoepassingen waarbij:

i)

de spectrale distributie van het licht bedoeld is om het uiterlijk van de belichte scène of het belichte object te veranderen bovenop het zichtbaar maken ervan (zoals verlichting van tentoongestelde levensmiddelen of gekleurde lampen als omschreven in punt 1 van bijlage I), uitgezonderd de variaties in de toegevoegde kleurtemperatuur; of

ii)

de spectrale distributie van het licht aangepast is aan de specifieke behoeften van specifieke technische apparatuur bovenop het voor mensen zichtbaar maken van de scène of het object (zoals studioverlichting, „show effect”-toepassingen, theaterverlichting); of

iii)

de verlichte scène of het verlichte voorwerp een bijzondere bescherming vergt van de negatieve effecten van de lichtbron (zoals verlichting met een speciaal filter voor patiënten met fotosensitiviteit of lichtgevoelige museumvoorwerpen); of

iv)

verlichting uitsluitend in noodsituaties vereist is (zoals armaturen voor noodverlichting of voorschakelapparaten voor noodverlichtingen); of

v)

de verlichtingsproducten weerstand moeten bieden aan extreme omstandigheden (zoals trillingen of temperaturen beneden – 20 °C of boven 50 °C);

Gloeilampen die langer dan 60 mm zijn, zijn geen lampen voor bijzondere doeleinden, indien zij uitsluitend weerstand bieden aan mechanische schokken en trillingen en geen verkeerslichtgloeilampen zijn; of zij beschikken over een nominaal vermogen van meer dan 25 W en beschikken over specifieke kenmerken die ook aanwezig zijn in lampen van een hogere energie-efficiëntieklasse overeenkomstig Verordening (EU) nr. 874/2012 (zoals een EMC-emissie van nul, een CRI-waarde van minimaal 95 en uv-emissies van maximaal 2 mW per 1 000 lm);”;

b)

punt 28 wordt vervangen door:

„28.   „verlichtingsarmatuur”: een product dat het door één of meer lampen uitgestraalde licht verspreidt, filtert of omvormt en dat alle onderdelen bevat die nodig zijn om de lampen te ondersteunen, te bevestigen en te beschermen, waaronder, indien nodig, hulpstroombanen en voorzieningen om deze op de elektrische voeding aan te sluiten. Wanneer het eerste doeleinde van een product niet verlichting is en het product afhankelijk is van een energie-input om bij gebruik zijn eerste doeleinde te verwezenlijken (zoals koelapparaten, naaimachines, endoscopen, bloedanalysatoren) wordt het voor de doeleinden van deze verordening niet als een verlichtingsarmatuur beschouwd;”;

c)

punt 31 wordt toegevoegd:

„31.   „verkeerslichtgloeilamp”: een gloeilamp met een nominale spanning van meer dan 60 V en een defectpercentage van minder dan 2 % gedurende de eerste 1 000 operationele uren.”.

2)

De bijlagen I, III en IV worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking zes maanden na de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 augustus 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.

(2)  Verordening (EG) nr. 244/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor niet-gerichte lampen voor huishoudelijk gebruik (PB L 76 van 24.3.2009, blz. 3).

(3)  Richtlijn 98/11/EG van de Commissie van 27 januari 1998 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/75/EEG van de Raad wat de etikettering van het energieverbruik van lampen voor huishoudelijk gebruik betreft (PB L 71 van 10.3.1998, blz. 1.)

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 874/2012 van de Commissie van 12 juli 2012 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van elektrische lampen en verlichtingsarmaturen (PB L 258 van 26.9.2012, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1194/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor gerichte lampen, ledlampen en gerelateerde uitrusting betreft (PB L 342 van 14.12.2012, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 245/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor fluorescentielampen zonder ingebouwd voorschakelapparaat, voor hogedrukgasontladingslampen en voor voorschakelapparaten en armaturen die deze lampen kunnen laten branden, en tot intrekking van Richtlijn 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 76 van 24.3.2009, blz. 17).


BIJLAGE I

Wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 245/2009

1.

In bijlage III, punt 1.2, onder B, wordt de laatste alinea vervangen door:

„Hogedruknatriumlampen waarvoor lampefficiëntie-eisen gelden, hebben minimaal de lumenbehoudsfactor- en lampoverlevingsfactorwaarden van tabel 13:

Tabel 13

Lumenbehoudsfactor- en lampoverlevingsfactorwaarden voor hogedruknatriumlampen — fase 2

Hogedruknatriumlampcategorie en branduren voor meting

Lumenbehoudsfactor van de lamp (LLMF)

Lampoverlevingsfactor (LSF)

P ≤ 75 W

LLMF en LSF gemeten bij 12 000 branduren

Ra ≤ 60

> 0,80

> 0,90

Ra > 60

> 0,75

> 0,75

alle retrofit-lampen die bestemd zijn om te werken met ballast voor hogedrukkwikdamplampen

> 0,75

> 0,80

P > 75 W ≤ 605 W

LLMF en LSF gemeten bij 16 000 branduren

Ra ≤ 60

> 0,85

> 0,90

Ra > 60

> 0,70

> 0,65

alle retrofit-lampen die bestemd zijn om te werken met ballast voor hogedrukkwikdamplampen

> 0,75

> 0,55

De eisen van tabel 13 voor retrofit-hogedruknatriumlampen die bestemd zijn om te werken met ballast voor hogedrukkwikdamplampen zijn van toepassing tot zes jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.”.

2.

In bijlage III, punt 1.2, wordt C vervangen door:

„C.   Eisen in de derde fase

Acht jaar na de inwerkingtreding van deze verordening:

Metaaldamphalogeenlampen moeten minimaal voldoen aan de in tabel 14 vermelde lumenbehoudsfactor- en lampoverlevingsfactorwaarden:

Tabel 14

Lumenbehoudsfactoren en lampoverlevingsfactoren voor metaaldamphalogeenlampen — fase 3

Branduren

Lumenbehoudsfactor van de lamp

Lampoverlevingsfactor

12 000

> 0,80

> 0,80”


BIJLAGE II

Wijziging van bijlagen I, III en IV bij Verordening (EU) nr. 1194/2012

1.

In bijlage I wordt punt 2 vervangen door:

„2.

Voor alle producten voor bijzondere doeleinden wordt het beoogde gebruiksdoel in alle vormen van de productinformatie vermeld, samen met de waarschuwing dat zij niet bestemd zijn voor gebruik in andere toepassingen.

De technische documentatie die wordt opgesteld met het oog op de overeenstemmingsbeoordeling conform artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG bevat een opsomming van de technische parameters die maken dat het productontwerp specifiek bestemd is voor het aangegeven beoogde gebruiksdoel.

Zo nodig kunnen de parameters zo worden omschreven dat geen commercieel gevoelige informatie in verband met de intellectuele-eigendomsrechten van de fabrikant bekend wordt gemaakt.

Wanneer het product zichtbaar voor de eindgebruikers wordt getoond voordat zij tot de aankoop overgaan, wordt de volgende informatie duidelijk en opvallend op de verpakking aangegeven:

a)

het beoogde gebruiksdoel;

b)

het gegeven dat de lamp niet geschikt is voor de verlichting van een huishoudelijke ruimte; en

c)

de technische parameters die maken dat het productontwerp specifiek bestemd is voor het aangegeven beoogde gebruiksdoel.

De onder c) bedoelde informatie kan, als alternatief, ook binnenin de verpakking worden gegeven.”.

2.

In bijlage III wordt punt 2.3 vervangen door:

„2.3.   Eisen inzake functionaliteit voor apparatuur die is ontworpen om tussen de netvoeding en de lampen te worden geïnstalleerd

a)

Vanaf fase 2 moet apparatuur die is ontworpen voor gebruik tussen de netvoeding en de lampen, in overeenstemming zijn met de meest recente voorschriften inzake verenigbaarheid met lampen waarvan de energierendementsindex (berekend voor zowel gerichte als niet-gerichte lampen overeenkomstig de in punt 1.1 van deze bijlage vastgestelde methode) niet meer bedraagt dan:

0,24 voor niet-gerichte lampen (in de veronderstelling dat Φuse = de totale opgegeven lichtstroom);

0,40 voor gerichte lampen.

Wanneer een dimmer aangeschakeld is op zijn laagste stand waarvoor de lamp in aan-stand vermogen verbruikt, moeten de daarmee bediende lampen minimaal 1 % leveren van hun lichtstroom bij volledige belasting.

Wanneer een verlichtingsarmatuur in de handel wordt gebracht en door de eindgebruiker vervangbare lampen bij de verlichtingsarmatuur worden meegeleverd, moeten deze meegeleverde lampen van één van de hoogste twee energieklassen zijn waarmee de verlichtingsarmatuur overeenkomstig de etikettering verenigbaar is overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 874/2012.

b)

Vanaf fase 3 moet een verlichtingsarmatuur, ontworpen voor door de eindgebruiker vervangbare lampen, die in de handel wordt gebracht, volledig verenigbaar zijn met lampen van minimaal energie-efficiëntieklasse „A+” overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 874/2012. De technische documentatie van een dergelijke armatuur die wordt opgesteld met het oog op de overeenstemmingsbeoordeling conform artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG bevat minimaal één realistische combinatie van productinstellingen en voorwaarden waarin het product moet worden getest.”.

3.

In bijlage IV wordt punt 3 vervangen door:

„3.   Controleprocedure voor apparatuur die is ontworpen om tussen de netvoeding en de lampen te worden geïnstalleerd

De autoriteiten van de lidstaten testen één eenheid.

De apparatuur is in overeenstemming met de in deze verordening vastgelegde eisen wanneer aan de hand van de meest recente meetmethoden en criteria voor het beoordelen van de verenigbaarheid, met inbegrip van methoden die zijn vastgesteld in documenten waarvan de referentienummers met dat doel in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt vastgesteld dat zij in overeenstemming is met de in punt 2.3 van bijlage III vastgestelde bepalingen inzake verenigbaarheid. Als wordt geconcludeerd dat wat de verenigbaarheidseisen van punt 2.3, onder a), van bijlage III betreft, de apparatuur niet verenigbaar is, is het model toch nog in overeenstemming met deze verordening als het voldoet aan de in punt 3.3 van bijlage III of in artikel 3, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 874/2012 vastgestelde productinformatie-eisen.

Voorschakelapparaten voor lampen worden niet alleen getoetst aan de verenigbaarheidseisen, maar ook aan de in punt 1.2 van bijlage III neergelegde rendementseisen. De test wordt uitgevoerd op één voorschakelapparaat voor een lamp, niet op een combinatie van verschillende voorschakelapparaten voor lampen, ook niet wanneer het model zo is ontworpen dat het samen met andere voorschakelapparaten de lamp(en) in een bepaalde installatie bedient. Het model is in overeenstemming met de eisen als de resultaten niet meer dan 2,5 % van de grenswaarden afwijken. Wanneer de resultaten meer dan 2,5 % van de grenswaarden afwijken, worden drie extra eenheden getest. Het model is in overeenstemming met deze verordening wanneer het gemiddelde van de resultaten van de drie extra tests niet meer dan 2,5 % van de grenswaarden afwijkt.

Verlichtingsarmaturen die bestemd zijn om op de markt aan eindgebruikers te worden verkocht, worden niet alleen getoetst aan de verenigbaarheidseisen, maar worden ook gecontroleerd op de aanwezigheid van lampen in hun verpakking. Het model is in overeenstemming met deze verordening indien er geen lampen aanwezig zijn of wanneer de aanwezige lampen tot de krachtens punt 2.3 van bijlage III vereiste energieklassen behoren.

Bovenop de verenigbaarheidseisen moeten dimmers worden getest met gloeidraadlampen wanneer de dimmer zich in de minimale dimming-stand bevindt. Het model wordt geacht te voldoen aan de eisen wanneer de lampen, geïnstalleerd overeenkomstig de instructies van de fabrikant, minimaal 1 % leveren van hun lichtstroom bij volledige belasting.

Wanneer het model niet voldoet aan de voornoemde toepasselijke overeenstemmingscriteria, is het niet in overeenstemming met deze verordening. De autoriteiten van de lidstaat verstrekken de autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie de testresultaten en andere relevante informatie binnen een termijn van één maand na vaststelling van het besluit van niet-overeenstemming van het model.”.