8.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1368 VAN DE COMMISSIE

van 6 augustus 2015

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft steun in de bijenteeltsector

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 57, lid 1, onder a) en c), en lid 2, en artikel 223, lid 3,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 58, lid 4, artikel 63, lid 5, eerste alinea, onder b), artikel 63, lid 5, tweede alinea, artikel 64, lid 7, eerste alinea, onder a), en tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1308/2013 is in de plaats gekomen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (3) en bevat een nieuwe regeling inzake steun aan de bijenteeltsector. Ook verleent zij de Commissie de bevoegdheid om in dit verband gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen. Om de soepele werking van de steunregeling binnen het nieuwe rechtskader te garanderen, moeten middels dergelijke handelingen bepaalde regels worden vastgesteld. Deze handelingen moeten Verordening (EG) nr. 917/2004 van de Commissie (4) vervangen. Die verordening is ingetrokken bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 van de Commissie (5).

(2)

In artikel 55, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is bepaald dat de lidstaten een driejarig nationaal programma voor de bijenteeltsector (een „bijenteeltprogramma”) kunnen opstellen. Overeenkomstig artikel 55, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 dienen lidstaten die gebruikmaken van deze mogelijkheid, een studie uit te voeren naar de structuur van de bijenhouderij op hun grondgebied, waarin zowel de productiestructuur als de afzetstructuur wordt onderzocht. Er moet nader worden bepaald welke elementen deze programma's en studies moeten omvatten.

(3)

Door de lidstaten voorgestelde bijenteeltprogramma's moeten door de Commissie worden goedgekeurd. Bijgevolg moet een termijn voor kennisgeving van de programma's door de lidstaten worden vastgesteld evenals een procedure voor de goedkeuring van de programma's door de Commissie.

(4)

Aangezien in de bijenhouderij een groot aantal kleine producenten werkzaam zijn, moeten de lidstaten en de Commissie ervoor zorgen dat de bijenteeltprogramma's, zodra ze zijn goedgekeurd, gemakkelijk toegankelijk zijn voor het publiek.

(5)

Met het oog op flexibiliteit bij de uitvoering van de bijenteeltprogramma's en op beperkte administratieve lasten moeten de lidstaten de in de programma's vervatte maatregelen in de loop van de uitvoering van de programma's kunnen wijzigen voor zover het totale maximumbedrag van de geraamde jaarlijkse uitgaven niet wordt overschreden en de bijdrage van de Unie aan de financiering van de programma's 50 % van de door de lidstaten gedane uitgaven blijft bedragen. Er moeten evenwel procedureregels worden vastgesteld voor aanzienlijke wijzigingen aan een programma.

(6)

De lidstaten dienen de uitvoering van de bijenteeltprogramma's te monitoren. De procedure die de lidstaten toepassen bij de monitoring, dient in overeenstemming te zijn met de in artikel 59 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde algemene beginselen. De lidstaten dienen de Commissie in kennis te stellen van deze procedure, samen met de programma's.

(7)

Om na te gaan of de voorwaarden voor de toekenning van Uniefinanciering zijn nageleefd, dienen de deelnemende lidstaten administratieve controles en controles ter plaatse te verrichten. In het geval van de controles ter plaatse moeten de lidstaten ervoor zorgen dat ten minste 5 % van de steunaanvragers wordt gecontroleerd. De lidstaten moeten hun steekproef voor controles uit de gehele populatie van aanvragers trekken en de steekproef moet bestaan uit een willekeurig gedeelte, teneinde een representatief foutenpercentage te verkrijgen, en een op een risicoanalyse gebaseerd gedeelte, dat toegespitst is op de gebieden met het hoogste foutenrisico.

(8)

Overeenkomstig de in de artikelen 54, 58 en 63 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde algemene voorschriften inzake de bescherming van de financiële belangen van de Unie moeten de lidstaten een adequate regeling voor correcties en sancties ten aanzien van onregelmatigheden vaststellen om eventuele onverschuldigde betalingen terug te vorderen, vermeerderd met overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie (6) berekende rente. De lidstaten dienen de Commissie in kennis te stellen van deze regeling, samen met de programma's.

(9)

Het bijenteeltjaar dient een periode te bestrijken die het voor de lidstaten mogelijk maakt de controles met betrekking tot de bijenteeltmaatregelen te verrichten.

(10)

Om het effect van de bijenteeltprogramma's te evalueren en daarbij rekening te houden met de noodzaak om de administratieve lasten voor de lidstaten en de bijenhouderij te beperken, moeten de lidstaten bij de Commissie een jaarlijks uitvoeringsverslag indienen met een overzicht van de uitgaven en, aan de hand van de prestatie-indicatoren, van de resultaten die zijn behaald voor elke maatregel van het programma.

(11)

Bij de uitvoering van de bijenteeltprogramma's dient te worden toegezien op de consistentie tussen de in de bijenteeltprogramma's vervatte maatregelen en de programma's voor plattelandsontwikkeling in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7). Daartoe dienen de lidstaten in de bijenteeltprogramma's de criteria te beschrijven die zij hebben vastgesteld om te vermijden dat de bijenteeltprogramma's dubbel worden gefinancierd in het kader van de steun in de bijenteeltsector op grond van artikel 55 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en van de steun voor plattelandsontwikkeling op grond van Verordening (EU) nr. 1305/2013.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld met betrekking tot steun van de Unie voor nationale programma's voor de bijenteeltsector als bedoeld in artikel 55 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 („bijenteeltprogramma's”).

Artikel 2

Bijenteeltjaar

Voor de toepassing van de bijenteeltprogramma's wordt verstaan onder „bijenteeltjaar”: de periode van 12 opeenvolgende maanden die loopt van 1 augustus tot en met 31 juli.

HOOFDSTUK 2

BIJENTEELTPROGRAMMA'S

Artikel 3

Kennisgeving van de bijenteeltprogramma's

Elke lidstaat stelt de Commissie uiterlijk op 15 maart vóór het begin van het eerste bijenteeltjaar van het programma, in kennis van zijn voorstel voor een enkel bijenteeltprogramma voor zijn gehele grondgebied.

Artikel 4

Inhoud van de bijenteeltprogramma's

De bijenteeltprogramma's omvatten de in de bijlagen vermelde elementen.

Artikel 5

Goedkeuring van de bijenteeltprogramma's

1.   Uiterlijk op 15 juni vóór het begin van het eerste bijenteeltjaar van het betrokken bijenteeltprogramma, wordt het bijenteeltprogramma door de Commissie goedgekeurd op grond van artikel 57, eerste alinea, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

2.   De goedgekeurde bijenteeltprogramma's worden door de Commissie via haar website ter beschikking gesteld van het publiek.

Artikel 6

Wijzigingen van de bijenteeltprogramma's

1.   Onverminderd lid 2 kunnen de lidstaten in hun bijenteelprogramma's vervatte maatregelen wijzigen in de loop van het bijenteeltjaar, bijvoorbeeld door maatregelen of soorten acties in te voeren of in te trekken, door veranderingen aan te brengen aan de beschrijving van de maatregelen of aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden of door overdracht van financiële middelen tussen maatregelen van het programma, op voorwaarde dat deze maatregelen blijven voldoen aan artikel 55, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De voor elke maatregel bestemde uitgaven mogen worden gewijzigd, voor zover het totale maximumbedrag van de geraamde jaarlijkse uitgaven niet wordt overschreden en de bijdrage van de Unie aan de financiering van de bijenteeltprogramma's niet meer bedraagt dan 50 % van de door de lidstaten gedane uitgaven voor deze programma's zoals deze zijn goedgekeurd.

2.   Verzoeken tot wijzigingen van een bijenteeltprogramma die gepaard gaan met de invoering van een nieuwe maatregel of de intrekking van een bestaande maatregel, worden door de lidstaten meegedeeld aan de Commissie en worden door de Commissie goedgekeurd alvorens te worden toegepast.

3.   De in lid 2 bedoelde verzoeken worden door de Commissie goedgekeurd volgens de volgende procedure:

a)

de representatieve organisaties die met de lidstaten hebben samengewerkt bij de opstelling van de bijenteeltprogramma's, worden geraadpleegd;

b)

de wijziging wordt geacht te zijn goedgekeurd indien de Commissie na een periode van 21 werkdagen na ontvangst van het verzoek geen opmerkingen heeft gemaakt. Heeft zij dat wel gedaan, dan wordt de wijziging geacht te zijn goedgekeurd zodra de lidstaat er door de Commissie van op de hoogte is gebracht dat de opmerkingen volledig in aanmerking zijn genomen.

HOOFDSTUK 3

BIJDRAGE VAN DE UNIE

Artikel 7

Subsidiabiliteit van uitgaven en betalingen

Enkel uitgaven die zijn verricht in het kader van de uitvoering van in het bijenteeltprogramma van de lidstaat vervatte maatregelen, komen in aanmerking voor een bijdrage van de Unie.

De lidstaten verrichten de betalingen aan de begunstigden voor de gedurende elk bijenteeltjaar uitgevoerde maatregelen tijdens de periode van twaalf maanden die ingaat op 16 oktober van het betrokken bijenteeltjaar en afloopt op 15 oktober van het volgende jaar.

HOOFDSTUK 4

MONITORING EN CONTROLES

Artikel 8

Controles

1.   De lidstaten voeren controles uit om na te gaan of de voorwaarden voor de toekenning van financiering door de Unie zijn nageleefd. Deze controles bestaan uit zowel administratieve controles als controles ter plaatse en zijn in overeenstemming met de in artikel 59 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde algemene beginselen.

2.   Bij de controles ter plaatse gaan de lidstaten na:

a)

of de in de bijenteeltprogramma's vervatte maatregelen, en met name de maatregelen betreffende investeringen en diensten, correct zijn uitgevoerd;

b)

of de daadwerkelijk verrichte uitgaven minstens gelijk zijn aan de gevraagde financiële steun;

c)

of het aantal gedeclareerde bijenkasten, waar van toepassing, overeenstemt met het geconstateerde aantal door de aanvrager gehouden bijenkasten, rekening houdend met de door de bijenhouder verstrekte aanvullende gegevens over de activiteit gedurende het betreffende bijenteeltjaar.

3.   De lidstaten zien erop toe dat controles ter plaatse worden verricht bij ten minste 5 % van de aanvragers van steun in het kader van hun bijenteeltprogramma's.

De steekproef voor controles wordt uit de gehele populatie van aanvragers getrokken en bestaat uit:

a)

een aantal willekeurig geselecteerde aanvragers, teneinde een representatief foutenpercentage te verkrijgen;

b)

een aantal aanvragers die zijn geselecteerd op grond van een risicoanalyse die is gebaseerd op de volgende criteria:

i)

het bedrag van de aan de begunstigden toegewezen financiering;

ii)

de aard van de in het kader van de bijenteeltmaatregelen gefinancierde acties;

iii)

de conclusies van de vorige controles ter plaatse;

iv)

andere door de lidstaten vast te stellen criteria.

Artikel 9

Onverschuldigde betalingen en sancties

1.   De rente die wordt toegevoegd aan het bedrag van overeenkomstig artikel 54, lid 1, artikel 58, lid 1, onder e), of artikel 63, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 teruggevorderde onverschuldigde betalingen, wordt berekend overeenkomstig artikel 27 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014.

2.   In geval van fraude of ernstige nalatigheid waarvoor de begunstigde verantwoordelijk is, betaalt hij de ontvangen onverschuldigde betalingen, inclusief rente, terug overeenkomstig artikel 63, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en betaalt hij daarbovenop een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen het oorspronkelijk betaalde bedrag en het bedrag waarop hij recht heeft.

HOOFDSTUK 5

VOORSCHRIFTEN INZAKE KENNISGEVING EN BEKENDMAKING

Artikel 10

Jaarlijks uitvoeringsverslag

1.   Met ingang van 2018 stellen de deelnemende lidstaten de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 maart in kennis van een jaarlijks uitvoeringsverslag inzake de toepassing van hun bijenteeltprogramma gedurende het voorbije bijenteeltjaar.

2.   Het jaarlijkse uitvoeringsverslag omvat de volgende elementen:

a)

een overzicht van de gedurende het bijenteeltjaar verrichte uitgaven in euro, opgesplitst per maatregel;

b)

resultaten op basis van de voor elke uitgevoerde maatregel geselecteerde prestatie-indicatoren.

Artikel 11

Datum van kennisgeving van het aantal bijenkasten

Met ingang van 2017 wordt elk jaar uiterlijk op 15 maart de in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 bedoelde kennisgeving verricht.

Artikel 12

Voorschriften inzake kennisgevingen

De in de artikelen 3, 6, 10 en 11 van de onderhavige verordening bedoelde kennisgevingen worden verricht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (8).

Artikel 13

Bekendmaking van geaggregeerde gegevens

De Commissie maakt op haar website geaggregeerde gegevens bekend inzake:

a)

het aantal bijenkasten waarvan overeenkomstig artikel 11 kennis is gegeven;

b)

de jaarlijkse uitvoeringsverslagen waarvan overeenkomstig artikel 10 kennis is gegeven;

c)

de in het overeenkomstig artikel 3 aangemelde bijenteeltprogramma vervatte studie over de productie- en de afzetstructuur van de bijenhouderij, als omschreven in punt 3) van de bijlage.

HOOFDSTUK 6

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 augustus 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(3)  Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 917/2004 van de Commissie van 29 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 797/2004 van de Raad betreffende maatregelen ter verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt (PB L 163 van 30.4.2004, blz. 83).

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 van de Commissie van 11 mei 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft steun in de bijenteeltsector (zie blz. 3 van dit Publicatieblad).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 59).

(7)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(8)  Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3).


BIJLAGE

De bijenteeltprogramma's bevatten ten minste de volgende elementen:

1.

een evaluatie van de resultaten die tot dusver zijn behaald bij de uitvoering van het vorige bijenteeltprogramma, als dat bestond. Met ingang van de bijenteeltprogramma's 2020-2022 is die evaluatie gebaseerd op de laatste twee jaarlijkse uitvoeringsverslagen van het vorige programma, als bedoeld in artikel 10;

2.

een beschrijving van de methode die wordt gehanteerd om het aantal bijenkasten te bepalen overeenkomstig artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366;

3.

een door de lidstaat uitgevoerde studie inzake de structuur van de bijenhouderij op zijn grondgebied, waarin zowel de productiestructuur als de afzetstructuur wordt onderzocht. De studie verschaft ten minste de volgende informatie met betrekking tot de laatste twee kalenderjaren vóór de kennisgeving van het bijenteeltprogramma met het oog op de goedkeuring ervan:

i)

het aantal bijenhouders;

ii)

het aantal bijenhouders met meer dan 150 bijenkasten;

iii)

het totale aantal bijenkasten dat wordt beheerd door bijenhouders met meer dan 150 bijenkasten;

iv)

het aantal bijenhouders dat lid is van een bijenhoudersvereniging;

v)

de jaarlijkse nationale honingproductie in kg in de laatste twee kalenderjaren vóór de kennisgeving van het bijenteeltprogramma met het oog op de goedkeuring ervan;

vi)

het prijsbereik voor multiflorale honing op de plaats van productie;

vii)

het prijsbereik voor multiflorale honing in bulk in de groothandel;

viii)

de geraamde gemiddelde opbrengst in kg honing per bijenkast en per jaar;

ix)

de geraamde gemiddelde (vaste en variabele) productiekosten per kg geproduceerde honing;

x)

voor de lidstaten die in de voorgaande driejarige periode geen bijenteeltprogramma hadden: het aantal bijenkasten dat is vastgesteld in de laatste twee kalenderjaren vóór de kennisgeving van het bijenteeltprogramma met het oog op de goedkeuring ervan;

4.

een evaluatie van de behoeften van de bijenteeltsector in de lidstaat op basis van ten minste de evaluatie van de resultaten van het vorige bijenteeltprogramma (als dat bestond), een studie over de productie- en de afzetstructuur van de bijenhouderij, en de resultaten van de samenwerking met de representatieve organisaties in de bijenteeltsector;

5.

een beschrijving van de doelstellingen van het bijenteeltprogramma en het verband tussen deze doelstellingen en de in artikel 55, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde bijenteeltmaatregelen;

6.

een gedetailleerde beschrijving van de acties die zullen worden uitgevoerd in het kader van de bijenteeltmaatregelen van artikel 55, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, met inbegrip van de geraamde kosten en een financieringsplan, opgesplitst per jaar en per maatregel;

7.

de door de lidstaten vastgestelde criteria om te waarborgen dat de bijenteeltprogramma's overeenkomstig artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 niet dubbel worden gefinancierd;

8.

de voor elke geselecteerde bijenteeltmaatregel gehanteerde prestatie-indicatoren. De lidstaten selecteren ten minste één relevante prestatie-indicator per maatregel;

9.

regelingen voor de tenuitvoerlegging van het bijenteeltprogramma, met inbegrip van:

i)

de aanwijzing door de lidstaat van een voor het beheer van de bijenteeltprogramma's verantwoordelijk contactpunt;

ii)

een beschrijving van de monitoringprocedure;

iii)

een beschrijving van de acties die zullen worden ondernomen bij onverschuldigde betalingen aan de begunstigden, met inbegrip van de sancties;

iv)

de bepalingen om te waarborgen het goedgekeurde programma in de lidstaat wordt bekendgemaakt;

v)

de acties die zijn ondernomen met het oog op de samenwerking met de representatieve organisaties in de bijenteeltsector;

vi)

een beschrijving van de methode die wordt gehanteerd om de maatregelen van het bijenteeltprogramma voor de bijenteeltsector in de betrokken lidstaat te evalueren.