17.6.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 150/10 |
VERORDENING (EU) 2015/924 VAN DE COMMISSIE
van 8 juni 2015
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 321/2013 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem „rollend materieel — goederenwagens” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (1), en met name artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2) dient het Europees Spoorwegbureau („het Bureau”) erop toe te zien dat de technische specificaties inzake interoperabiliteit („TSI's”) zijn aangepast aan de technische vooruitgang, marktontwikkelingen en maatschappelijke eisen en de Commissie voorstellen te doen voor aanpassingen van TSI's die het noodzakelijk acht. |
(2) |
Bij Besluit C(2007)3371 van 13 juli 2007 heeft de Commissie het Bureau een kadermandaat verleend om bepaalde activiteiten uit te voeren op grond van Richtlijn 96/48/EG van de Raad (3) en Richtlijn 2001/16/EG van het Europees Parlement en de Raad (4). Op grond van dat kadermandaat heeft het Bureau de opdracht gekregen de bij Verordening (EU) nr. 321/2013 van de Commissie (5) vastgestelde TSI goederenwagons te herzien. |
(3) |
Op 21 januari 2014 heeft het Bureau advies uitgebracht over de uitbreiding van de „GE”-markering op wagons (ERA-ADV-2014-1). |
(4) |
Op 21 mei 2014 heeft het Bureau een aanbeveling uitgebracht over wijzigingen van de TSI inzake de „keuring van composiet remblokken door een aangemelde instantie” (ERA-REC-109-2014-REC). |
(5) |
Verordening (EU) nr. 321/2013 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 321/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 3 wordt het volgende punt c) toegevoegd:
|
2) |
De volgende artikelen 8 bis, 8 ter en 8 quater worden ingevoegd: „Artikel 8 bis 1. Onverminderd deel 6.3 van de bijlage mag gedurende een overgangsperiode van tien jaar na de datum van toepassing van deze verordening een EG-keuringscertificaat worden afgegeven voor een subsysteem dat onderdelen bevat die overeenstemmen met het interoperabiliteitsonderdeel „wrijvingselement voor remsystemen die op het loopvlak werken”, indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:
2. De productie, verbetering of vernieuwing van subsystemen waarin niet-gecertificeerde interoperabiliteitsonderdelen worden gebruikt, moet, met inbegrip van de vergunning voor de indienststelling van het subsysteem, voor het verstrijken van de in lid 1 vastgestelde overgangsperiode, worden voltooid. 3. Gedurende de in lid 1 bedoelde overgangsperiode:
Artikel 8 ter 1. Tot het verstrijken van de huidige goedkeuring is voor interoperabiliteitsonderdelen in aanhangsel G van de bijlage genoemde „wrijvingselementen voor remsystemen die op het loopvlak werken” geen EG-verklaring van conformiteit vereist. Tijdens die periode worden de in aanhangsel G van de bijlage genoemde „wrijvingselementen voor remsystemen die op het loopvlak werken” conform geacht met deze verordening. 2. Na het verstrijken van de huidige goedkeuring is voor de in aanhangsel G van de bijlage genoemde interoperabiliteitsonderdelen „wrijvingselementen voor remsystemen die op het loopvlak werken” een EG-verklaring van conformiteit vereist. Artikel 8 quater 1. Onverminderd deel 6.3 van de bijlage mag gedurende een overgangsperiode van tien jaar na het verstrijken van de goedkeuring van het interoperabiliteitsonderdeel een EG-keuringscertificaat worden afgegeven voor een subsysteem waarin onderdelen zijn gebruikt die overeenstemmen met het interoperabiliteitsonderdeel „wrijvingselement voor remsystemen die op het loopvlak werken” en waarvoor geen EG-verklaring van conformiteit is afgegeven, indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:
2. De productie, verbetering of vernieuwing van subsystemen waarin niet-gecertificeerde interoperabiliteitsonderdelen worden gebruikt moet, met inbegrip van de vergunning voor de indienststelling van het subsysteem, voor het verstrijken van de in lid 1 vastgestelde overgangsperiode, worden voltooid. 3. Gedurende de in lid 1 bedoelde overgangsperiode:
|
3) |
Het volgende artikel 9 bis wordt ingevoegd: „Artikel 9 bis Het EG-typekeurings- of EG-ontwerpkeuringscertificaat voor het interoperabiliteitsonderdeel „wrijvingselement voor remsystemen die op het loopvlak werken” is tien jaar geldig. Tijdens die periode mogen onderdelen van hetzelfde type op de markt worden gebracht op basis van een EG-verklaring van conformiteit waarin naar dat EG-typekeurings- of EG-ontwerpkeuringscertificaat wordt verwezen.”. |
4) |
In artikel 10 wordt lid 1 vervangen door: „1. Het Bureau publiceert op zijn website voor de periode waarin die remblokken niet onder de EG-verklaringen vallen de lijst van de volledig goedgekeurde composietremblokken voor internationaal vervoer als bedoeld in aanhangsel G van de bijlage.”. |
5) |
Het volgende artikel 10 bis wordt ingevoegd: „Artikel 10 bis 1. Om gelijke tred te houden met de technologische vooruitgang kunnen innovatieve oplossingen vereist zijn die niet voldoen aan de in de bijlage vermelde specificaties en/of waarvoor de in de bijlage vermelde toetsingsmethoden niet kunnen worden toegepast. In dat geval worden voor die innovatieve oplossingen nieuwe specificaties en/of nieuwe toetsingsmethoden ontwikkeld. 2. Innovatieve oplossingen kunnen verband houden met het subsysteem „rollend materieel — goederenwagons”, of met onderdelen of interoperabiliteitsonderdelen daarvan. 3. Als een innovatieve oplossing wordt voorgesteld, moet de fabrikant of zijn in de Unie gevestigde gemachtigde vertegenwoordiger toelichten in welke mate die oplossing afwijkt van of een aanvulling vormt op de toepasselijke voorschriften van deze TSI en de afwijkingen ter analyse voorleggen aan de Commissie. 4. De Commissie brengt advies uit over de voorgestelde innovatieve oplossing. Indien een gunstig advies wordt uitgebracht, worden de relevante functionele en interfacespecificaties en de toetsingsmethode, die in de TSI moeten worden opgenomen om het gebruik van de innovatieve oplossing mogelijk te maken, ontwikkeld en vervolgens in de TSI geïntegreerd tijdens het krachtens artikel 6 van Richtlijn 2008/57/EG uitgevoerde herzieningsproces. Indien een ongunstig advies wordt uitgebracht, mag de voorgestelde innovatieve oplossing niet worden toegepast. 5. In afwachting van de herziening van de TSI wordt het gunstige advies van de Commissie beschouwd als een aanvaardbare wijze van naleving van de essentiële eisen van Richtlijn 2008/57/EG en mag dit derhalve worden gebruikt voor de beoordeling van het subsysteem.”. |
6) |
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 321/2013 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juni 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1).
(3) Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 6).
(4) Richtlijn 2001/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (PB L 110 van 20.4.2001, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 321/2013 van de Commissie van 13 maart 2013 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem „rollend materieel — goederenwagens” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Beschikking 2006/861/EG (PB L 104 van 12.4.2013, blz. 1).
BIJLAGEN
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 321/2013 (TSI WAG) wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In hoofdstuk 3 „Essentiële eisen” wordt in tabel 1 onder de rij met de tekst „4.2.4.3.4” in de kolom met de hoofding „punt” de volgende tekst toegevoegd:
|
2) |
Hoofdstuk 4 „Karakterisering van het subsysteem” wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Hoofdstuk 5 „Interoperabiliteitsonderdelen” wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Hoofdstuk 6 „Conformiteitsbeoordeling en EG-keuring” wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
In hoofdstuk 7 „Tenuitvoerlegging” wordt de tweede zin van punt 7.1.2, onder j), geschrapt. |
6) |
In aanhangsel A wordt de laatste rij van tabel A.1 geschrapt. |
7) |
Aanhangsel C wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Aanhangsel D wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
In aanhangsel E komt de eerste alinea van afdeling 1 als volgt te luiden: „De kleur van de sluitseinen moet in overeenstemming zijn met punt 5.5.3 van EN 15153-1:2013.”. |
10) |
In aanhangsel F wordt de volgende rij toegevoegd onder de rij met in de kolom „element van het subsysteem rollend materieel” de tekst „antiblokkeerinrichting”:
|
(*) De modules CA1, CA2 en CH mogen alleen worden gebruikt voor producten die vóór de inwerkingtreding van deze TSI zijn ontwikkeld en in de handel zijn gebracht, op voorwaarde dat de fabrikant aan de aangemelde instantie kan aantonen dat de ontwerpcontrole en het typeonderzoek voor vorige toepassingen onder gelijkaardige omstandigheden zijn uitgevoerd en in overeenstemming zijn met de eisen van deze TSI. Deze staving dient schriftelijk te gebeuren en wordt geacht hetzelfde bewijsniveau te leveren als module CB of ontwerponderzoek volgens module CH1.
(**) Module CV wordt gebruikt wanneer de fabrikant van wrijvingselementen voor remsystemen die op het loopvlak werken (van oordeel is dat hij) nog niet voldoende ervaring heeft opgedaan met het voorgestelde ontwerp.”;