19.5.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/1


VERORDENING (EU) 2015/751 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 29 april 2015

betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een versnipperde interne markt is schadelijk voor het concurrentievermogen, de groei en de banenschepping in de Unie. Het wegwerken van belemmeringen voor de goede werking en de voltooiing van een geïntegreerde markt voor elektronische betalingen, zonder onderscheid tussen binnenlandse en grensoverschrijdende betalingen, is noodzakelijk voor de goede werking van de interne markt.

(2)

Met Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) is de juridische grondslag gelegd voor de totstandbrenging van een Uniebrede interne markt voor betalingsverkeer. Deze richtlijn, waarbij uniforme voorschriften voor het verlenen van betalingsdiensten zijn vastgesteld, heeft immers de activiteit van betalingsdienstaanbieders aanzienlijk vergemakkelijkt.

(3)

In Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad (5) is het beginsel vastgelegd dat gebruikers voor een grensoverschrijdende betaling in euro dezelfde kosten betalen als voor een overeenkomstige betaling binnen een lidstaat, met inbegrip van de onder deze verordening vallende op kaarten gebaseerde betalingstransacties.

(4)

Bij Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6) zijn de voorschriften vastgesteld voor de uitvoering van overmakingen en automatische afschrijvingen in euro in de interne markt, maar op kaarten gebaseerde betalingstransacties vallen niet onder het toepassingsgebied ervan.

(5)

Bij Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn bepaalde voorschriften voor tussen consumenten en handelaren gesloten overeenkomsten geharmoniseerd, waaronder voorschriften betreffende vergoedingen voor het gebruik van betaalmiddelen. In de richtlijn is bepaald dat de lidstaten handelaren verbieden consumenten voor het gebruik van een bepaald betaalmiddel vergoedingen aan te rekenen die de door de handelaar hiervoor gedragen kosten overschrijden.

(6)

Veilig, efficiënt, concurrerend en innovatief elektronisch betalingsverkeer is van cruciaal belang om consumenten, handelaren en ondernemingen ten volle te laten profiteren van de voordelen die de interne markt te bieden heeft, vooral omdat de wereld steeds meer op elektronische handel overstapt.

(7)

In sommige lidstaten is wetgeving vastgesteld of in voorbereiding om afwikkelingsvergoedingen direct of indirect te reguleren en die betrekking heeft op diverse aspecten, waaronder de vaststelling van maxima voor afwikkelingsvergoedingen op verschillende niveaus, handelarenvergoedingen, de verplichting om alle kaarten te honoreren en sturingsmaatregelen. De bestaande administratieve besluiten van die lidstaten lopen sterk uiteen. Verwacht wordt dat, om de niveaus van de afwikkelingsvergoedingen meer consistent te maken, verdere nationale regelgevingsmaatregelen zullen worden geïntroduceerd die erop gericht zijn om niveaus van, of verschillen tussen, afwikkelingsvergoedingen aan te pakken. Het probleem met dergelijke nationale maatregelen is dat zij de voltooiing van de interne markt voor op kaarten gebaseerde betalingen en op kaarten gebaseerde internet- en mobiele betalingen waarschijnlijk in aanzienlijke mate zullen belemmeren, en daardoor de vrijheid van dienstverrichting in de weg zullen staan.

(8)

Betaalkaarten zijn het vaakst gebruikte elektronische betaalinstrument voor aankopen in detailhandelszaken. De integratie van de betaalkaartmarkt in de Unie is echter verre van voltooid omdat vele betalingsoplossingen zich niet over de landsgrenzen heen kunnen ontwikkelen en nieuwe pan-Europese spelers wordt belet de markt te betreden. Het is noodzakelijk de belemmeringen voor de efficiënte werking van de betaalkaartmarkt, ook op het gebied van op kaarten gebaseerde betalingen en op kaarten gebaseerde mobiele en internetbetalingen, weg te nemen.

(9)

Om de interne markt efficiënter te doen functioneren moet elektronisch betalingsverkeer in het belang van handelaren en consumenten worden aangemoedigd en vergemakkelijkt. Kaarten en andere elektronische betaalinstrumenten kunnen op een veelzijdiger manier worden gebruikt, onder meer om onlinebetalingen te verrichten en van de interne markt en de elektronische handel te profiteren, terwijl elektronische betalingen ook potentieel veiliger betalingen zijn voor handelaren. Op kaarten gebaseerde betalingstransacties kunnen derhalve voor handelaren en consumenten voordeliger uitvallen dan contante betalingen, op voorwaarde dat de vergoedingen voor het gebruik van de betaalkaartschema's op een economisch efficiënt niveau zijn vastgesteld, en tegelijkertijd bijdragen tot eerlijke concurrentie, innovatie en de toetreding van nieuwkomers tot de markt.

(10)

Afwikkelingsvergoedingen zijn vergoedingen die gewoonlijk worden toegepast tussen de kaartaccepterende en de kaartuitgevende betalingsdienstaanbieders die van een bepaald betaalkaartschema deel uitmaken. Afwikkelingsvergoedingen vormen een belangrijk deel van de vergoedingen die accepterende betalingsdienstaanbieders voor elke op een kaart gebaseerde betalingstransactie aan handelaren in rekening brengen. Handelaren verwerken deze kaartkosten, net als al hun andere kosten, op hun beurt in de algemene prijzen van goederen en diensten. De concurrentie tussen betaalkaartschema's om betalingsdienstaanbieders ervan te overtuigen kaarten van hun schema uit te geven, werkt eerder een verhoging dan een verlaging van de afwikkelingsvergoedingen in de hand, terwijl concurrentie in een markteconomie normaal gezien prijsverlagend zou moeten werken. Naast een consequente toepassing van de mededingingsregels op afwikkelingsvergoedingen, zou de regulering van die vergoedingen een betere werking van de interne markt teweegbrengen en bijdragen tot een vermindering van de transactiekosten voor consumenten.

(11)

Het brede scala aan afwikkelingsvergoedingen en het niveau ervan beletten de opkomst van nieuwe pan-Europese spelers met bedrijfsmodellen waarin lagere of geen afwikkelingsvergoedingen worden aangerekend, wat ten koste gaat van potentiële schaal- en synergievoordelen en de daaruit voortvloeiende efficiëntiewinsten. Deze toestand heeft negatieve gevolgen voor handelaren en consumenten en staat innovatie in de weg. Pan-Europese spelers die een bepaalde markt willen betreden, zien zich immers tenminste verplicht uitgevende banken de hoogste op die markt gangbare afwikkelingsvergoeding te bieden, waardoor de versnippering van de markt in stand wordt gehouden. Een ander risico is dat bestaande binnenlandse schema's die lagere of geen afwikkelingsvergoedingen toepassen, onder druk van banken die hogere inkomsten uit afwikkelingsvergoedingen nastreven, zich niet op de markt kunnen handhaven. Dit alles heeft tot gevolg dat consumenten en handelaren het met een beperktere keuze, hogere prijzen en betalingsdiensten van mindere kwaliteit moeten doen, terwijl zij ook maar op beperkte wijze van pan-Europese betalingsoplossingen gebruik kunnen maken. Daarbij komt nog dat handelaren de verschillen in vergoedingen niet kunnen ondervangen door gebruik te maken van kaartacceptatiediensten die door banken in andere lidstaten worden aangeboden. Volgens de specifieke regels van de betaalkaartschema's geldt, op basis van hun territoriale beleid inzake licentieverlening, voor elke betalingstransactie immers de afwikkelingsvergoeding van het „verkooppunt” (land van de handelaar). Dit belet accepteerders hun diensten met succes over de grenzen heen aan te bieden. Tevens kan het handelaren beletten hun betalingskosten in het voordeel van consumenten te reduceren.

(12)

De toepassing van de bestaande wetgeving door de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten heeft deze situatie niet kunnen verhelpen.

(13)

Om versnippering van de interne markt en ernstige verstoringen van de concurrentie als gevolg van uiteenlopende wetten en bestuursrechtelijke besluiten te voorkomen, moeten er derhalve overeenkomstig artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie maatregelen worden genomen om het probleem van hoge en uiteenlopende afwikkelingsvergoedingen aan te pakken, alsook om betalingsdienstaanbieders in staat te stellen hun diensten over de grenzen heen aan te bieden en consumenten en handelaren de gelegenheid te bieden van grensoverschrijdende diensten gebruik te maken.

(14)

De toepassing van deze verordening dient de toepassing van de mededingingsregels van de Unie en van de lidstaten onverlet te laten. Zij dient de lidstaten niet te beletten lagere maxima te handhaven of in te voeren, of door middel van nationale wetgeving maatregelen met een gelijkwaardig oogmerk of gevolg te nemen.

(15)

Ten behoeve van de goede werking van een interne markt voor op kaarten gebaseerde betalingen en op kaarten gebaseerde internet- en mobiele betalingen, met alle positieve gevolgen van dien voor consumenten en handelaren, dient deze verordening van toepassing te zijn op de grensoverschrijdende en binnenlandse uitgifte en acceptatie van op kaarten gebaseerde betalingstransacties. Als handelaren een accepteerder van buiten hun eigen lidstaat kunnen kiezen (grensoverschrijdende acceptatie), hetgeen zal worden gefaciliteerd door het opleggen van hetzelfde maximumniveau voor binnenlandse en grensoverschrijdende afwikkelingsvergoedingen voor geaccepteerde transacties en het verbod op territoriale licentieverlening, moet het mogelijk zijn de noodzakelijke juridische duidelijkheid te scheppen en concurrentieverstoringen tussen betaalkaartschema's te voorkomen.

(16)

Als gevolg van unilaterale toezeggingen en verbintenissen die in het kader van mededingingsprocedures zijn aanvaard, worden in de Unie reeds veel grensoverschrijdende op kaarten gebaseerde betalingstransacties uitgevoerd met inachtneming van de maximale afwikkelingsvergoedingen. Om voor eerlijke concurrentie op de markt voor acceptatiediensten te zorgen, moeten de bepalingen met betrekking tot grensoverschrijdende en binnenlandse transacties tezelfdertijd en binnen een redelijke termijn na de inwerkingtreding van deze verordening worden toegepast, rekening houdend met de moeilijkheid en de complexiteit van de migratie van betaalkaartschema's, die deze verordening nodig maakt.

(17)

Er zijn in hoofdzaak twee soorten kredietkaarten beschikbaar op de markt. Met kaarten met uitgestelde debitering wordt de rekening van de kaarthouder op een vooraf afgesproken specifieke datum, meestal één keer per maand, gedebiteerd met het totale bedrag van de transacties, zonder dat er rente moet worden betaald. Met andere kredietkaarten kan de kaarthouder gebruikmaken van een kredietfaciliteit teneinde een deel van de verschuldigde bedragen op een later tijdstip dan gespecificeerd terug te betalen, met rente of andere kosten.

(18)

Voor alle op een debet- of kredietkaart gebaseerde betalingstransacties moet een maximumpercentage voor de afwikkelingsvergoeding gelden.

(19)

Uit de effectbeoordeling blijkt dat een verbod op afwikkelingsvergoedingen voor debetkaarttransacties gunstig zou zijn voor de acceptatie en het gebruik van kaarten en voor de ontwikkeling van de eengemaakte markt, en meer voordelen voor handelaren en consumenten zou opleveren dan een op een hoger niveau vastgesteld maximum. Bovendien zouden de negatieve effecten die een hoger maximum op nationale schema's zonder of met zeer lage afwikkelingsvergoedingen voor debettransacties zou hebben omdat grensoverschrijdende uitbreiding of nieuwkomers op de markt in dat geval de vergoedingenniveaus tot het maximumniveau zouden doen stijgen, worden voorkomen. Met een verbod op afwikkelingsvergoedingen voor debetkaarttransacties wordt ook de dreiging van de uitvoer van het model voor afwikkelingsvergoedingen naar nieuwe innoverende betalingsdiensten, zoals mobiele en onlinesystemen, aangepakt.

(20)

De in deze verordening vastgestelde maxima zijn gebaseerd op de in de economische literatuur ontwikkelde „Merchant Indifference Test”, waarmee wordt bepaald welke vergoeding een handelaar zou willen betalen als hij de kosten van het gebruik van betaalkaarten door klanten zou vergelijken met de kosten van niet met een kaart gedane (contante) betalingen (rekening houdend met de vergoeding die aan de accepterende bank moet worden betaald, d.w.z. de handelarenvergoeding en de afwikkelingsvergoeding). Met dergelijke maxima wordt het gebruik van efficiënte betaalinstrumenten in de hand gewerkt, doordat betalen met kaarten die hogere transactievoordelen opleveren, wordt gestimuleerd, terwijl onevenredig hoge handelarenvergoedingen — die verborgen kosten voor andere consumenten met zich brengen — worden voorkomen. Zo niet zouden de handelarenvergoedingen, als gevolg van de collectieve regelingen voor afwikkelingsvergoedingen, buitensporig hoog kunnen worden, omdat handelaren niet snel dure betaalinstrumenten zullen weigeren uit vrees klanten te verliezen. De ervaring heeft aangetoond dat de maxima evenredig zijn omdat zij geen problemen met zich brengen voor de werking van internationale kaartschema's en betalingsdienstaanbieders. Zij leveren tevens voordelen voor handelaren en consumenten op en bieden rechtszekerheid.

(21)

Niettemin hebben de afwikkelingsvergoedingen, zoals in de effectbeoordeling wordt aangetoond, in sommige lidstaten een zodanige ontwikkeling ondergaan dat consumenten kunnen profiteren van doeltreffende debetkaartmarkten wat betreft kaartacceptatie en kaartgebruik met afwikkelingsvergoedingen die onder het door de handelaren geaccepteerde niveau („merchant indifference level”) liggen. De lidstaten moeten derhalve kunnen besluiten voor binnenlandse debetkaarttransacties lagere afwikkelingsvergoedingen vast te stellen.

(22)

Voorts dient, om te garanderen dat vergoedingen voor debetkaarten op een economisch efficiënt niveau worden vastgesteld, rekening houdend met de structuur van de binnenlandse markten voor debetkaarten, de mogelijkheid te worden gehandhaafd om maxima voor afwikkelingsvergoedingen uit te drukken als een vast tarief. Een vast tarief kan ook een stimulans zijn om kleine bedragen (microbetalingen) met behulp van een kaart te betalen. Het moet ook mogelijk zijn dat vaste tarief in combinatie met een procentueel tarief toe te passen, op voorwaarde dat de som van die afwikkelingsvergoedingen niet groter is dan het aangegeven percentage van de totale jaarlijkse transactiewaarde op binnenlands niveau binnen elk betaalkaartschema. Tevens moet het mogelijk zijn een procentuele maximale afwikkelingsvergoeding per transactie vast te stellen die lager is en een vast maximumbedrag voor de vergoeding op te leggen als limiet voor het bedrag van de vergoeding dat het resultaat is van het toepasselijke procentuele tarief per transactie.

(23)

Voorts is het, in overweging genomen dat met deze verordening voor het eerst naar de harmonisatie van afwikkelingsvergoedingen wordt gestreefd in een context waarin bestaande debetkaartschema's en afwikkelingsvergoedingen zeer verschillend zijn, noodzakelijk om in flexibiliteit voor binnenlandse betaalkaartmarkten te voorzien. Daarom moet het de lidstaten mogelijk zijn gedurende een redelijke overgangstermijn met betrekking tot alle binnenlandse debetkaarttransacties binnen elk betaalkaartschema een gewogen gemiddelde afwikkelingsvergoeding van maximum 0,2 % van de gemiddelde jaarlijkse transactiewaarde van alle binnenlandse debetkaarttransacties binnen elk betaalkaartschema toe te passen. Wanneer de maximale afwikkelingsvergoeding binnen een betaalkaartschema op basis van die gemiddelde jaarlijkse transactiewaarde wordt vastgesteld, volstaat het dat een betalingsdienstaanbieder deelneemt aan een betaalkaartschema (of bepaalde andere soorten overeenkomsten tussen betalingsdienstaanbieders) waarin voor alle binnenlandse debetkaarttransacties een gewogen gemiddelde afwikkelingsvergoeding van maximum 0,2 % wordt toegepast. Ook hier kan een forfaitaire vergoeding of een procentuele vergoeding of een combinatie van de twee worden toegepast, op voorwaarde dat het gewogen gemiddelde maximum in acht wordt genomen.

(24)

Teneinde de relevante maximale afwikkelingsvergoedingen voor binnenlandse debetkaarttransacties te kunnen vaststellen, is het passend de nationale bevoegde autoriteiten die deze verordening moeten doen naleven, toe te laten informatie te verzamelen over het volume en de referentiewaarde van alle debetkaarttransacties binnen één betaalkaartschema of van de debetkaarttransacties van een of meer betalingsdienstaanbieders. Hierdoor moeten betaalkaartschema's en betalingsdienstaanbieders worden verplicht de desbetreffende gegevens aan de bevoegde nationale autoriteiten te verstrekken met inachtneming van de door die autoriteiten vastgestelde voorschriften en termijnen. De rapportageverplichtingen moeten niet alleen voor de betaalkaartschema's, maar ook voor betalingsdienstaanbieders zoals uitgevers of accepteerders gelden, zodat alle relevante informatie beschikbaar is voor de bevoegde autoriteiten, die in elk geval kunnen eisen dat die informatie via het betaalkaartschema wordt verzameld. Bovendien is het belangrijk dat lidstaten ervoor zorgen dat de relevante informatie over de toepasselijke maxima voor afwikkelingsvergoedingen voldoende bekend is bij het publiek. Aangezien betaalkaartschema's in het algemeen geen betalingsdienstaanbieders zijn die onder prudentieel toezicht staan, kunnen de bevoegde autoriteiten eisen dat de door deze entiteiten verstuurde informatie door een onafhankelijke auditor wordt gecertificeerd.

(25)

Sommige betaalinstrumenten op binnenlands niveau stellen de betaler in staat om op kaarten gebaseerde betalingstransacties te initiëren waarbij het betaalkaartschema geen onderscheid kan maken tussen een debet- of een kredietkaarttransactie. Wat de kaarthouder beslist, is bij het betaalkaartschema of de accepteerder niet bekend, waardoor de betaalkaartschema's onmogelijk de verschillende maxima kunnen toepassen waarin de verordening voorziet voor debet- en kredietkaarttransacties (waartussen een onderscheid bestaat op grond van het moment waarop de betalingstransactie wordt gedebiteerd). Om de functionaliteit van bestaande bedrijfsmodellen te waarborgen en ongerechtvaardigde of buitensporige kosten voor het naleven van de wettelijke voorschriften te voorkomen en tegelijk een passend gelijk speelveld tussen de verschillende soorten betaalkaarten te garanderen, is het passend om op zulke binnenlandse betalingstransacties met „universele kaarten” dezelfde regel toe te passen als deze waarin deze verordening voorziet voor debetkaarttransacties. Niettemin moet voor die betaalinstrumenten in een langere aanpassingstijd worden voorzien. Daarom moeten de lidstaten, bij wijze van uitzondering en gedurende een overgangsperiode van 18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening, een maximaal aandeel kunnen vaststellen van de binnenlandse betalingstransacties met „universele kaarten” die als gelijkwaardig met kredietkaarttransacties worden beschouwd. Zo zou het kredietkaartmaximum kunnen worden toegepast op het vastgestelde aandeel van de totale waarde van de transacties voor handelaren of accepteerders. Het mathematische resultaat van de bepalingen zou dan in overeenstemming zijn met de toepassing van één maximum voor afwikkelingsvergoedingen voor binnenlandse betalingstransacties die met universele kaarten worden verricht.

(26)

Deze verordening moet betrekking hebben op alle transacties waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler en de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zich in de Unie bevinden.

(27)

Conform het in de digitale agenda voor Europa beschreven beginsel van technologische neutraliteit dient deze verordening betrekking te hebben op alle op kaarten gebaseerde betalingstransacties, ongeacht de omgeving (daaronder begrepen instrumenten en diensten voor betalingen in de detailhandel welke offline, online of mobiel kunnen zijn) waarin de transactie plaatsvindt.

(28)

Op kaarten gebaseerde betalingstransacties worden doorgaans uitgevoerd volgens twee belangrijke bedrijfsmodellen, zogeheten „driepartijenbetaalkaartschema's” (kaarthouder — accepterend en uitgevend schema — handelaar) en „vierpartijenbetaalkaartschema's” (kaarthouder — uitgevende bank — accepterende bank — handelaar). Tal van vierpartijenbetaalkaartschema's hanteren een expliciete, meestal multilaterale afwikkelingsvergoeding. Om het bestaan van impliciete afwikkelingsvergoedingen te erkennen en tot de verwezenlijking van gelijke concurrentievoorwaarden bij te dragen, moeten driepartijenbetaalkaartschema's die van betalingsdienstaanbieders als uitgevers of accepteerders gebruikmaken, als vierpartijenbetaalkaartschema's worden aangemerkt en horen zij dezelfde voorschriften in acht te nemen; transparantie- en andere maatregelen in verband met bedrijfsregels dienen op alle aanbieders van toepassing te zijn. Rekening houdend met de specifieke situatie die zich voor dergelijke driepartijenbetaalkaartschema's kan voordoen, is het echter passend te voorzien in een overgangsperiode gedurende welke de lidstaten kunnen beslissende regels voor het maximum voor afwikkelingsvergoedingen niet toe te passen indien deze schema's in de betrokken lidstaat een zeer beperkt marktaandeel hebben.

(29)

De uitgiftedienst is gebaseerd op een contractuele relatie tussen de uitgever van het betaalinstrument en de betaler, ongeacht of de uitgever het geld houdt namens de betaler. De uitgever stelt betaalkaarten ter beschikking van de betaler, machtigt tot transacties met terminals of soortgelijke instrumenten en kan betaling aan de accepteerder garanderen voor transacties die conform de regels van het desbetreffende schema worden verricht. Daarom wordt de loutere verdeling van betaalkaarten of technische diensten, zoals het louter verwerken en bewaren van gegevens, niet aangemerkt als uitgifte.

(30)

De acceptatiedienst vormt een keten van verrichtingen, gaande van de initiatie van een op kaarten gebaseerde betalingstransactie tot de overmaking van de geldmiddelen naar de betaalrekening van de begunstigde. Afhankelijk van de lidstaat en van het bestaande bedrijfsmodel is de acceptatie in elke lidstaat verschillend georganiseerd. Daarom sluit de betalingsdienstaanbieder die de afwikkelingsvergoeding betaalt, niet altijd direct met de begunstigde een overeenkomst. Intermediairs die een deel van de acceptatiediensten verstrekken zonder daarom een directe contractuele betrekking met begunstigden te hebben, dienen niettemin onder de in deze verordening vervatte definitie van accepteerder te vallen. De acceptatiedienst wordt verstrekt los van de vraag of de accepteerder het geld houdt namens de begunstigde. Technische diensten, zoals het louter verwerken en bewaren van gegevens of de aandrijving van terminals, worden niet aangemerkt als acceptatiedienst.

(31)

Er moet op worden toegezien dat de bepalingen betreffende de door betalingsdienstaanbieders te betalen of te ontvangen afwikkelingsvergoedingen niet worden omzeild met alternatieve vergoedingenstromen naar de uitgevers. Om dit te voorkomen dient de „nettocompensatie” van de vergoedingen, met inbegrip van mogelijke vergunningskosten, die de uitgever heeft betaald aan of ontvangen van een betaalkaartschema, een accepteerder of enige andere intermediair, als de afwikkelingsvergoeding te worden aangemerkt. Om na te gaan of er van omzeiling sprake is, dient bij de berekening van de afwikkelingsvergoeding rekening te worden gehouden met het totaalbedrag aan betalingen of stimulansen die een uitgever met betrekking tot de gereglementeerde transacties van een betaalkaartschema heeft ontvangen, verminderd met de vergoedingen die de uitgever aan het betaalkaartschema heeft betaald. De in aanmerking genomen betalingen, stimulansen en vergoedingen kunnen een direct karakter (d.w.z. op basis van het volume of de specifieke transactie) of een indirect karakter (onder meer verkoopstimulansen, bonussen, kortingen voor bepaalde transactievolumes) hebben. Bij het nagaan of de bepalingen van deze verordening worden omzeild, moet met name rekening worden gehouden met de voordelen die uitgevers van kaarten halen uit speciale programma's die gezamenlijk worden uitgevoerd door uitgevers en betaalkaartschema's, en met de inkomsten uit verwerkings-, licentieverlenings- en andere vergoedingen die inkomsten opleveren voor kaartorganisaties. De uitgifte van betaalkaarten in derde landen moet, in voorkomend geval en indien zulks door andere objectieve elementen wordt bevestigd, ook in aanmerking kunnen worden genomen bij het beoordelen van een eventuele omzeiling van deze verordening.

(32)

Consumenten zijn vaak niet op de hoogte van de vergoedingen die handelaren betalen voor het betaalinstrument dat zij gebruiken. Tegelijkertijd kunnen uitgevers er met een aantal stimulansen (in de vorm van onder meer reisvouchers, bonussen, kortingen, terugboekingen, gratis verzekeringen enz.) op aansturen dat consumenten gebruikmaken van betaalinstrumenten, waardoor voor uitgevers hoge vergoedingen worden gegenereerd. Om daaraan tegenwicht te bieden, mogen de maatregelen die ertoe strekken afwikkelingsvergoedingen te beperken, alleen maar betrekking hebben op betaalkaarten die massaproducten zijn geworden, en die handelaren doorgaans moeilijk kunnen weigeren omdat de uitgifte en het gebruik ervan zo wijdverspreid zijn (debet- en kredietkaarten van consumenten). Teneinde tot een doeltreffender marktwerking in de niet-gereglementeerde delen van de sector te komen en de overheveling van activiteiten van de gereglementeerde naar de niet-gereglementeerde delen van de sector te beperken, is het noodzakelijk een reeks maatregelen vast te stellen betreffende, onder meer, het scheiden van schema en infrastructuur, het door de begunstigde sturen van het gedrag van de betaler en de selectieve acceptatie van betaalinstrumenten door de begunstigde.

(33)

Het aanbrengen van een scheiding tussen schema en infrastructuur moet alle verwerkingsentiteiten in de gelegenheid stellen te concurreren om klanten van de schema's. Aangezien verwerkingskosten een aanzienlijk deel van de totale kosten van kaartacceptatie vertegenwoordigen, is het van belang ervoor te zorgen dat voor deze schakel in de waardeketen van daadwerkelijke concurrentie sprake is. De scheiding van schema en infrastructuur houdt in dat kaartschema's en verwerkingsentiteiten onafhankelijk moeten zijn wat boekhouding, organisatie en besluitvormingsproces betreft. Zij mogen niet discrimineren door, bijvoorbeeld, elkaar een voorkeursbehandeling te bieden, elkaar vertrouwelijke informatie te verstrekken die niet beschikbaar is voor hun concurrenten in hun respectieve marktsegment, hun concurrent in hun respectieve marktsegment buitensporige informatievereisten op te leggen, tot kruissubsidiëring van hun respectieve activiteiten over te gaan of governanceregelingen met elkaar te delen. Dergelijke discriminerende praktijken werken een versnippering van de markt in de hand, staan de toegang van nieuwkomers tot de markt in de weg en beletten de opkomst van pan-Europese marktspelers, waardoor de voltooiing van de interne markt op het gebied van op kaarten gebaseerde betalingen en op kaarten gebaseerde internet- en mobiele betalingen wordt belemmerd, met alle negatieve gevolgen van dien voor handelaren, ondernemingen en consumenten.

(34)

De door betaalkaartschema's toegepaste regels en de praktijken van betalingsdienstaanbieders zorgen er veelal voor dat handelaren en consumenten zich niet van de verschillen in vergoeding bewust zijn, en ze verminderen tevens de markttransparantie. Zo worden vergoedingen „samengevoegd”, of wordt het handelaren verboden op kaarten die aan andere kaartmerken zijn gekoppeld (co-badged cards) een goedkoper kaartmerk te kiezen, of op het gebruik van dergelijke goedkopere kaarten aan te sturen. Ook als handelaren van de diverse kosten op de hoogte zijn, beletten de regels van het schema hen vaak actie te ondernemen om de vergoedingen te verlagen.

(35)

Betaalinstrumenten brengen voor de begunstigde verschillende kosten met zich mee, waarbij sommige instrumenten duurder zijn dan andere. Behalve wanneer een bepaald betaalinstrument voor bepaalde categorieën betalingen bij wet verplicht is of wanneer een betaalinstrument niet kan worden geweigerd omdat het de status van wettig betaalmiddel heeft, moet het de begunstigde vrij staan, overeenkomstig Richtlijn 2007/64/EG, erop aan te sturen dat betalers van een specifiek betaalinstrument gebruikmaken. Kaartschema's en betalingsdienstaanbieders leggen begunstigden in dit verband tal van restricties op, onder meer betreffende de vrijheid van de begunstigde om voor de betaling van kleine bedragen bepaalde betaalinstrumenten te weigeren of om de betaler te informeren over de vergoedingen die de begunstigde voor specifieke betaalinstrumenten verschuldigd is, of betreffende het aantal kassa's in de winkel van de begunstigde die specifieke betaalinstrumenten accepteren. Deze restricties moeten worden afgeschaft.

(36)

In situaties waarin de begunstigde erop aanstuurt dat de betaler van een bepaald betaalinstrument gebruik maakt, mag de begunstigde de betaler echter geen kosten aanrekenen voor het gebruik van betaalinstrumenten waarvoor de afwikkelingsvergoedingen bij deze verordening zijn gereglementeerd, omdat in die situaties de voordelen van het in rekening brengen van toeslagen beperkt zijn en voor complexiteit op de markt zorgen.

(37)

De verplichting om alle kaarten te honoreren is een tweeledige verplichting die uitgevers en betaalkaartschema's begunstigden opleggen alle kaarten van hetzelfde merk te accepteren, ongeacht de verschillende kosten die aan deze kaarten verbonden zijn (het onderdeel „honoreren van alle producten”) en ongeacht de individuele uitgevende bank die de kaart heeft uitgegeven (het onderdeel „honoreren van alle uitgevers”). Het is in het belang van de consument dat de begunstigde voor eenzelfde categorie kaarten niet tussen uitgevers of kaarthouders kan discrimineren, en dat betaalkaartschema's en betalingsdienstaanbieders begunstigden die verplichting kunnen opleggen. Het element „honoreren van alle uitgevers” van de verplichting om alle kaarten te honoreren is derhalve een gerechtvaardigde verplichting binnen een betaalkaartschema, omdat begunstigden op die manier wordt belet te discrimineren tussen de individuele banken die een kaart hebben uitgegeven. Het element „honoreren van alle producten” is in wezen een koppelverkooppraktijk die tot gevolg heeft dat de acceptatie van kaarten met lage vergoedingen aan de acceptatie van kaarten met hoge vergoedingen wordt gekoppeld. Het schrappen van het element „honoreren van alle producten” uit de verplichting alle kaarten te honoreren zou handelaren de mogelijkheid bieden de door hen aangeboden keuze aan betaalkaarten te beperken tot uitsluitend betaalkaarten met lage(re) kosten, wat dankzij de geringere door handelaren te betalen kosten ook consumenten ten goede zou komen. Handelaren die debetkaarten accepteren, zouden dan niet gedwongen zijn ook kredietkaarten te accepteren, en handelaren die kredietkaarten accepteren, zouden niet gedwongen zijn commerciële kaarten te accepteren. Om de consument te beschermen en hem in staat te stellen de betaalkaarten zo vaak mogelijk te gebruiken, zou de verplichting voor handelaren om kaarten waarvoor dezelfde gereglementeerde afwikkelingsvergoeding wordt toegepast, te accepteren alleen mogen gelden voor kaarten die binnen hetzelfde merk zijn uitgegeven en tot dezelfde categorie behoren (vooraf betaalde kaart, debetkaart of kredietkaart). Met deze beperking zou tevens een meer concurrerende omgeving ontstaan voor kaarten waarvoor de afwikkelingsvergoedingen niet bij deze verordening zijn gereglementeerd, omdat handelaren sterker zouden staan in de onderhandelingen over de voorwaarden waaronder zij die kaarten accepteren. Deze restricties moeten beperkt blijven en mogen alleen als aanvaardbaar worden beschouwd indien ze de bescherming van consumenten ten goede komen en hen een passende mate van zekerheid geven dat hun betaalkaarten door de handelaren zullen worden geaccepteerd.

(38)

Door de betalingsdienstaanbieders moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen consumentenkaarten en commerciële kaarten, zowel op technische als op commerciële grond. Eveneens is het belangrijk de commerciële kaart te definiëren als een betaalinstrument dat alleen dient voor bedrijfsuitgaven die direct van de rekening van de onderneming of het publiekrechtelijk lichaam, dan wel de zelfstandige natuurlijke persoon, worden gedebiteerd.

(39)

Begunstigden en betalers moeten de verschillende categorieën kaarten kunnen herkennen. Daarom moet het mogelijk zijn de diverse merken en categorieën elektronisch, en voor pas uitgegeven op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten ook op zicht, op de drager af te lezen. Voorts moet de betaler over de acceptatie van zijn betaalinstrument(en) in een bepaald verkooppunt worden geïnformeerd. Het is noodzakelijk dat de mededeling door de begunstigde aan de betaler van elke beperking op het gebruik van een bepaald merk op hetzelfde moment en onder dezelfde voorwaarden geschiedt als de mededeling dat een gegeven merk wordt geaccepteerd.

(40)

Om te garanderen dat de concurrentie tussen merken efficiënt is, is het belangrijk dat de keuze van de betaalapplicatie wordt gemaakt door de gebruikers, en niet wordt opgelegd door de upstreammarkt, bestaande uit betaalkaartschema's, betalingsdienstaanbieders of verwerkers. Deze regeling mag de betalers en begunstigden niet beletten een standaardkeuze van de toepassing vast te stellen, waar dat technisch mogelijk is, op voorwaarde dat die keuze voor elke transactie kan worden gewijzigd.

(41)

Om ervoor te zorgen dat verhaal mogelijk is wanneer deze verordening verkeerd is toegepast of wanneer er geschillen tussen betalingsdienstgebruikers en betalingsdienstaanbieders ontstaan, moeten de lidstaten passende en effectieve buitengerechtelijke klachten- en verhaalprocedures opzetten, of in equivalente maatregelen voorzien. De lidstaten moeten voorschriften vaststellen inzake de sancties die gelden voor inbreuken op deze verordening en moeten waarborgen dat deze sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, en dat ze worden uitgevoerd.

(42)

De Commissie moet een rapport indienen waarin de verschillende effecten van deze verordening op de werking van de markt worden bestudeerd. Het is noodzakelijk dat de Commissie over de mogelijkheid beschikt om de informatie te verzamelen die vereist is voor de opstelling van dit rapport, en dat de bevoegde autoriteiten voor het verzamelen van gegevens nauw samenwerken met de Commissie.

(43)

Daar de doelstellingen van deze verordening, met name het vaststellen van uniforme vereisten voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties en op kaarten gebaseerde internet- en mobiele betalingen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar wegens de omvang ervan beter op het niveau van de Unie kunnen worden bewerkstelligd, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(44)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en strookt met de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, en in het bijzonder het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, de vrijheid van ondernemerschap en consumentenbescherming, en moet overeenkomstig deze rechten en beginselen worden toegepast,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   In deze verordening zijn eenvormige technische en bedrijfsmatige vereisten neergelegd voor binnen de Unie verrichte op kaarten gebaseerde betalingstransacties waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zich binnen de Unie bevinden.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op diensten die gebaseerd zijn op specifieke betaalinstrumenten met beperkte gebruiksmogelijkheden die onder één van de volgende categorieën vallen:

a)

instrumenten waarmee de houder uitsluitend in de bedrijfsgebouwen van de uitgever of binnen een beperkt netwerk van dienstaanbieders die een directe handelsovereenkomst met een professionele uitgever hebben, goederen of diensten kan aanschaffen;

b)

instrumenten waarmee uitsluitend goederen of diensten uit een zeer beperkt gamma kunnen worden aangeschaft;

c)

uitsluitend in één lidstaat geldende instrumenten aangeboden op verzoek van een onderneming of een publiekrechtelijke entiteit, waarvoor een nationale of regionale overheidsinstantie specifieke sociale of belastinggerelateerde regels heeft vastgesteld, en waarmee specifieke goederen of diensten kunnen worden aangeschaft bij leveranciers die een handelsovereenkomst met de uitgever hebben.

3.   Hoofdstuk II is niet van toepassing op:

a)

transacties met commerciële kaarten;

b)

opnemingen van contanten bij geldautomaten of aan het loket van een betalingsdienstaanbieder, en

c)

transacties met betaalkaarten die door een driepartijenbetaalkaartschema zijn uitgegeven.

4.   Artikel 7 is niet van toepassing op driepartijenbetaalkaartschema's.

5.   Een driepartijenbetaalkaartschema dat aan andere betalingsdienstaanbieders een licentie voor de uitgifte van op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten of de acceptatie van op kaarten gebaseerde betalingstransacties, of voor beide, verleent, of dat samen met een co-brandingpartner of via een agent op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten uitgeeft wordt als een vierpartijenbetaalkaartschema beschouwd. Wat de binnenlandse betalingstransacties betreft kan voor een dergelijk driepartijenbetaalkaartschema evenwel tot 9 december 2018 worden voorzien in een vrijstelling van de verplichtingen van hoofdstuk II, mits de op kaarten gebaseerde betalingstransacties die uit hoofde van dat driepartijenbetaalkaartschema in een lidstaat worden verricht, op jaarbasis niet meer bedragen dan 3 % van de totale waarde van de in die lidstaat verrichte op kaarten gebaseerde betalingstransacties.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „accepteerder”: een betalingsdienstaanbieder die met een begunstigde een overeenkomst sluit voor de acceptatie en de verwerking van op kaarten gebaseerde betalingstransacties, waardoor een geldovermaking naar de begunstigde ontstaat;

2.   „uitgever”: een betalingsdienstaanbieder die met een betaler een overeenkomst sluit voor het verstrekken van een betaalinstrument voor het initiëren en het verwerken van diens op kaarten gebaseerde betalingstransacties;

3.   „consument”: een natuurlijke persoon die in het kader van een betalingsdienstovereenkomst die onder deze verordening valt, voor doeleinden buiten zijn handels-, bedrijfs- of beroepswerkzaamheden handelt;

4.   „debetkaarttransactie”: een op kaarten gebaseerde betalingstransactie, transacties met een vooraf betaalde kaart daaronder begrepen, die geen kredietkaarttransactie is;

5.   „kredietkaarttransactie”: een op kaarten gebaseerde betalingstransactie waarbij het bedrag van de transactie geheel of gedeeltelijk op een vooraf overeengekomen specifieke kalenderdatum aan de betaler wordt gedebiteerd volgens een vooraf overeengekomen kredietfaciliteit, al dan niet met aanrekening van rente;

6.   „commerciële kaart”: een op kaarten gebaseerd betaalinstrument, uitgegeven aan ondernemingen, publiekrechtelijke lichamen of natuurlijke personen die op zelfstandige basis een beroepsactiviteit uitoefenen, waarvan het gebruik beperkt is tot de betaling van beroepskosten, en waarbij de met die kaart verrichte betalingen direct worden aangerekend op de rekening van de onderneming, het publiekrechtelijke lichaam of de natuurlijke persoon die op zelfstandige basis een beroepsactiviteit uitoefent;

7.   „op kaarten gebaseerde betalingstransactie”: een op een infrastructuur voor betaalkaartschema's en bedrijfsregels gebaseerde dienst voor het verrichten van een betalingstransactie met behulp van een kaart, een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument of programmatuur indien dit in een debet- of kredietkaarttransactie resulteert. Transacties die op een andere soort van betalingsdienst gebaseerd zijn, zijn geen op kaarten gebaseerde betalingstransacties;

8.   „grensoverschrijdende betalingstransactie”: een op kaarten gebaseerde betalingstransactie waarbij de uitgever en de accepteerder zich niet in dezelfde lidstaat bevinden, of waarbij het op kaarten gebaseerde betaalinstrument is uitgegeven door een uitgever die zich in een andere lidstaat dan de lidstaat van het verkooppunt bevindt;

9.   „binnenlandse betalingstransactie”: een op kaarten gebaseerde betalingstransactie die geen grensoverschrijdende betalingstransactie is;

10.   „afwikkelingsvergoeding”: een vergoeding die voor elke transactie direct of indirect (d.w.z. via een derde) wordt betaald tussen de uitgever en de accepteerder die bij een op kaarten gebaseerde betalingstransactie betrokken zijn. De nettocompensatie of andere overeengekomen vergoeding wordt beschouwd als deel uitmakend van de afwikkelingsvergoeding;

11.   „nettocompensatie”: het nettototaalbedrag aan betalingen, kortingen of stimulansen die een uitgever van het betaalkaartschema, de accepteerder of een andere intermediair in verband met op kaarten gebaseerde betalingstransacties of daaraan gerelateerde activiteiten, heeft ontvangen;

12.   „handelarenvergoeding”: een door de begunstigde aan de accepteerder betaalde vergoeding in verband met op kaarten gebaseerde betalingstransacties;

13.   „begunstigde”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de beoogde ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft;

14.   „betaler”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betaalopdracht vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij, bij ontbreken van een betaalrekening, een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een betaalopdracht geeft;

15.   „betaalkaart”: een categorie van betaalinstrumenten waarmee de betaler een debet- of kredietkaarttransactie kan initiëren;

16.   „betaalkaartschema”: een geheel van regels, praktijken, normen en/of uitvoeringsrichtsnoeren ten behoeve van de uitvoering van op kaarten gebaseerde betalingstransacties dat los staat van een infrastructuur die of een betaalsysteem dat de werking ervan ondersteunt, en dat een voor de werking van het schema verantwoordelijk(e) specifiek(e) besluitvormingsorgaan, -organisatie of -entiteit omvat;

17.   „vierpartijenbetaalkaartschema”: een betaalkaartschema waarbij de op kaarten gebaseerde betalingstransacties van de betaalrekening van een betaler naar de betaalrekening van een begunstigde worden verricht door tussenkomst van het schema, een uitgever (voor de betaler) en een accepteerder (voor de begunstigde);

18.   „driepartijenbetaalkaartschema”: een betaalkaartschema waarbij het schema zelf diensten aanbiedt voor de acceptatie en de uitgifte en op kaarten gebaseerde betalingstransacties binnen het schema worden verricht van de betaalrekening van een betaler naar de betaalrekening van een begunstigde. Een driepartijenbetaalkaartschema dat aan andere betalingsdienstaanbieders een licentie verleent voor de uitgifte van op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten of de acceptatie van op kaarten gebaseerde betalingstransacties, of voor beide, of samen met een co-brandingpartner of via een agent op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten uitgeeft, wordt als een vierpartijenbetaalkaartschema beschouwd;

19.   „betaalinstrument”: tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder overeengekomen gepersonaliseerd(e) instrument(en) en/of geheel van procedures en waarvan wordt gebruikgemaakt om een betaalopdracht te initiëren;

20.   „op kaarten gebaseerd betaalinstrument”: betaalinstrument, met inbegrip van een kaart, mobiele telefoon, computer of enigerlei andere technologische drager met de passende betaalapplicatie, die de betaler in staat stelt een op kaarten gebaseerde betalingstransactie te initiëren die geen overmaking of automatische afschrijving in de zin van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 260/2012 is;

21.   „betalingsapplicatie”: computerprogrammatuur of gelijkwaardige programmatuur die is geladen op een drager die het mogelijk maakt op kaarten gebaseerde betalingstransacties te initiëren en de betaler in staat stelt betaalopdrachten te geven;

22.   „betaalrekening”: een rekening die op naam van één of meer betalingsdienstgebruikers staat en die wordt gebruikt voor het verrichten van betalingstransacties, inclusief via een specifieke rekening voor elektronisch geld als omschreven in artikel 2, onder punt 2), van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad (8);

23.   „betaalopdracht”: door een betaler aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;

24.   „betalingsdienstaanbieder”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die gemachtigd is tot het aanbieden van de in de lijst in bijlage bij Richtlijn 2007/64/EG genoemde betalingsdiensten of erkend is als uitgever van elektronisch geld op grond van artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2009/110/EG. Een betalingsdienstaanbieder kan een uitgever, een accepteerder of beide zijn;

25.   „betalingsdienstgebruiker”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide gebruik maakt van een betalingsdienst;

26.   „betalingstransactie”: een namens of door de betaler, dan wel door de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden overgemaakt, ongeacht of er tussen de betaler en de begunstigde onderliggende verplichtingen bestaan;

27.   „verwerking”: het verrichten van diensten voor het verwerken van een betalingstransactie, voor zover deze diensten de stappen betreffen die nodig zijn om een betalingsinstructie tussen accepteerder en uitgever af te handelen;

28.   „verwerkingsentiteit”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die diensten voor de verwerking van betalingstransacties aanbiedt;

29.   „verkooppunt”: het adres van de fysieke verkoopruimten van de handelaar waar de betalingstransactie wordt geïnitieerd. Daarbij geldt echter het volgende:

a)

bij verkoop op afstand of overeenkomsten op afstand (d.w.z. elektronische handel) als omschreven in artikel 2, onder punt 7), van Richtlijn 2011/83/EU is het verkooppunt het adres van de vaste bedrijfsvestiging waar de handelaar zijn bedrijf uitoefent, ongeacht de website- of de serverlocatie via dewelke de betaaltransactie wordt geïnitieerd;

b)

indien de handelaar geen vaste bedrijfsvestiging heeft, wordt het adres waarvoor de handelaar een geldige bedrijfsvergunning heeft op grond waarvan de betaaltransactie wordt geïnitieerd, als verkooppunt aangemerkt;

c)

indien de handelaar geen vaste bedrijfsvestiging heeft en niet over een geldige bedrijfsvergunning beschikt, wordt als verkooppunt aangemerkt het correspondentieadres voor de belastingen in verband met de verkoopactiviteit in het kader waarvan de betaaltransactie wordt geïnitieerd;

30.   „betaalmerk”: elk(e) materie(ë)l(e) of digita(a)l(e) naam, term, teken, symbool of een combinatie daarvan, waaruit blijkt via welk betaalkaartschema op kaarten gebaseerde betalingstransacties worden verricht;

31.   „co-badging”: het incorporeren van twee of meer betaalmerken of betalingsapplicaties van hetzelfde merk op hetzelfde op kaarten gebaseerd betaalinstrument;

32.   „co-branding”: het incorporeren van ten minste één betaalmerk en ten minste één niet-betaalmerk op hetzelfde op kaarten gebaseerd betaalinstrument;

33.   „debetkaart”: een categorie van betaalinstrumenten waarmee de betaler een debetkaarttransactie kan initiëren, met uitsluiting van betalingen met een vooraf betaalde kaart;

34.   „kredietkaart”: een categorie van betaalinstrumenten waarmee de betaler een kredietkaarttransactie kan initiëren;

35.   „vooraf betaalde kaart”: een categorie van betaalinstrumenten waarop elektronisch geld als omschreven in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG, is opgeslagen.

HOOFDSTUK II

AFWIKKELINGSVERGOEDINGEN

Artikel 3

Afwikkelingsvergoedingen voor debetkaarttransacties van consumenten

1.   De afwikkelingsvergoeding die betalingsdienstaanbieders voor debetkaarttransacties bieden of verlangen, bedraagt per transactie niet meer dan 0,2 % van de transactiewaarde.

2.   Voor binnenlandse debetkaarttransacties kunnen de lidstaten:

a)

met betrekking tot de afwikkelingsvergoeding een maximumpercentage per transactie vaststellen dat lager is dan het in lid 1 bepaalde percentage, en bepalen dat de op basis van het toepasselijke percentage berekende vergoeding een bepaald maximumbedrag niet mag overschrijden, of

b)

betalingsdienstaanbieders toestaan een afwikkelingsvergoeding per transactie toe te passen van niet meer dan 0,05 EUR, of in de lidstaten met een andere munteenheid dan de euro, de overeenkomstige waarde in de nationale munteenheid op 8 juni 2015; deze waarde wordt om de vijf jaar herzien of telkens wanneer er een aanzienlijke wijziging is van de wisselkoers. Deze afwikkelingsvergoeding per transactie kan ook worden gecombineerd met een maximale procentuele vergoeding van niet meer dan 0,2 %, op voorwaarde dat de som van de afwikkelingsvergoedingen van het betaalkaartschema nooit groter is dan 0,2 % van de totale jaarlijkse transactiewaarde van de binnenlandse debetkaarttransacties binnen elk betaalkaartschema.

3.   Tot 9 december 2020 kunnen de lidstaten, met betrekking tot binnenlandse debetkaarttransacties, de betalingsdienstaanbieders toestaan een gewogen gemiddelde afwikkelingsvergoeding toe te passen die niet meer bedraagt dan 0,2 % van de gemiddelde jaarlijkse transactiewaarde van alle binnenlandse debetkaarttransacties binnen elk betaalkaartschema. De lidstaten kunnen voor alle binnenlandse debetkaarttransacties een lagere gewogen gemiddelde maximale afwikkelingsvergoeding vaststellen.

4.   De in de leden 2 en 3 bedoelde jaarlijkse transactiewaarden worden berekend op jaarbasis, te rekenen vanaf 1 januari tot en met 31 december, en wordt toegepast vanaf 1 april van het daaropvolgende jaar. De referentieperiode voor de eerste berekening van die waarde begint 15 kalendermaanden vóór de toepassingsdatum van de leden 2 en 3 en eindigt drie kalendermaanden vóór die datum.

5.   De in artikel 13 bedoelde bevoegde autoriteiten verlangen dat betaalkaartschema's en/of betalingsdienstaanbieders hun op schriftelijk verzoek alle informatie verstrekken die zij nodig hebben om te verifiëren of het bepaalde in de leden 3 en 4 naar behoren is toegepast; die informatie wordt vóór 1 maart van het jaar dat volgt op de in de eerste zin van lid 4 vermelde referentieperiode naar de bevoegde autoriteit gestuurd. Elke andere informatie op basis waarvan de bevoegde autoriteiten kunnen nagaan of aan het bepaalde in dit hoofdstuk is voldaan, wordt binnen de door hen opgelegde termijn op hun schriftelijk verzoek naar de bevoegde autoriteiten gestuurd. De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat die informatie door een onafhankelijke auditor wordt gecertificeerd.

Artikel 4

Afwikkelingsvergoedingen voor kredietkaarttransacties van consumenten

De afwikkelingsvergoeding die betalingsdienstaanbieders voor kredietkaarttransacties bieden of verlangen, bedraagt per transactie niet meer dan 0,3 % van de transactiewaarde. Voor binnenlandse kredietkaarttransacties kunnen de lidstaten een lagere maximale afwikkelingsvergoeding per transactie vaststellen.

Artikel 5

Omzeilingsverbod

Voor de toepassing van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde maxima wordt elke overeengekomen vergoeding, met inbegrip van de nettocompensatie, waarvan het oogmerk of het effect gelijkwaardig is aan de afwikkelingsvergoeding en die een uitgever met betrekking tot betalingstransacties of daaraan gerelateerde activiteiten ontvangt van het betaalkaartschema, de accepteerder of een andere intermediair, als een deel van de afwikkelingsvergoeding beschouwd.

HOOFDSTUK III

BEDRIJFSREGELS

Artikel 6

Licentieverlening

1.   Elke territoriale beperking binnen de Unie of elke regel met een gelijkwaardig effect in licentieovereenkomsten of in regels inzake betaalkaartschema's met betrekking tot de uitgifte van betaalkaarten of de acceptatie van op kaarten gebaseerde betalingstransacties is verboden.

2.   Elke eis of verplichting om voor grensoverschrijdende activiteiten een landspecifieke licentie of vergunning te verkrijgen, dan wel elke regel met een gelijkwaardig effect in licentieovereenkomsten of in regels van een betaalkaartschema met betrekking tot de uitgifte van betaalkaarten of de acceptatie van op kaarten gebaseerde betalingstransacties is verboden.

Artikel 7

Scheiding tussen het betaalkaartschema en de verwerkingsentiteiten

1.   Betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten:

a)

zijn onafhankelijk wat betreft de boekhouding, de organisatie en de besluitvormingsprocessen;

b)

bieden geen gebundelde prijzen aan voor betaalkaartschema- en verwerkingsactiviteiten en passen op die activiteiten geen kruissubsidies toe;

c)

discrimineren op generlei wijze tussen, enerzijds, hun dochterondernemingen of aandeelhouders en, anderzijds, gebruikers van deze betaalkaartschema's en andere contractuele partners. Zij stellen met name de verlening van een door hen aangeboden dienst op generlei wijze afhankelijk van de aanvaarding door hun contractuele partner van een andere dienst die zij aanbieden.

2.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de statutaire zetel van het schema is gevestigd, kan een betaalkaartschema ertoe verplichten een onafhankelijk verslag voor te leggen waaruit blijkt dat het aan lid 1 voldoet.

3.   Betaalkaartschema's voorzien in de mogelijkheid dat toelatings- en clearingberichten met betrekking tot afzonderlijke op kaarten gebaseerde betalingstransacties van elkaar worden gescheiden en door verschillende verwerkingsentiteiten worden verwerkt.

4.   Elke vorm van territoriale discriminatie in verwerkingsregels die door betaalkaartschema's worden toegepast, is verboden.

5.   De verwerkingsentiteiten binnen de Unie zorgen voor technische interoperabiliteit van hun systeem met andere systemen van verwerkingsentiteiten binnen de Unie door internationale of Europese normalisatie-instellingen ontwikkelde normen toe te passen. Daarnaast worden door de betaalkaartschema's geen bedrijfsregels vastgesteld of toegepast die de interoperabiliteit tussen verwerkingsentiteiten binnen de Unie beperken.

6.   De Europese Bankautoriteit (EBA) kan, na raadpleging van een adviespanel als bedoeld in artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (9), ontwerpen van technische reguleringsnormen opstellen, die de vereisten vaststellen waaraan betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten met het oog op de toepassing van lid 1, punt a), moeten voldoen.

De EBA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk 9 december 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 8

Co-badging en keuze van betaalmerk of betalingsapplicatie

1.   Elke regel van een betaalkaartschema en regel in een licentieovereenkomst of elke maatregel met een gelijkwaardig effect, waardoor het een uitgever wordt verhinderd of belet op een op kaarten gebaseerd betaalinstrument twee of meer verschillende betaalmerken of betalingsapplicaties aan te brengen, is verboden.

2.   Bij het sluiten van een contract met een betalingsdienstaanbieder, kan de consument verlangen dat er op een op kaarten gebaseerd betaalinstrument twee of meer verschillende betaalmerken worden aangebracht, op voorwaarde dat deze dienst door de betalingsdienstaanbieder wordt aangeboden. De betalingsdienstaanbieder verstrekt de consument tijdig vóór de ondertekening van het contract duidelijke en objectieve informatie over alle beschikbare betaalmerken en de kenmerken ervan, waaronder functionaliteit, kosten en beveiliging.

3.   Elk verschil in behandeling van uitgevers of accepteerders waarin wordt voorzien in regels van een schema en regels in licentieovereenkomsten met betrekking tot co-badging van verschillende betaalmerken of betalingsapplicaties op een op kaarten gebaseerd betaalinstrument, wordt op objectieve wijze verantwoord en is niet-discriminerend.

4.   Betaalkaartschema's leggen geen rapportageverplichtingen, verplichtingen tot betaling van vergoedingen of soortgelijke verplichtingen met een gelijkwaardig oogmerk of effect op aan kaartuitgevende en kaartaccepterende betalingsdienstaanbieders voor transacties die worden uitgevoerd met een drager waarop hun betaalmerk aanwezig is, wanneer bij de transacties niet van hun schema wordt gebruikgemaakt.

5.   Routeringbeginselen of gelijkwaardige maatregelen die ten doel hebben transacties via een specifiek kanaal of proces te laten verlopen, alsmede andere technische en beveiligingsnormen en voorschriften met betrekking tot een op kaarten gebaseerd betaalinstrument waarop twee of meer verschillende betaalmerken en betalingsapplicaties beschikbaar zijn, zijn niet-discriminerend en worden op niet-discriminerende wijze toegepast.

6.   Betaalkaartschema's, uitgevers, accepteerders, verwerkingsentiteiten en andere aanbieders van technische diensten voorzien het betaalinstrument of de in het verkooppunt gebruikte apparatuur niet van automatische mechanismen, programmatuur of hardware die de keuze van een betaalmerk, een betalingsapplicatie, of beide, door de betaler of de begunstigde beperkt wanneer zij van een betaalinstrument met co-badging gebruikmaken.

De begunstigden behouden echter de mogelijkheid op de in het verkooppunt gebruikte apparatuur automatische mechanismen te installeren waarmee een bepaald betaalmerk of een bepaalde betalingsapplicatie als prioritaire keuze wordt gegenereerd; de begunstigden mogen echter niet verhinderen dat de betaler voor de door de begunstigde geaccepteerde categorieën van kaarten of daaraan gerelateerde betaalinstrumenten, zulke door de begunstigde in diens apparatuur gemaakte automatische prioritaire keuze ongedaan maakt.

Artikel 9

Samenvoegingsverbod

1.   De accepteerder biedt en rekent de begunstigde handelarenvergoedingen aan waarbij voor de verschillende categorieën en verschillende merken van betaalkaarten verschillende afwikkelingsvergoedingsniveaus afzonderlijk worden vermeld, tenzij de begunstigde de accepteerder schriftelijk verzoekt samengevoegde handelarenvergoedingen aan te rekenen.

2.   In de overeenkomsten met de begunstigden vermelden de accepteerders de bedragen van de handelarenvergoedingen, de afwikkelingsvergoedingen en de schemavergoedingen voor elke categorie en elk merk van betaalkaarten afzonderlijk, tenzij de begunstigde achteraf door middel van een schrijven anderszins verzoekt.

Artikel 10

Verplichting alle kaarten te honoreren

1.   Betaalkaartschema's en betalingsdienstaanbieders passen geen regels toe waarbij begunstigden die een door een uitgever uitgegeven op kaarten gebaseerd betaalinstrument accepteren, ertoe worden verplicht eveneens andere, in het kader van hetzelfde betaalkaartschema uitgegeven op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten te accepteren.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op op consumentenkaarten gebaseerde betaalinstrumenten van hetzelfde merk en dezelfde categorie van vooraf betaalde kaart, debetkaart of kredietkaart waarvoor overeenkomstig hoofdstuk II van deze verordening afwikkelingsvergoedingen gelden.

3.   Lid 1 doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor betaalkaartschema's en betalingsdienstaanbieders te bepalen dat een kaart niet mag worden geweigerd op basis van de identiteit van de uitgever of van de kaarthouder.

4.   De begunstigden die besluiten niet alle kaarten of andere betaalinstrumenten van een betaalkaartschema te accepteren, brengen de consument daarvan op duidelijke en ondubbelzinnige wijze op de hoogte op hetzelfde ogenblik dat zij de consument over de acceptatie van andere kaarten en betaalinstrumenten van het betaalkaartschema informeren. Deze informatie wordt duidelijk zichtbaar aan de ingang van de winkel en aan de kassa aangegeven.

Bij verkoop op afstand wordt deze informatie op de website van de begunstigde of andere toepasselijke elektronische of mobiele media aangegeven. De informatie wordt aan de betaler verstrekt ruimschoots voordat hij een koopovereenkomst met de begunstigde sluit.

5.   De uitgevers zorgen ervoor dat elektronische identificatie van hun betaalinstrumenten mogelijk is en dat, bij de uitgifte van nieuwe op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten, eveneens identificatie op zicht mogelijk is, zodat de begunstigden en de betalers in staat zijn op ondubbelzinnige wijze de door de betaler gekozen merken en categorieën van vooraf betaalde kaarten, debetkaarten, kredietkaarten of commerciële kaarten te herkennen.

Artikel 11

Sturingsregels

1.   Elke regel in licentieovereenkomsten, in door betaalkaartschema's toegepaste regels van het schema en in tussen kaartaccepteerders en begunstigden gesloten overeenkomsten waarbij het de begunstigde wordt belet op gebruikmaking van een betaalinstrument dat zijn voorkeur geniet, aan te sturen is verboden. Dit verbod geldt eveneens voor elke regel waarbij het de begunstigde wordt verboden op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten van een bepaald betaalkaartschema minder gunstig of gunstiger dan andere betaalinstrumenten te behandelen.

2.   Elke regel in licentieovereenkomsten, in door betaalkaartschema's toegepaste regels van een schema en in tussen kaartaccepteerders en begunstigden gesloten overeenkomsten waarbij het de begunstigde wordt belet de betalers over afwikkelings- en handelarenvergoedingen te informeren, is verboden.

3.   De leden 1 en 2 van dit artikel doen geen afbreuk aan de voorschriften inzake kosten, kortingen of andere sturingsmechanismen als bedoeld in Richtlijn 2007/64/EG en Richtlijn 2011/83/EU.

Artikel 12

Aan de begunstigde te verstrekken informatie over afzonderlijke op kaarten gebaseerde betalingstransacties

1.   Na de uitvoering van een op kaarten gebaseerde betalingstransactie verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde de volgende informatie aan de begunstigde:

a)

een referentie die de begunstigde in staat stelt de op kaarten gebaseerde betalingstransactie te identificeren;

b)

het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de betaalrekening van de begunstigde wordt gecrediteerd;

c)

het bedrag van de eventueel aangerekende kosten voor de op kaarten gebaseerde betalingstransactie, waarbij het bedrag van de handelarenvergoeding en het bedrag van de afwikkelingsvergoeding afzonderlijk worden vermeld.

Met de voorafgaande en uitdrukkelijke toestemming van de begunstigde mag de in de eerste alinea bedoelde informatie worden samengevoegd per merk, applicatie, categorie van betaalinstrument en percentage van de afwikkelingsvergoeding dat/die op de transactie van toepassing is.

2.   In de overeenkomst tussen de accepteerder en de begunstigde kan worden bepaald dat de in lid 1, eerste alinea, bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld op een overeengekomen wijze die de begunstigden de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Bevoegde autoriteiten

1.   De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die gemachtigd zijn de handhaving van deze verordening te garanderen; aan deze autoriteiten worden onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden verleend.

2.   De lidstaten kunnen bestaande organen aanwijzen als bevoegde autoriteiten.

3.   De lidstaten kunnen één of meer bevoegde autoriteiten aanwijzen.

4.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk 9 juni 2016 mee welke instanties zij als bevoegde autoriteiten hebben aangewezen. Zij delen alle latere wijzigingen met betrekking tot deze autoriteiten onverwijld aan de Commissie mee.

5.   De in lid 1 bedoelde aangewezen bevoegde autoriteiten beschikken over toereikende middelen voor de uitoefening van hun taken.

6.   De lidstaten verlangen van de bevoegde autoriteiten dat zij op doeltreffende wijze toezicht houden op de naleving van deze verordening, hetgeen ook inhoudt dat zij pogingen van de betalingsdienstaanbieders om deze verordening te omzeilen tegengaan, en alle nodige maatregelen nemen om die naleving te waarborgen.

Artikel 14

Sancties

1.   De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de sancties voor inbreuken op deze verordening en nemen de nodige maatregelen voor de daadwerkelijke toepassing ervan.

2.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 9 juni 2016 van de desbetreffende bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen die er een invloed op hebben, mee.

Artikel 15

Geschillenbeslechting, buitengerechtelijke klachten- en verhaalprocedures

1.   De lidstaten waarborgen en bevorderen adequate en effectieve buitengerechtelijke klachten- en verhaalprocedures of nemen gelijkwaardige maatregelen voor de beslechting van de geschillen die uit hoofde van deze verordening tussen begunstigden en hun betalingsdienstaanbieders ontstaan. Daartoe wijzen de lidstaten bestaande organen aan of richten zij, in voorkomend geval, nieuwe organen op. De organen zijn onafhankelijk van de partijen.

2.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk 9 juni 2017 mee welke organen zij hebben aangewezen of opgericht. Zij delen de Commissie onverwijld alle latere wijzigingen met betrekking tot deze organen mee.

Artikel 16

Universele kaarten

1.   Voor de toepassing van deze verordening gelden voor de binnenlandse betalingstransacties die door het betaalkaartschema niet als debet- of kredietkaarttransacties kunnen worden onderscheiden, de bepalingen inzake debetkaarten of inzake debetkaarttransacties.

2.   In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten tot 9 december 2016 een aandeel van ten hoogste 30 % van de in lid 1 bedoelde binnenlandse betalingstransacties vaststellen die worden beschouwd als gelijkwaardig aan kredietkaarttransacties waarop de in artikel 4 vermelde maximale afwikkelingsvergoeding van toepassing is.

Artikel 17

Evaluatieclausule

Uiterlijk 9 juni 2019 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een rapport in over de toepassing van deze verordening. De Commissie beoordeelt in haar rapport met name of de afwikkelingsvergoedingen van een adequaat niveau zijn, en kijkt tevens in het bijzonder naar sturingsmechanismen zoals kosten, daarbij rekening houdend met het gebruik en de kosten van de diverse betaalmiddelen en de mate waarin nieuwkomers, nieuwe technologie en innovatieve bedrijfsmodellen hun weg naar de markt hebben gevonden. Bij de beoordeling wordt met name aandacht besteed aan:

a)

de ontwikkeling van vergoedingen ten laste van betalers;

b)

de mate van concurrentie tussen betaalkaartaanbieders en -schema's;

c)

het effect op de kosten voor de betaler en de begunstigde;

d)

de mate waarin handelaren lagere afwikkelingsvergoedingen aan hun klanten doorberekenen;

e)

de technische eisen en de gevolgen daarvan voor alle betrokken partijen;

f)

de gevolgen van co-badging voor de gebruiksvriendelijkheid, met name voor ouderen en andere kwetsbare gebruikers;

g)

het effect op de markt van de uitsluiting van commerciële kaarten van hoofdstuk II, waarbij de situatie in lidstaten waar het aanrekenen van toeslagen verboden is, wordt vergeleken met de situatie in lidstaten waar dit is toegestaan;

h)

de gevolgen voor de markt van de bijzondere bepalingen voor afwikkelingsvergoedingen voor binnenlandse debetkaarttransacties;

i)

de ontwikkeling van grensoverschrijdende acceptatie en de gevolgen ervan voor de eengemaakte markt, waarbij de situatie voor kaarten met maximumvergoedingen wordt vergeleken met de situatie voor kaarten zonder maximumvergoeding, teneinde na te gaan of kan worden verduidelijkt welke afwikkelingsvergoeding op grensoverschrijdende acceptatie van toepassing is;

j)

de toepassing in de praktijk van de voorschriften inzake de scheiding tussen het betaalkaartschema en de verwerkingsentiteiten, en de noodzaak tot heroverweging van juridische ontvlechting;

k)

de mogelijkheid, afhankelijk van het effect van artikel 3, lid 1, op de werkelijke waarde van afwikkelingsvergoedingen voor debetkaarttransacties van middelgrote en grote waarde, dat dit lid moet worden herzien door te bepalen dat de maximumvergoeding moet worden beperkt tot 0,07 EUR of 0,2 % van de waarde van de transactie, naargelang welk bedrag het laagst is.

Het rapport van de Commissie gaat in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel, eventueel met inbegrip van een voorstel tot wijziging van het maximum voor afwikkelingsvergoedingen.

Artikel 18

Inwerkingtreding

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   De verordening is van toepassing met ingang van 8 juni 2015, met uitzondering van de artikelen 3, 4, 6 en 12, die van toepassing zijn met ingang van 9 december 2015 en van de artikelen 7, 8, 9 en 10, die van toepassing zijn met ingang van 9 juni 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 29 april 2015.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

Z. KALNIŅA-LUKAŠEVICA


(1)  PB C 193 van 24.6.2014, blz. 2.

(2)  PB C 170 van 5.6.2014, blz. 78.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 10 maart 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 april 2015.

(4)  Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001 (PB L 266 van 9.10.2009, blz. 11).

(6)  Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 22).

(7)  Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

(8)  Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7).

(9)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).