27.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 82/78


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/519 VAN DE COMMISSIE

van 26 maart 2015

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot bepaalde soorten uit Maleisië verzonden ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

De Raad heeft na een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) bij Verordening (EG) nr. 91/2009 (2), zoals laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 924/2012 (3), een definitief antidumpingrecht ingesteld („de oorspronkelijke maatregelen”) op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen („ISB”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”).

(2)

De maatregelen namen na wijziging bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 924/2012 de vorm aan van een ad valorem-recht dat voor individuele in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs werd vastgesteld op een niveau dat varieert van 0,0 % tot 69,7 %. Tegelijkertijd werd het antidumpingrecht voor de medewerkende, niet in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs vastgesteld op 54,1 %, terwijl het residuele recht voor niet-medewerkende Chinese producenten-exporteurs 74,1 % bedroeg („de geldende rechten”).

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 723/2011 van de Raad (4), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 693/2012 (5), zijn de oorspronkelijke maatregelen uitgebreid tot de invoer van uit Maleisië verzonden ISB, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië.

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(4)

Na de bekendmaking van een bericht dat de definitieve antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden vervallen (6), ontving de Commissie op 1 oktober 2013 een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Het verzoek werd ingediend door European Industrial Fasteners Institute („de indiener van het verzoek”) namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie van ISB in de Unie vertegenwoordigen.

(5)

Het verzoek was gebaseerd op de overweging dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie.

3.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(6)

Nadat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 30 januari 2014 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (7) („het bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

4.   Onderzoek

4.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(7)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 („de beoordelingsperiode”).

4.2.   Bij het onderzoek betrokken partijen

(8)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de overige bekende producenten in de Unie, de producenten-exporteurs in de VRC en de vertegenwoordigers van de VRC officieel van de opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(9)

Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(10)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in de VRC en producenten en niet-verbonden importeurs in de Unie dat bij het onderzoek betrokken was, werd in het bericht van opening vermeld dat werd overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd bovengenoemde partijen verzocht zich binnen vijftien dagen na de opening van het nieuwe onderzoek bij haar kenbaar te maken en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken.

(11)

Van de 325 bekende Chinese producenten hebben er 24 de vragenlijst met het oog op de samenstelling van de steekproef beantwoord. 13 van hen deelden echter mee dat zij niet naar de EU uitvoerden, terwijl voor drie andere in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld, zodat de geldende maatregel op hen niet van toepassing is. De overige acht ondernemingen gaven een uitvoer van 11 800 ton naar de EU aan, wat volgens Eurostat overeenkwam met 132 % van de totale Chinese uitvoer naar de EU in het TNO. Er werd een steekproef van de drie grootste exporteurs voorgesteld. Een van de in de steekproef opgenomen ondernemingen voerde echter aan dat zij in het steekproefformulier verkeerdelijk uitvoer naar de EU had aangegeven en eigenlijk had moeten vermelden dat zij niet naar de EU uitvoerde.

(12)

De steekproef werd daarom vastgesteld aan de hand van de drie grootste resterende exporteurs. Alle drie in de steekproef opgenomen ondernemingen zegden hun samenwerking in verschillende stadia van de procedure op doordat zij ervoor kozen niet te antwoorden op vragenlijsten of een controle ter plaatse weigerden. Bijgevolg werd elk van de drie ondernemingen per brief medegedeeld dat de Commissie voornemens was artikel 18 van de basisverordening toe te passen. Er werd geen reactie ontvangen van deze producenten-exporteurs.

(13)

De Commissie onderzocht de situatie van de overige vier producenten-exporteurs die de steekproefvragenlijst hebben beantwoord. Hun uitvoer naar de Unie was zo gering, namelijk minder dan 1 % van de totale uitvoer, dat het niet passend of representatief werd geacht een nieuwe steekproef samen te stellen en de bevindingen van het onderzoek op hun situatie te baseren. Vanwege de niet-medewerking van de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs werd het passender geacht de bevindingen van het onderzoek te baseren op een bredere en representatievere basis, namelijk op de beschikbare gegevens. De vier resterende ondernemingen werden in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om gebruik te maken van de beschikbare gegevens.

(14)

Gezien de onvoldoende medewerking werden de Chinese autoriteiten ook op de hoogte gebracht van het voornemen van de Commissie om artikel 18 toe te passen. De Commissie heeft naar aanleiding van de respectieve brieven aan de ondernemingen en de Chinese autoriteiten geen opmerkingen ontvangen noch verzoeken om de raadadviseur-auditeur in te schakelen.

(15)

In het voorlopige stadium van het onderzoek kon de Commissie rekenen op de medewerking van 91 producenten/groepen producenten in de Unie, die ongeveer 50 % van de productie van ISB in de Unie vertegenwoordigden. Gezien het grote aantal medewerkende producenten heeft de Commissie gebruikgemaakt van een steekproef. De samengestelde steekproef bestond oorspronkelijk uit negen ondernemingen/groepen ondernemingen die behoorden tot de meest representatieve qua productievolume, grootte, mix van productsoorten en geografische ligging in de Unie. Een van de in de steekproef opgenomen ondernemingen zegde haar medewerking op en verkoos de vragenlijst niet te beantwoorden. De Commissie heeft de onderneming dan ook medegedeeld dat zij wegens niet-medewerking uit de steekproef werd verwijderd. De tot de overige acht ondernemingen/groepen ondernemingen gereduceerde steekproef werd niettemin representatief geacht omdat zij 24 % van de geraamde totale productie van ISB in de Unie tijdens het TNO vertegenwoordigde.

(16)

De vragenlijst werd door twee importeurs in de Unie beantwoord. Gezien het relatief beperkte aantal ondernemingen was het niet nodig een steekproef samen te stellen.

(17)

Van de gebruikers heeft niemand zich binnen de in het bericht van opening vermelde termijn of later in de procedure kenbaar gemaakt. Daarom wordt aangenomen dat geen enkele gebruiker aan het onderzoek heeft meegewerkt.

(18)

Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

a)

producenten in de Unie:

elf ondernemingen (ten minste één die deel uitmaakt van elk van de acht in de steekproef opgenomen groepen ondernemingen) werden bezocht. Deze producenten in de Unie verzochten om geheimhouding van hun identiteit op grond van artikel 19 van de basisverordening. Zij stelden dat de bekendmaking van hun identiteit aanzienlijke nadelige gevolgen voor hun zakelijke activiteiten zou kunnen hebben. Hun verzoek werd onderzocht en bleek gegrond te zijn. Bijgevolg worden de namen van deze ondernemingen niet vermeld;

b)

importeurs in de Unie:

 

Adolf Würth GmbH & Co — Duitsland;

 

Marcopol z o.o. — Polen;

c)

producenten in de landen met een markteconomie:

 

ACKU Metal Industries (M) Sdn. Bhd., Penang, Maleisië;

 

Sofasco Industries (M) Sdn. Bhd., Penang, Maleisië;

 

Kalisma Steel Pvt Ltd, Mumbai, India.

5.   Mededeling van feiten en overwegingen

(19)

Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen die hebben geleid tot de conclusies van dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken (mededeling van de definitieve bevindingen). Zij konden hierover ook binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Er zijn opmerkingen ingediend door de indiener van het verzoek, de Chinese kamer van koophandel voor de in- en uitvoer van machines en elektronische producten, twee importeurs/producenten in de Unie en hun verbonden Chinese producent, en twee verenigingen van distributeurs in de Unie. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(20)

Bij het betrokken product gaat het om bepaalde soorten ijzeren of stalen (met uitzondering van roestvrijstalen) bevestigingsmiddelen, d.w.z. houtschroeven (met uitzondering van kraagschroeven), zelftappende schroeven, andere schroeven en bouten met kop (ook indien met bijbehorende moeren of sluitringen, maar met uitzondering van schroeven, gedraaid of gedecolleteerd uit massief materiaal en waarvan de dikte van de schacht niet meer bedraagt dan 6 mm en met uitzondering van schroeven en bouten voor het bevestigen van bestanddelen van spoorbanen) alsmede sluitringen, van oorsprong uit de VRC, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7318 12 90, 7318 14 91, 7318 14 99, 7318 15 59, 7318 15 69, 7318 15 81, 7318 15 89, ex 7318 15 90, ex 7318 21 00 en ex 7318 22 00.

2.   Soortgelijk product

(21)

Het betrokken product en de ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen die in de Unie door de bedrijfstak van de Unie werden geproduceerd en verkocht, en de ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen die op de binnenlandse markt van Maleisië („het referentieland”) werden geproduceerd en verkocht, bleken in wezen dezelfde fysische en chemische eigenschappen te hebben en voor dezelfde doeleinden te worden gebruikt als de ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen die in de VRC werden geproduceerd en naar de Unie uitgevoerd. Daarom worden zij beschouwd als gelijk in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

(22)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC waarschijnlijk is indien de bestaande maatregelen komen te vervallen.

1.   Voorafgaande opmerkingen

(23)

Zoals vermeld in de overwegingen 11 tot en met 14 hebben de Chinese producenten-exporteurs die waren geselecteerd om in een steekproef te worden opgenomen, niet aan het onderzoek meegewerkt. Bij gebrek aan voldoende medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC werd bijgevolg de algemene analyse, met inbegrip van de berekening van de dumpingmarge, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens gebaseerd.

(24)

De waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping werd beoordeeld aan de hand van het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, in combinatie met andere informatiebronnen zoals handelsstatistieken over in- en uitvoer (Eurostat en uitvoergegevens van China) en andere algemeen beschikbare informatie (zoals een verklaring van de Chinese Fastener Industry Association).

(25)

Het gebrek aan medewerking had gevolgen voor de vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs doordat niet bekend was hoe de door de Chinese producenten naar de Unie uitgevoerde productmix juist was samengesteld.

2.   Invoer met dumping in het TNO

2.1.   Keuze van het referentieland en berekening van de normale waarde

(26)

In het bericht van opening had de Commissie alle belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken over haar voorstel om India voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC als derde land met een markteconomie te gebruiken. India was in het oorspronkelijke onderzoek ook als referentieland gebruikt.

(27)

Naast India had de indiener van het verzoek de VS als mogelijk referentieland voorgesteld. Andere belanghebbenden maakten bezwaar tegen het voorstel om India als referentieland te gebruiken en stelden in plaats daarvan Maleisië, Taiwan, Thailand en Vietnam voor.

(28)

Naast de door de belanghebbenden voorgestelde landen heeft de Commissie zelf een geschikt referentieland gezocht. Zij wees ook Japan als mogelijk referentieland aan vanwege de grote omvang van zijn productie van bevestigingsmiddelen, die vergelijkbaar is met die van de VRC.

(29)

Er werden verzoeken om samenwerking gericht tot de bekende producenten in India, Japan, Maleisië (echte producenten waarbij geen sprake is van ontwijking (8)), Taiwan, Thailand en de VS. Met Vietnamese producenten werd geen contact opgenomen omdat Vietnam niet als een land met een markteconomie wordt beschouwd. Er werd medewerking verleend door producenten-exporteurs in India en Maleisië en er werden in deze twee landen controlebezoeken uitgevoerd.

(30)

Er werd vastgesteld dat één van de medewerkende Indiase ondernemingen geen producent was, maar een handelsmaatschappij, en dat de tweede medewerkende Indiase onderneming pas na het TNO haar activiteiten had opgestart. Daarom kon geen gebruik worden gemaakt van de gegevens uit India over verkoop en kosten. De twee Maleisische medewerkende ondernemingen bleken producenten-exporteurs te zijn die over volledige gegevens betreffende het TNO beschikten. Daarom werd Maleisië als referentieland gekozen voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening.

(31)

In overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd eerst onderzocht of de totale omvang van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers door de medewerkende producenten in Maleisië representatief was in vergelijking met de totale omvang van de uitvoer naar de Unie, d.w.z. of de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % van de totale naar de Unie uitgevoerde hoeveelheid van het betrokken product bedroeg. Op basis daarvan werd vastgesteld dat de binnenlandse verkoop in het referentieland representatief was.

(32)

Ook werd onderzocht of kon worden aangenomen dat de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Hiertoe werd het aandeel van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het TNO vastgesteld. De binnenlandse verkoop van een van de producenten bleek te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties, terwijl dit niet het geval was voor de tweede producent.

(33)

De normale waarde van de eerste producent werd bijgevolg gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, die werd berekend als een gewogen gemiddelde prijs van de winstgevende binnenlandse verkoop in het TNO. De normale waarde van de tweede producent werd berekend overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening.

(34)

Na mededeling van de definitieve bevindingen hebben twee belanghebbenden opmerkingen gemaakt over de keuze van het referentieland. Beide partijen voerden aan dat Japan niet had mogen worden beschouwd als een mogelijk referentieland omdat het zich toelegt op hoogwaardige producten en hoge kosten heeft. Een van deze partijen merkte ook op dat Taiwan als referentieland had moeten worden gekozen vanwege het grote aantal producenten, de met China vergelijkbare kosten en de omvangrijke uitvoer naar Europa en Noord-Amerika.

(35)

De Commissie wijst erop dat de keuze van het referentieland werd gemaakt nadat zes potentiële referentielanden in overweging werden genomen. Deze zes landen werd om medewerking verzocht. Er werd alleen van Maleisië en India medewerking verkregen; er werd geen medewerking verkregen van Taiwan en Japan. Om de in overweging 30 uiteengezette redenen werd besloten Maleisië te kiezen.

2.2.   Vaststelling van de uitvoerprijs

(36)

Daar de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs geen medewerking verleenden en bijgevolg geen specifieke informatie over de Chinese prijzen werd verkregen, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. Daartoe werd gebruikgemaakt van statistische bronnen (Eurostat).

2.3.   Vergelijking en correcties

(37)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening zijn waar nodig enkele correcties toegepast op de uitvoerprijs. Om de uitvoerprijs in het stadium af fabriek te bepalen, heeft de Commissie de op Eurostatgegevens gebaseerde cif-prijs gecorrigeerd voor vervoers-, verzekerings-, verladings- en kredietkosten.

2.4.   Dumping in het TNO

(38)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs. Uit een vergelijking van de gemiddelde invoerprijzen van Eurostat met de normale waarden van het referentieland bleek niet dat er sprake was van dumping.

(39)

In het TNO werd echter slechts een verwaarloosbare hoeveelheid van 9 000 ton ISB (voor een waarde van 23 miljoen EUR) uit de VRC in de Unie ingevoerd; in die hoeveelheid zijn niet de ISB begrepen die werden geproduceerd door de producenten-exporteurs waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld. Bovendien was er, gezien het gebrek aan medewerking van de in de steekproef opgenomen Chinese exporteurs, geen informatie beschikbaar over de productmix van de Chinese uitvoer en bijgevolg kon de vergelijking met de normale waarde in het referentieland slechts op geaggregeerde basis worden gemaakt.

(40)

Daarom wordt de constatering dat er in het TNO geen dumping heeft plaatsgevonden, beschouwd als van beperkt belang gezien de geringe ingevoerde hoeveelheden en het ontbreken van informatie over de ingevoerde productmix, rekening houdend met de grote verscheidenheid van geproduceerde en verhandelde bevestigingsmiddelen.

(41)

Na mededeling van de definitieve bevindingen hebben drie belanghebbenden opgemerkt dat de maatregelen zouden moeten worden ingetrokken daar in het TNO geen dumping is geconstateerd. Zij waren van oordeel dat ondanks de kleine hoeveelheden die uit de VRC werden uitgevoerd, het feit dat geen dumping werd geconstateerd van aanzienlijk belang was.

(42)

De Commissie merkt op dat, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de bevindingen gebaseerd zijn op de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping en niet op de vaststelling van het bestaan van dumping in het TNO.

3.   Bewijsmateriaal waaruit blijkt dat herhaling van dumping waarschijnlijk is

(43)

In het licht van de overwegingen 38, 39 en 40 ging de Commissie verder na of herhaling van dumping waarschijnlijk was als de maatregelen zouden vervallen. Daarbij werden de volgende elementen onderzocht: de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de VRC, de prijs bij uitvoer uit de VRC naar andere markten, ontwijkingspraktijken, en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie.

3.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(44)

De VRC is volgens ramingen de grootste producent ter wereld van ISB. Volgens de gegevens van de China Fastener Industry Association (9) („CFIA”) werd de productiecapaciteit in 2012 geraamd op 6,6 miljoen ton. De bezettingsgraad werd geraamd op 75 %, waardoor een aanzienlijke reservecapaciteit overbleef, die vergelijkbaar is met het totale verbruik in de Unie.

(45)

De CFIA raamt ook dat in 2012 40 %-50 % van de productie van ISB (2,5 miljoen ton) is uitgevoerd. Het is duidelijk dat de uitvoer een belangrijk deel uitmaakt van de activiteiten van de Chinese producenten van ISB. De Chinese uitvoer was dus ruim 40 % hoger dan het totale verbruik in de Unie in dezelfde periode.

3.2.   De prijs bij uitvoer uit de VRC naar derde landen

(46)

Het verzoek bevat voorlopig bewijsmateriaal over de Chinese prijzen bij uitvoer naar andere markten zoals de VS en Tunesië. Het bewijsmateriaal was gebaseerd op prijsoffertes die de bedrijfstak van de Unie had ontvangen. Deze uitvoerprijzen bleken lager te zijn dan de normale waarde zoals deze hierboven werd vastgesteld. Bovendien kan, op basis van de Chinese prijzen bij uitvoer naar Kroatië in 2012 en het eerste kwartaal van 2013, d.w.z. vóór de toetreding van Kroatië tot de EU en de uitbreiding van de beschermende maatregelen van de EU tot dit land, worden geconcludeerd dat het niveau van de Chinese uitvoerprijzen dat in het oorspronkelijke onderzoek leidde tot de instelling van maatregelen, nog steeds zeer vergelijkbaar is, d.w.z. onder de normale waarde zoals hierboven vastgesteld.

(47)

In verschillende derde landen (bv. Canada (10), Colombia (11), Mexico (12), Zuid-Afrika (13) en de VS (14)) zijn antidumpingmaatregelen ten aanzien van bevestigingsmiddelen uit de VRC vastgesteld. Deze maatregelen hebben betrekking op diverse subcategorieën bevestigingsmiddelen, waaronder het betrokken product. Deze antidumpingmaatregelen werden beschouwd als een extra aanwijzing voor het bestaan van dumping bij uitvoer naar de markten van derde landen.

(48)

In het licht van deze overwegingen concludeert de Commissie dat de producenten-exporteurs uit de VRC tegen dumpingprijzen ISB verkochten en thans nog steeds verkopen aan de in de overwegingen 46 en 47 vermelde derde landen. Daarom acht de Commissie het waarschijnlijk dat, indien de bestaande maatregelen zouden worden ingetrokken, de producenten-exporteurs in de VRC het betrokken product ook op de markt van de Unie tegen dumpingprijzen zouden verkopen.

3.3.   Ontwijkingspraktijken

(49)

Uit een onderzoek naar ontwijking (15) was geconcludeerd dat de voor bevestigingsmiddelen uit de VRC geldende maatregelen via Maleisië werden ontweken. Daarom waren de maatregelen uitgebreid tot Maleisië, behalve voor negen Maleisische producenten die echte producenten bleken te zijn waarbij geen sprake was van ontwijking, en die van de maatregelen werden vrijgesteld. Ontwijkingspraktijken wijzen erop dat met dumping uitvoerende exporteurs eropuit zijn om op de markt van de Unie tegen dumpingprijzen te verkopen zonder rechten te hoeven betalen. Daarom is het waarschijnlijk dat, als de maatregelen komen te vervallen, zij zouden trachten uitvoer met dumping rechtstreeks naar de markt van de Unie te sturen zonder dat zij hun toevlucht hoeven te nemen tot ontwijking.

(50)

Na mededeling van de definitieve bevindingen hebben twee belanghebbenden opgemerkt dat lagere antidumpingrechten het risico van ontwijking zouden verkleinen. Deze belanghebbenden voerden ook aan dat de in overweging 129 uiteengezette bijzondere maatregelen waarbij de Chinese exporteurs met individuele antidumpingrechten wordt verzocht facturen over te leggen, een teken waren dat de rechten te hoog waren en ontwijking aanmoedigden.

(51)

De Commissie wijst erop dat de hoogte van de geldende rechten niet kan worden gewijzigd in de context van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Bovendien zijn de bijzondere maatregelen voor Chinese exporteurs bedoeld om het potentiële risico van ontwijking door Chinese producenten als gevolg van verschillen in individuele rechten tegen te gaan. De ontwijkingspraktijken waarbij via Maleisië wordt uitgevoerd, zijn daarentegen onderzocht als indicator voor de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC naar de Unie. De Commissie is van oordeel dat er geen rechtstreeks verband is tussen deze twee kwesties: het verzoek aan Chinese producenten om facturen over te leggen, verandert niets aan de bevinding dat ontwijkingspraktijken waarbij via andere landen wordt uitgevoerd, een aanwijzing zijn voor de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping als de maatregelen komen te vervallen.

3.4.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(52)

De ontwijkingspraktijken via Maleisië wijzen erop dat de markt van de Unie door de hogere prijzen op deze markt aantrekkelijk blijft voor de Chinese producenten. Doordat op de andere exportmarkten antidumpingmaatregelen gelden, wordt de markt van de Unie nog aantrekkelijker als de maatregelen van de Unie worden ingetrokken. Daarom kan redelijkerwijs worden verwacht dat, als de maatregelen worden ingetrokken, een aanzienlijk deel van de huidige Chinese uitvoer zou worden verlegd naar de Unie. Er zij aan herinnerd dat voordat de oorspronkelijke maatregelen werden ingesteld, het Chinese aandeel in de markt van de Unie 26 % bedroeg. Er wordt dan ook verwacht dat, als de maatregelen komen te vervallen, de Chinese uitvoer, die momenteel 0,5 % van de markt van de Unie uitmaakt, aanzienlijk zal toenemen door onderbieding van de prijzen van de Unie.

3.5.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(53)

Uit het onderzoek is gebleken dat de uitvoer van bevestigingsmiddelen uit de VRC naar diverse derde landen tegen dumpingprijzen plaatsvond en dat sommige van die derde landen antidumpingmaatregelen hadden vastgesteld die op Chinese bevestigingsmiddelen van toepassing waren. Uit de prijsstelling voor de Chinese uitvoer naar derde markten blijkt dat herhaling van dumping bij uitvoer naar de markt van de Unie waarschijnlijk is als de maatregelen zouden vervallen.

(54)

Het bestaan van ontwijkingspraktijken werd beschouwd als een bijkomende aanwijzing voor de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping.

(55)

Bovendien wijzen de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en het feit dat andere markten als gevolg van antidumpingmaatregelen afgesloten blijven, erop dat het risico bestaat dat de Chinese uitvoer naar de markt van de Unie zou worden verlegd als de maatregelen zouden vervallen.

(56)

Bovendien is de reservecapaciteit voor de productie van het betrokken product in de VRC aanzienlijk in vergelijking met het verbruik in de Unie tijdens het TNO. Indien deze capaciteit zou worden gebruikt om naar de Unie uit te voeren en op prijs te concurreren met de producenten in de Unie, is het zeer waarschijnlijk dat die uitvoer tegen dumpingprijzen zou plaatsvinden vanwege de overtollige productie die haar weg naar exportmarkten zou moeten vinden, hetgeen een stimulans is voor dumping.

(57)

Gezien het voorgaande is het waarschijnlijk dat dumping zich opnieuw zou voordoen als de maatregelen zouden vervallen.

D.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

(58)

Bij het onderzoek werd vastgesteld dat het soortgelijke product wordt vervaardigd door een groot aantal producenten in de Unie, waaronder veel kleine en middelgrote ondernemingen en enkele grotere ondernemingen. De producenten in de Unie namens wie het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen werd ingediend, werkten aan het onderzoek mee, met uitzondering van één onderneming zoals uitgelegd in overweging 15. Een aantal andere producenten, die het verzoek steunden of er bezwaar tegen maakten, verstrekten algemene gegevens over de door hen geproduceerde en verkochte hoeveelheid. Aangezien veel producenten in de Unie, meestal kleine ondernemingen, niet meewerkten aan het onderzoek, was het niet mogelijk om de totale omvang van de productie in de Unie en het aantal producenten precies vast te stellen op basis van de gegevens van individuele bedrijven.

(59)

Bijgevolg is de omvang van de productie in de Unie geschat aan de hand van gegevens die in het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen zijn verstrekt op basis van Eurostatgegevens over de industriële productie. Op basis van het bovenstaande wordt de totale productie in de Unie tijdens het TNO geschat op ongeveer 1,2 miljoen ton.

(60)

Bovendien kan uit het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en de tijdens het onderzoek verzamelde gegevens worden afgeleid dat het soortgelijke product in het TNO naar schatting door 378 producenten in de Unie werd vervaardigd. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening en worden hierna „de bedrijfstak van de Unie” genoemd.

(61)

Acht producenten/groepen producenten in de Unie zijn in de steekproef opgenomen en hebben de gevraagde informatie verstrekt, zoals vermeld in overweging 15. De ondernemingen in de steekproef vertegenwoordigen naar schatting ongeveer 24 % van de totale productie in de Unie; hun situatie wordt representatief geacht voor de bedrijfstak van de Unie.

E.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE

1.   Voorafgaande opmerkingen

(62)

Voor de schadeanalyse heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro- en micro-economische schade-indicatoren. De macro-economische indicatoren voor de beoordelingsperiode werden vastgesteld, geanalyseerd en gecontroleerd op basis van de door de bedrijfstak van de Unie verstrekte gegevens. De micro-economische indicatoren werden vastgesteld op basis van de gegevens die voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werden verzameld en gecontroleerd.

(63)

In de volgende punten zijn de macro-economische indicatoren: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, voorraden, verkoopvolume, marktaandeel en groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de werkelijke dumpingmarge, en herstel van eerdere dumping. De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde prijzen per eenheid, productiekosten, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen, vermogen om kapitaal aan te trekken, en arbeidskosten.

2.   Verbruik in de Unie

(64)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld op basis van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie, met een raming voor de niet-medewerkende producenten, en invoergegevens van Eurostat, op het niveau van de Taric-code.

(65)

Tijdens de beoordelingsperiode is het verbruik in de Unie met 3 % toegenomen. Het verbruik in de Unie is in 2011 aanzienlijk gestegen, maar is nog ver verwijderd van het niveau in het OT van het oorspronkelijke onderzoek, toen het meer dan 2,2 miljoen ton bedroeg.

Tabel 1

Verbruik

 

2010

2011

2012

TNO

Verbruik (ton)

1 761 591

1 978 967

1 779 434

1 808 139

Index (2010 = 100)

100

112

101

103

Bron: antwoorden op de vragenlijst, verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en Eurostat.

3.   Omvang, prijs en marktaandeel van de invoer uit de VRC

(66)

De omvang en het marktaandeel van de invoer uit de VRC werden geanalyseerd op basis van Eurostatgegevens en de gegevens die zijn verzameld overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening.

a)   Omvang en marktaandeel van de betrokken invoer

(67)

Tijdens de beoordelingsperiode bleek de invoer van het betrokken product uit de VRC in de Unie zich wat omvang en marktaandeel betreft als volgt te hebben ontwikkeld:

Tabel 2

Omvang en marktaandeel van de betrokken invoer

 

2010

2011

2012

TNO

VRC

Omvang van de invoer (ton)

11 108

9 628

6 839

8 214

Index (2010 = 100)

100

87

62

74

Marktaandeel (%)

0,6

0,5

0,4

0,5

Index (2010 = 100)

100

77

61

72

Bron: Eurostat.

(68)

De uit de VRC ingevoerde hoeveelheden zijn aanzienlijk gedaald ten opzichte van het niveau dat in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek („het TOO”) werd genoteerd (met meer dan 98 % bij vergelijking van het TOO met het TNO). Dienovereenkomstig is ook het Chinese marktaandeel gedaald van 26 % in het TOO tot 0,5 % in het TNO. Als gevolg daarvan verdween de officiële Chinese uitvoer bijna volledig van de markt van de Unie. De in deze tabel en de volgende tabel vermelde gegevens bevatten niet de hoeveelheden die werden uitgevoerd door de drie Chinese producenten-exporteurs waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld. De omvang van hun uitvoer bedroeg in de beoordelingsperiode gemiddeld ongeveer 30 % van de totale Chinese uitvoer van het betrokken product naar de Unie.

b)   Invoerprijs en prijsonderbieding

(69)

In de tabel hierna wordt gemiddelde prijs van de Chinese invoer weergegeven. Tijdens de beoordelingsperiode is de gemiddelde prijs bij invoer uit de VRC met 28 % gestegen. Er zijn echter redenen om aan te nemen dat deze prijs (die meer dan 250 % hoger is dan de gemiddelde prijs van de Chinese uitvoer tijdens het TOO) niet als een zinvolle indicator kon worden beschouwd vanwege de zeer geringe hoeveelheden die uit de VRC werden ingevoerd. Het ziet er immers naar uit dat, rekening houdend met de hoge antidumpingrechten, de geringe omvang van de invoer en het bij de medewerkende importeurs verzamelde bewijsmateriaal, de door de Chinese producenten in het TNO uitgevoerde hoeveelheden zeer kleine bestellingen en/of zeer specifieke productsoorten betroffen, en daardoor tot hogere prijzen leidden.

Tabel 3

Gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC

 

2010

2011

2012

TNO

VRC

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 975

2 158

3 137

2 524

Index (2010 = 100)

100

109

159

128

Bron: Eurostat.

(70)

Aangezien geen enkele in de steekproef opgenomen Chinese producent-exporteur aan het nieuwe onderzoek heeft meegewerkt, en gezien de beperkte gegevens die van andere Chinese producenten-exporteurs werden verkregen, werd de prijsonderbieding in het TNO vastgesteld door de gemiddelde gewogen prijzen van de producenten in de Unie bij verkoop aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, af fabriek, te vergelijken met de van Eurostat verkregen gemiddelde cif-prijzen van de Chinese uitvoer, met passende correcties voor douanerechten.

(71)

Het resultaat van de vergelijking, uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het TNO, was een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge op de markt van de Unie van 12 %. Om de in overweging 69 hierboven uiteengezette redenen moet worden aangenomen dat de prijzen die voor de Chinese uitvoer van het betrokken product in de beoordelingsperiode werden genoteerd, veel hoger zijn dan zonder maatregelen het geval zou zijn. Op grond daarvan kan worden aangenomen dat, indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, de uitvoer van het betrokken product uit de VRC nog steeds een aanzienlijke prijsdruk op de producenten in de Unie zou kunnen uitoefenen.

4.   Niet aan maatregelen onderworpen invoer uit andere derde landen

Tabel 4

Invoer uit andere derde landen

 

2010

2011

2012

TNO

Taiwan

Omvang van de invoer (ton)

266 795

351 067

323 405

319 326

Index (2010 = 100)

100

132

121

120

Prijs (EUR/ton)

1 805

1 905

2 003

1 895

Index (2010 = 100)

100

106

111

105

Marktaandeel (%)

15,1

17,7

18,2

17,7

Index (2010 = 100)

100

117

120

117

Vietnam

Omvang van de invoer (ton)

41 981

59 270

57 704

74 764

Index (2010 = 100)

100

141

137

178

Prijs (EUR/ton)

1 349

1 496

1 528

1 365

Index (2010 = 100)

100

111

113

101

Marktaandeel (%)

2,4

3,0

3,2

4,1

Index (2010 = 100)

100

126

136

174

Thailand

Omvang van de invoer (ton)

27 232

59 979

50 226

45 759

Index (2010 = 100)

100

220

184

168

Prijs (EUR/ton)

1 259

1 325

1 362

1 246

Index (2010 = 100)

100

105

108

99

Marktaandeel (%)

1,5

3,0

2,8

2,5

Index (2010 = 100)

100

196

183

164

Totaal andere derde landen  (16)

Omvang van de invoer (ton)

228 589

202 362

165 618

165 659

Index (2009 = 100)

100

89

72

72

Prijs (EUR/ton)

2 816

3 232

3 729

3 751

Index (2009 = 100)

100

115

132

133

Marktaandeel (%)

13,0

10,2

9,3

9,2

Index (2009 = 100)

100

79

72

71

Totaal derde landen  (16)

Omvang van de invoer (ton)

564 597

672 679

596 954

605 509

Index (2009 = 100)

100

119

106

107

Prijs (EUR/ton)

2 154

2 217

2 382

2 288

Index (2009 = 100)

100

103

111

106

Marktaandeel (%)

32,1

34,0

33,5

33,5

Index (2009 = 100)

100

106

105

104

(72)

De omvang van de invoer uit derde landen op de markt van de Unie vertoonde tijdens de beoordelingsperiode een licht stijgende trend en volgde aldus de trend van het verbruik. Het marktaandeel van de invoer van ISB uit alle derde landen bleef tijdens de beoordelingsperiode relatief stabiel en bedroeg ongeveer een derde van het verbruik in de Unie.

(73)

De gemiddelde prijzen van de invoer uit derde landen bleven tijdens de beoordelingsperiode in het algemeen stabiel en zij bleven onder het niveau van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Niettemin zijn de prijzen van de invoer uit derde landen aanzienlijk hoger dan de prijzen die tijdens het oorspronkelijke onderzoek voor de invoer uit de VRC werden genoteerd. Om de in overweging 69 genoemde redenen kunnen de prijzen van de in het TNO in de Unie ingevoerde Chinese ISB, ook al zijn zij hoger dan de gemiddelde prijzen van de invoer uit derde landen, niet als representatief worden beschouwd.

(74)

Als de derde landen individueel worden bekeken, is het duidelijk dat Taiwan nu de belangrijkste buitenlandse speler op de markt van de Unie is. De omvang van de uitvoer uit dat land is in de beoordelingsperiode met 20 % toegenomen en is op zich al goed voor bijna de helft van de invoer op de markt van de Unie. Als in aanmerking wordt genomen dat de omvang van de uitvoer uit Taiwan in het TNO 70 % hoger is dan in het TOO (en dit niettegenstaande het verbruik in het TNO lager is), is het duidelijk dat een aanzienlijk deel van de uitvoer uit China is vervangen door Taiwanese producten. Niettemin moet worden opgemerkt dat de uit Taiwan ingevoerde hoeveelheden in het TNO slechts de helft uitmaakten van de hoeveelheden die in het TOO uit China werden uitgevoerd, en dat de gemiddelde prijzen van Taiwan in het TNO bijna dubbel zo hoog waren (+ 97.8 %) als de gemiddelde prijzen van de Chinese uitvoer in het TOO. Voorts wordt erop gewezen dat de Chinese exporteurs tegen vergelijkbaar lage prijzen zijn blijven verkopen op de markten in Europa waar geen antidumpingmaatregelen golden, zoals Kroatië vóór de toetreding van dit land tot de EU.

(75)

Bovendien konden Vietnam en Thailand worden aangemerkt als landen die profiteerden van het verdwijnen van de Chinese uitvoer; zij zagen hun uitvoer immers aanzienlijk toenemen (70 à 80 %), hoewel zij veel kleinere hoeveelheden als uitgangssituatie hadden.

(76)

Bovendien moet rekening worden gehouden met het feit dat het assortiment van ingevoerde producten naar verluidt meer op standaardproducten gericht is dan het geval is voor de producten van de bedrijfstak van de Unie.

(77)

Na mededeling van de definitieve bevindingen werd door vier belanghebbenden betoogd dat de bevindingen van de Commissie betreffende de gedeeltelijke vervanging op de markt van de Unie van de Chinese invoer door invoer uit Taiwan, Thailand en Vietnam, zouden moeten leiden tot de conclusie dat de producten die waarschijnlijk uit China zullen worden ingevoerd, standaardproducten zijn en bijgevolg niet rechtstreeks zullen concurreren met meer geavanceerde producten die door de bedrijfstak van de Unie worden vervaardigd.

(78)

In antwoord op dit argument wordt erop gewezen dat het feit dat invoer uit derde landen inderdaad de plaats lijkt in te nemen van het marktaandeel dat de Chinese exporteurs hebben verloren, niet betekent dat de toekomstige invoer uit China waarschijnlijk geen schade zou berokkenen. Ten eerste bestaat de bedrijfstak van de Unie, zoals uitvoeriger wordt uiteengezet in overweging 115, uit producenten die zowel standaard- als speciale bevestigingsmiddelen vervaardigen. Ten tweede zijn er aanwijzingen dat de uitvoer uit China in de toekomst ook meer gespecialiseerde en hoogwaardiger producten zou omvatten. Uit de beschikbare informatie over de ontwikkelingsplannen, zoals de toespraak van de voorzitter van de CFIA (17), blijkt duidelijk dat de Chinese bevestigingsmiddelensector voornemens is meer gevarieerde, complexere en hoogwaardiger producten te ontwikkelen. Het bovenstaande argument moet derhalve worden afgewezen.

5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(79)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn.

(80)

Met het oog op de schadeanalyse wordt de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie beoordeeld op basis van indicatoren zoals productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, volume van de verkoop, marktaandeel en groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de werkelijke dumpingmarge en herstel van eerdere dumping, gemiddelde prijzen per eenheid, kosten per eenheid, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken, voorraden en arbeidskosten.

a)   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(81)

De productie van de bedrijfstak van de Unie bleef tijdens de beoordelingsperiode in het algemeen stabiel. Er wordt aan herinnerd dat de vraag naar het betrokken product grotendeels afhankelijk is van sectoren zoals de auto-industrie en de bouw, alsook van andere consumptiegoederen. In weerwil van een kleine stijging in 2011 bleef de productie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode immers in het algemeen stabiel, in lijn met een langzaam groeiende vraag in de Europese economie.

Tabel 5

Totale productie van de bedrijfstak van de Unie

 

2010

2011

2012

TNO

Productie (ton)

1 204 336

1 376 855

1 208 232

1 197 189

Index (2010 = 100)

100

114

100

99

Bron: antwoorden op de vragenlijst en verzoek om een nieuw onderzoek.

(82)

Ook de productiecapaciteit bleef tijdens de beoordelingsperiode relatief stabiel, met een lichte stijging in 2011 en in het TNO. In overeenstemming met het feit dat de productie in de periode 2010-2013 stabiel bleef, bleef ook de bezettingsgraad in wezen stabiel, met een relatieve piek in 2011.

Tabel 6

Productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2010

2011

2012

TNO

Productiecapaciteit (ton)

2 510 509

2 527 863

2 497 078

2 535 889

Index (2010 = 100)

100

101

99

101

Bezettingsgraad (%)

48

54

48

47

Index (2010 = 100)

100

114

101

98

Bron: antwoorden op de vragenlijst en verzoek om een nieuw onderzoek.

b)   Verkoopvolume, marktaandeel en groei

Tabel 7

Verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers

 

2010

2011

2012

TNO

Volume (ton)

914 869

1 031 862

931 956

939 395

Index (2010 = 100)

100

113

102

103

Bron: antwoorden op de vragenlijst en verzoek om een nieuw onderzoek.

(83)

De omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie aan niet-verbonden afnemers volgde de trend van het verbruik en de productie in de periode van 2010 tot 2013, met een lichte groei tijdens de beoordelingsperiode, niettegenstaande een aanzienlijke stijging tussen 2010 en 2011.

Tabel 8

Marktaandeel en groei van de bedrijfstak van de Unie

 

2010

2011

2012

TNO

Marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie (%)

67

66

66

66

Index (2010 = 100)

100

97

98

98

Bron: antwoorden op vragenlijst en Eurostat.

(84)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie was in de beoordelingsperiode stabiel (bij de berekening daarvan wordt ook rekening gehouden met de verkoop aan verbonden partijen) en was goed voor ongeveer twee derde van de markt. Dit resultaat strookt zowel met de daling van het verbruik in de Unie in vergelijking met het TOO als met de vervanging van de Chinese invoer door invoer uit andere bronnen.

c)   Werkgelegenheid en productiviteit

(85)

De aan het betrokken product gerelateerde werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie bleef in de beoordelingsperiode in het algemeen stabiel. De in 2011 genoteerde kleine toename strookt met de hogere productie in dat jaar. Het feit dat in 2011 ook de productiviteit hoger is, wijst erop dat de bedrijfstak van de Unie op de grotere vraag reageerde door enerzijds extra personeel in dienst te nemen en anderzijds de productie van het bestaande personeel te verhogen (overuren). Toen de productievolumes in de daaropvolgende jaren weer verminderden, verdwenen beide effecten en keerde de situatie terug naar het niveau van 2010.

Tabel 9

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2010

2011

2012

TNO

Aantal werknemers

20 036

20 854

20 238

19 950

Index (2010 = 100)

100

104

101

100

Productiviteit (eenheden per werknemer)

60

66

60

60

Index (2010 = 100)

100

110

99

100

Bron: antwoorden op de vragenlijst, verzoek om een nieuw onderzoek.

d)   Hoogte van de werkelijke dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(86)

Zoals vermeld in overweging 36 konden, vanwege het gebrek aan medewerking van de kant van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC, de dumpingmarges voor de VRC niet met voldoende nauwkeurigheid worden berekend; daarom wordt de constatering dat er in het TNO geen dumping heeft plaatsgevonden, slechts in beperkte mate relevant geacht. Uit onderzoek van de schade-indicatoren is gebleken dat de bedrijfstak zich van eerdere dumping herstelt. Het herstel werd echter vertraagd door een stagnerende vraag in de belangrijkste downstreamsectoren. Voorts zij opgemerkt dat de relatief stabiele situatie in de beoordelingsperiode verband houdt met de door de huidige antidumpingmaatregelen geboden bescherming. Indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, zou de invoer met dumping uit de VRC naar verwachting aanzienlijke gevolgen hebben voor de bedrijfstak van de Unie.

e)   Gemiddelde verkoopprijzen per eenheid op de markt van de Unie en productiekosten per eenheid

(87)

De gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie zijn in de periode 2010-2013 met 8 % gestegen, met een relatieve piek in 2012. De gemiddelde verkoopprijs is in het algemeen hoog genoeg om de productiekosten te dekken en de bedrijfstak van de Unie een kleine winst op te leveren.

Tabel 10

Verkoopprijzen en kosten

 

2010

2011

2012

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie voor niet-verbonden afnemers (EUR/ton)

2 748

2 953

3 049

2 974

Index (2010 = 100)

100

107

111

108

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

2 528

2 811

2 937

2 765

Index (2010 = 100)

100

111

116

109

Bron: antwoorden op de vragenlijst.

f)   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(88)

Tijdens de beoordelingsperiode ontwikkelden de kasstroom, de investeringen, het rendement van investeringen en het vermogen om kapitaal aan te trekken zich als volgt:

Tabel 11

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen

 

2010

2011

2012

TNO

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van de omzet)

1,5

1,1

2,0

3,6

Kasstroom (EUR)

39 046 890

30 835 484

68 050 584

56 369 460

Investeringen (EUR)

48 809 766

58 881 586

38 561 986

39 453 739

Index (2010 = 100)

100

121

79

81

Rendement van investeringen (%)

1,0

2,6

5,3

7,5

Bron: antwoorden op de vragenlijst.

(89)

De winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werd vastgesteld door de winst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de desbetreffende omzet. Gedurende de hele beoordelingsperiode bleef de winstmarge klein, terwijl sommige producenten in de Unie ook verliezen boekten; met name vermeldenswaard is dat de winstmarge in geen enkel jaar van de beoordelingsperiode het niveau bereikte dat in het TOO werd gehaald (4,4 %). Niettegenstaande de verkoop en de productie een stabiele trend te zien geven en de bedrijfstak van de Unie over een aanzienlijk marktaandeel beschikt, zijn de winstmarges voor deze bedrijfstak nog steeds relatief laag. Er moet met name worden opgemerkt dat de winstmarge in 2011 zeer klein was ondanks het feit dat de verkoopvolumes van de bedrijfstak van de Unie in dat jaar van de beoordelingsperiode hun hoogste niveau bereikten. Dat wekt bezorgdheid over de toekomstige ontwikkeling van de winstmarges van de bedrijfstak van de EU, als de economische situatie verder stagneert. Er moet ook worden opgemerkt dat de winstmarge in de beoordelingsperiode ook steeds onder de in het oorspronkelijke onderzoek aangegeven streefwinst (5 %) bleef.

(90)

De kasstroom, d.w.z. het vermogen van de bedrijfstak om zijn activiteiten zelf te financieren, was gedurende de hele beoordelingsperiode positief. Deze indicator verbeterde echter pas in 2012, terwijl zich in het TNO een aanzienlijke daling voordeed, met 17 %. Dat doet vragen rijzen bij het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om verder te voorzien in de nodige zelffinanciering van zijn activiteiten.

(91)

Het niveau van de investeringen blijft tijdens de beoordelingsperiode relatief hoog en stabiel, met een piek in 2011. Het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen, volgt eenzelfde trend als de winstmarge. Deze indicator bereikt dan ook zijn hoogste punt in het TNO. Dit signaal kan op twee manieren worden geïnterpreteerd: aan de ene kant weerspiegelt het het hoogste punt dat de winstmarge tijdens de beoordelingsperiode heeft bereikt, maar aan de andere kant weerspiegelt het ook een laag investeringsniveau, hetgeen erop wijst dat de bedrijfstak nog steeds onzeker is wat de economische vooruitzichten van de sector betreft.

(92)

In het licht van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat, ofschoon de financiële prestaties van de producenten in de Unie gedurende de hele beoordelingsperiode stabiel bleven, zij met uitzondering van de investeringen nog steeds niet de niveaus van het TOO bereikten.

g)   Voorraden

(93)

Het niveau van de eindvoorraden van de medewerkende producenten in de Unie volgde zowat dezelfde trend als die van de productie en de verkoop, d.w.z. vrij stabiel met een relatieve piek in 2011. Bovendien is het voorraadpeil, aangezien het soortgelijke product in de Unie hoofdzakelijk op bestelling wordt geproduceerd, niet als een zeer betekenisvolle indicator te beschouwen.

Tabel 12

Eindvoorraad

 

2010

2011

2012

TNO

Eindvoorraad (ton)

283 330

321 795

315 784

292 740

Index (2010 = 100)

100

114

111

103

Bron: antwoorden op de vragenlijst.

h)   Arbeidskosten

(94)

Het gemiddelde loon van de werknemers is in de beoordelingsperiode elk jaar continu met 4 % gestegen. Deze stijging is te verklaren door aanpassingen aan de inflatie en, in mindere mate, doordat gebruik is gemaakt van overwerken (zoals te merken is aan de toename van de productiviteit per werknemer in 2011).

Tabel 13

Arbeidskosten

 

2010

2011

2012

TNO

Gemiddelde arbeidskosten per werknemer (EUR)

41 604

43 300

45 006

46 742

Index (2010 = 100)

100

104

108

112

Bron: antwoorden op de vragenlijst.

6.   Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(95)

Uit het onderzoek is gebleken dat de invoer van producten uit de VRC op de markt van de Unie nagenoeg is verdwenen na de instelling van de oorspronkelijke maatregelen in 2009. Hierdoor kon de bedrijfstak van de Unie zijn productie, verkoopvolume en marktaandeel op een goed en stabiel niveau brengen. Anderzijds ligt de winstgevendheid nog steeds onder de niveaus die in het TOO werden bereikt, en onder de streefwinst voor de sector.

(96)

Daarom wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het TNO geen aanmerkelijke schade heeft geleden. Gezien echter de langzame groei van het verbruik en het feit dat de winstmarges nog steeds lager liggen dan wat nodig is voor levensvatbaarheid op lange termijn, kan de situatie van de bedrijfstak van de Unie nog steeds als kwetsbaar worden beschouwd.

(97)

Na mededeling van de definitieve bevindingen voerden drie belanghebbenden aan dat het feit dat de Commissie tot de conclusie is gekomen dat de bedrijfstak van de Unie in het TNO geen aanmerkelijke schade heeft geleden, zou moeten leiden tot beëindiging van de maatregelen. De Commissie heeft inderdaad vastgesteld dat er geen sprake is van aanmerkelijke schade in het TNO. Het besluit tot verlenging van de maatregelen is echter niet gebaseerd op aanmerkelijke schade in het TNO, maar op bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van herhaling van schade overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Dit argument moest dan ook worden afgewezen.

F.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

1.   Voorafgaande opmerkingen

(98)

Om te beoordelen of het waarschijnlijk is dat opnieuw schade zal worden toegebracht indien de maatregelen zouden komen te vervallen, werden de mogelijke gevolgen van de uitvoer uit de VRC voor de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening geanalyseerd.

(99)

In de analyse werd met name aandacht besteed aan de trend van het verbruik op de markt van de Unie, de reservecapaciteit, de handelsstromen en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, alsook het prijsbeleid van de VRC. Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs is de analyse gebaseerd op de beschikbare gegevens, waaronder statistieken (Eurostat en Chinese handelsstatistieken) en documenten betreffende de bedrijfstak (zoals de in overweging 78 bedoelde toespraak van de voorzitter van de CFIA) die zijn verstrekt in het verzoek om opening van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen.

2.   Verbruik in de Unie

(100)

Zoals vermeld in de overwegingen 64 en 65 volgde het verbruik van het betrokken product in de Unie in de beoordelingsperiode over het algemeen een stabiele trend. Tegelijkertijd ligt het verbruik in het TNO nog steeds bijna 20 % onder het in het TOO bereikte niveau van vóór de crisis. De daling van het verbruik van het betrokken product is te wijten aan een daling van de productie in de auto-industrie en de bouwsector in de Unie, alsmede in andere sectoren van consumptiegoederen die in aanzienlijke mate gebruikmaken van het betrokken product (elektronische en huishoudelijke apparatuur, meubilair, enz.). In deze omstandigheden wordt bijgevolg aangenomen dat, als de invoer van uitermate laaggeprijsde producten uit China zich opnieuw voordoet mochten de maatregelen komen te vervallen, dit plotselinge en dramatische gevolgen voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie zou hebben. Verwacht wordt dat deze invoer de prijzen van de Unie zal onderbieden en in ieder geval een neerwaartse druk op die prijzen zal uitoefenen en de concurrentie op de markt zal verstoren. Bijgevolg is het waarschijnlijk dat, indien de maatregelen zouden komen te vervallen, de bedrijfstak van de Unie opnieuw schade zou lijden.

3.   Reservecapaciteit, handelsstromen en aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, en prijsbeleid van de VRC

(101)

Zoals beschreven in overweging 44 bedroeg de Chinese productiecapaciteit voor ISB in 2012 6,6 miljoen ton. Opgemerkt moet worden dat 2012 door de Chinese bedrijfstak van bevestigingsmiddelen als een moeilijk jaar werd beschouwd; vanwege het nadelige effect van diverse economische factoren (inflatie, vertraging van de Chinese economie en de crisis in de eurozone) was het sinds 2000 immers het eerste jaar dat de Chinese productiecapaciteit een daling te zien gaf (vergeleken met 6,8 miljoen ton in 2011).

(102)

Niettemin moet er, ongeacht de toekomstscenario's (stagnatie of groei), in elk geval op worden gewezen dat zelfs de huidige Chinese productiecapaciteit van 6,6 à 6,8 miljoen ton in de jaren 2010-2012 slechts voor 75 % werd benut. Daardoor blijft er in China een reservecapaciteit (1,6-1,7 miljoen ton) die reeds buitengewoon groot is, en precies in dezelfde orde van grootte ligt als het gehele verbruik dat in diezelfde jaren op de markt van de Unie werd genoteerd.

(103)

Tijdens de beoordelingsperiode was de Chinese wereldwijde uitvoer betrekkelijk stabiel op een niveau van 2,2 à 2,6 miljoen ton, wat neerkwam op 40 à 50 % van de Chinese verkoop. Het is dan ook duidelijk dat de uitvoer een belangrijk deel uitmaakt van de activiteiten van de Chinese producenten van ISB. Volgens de door de CFIA voor de sector aangekondigde plannen zal een verwachte stijging van de vraag op de binnenlandse markt waarschijnlijk tot gevolg hebben dat het aandeel van de uitvoer zal teruglopen tot 30 à 40 % van de productie. Deze daling moet echter worden gezien tegen de achtergrond van een algemene stijging van de productiecapaciteit, zoals uiteengezet in overweging 101, en het feit dat deze reservecapaciteit in elk geval zo groot is als het totale verbruik in de Unie. Bovendien staat in de CFIA-prognose geen tijdschema voor de vermindering van het aandeel van de Chinese uitvoer, noch een concrete aanwijzing dat deze verschuiving reeds op gang zou zijn gekomen. Bijgevolg moet het door de CFIA vermelde ontwikkelingsplan worden beschouwd als een te vaag en onbepaald programma, vooral als daartegenover het eventuele vervallen van de maatregelen wordt geplaatst, dat een onmiddellijk effect zou hebben. Daarom kan het bestaan van dit plan in dit stadium geen afbreuk doen aan de conclusies met betrekking tot de waarschijnlijke herhaling van schade, mochten de maatregelen komen te vervallen.

(104)

Momenteel is de Chinese aanwezigheid op de markt van de Unie zeer beperkt: zij vertegenwoordigt niet meer dan 0,5 % van het marktaandeel uitgedrukt in volume. Niettemin blijft de markt van de Unie aantrekkelijk voor de Chinese producenten vanwege de hogere prijzen op deze markt. Dit kan worden aangetoond aan de hand van pogingen van de Chinese producenten-exporteurs om de antidumpingmaatregelen van de Unie te ontwijken. Zoals vermeld in overweging 3 heeft deze praktijk er reeds toe geleid dat de maatregelen werden uitgebreid tot de Chinese uitvoer via Maleisië.

(105)

Bovendien heeft de exportgerichte Chinese bedrijfstak het steeds moeilijker om afzetkanalen naar zijn gebruikelijke exportmarkten te vinden, daar een steeds groter aantal daarvan recentelijk antidumpingmaatregelen heeft ingesteld ten aanzien van de uitvoer van verschillende soorten ISB uit China, zoals uiteengezet in overweging 47.

(106)

Daarom kan redelijkerwijs worden verwacht dat, aangezien de markt van de Unie door zijn omvang en prijsniveaus aantrekkelijk blijft, een aanzienlijk deel van de huidige Chinese uitvoer zou worden verlegd naar de Unie als de maatregelen zouden worden ingetrokken. Er zij aan herinnerd dat voordat de oorspronkelijke maatregelen werden ingesteld, het Chinese aandeel in de markt van de Unie 26 % bedroeg.

(107)

Ten slotte wordt er met betrekking tot het niveau van de Chinese uitvoerprijzen aan herinnerd dat in het oorspronkelijke onderzoek zeer hoge dumping- en schademarges werden vastgesteld, waarbij de berekening gebeurde op basis van de uitvoerprijzen van de Chinese exporteurs. Op basis van de Chinese prijzen bij uitvoer naar Kroatië in 2012 en het eerste kwartaal van 2013, d.w.z. vóór de toetreding van Kroatië tot de EU en de uitbreiding van de beschermende maatregelen van de EU tot dit land, kan worden geconcludeerd dat het niveau van de Chinese uitvoerprijzen dat in het oorspronkelijke onderzoek leidde tot de instelling van maatregelen, nog steeds zeer vergelijkbaar is. Bovendien wordt door handelsbeschermende maatregelen van andere derde landen tegen de uitvoer van Chinese ISB bevestigd dat het oneerlijke prijsgedrag van de Chinese producenten-exporteurs wordt voortgezet en niet beperkt blijft tot de markt van de Unie.

4.   Conclusie

(108)

De bevindingen van het onderzoek hebben de aandacht gevestigd op verscheidene punten van bezorgdheid, onder meer de grote reservecapaciteit die in de VRC beschikbaar is, de voortzetting van dumping- en onderbiedingspraktijken overal in de wereld, de geplande ontwikkeling van productiecapaciteit, het productassortiment en de productcomplexiteit in de VRC, alsook de toenemende handelsbelemmeringen op andere belangrijke markten van derde landen. Anderzijds stagneert het verbruik in de Unie de laatste vijf jaar als gevolg van de geringe vraag in veel downstreamsectoren. Dit heeft geleid tot een situatie van kwetsbaarheid van de bedrijfstak van de Unie die wordt gekenmerkt door een zekere mate van reservecapaciteit, lage winsten en bedrijfsonzekerheid (zoals met name blijkt uit de afnemende investeringen). In dit scenario wordt ervan uitgegaan dat de intrekking van de maatregelen er naar alle waarschijnlijkheid toe zou leiden dat er ineens weer met dumping uit de VRC wordt ingevoerd, en dat dit de positie van de bedrijfstak van de Unie op zijn kernmarkt zou verzwakken, waardoor de bedrijfstak van de Unie weer in een situatie zou worden gedrongen waarin hij schade lijdt.

(109)

Sommige partijen voerden aan dat de bedrijfstak van de Unie zijn winst en kasstroom heeft verdubbeld ten opzichte van 2010 en dat daarom zijn winst niet als laag kan worden aangemerkt. Voorts wordt opgemerkt dat de bedrijfstak van de Unie geen verdere investeringen hoeft te doen daar hij in het verleden al aanzienlijk heeft geïnvesteerd.

(110)

Hoewel de bedrijfstak van de Unie zijn winst inderdaad verdubbelde, bleef deze nog steeds zowel onder de in het TOO geboekte winst (4,4 %) als onder de streefwinst van 5 %. Dezelfde redenering geldt voor de kasstroom, die 14 % onder het niveau van het TOO bleef. Ten slotte hangt de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie af van voortdurende investeringen in moderne machines en een breder productassortiment. De argumenten worden derhalve afgewezen.

(111)

Indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, is het in de huidige marktsituatie waarschijnlijk dat de prestaties van de bedrijfstak van de Unie, die een tijdlang zijn verbeterd, snel achteruit zullen gaan. Zoals reeds eerder vermeld zouden de voorwaarden buitengewoon gunstig zijn voor een toename van de invoer uit de VRC naar de markt van de Unie tegen dumpingprijzen en in aanzienlijke hoeveelheden. Dat zou waarschijnlijk ten koste gaan van de positieve ontwikkelingen op de markt van de Unie die in de beoordelingsperiode tot stand zijn gebracht. De invoer met dumping die zich waarschijnlijk zou voordoen, zou druk kunnen uitoefenen op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en ervoor kunnen zorgen dat hij marktaandeel verliest, wat een negatieve invloed zou hebben op de financiële prestaties van deze bedrijfstak, die nog steeds kwetsbaar is. Er wordt aan herinnerd dat in de beoordelingsperiode van het oorspronkelijke onderzoek (1 januari 2003 tot en met 30 september 2007), d.w.z. vóór de instelling van de antidumpingmaatregelen, de bedrijfstak van de Unie de productie in bepaalde segmenten van het betrokken product moest beperken als gevolg van de massale invoer uit China (18). Dit had een aanzienlijk negatief effect op de bezettingsgraad en de winstgevendheid.

(112)

Na mededeling van de definitieve bevindingen voerde één belanghebbende aan dat de Commissie in haar analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade heeft nagelaten het effect van de omvang van de Chinese uitvoer en het verband tussen dat effect en de maatregelen te bepalen. De belanghebbende voerde aan dat:

i)

de invoer uit andere bronnen in de plaats kwam van de invoer uit China; die invoer wordt verkocht tegen prijzen die lager zijn dan die van de bedrijfstak van de Unie en toch heeft de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade geleden;

ii)

de verlaging van het niveau van de maatregelen na de uitvoering van de WTO-aanbevelingen niet leidde tot de invoer van grotere hoeveelheden uit China op de markt van de Unie;

iii)

de invoer van andere soorten bevestigingsmiddelen uit China waarop de antidumpingmaatregelen niet van toepassing zijn, vanaf 2009, toen de oorspronkelijke maatregelen werden ingesteld, in omvang ook snel is afgenomen;

iv)

rekening houdend met de groeiende vraag op de Chinese binnenlandse markt het weinig waarschijnlijk is dat de Chinese uitvoer naar de Unie in de toekomst zal toenemen, en

v)

de vraag naar bevestigingsmiddelen zal blijven toenemen in China en ook op andere Aziatische markten, waardoor het minder waarschijnlijk zal worden dat de uitvoer naar de Unie aanzienlijk toeneemt.

(113)

In antwoord op deze argumenten zij erop gewezen dat:

i)

het waarschijnlijke schadelijke effect van de invoer uit China niet kan worden vergeleken met het effect van de invoer uit derde landen, zoals Taiwan, Vietnam en Thailand. Zoals vermeld in overweging 74 zijn er immers aanwijzingen dat de Chinese exporteurs op de Kroatische markt (vóór de toetreding van Kroatië tot de EU) nog steeds verkochten tegen prijzen die vergelijkbaar zijn met die welke in het oorspronkelijke onderzoek werden genoteerd; deze prijzen zijn dan ook veel lager dan de prijzen die in het TNO uit deze derde landen werden medegedeeld. Bovendien verkoopt de bedrijfstak van de Unie, zoals vermeld in overweging 115, aanzienlijke hoeveelheden van zowel standaard- als speciale producten, en daarom is het waarschijnlijk dat de Chinese uitvoer (die zowel standaard- als speciale producten omvat) schade kan veroorzaken als de geldende rechten zouden worden opgeheven;

ii)

rekening houdend met de beperkte verlaging van de geldende rechten na de uitvoering van de WTO-aanbevelingen, namelijk van 85 % vóór de wijziging tot 74,1 % erna, geen sterke toename van de invoer uit China te verwachten was;

iii)

de beweerde daling van de omvang van de invoer van bevestigingsmiddelen waarop de maatregelen niet van toepassing zijn, niet door de beschikbare statistische gegevens wordt gestaafd. In de periode 2009-2013 bleef de maandelijkse hoeveelheid immers stabiel op 20 000 à 30 000 ton, terwijl de ingevoerde hoeveelheid bevestigingsmiddelen waarop de maatregelen van toepassing waren, in februari 2009 onmiddellijk verminderde van ruim 60 000 ton per maand tot een te verwaarlozen hoeveelheid;

iv)

de verwachte verandering in de verhouding van de omvang van de Chinese binnenlandse verkoop tot de omvang van de uitvoer, waarin de groei van de Chinese binnenlandse vraag tot uiting zal komen, zal worden gecompenseerd door een stijging van de totale Chinese productiecapaciteit en verkoopomvang, zoals uiteengezet in overweging 101, en

v)

het argument dat de Aziatische vraag naar bevestigingsmiddelen stijgt, is gebaseerd op een verouderde bron, waar wordt voorspeld dat de wereldvraag naar bevestigingsmiddelen in 2016 in de orde van grootte van 83 miljard USD zal liggen. In nieuw marktonderzoek dat in december 2014 is gepubliceerd door Fastener Industry News Inc. (19), wordt de vraag op de wereldmarkt vastgesteld op 81 miljard USD in 2018, zodat gedurende een langere periode een kleinere groei in het vooruitzicht wordt gesteld. Bovendien gaat de groei van de vraag in het Aziatisch-Pacifisch gebied gepaard met de groei van de productiecapaciteit in verscheidene andere landen dan China (bv. Indonesië, Maleisië, Thailand en Vietnam). Voorts zijn de toegangsbelemmeringen voor de installatie van extra capaciteit voor de productie van bevestigingsmiddelen relatief gering (wat tijd, kapitaal en knowhow betreft), zodat het aanbod vrij snel kan reageren op de groeiende vraag.

Bovenstaande argumenten moeten daarom worden afgewezen.

(114)

Dezelfde belanghebbende voerde aan dat in de door de Commissie gemaakte analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade geen rekening werd gehouden met het feit dat de uit China ingevoerde laagwaardige producten geen prijsdruk kunnen uitoefenen op hoogwaardige producten, die hoofdzakelijk door producenten in de Unie worden vervaardigd.

(115)

In antwoord op dit argument moet eraan worden herinnerd dat de productie in de Unie het volledige gamma bevestigingsmiddelen omvat, waarbij sommige ondernemingen zich toeleggen op specifieke soorten (standaard- of speciale bevestigingsmiddelen), terwijl andere het volledige gamma aanbieden. Meer bepaald bij de in de steekproef opgenomen ondernemingen bestaat een aanzienlijk deel van de verkoop uit standaardbevestigingsmiddelen en voor drie van die ondernemingen bestaat de verkoop in het TNO grotendeels uit standaardproducten. Daarom is de bewering dat de Europese bedrijfstak enkel speciale of hoogwaardige bevestigingsmiddelen zou produceren en bijgevolg zou beschermd zijn tegen schade veroorzakende invoer uit China, klaarblijkelijk onjuist, daar zij wordt weerlegd door het tijdens het onderzoek verzamelde en gecontroleerde bewijsmateriaal. Bovendien is ook bekend dat de Chinese bevestigingsmiddelensector voornemens is hoogwaardiger producten te ontwikkelen, zoals uiteengezet in overweging 78. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat de productmix van de Chinese uitvoer in de toekomst eveneens zal bestaan uit het volledige gamma van laag- tot hoogwaardige producten, en dat de prijsdruk zal worden gevoeld door de bedrijfstak van de Unie in zijn geheel, wat een nadelige invloed op de benutting van de productiecapaciteit zal hebben. Dit argument moest dan ook worden afgewezen.

(116)

Ten slotte betoogden twee andere belanghebbenden dat de Commissie in haar analyse ten onrechte aannam dat de prijzen van de producten uit China even laag zullen zijn als in het oorspronkelijke onderzoek. Volgens de partijen in kwestie zou dit niet het geval zijn omdat zich in China een aanzienlijke prijsstijging voordeed, hoofdzakelijk als gevolg van de stijging van de grondstoffen- en de arbeidskosten en de ontwikkeling van milieunormen. Bijgevolg zal de eventuele prijsonderbieding lager zijn en zal deze de verlenging van de maatregelen op een dergelijk hoog niveau niet rechtvaardigen.

(117)

Onverminderd het feit dat het niveau van de maatregelen niet kon worden gewijzigd in de context van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en de Chinese binnenlandse prijzen en kosten in het oorspronkelijke onderzoek als onbetrouwbaar werden beschouwd omdat aan de Chinese producenten geen behandeling als marktgerichte onderneming kon worden toegekend, moet het volgende worden opgemerkt. Ten eerste was de Commissie, door het gebrek aan medewerking van de kant van de Chinese producenten, niet in staat om hun kosten en de veranderingen die beweerdelijk in China plaatsvonden, te controleren. De belanghebbenden in kwestie hebben in hun opmerkingen geen bewijsmateriaal of onderbouwde gegevens verstrekt. Ten tweede wordt verwezen naar het prijsniveau dat in Kroatië vóór de toetreding van dat land tot de Unie werd waargenomen; daaruit bleek duidelijk dat de Chinese exporteurs prijzen zijn blijven hanteren die zeer vergelijkbaar waren met die in het oorspronkelijke onderzoek (zie overweging 74). Dit argument moest daarom worden afgewezen.

G.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Inleiding

(118)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie als geheel. Het belang van de Unie werd bepaald aan de hand van een afweging van de belangen van de betrokkenen, namelijk die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. De belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.

(119)

Aangezien het bij dit onderzoek om een nieuw onderzoek met betrekking tot de bestaande maatregelen gaat, kon in het kader daarvan worden nagegaan of de bestaande antidumpingmaatregelen ongewenste negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(120)

In overweging 108 werd geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ernstig zou verslechteren indien de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen. De voortzetting van de maatregelen zou ten goede komen aan de bedrijfstak van de Unie, aangezien de producenten in de Unie in dat geval hun verkoopvolume, hun marktaandeel, de winstgevendheid en hun algemene economische positie zouden kunnen handhaven. De opheffing van de maatregelen zou daarentegen een ernstige bedreiging vormen voor de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie, daar het aannemelijk is dat in dat geval een hervatting van de invoer tegen dumpingprijzen van grote hoeveelheden van het betrokken product vanuit de VRC naar de Unie zou plaatsvinden, waardoor opnieuw schade aan de bedrijfstak van de Unie zou worden toegebracht.

3.   Belang van de importeurs

(121)

Alle bekende importeurs zijn van de opening van het nieuwe onderzoek op de hoogte gesteld. Er hebben echter maar twee importeurs aan het onderzoek meegewerkt en de vragenlijst van de Commissie beantwoord. Het onderzoek wees uit dat de importeurs het product gemakkelijk uit verschillende bronnen kunnen betrekken die momenteel op de markt beschikbaar zijn, met name van de bedrijfstak van de Unie en van exporteurs uit belangrijke derde landen die het product zonder dumping verkopen. Ook heeft geen van de twee medewerkende importeurs bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de huidige antidumpingmaatregelen, hoewel zij de hoogte van de rechten ter discussie stelden. In dit verband zij opgemerkt dat een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening niet kan leiden tot wijziging van het niveau van de maatregelen. Rekening houdend met het bovenstaande en wegens het gebrek aan belangstelling bij de importeurs in het algemeen werd geconcludeerd dat het niet in strijd met hun belang zou zijn om de maatregelen te handhaven.

(122)

Na mededeling van de definitieve bevindingen hebben twee belanghebbenden, namelijk twee verenigingen van distributeurs van bevestigingsmiddelen in de Unie, aangevoerd dat de instelling van de geldende rechten op een dergelijk hoog niveau niet heeft geleid tot het herstel van de eerlijke concurrentie op de markt van de Unie, maar veeleer heeft verhinderd dat Chinese producten in de Unie werden ingevoerd. Deze belanghebbenden stelden dat een eventuele verlenging van de maatregelen ertoe zal leiden dat de voor de gebruikers en importeurs in de Unie beschikbare mogelijkheden om internationaal producten te betrekken verder worden beperkt. In antwoord op dit argument wordt ten eerste opgemerkt dat antidumpingmaatregelen niet worden ingesteld om de invoer uit een bepaald land te belemmeren of tegen te houden, maar hoofdzakelijk om de eerlijke concurrentie op de markt te herstellen. Het niveau van de geldende rechten is het resultaat van de berekeningen van de dumping- en schademarges die werden vastgesteld op basis van de bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek. Ten tweede is de Commissie het niet eens met het argument dat de geldende rechten de voorzieningsbronnen op de markt van de Unie beperken. Uit de beschikbare invoerstatistieken blijkt dat de invoer uit derde landen is toegenomen nadat de maatregelen ten aanzien van China werden ingesteld. Het onderzoek heeft geen elementen aan het licht gebracht die erop wijzen dat deze trends in de toekomst niet zullen aanhouden. Deze argumenten moesten dan ook worden afgewezen.

(123)

Bovendien stelde een van deze verenigingen dat, hoewel zij van oordeel is dat de oorspronkelijke maatregelen niet geheel adequaat zijn en een radicale en onnodige verstoring van de markt voor bevestigingsmiddelen hebben veroorzaakt, het een even grondige verstoring zou teweegbrengen als zij nu ineens zouden worden opgeheven. Dit wijst erop dat de distributeurs van bevestigingsmiddelen erin zijn geslaagd om, rekening houdend met de geldende maatregelen, hun voorzieningsketens aan te passen.

4.   Belang van de gebruikers

(124)

Hoewel de gebruikers niet meewerkten, was het toch mogelijk om de meningen en het standpunt van de gebruikers af te leiden uit de informatie die door de bedrijfstak van de Unie en de importeurs werd verstrekt. Daaruit blijkt dat de gebruikers in twee categorieën zijn in te delen: gebruikers in het hogere marktsegment, die behoefte hebben aan bevestigingsmiddelen die aan zeer hoge kwaliteitsnormen voldoen, en andere gebruikers. De gebruikers in het hogere marktsegment vinden de benodigde producten bij producenten in de Unie en bij enkele hooggespecialiseerde producenten-exporteurs. De categorie van de andere gebruikers daarentegen (die ook gebruikers uit het hogere marktsegment kan omvatten die goedkopere producten voor minder veeleisende toepassingen nodig hebben) is de categorie gebruikers die gewoonlijk koos voor Chinese producten. Deze categorie gebruikers wordt normaal gesproken bediend door importeurs, en volgens de meningen die werden vernomen tijdens bezoeken aan medewerkende importeurs, wordt deze categorie gebruikers nu in voldoende mate voorzien van producten door invoer uit andere landen, waaronder Taiwan, Thailand en Vietnam. Op basis van deze reconstructie, en ook gelet op het feit dat geen van de gebruikers heeft besloten een bijdrage te leveren tot het onderhavige onderzoek, wordt geconcludeerd dat de verlenging van de maatregelen niet in strijd zou zijn met het belang van de gebruikers, die zich goed en zonder gevolgen leken aan te passen aan de toepassing van maatregelen ten aanzien van ISB uit de VRC.

5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(125)

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen niet te handhaven.

H.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(126)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wilde aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven. Zij konden hierover ook binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden.

(127)

Uit het voorgaande vloeit voort dat de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 91/2009, zoals laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 924/2012, werden ingesteld met betrekking tot de invoer van bepaalde ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de VRC, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd.

(128)

Zoals vermeld in overweging 3 zijn de geldende antidumpingrechten op het betrokken product uit de VRC uitgebreid tot hetzelfde product verzonden uit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië. Het te handhaven antidumpingrecht op het betrokken product moet ook blijven gelden voor ISB verzonden uit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië. De producenten-exporteurs die werden vrijgesteld van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 723/2011 uitgebreide maatregelen, moeten ook worden vrijgesteld van de bij deze verordening vastgestelde maatregelen.

(129)

Om, gelet op het grote verschil in de hoogte van de voor de Chinese exporteurs geldende rechten, het gevaar van ontwijking zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om een goede toepassing van de antidumpingrechten te garanderen. Deze bijzondere maatregelen, die alleen van toepassing zijn op ondernemingen waarvoor een individueel recht is vastgesteld, omvatten: overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de vereisten die zijn vermeld in bijlage II bij deze verordening. Voor invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, geldt het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle andere producenten.

(130)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde soorten ijzeren of stalen (met uitzondering van roestvrijstalen) bevestigingsmiddelen, d.w.z. houtschroeven (met uitzondering van kraagschroeven), zelftappende schroeven, andere schroeven en bouten met kop (ook indien met bijbehorende moeren of sluitringen, maar met uitzondering van schroeven, gedraaid of gedecolleteerd uit massief materiaal en waarvan de dikte van de schacht niet meer bedraagt dan 6 mm en met uitzondering van schroeven en bouten voor het bevestigen van bestanddelen van spoorbanen) alsmede sluitringen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7318 12 90, 7318 14 91, 7318 14 99, 7318 15 59, 7318 15 69, 7318 15 81, 7318 15 89, ex 7318 15 90, ex 7318 21 00 and ex 7318 22 00 (Taric-codes 7318159021, 7318159029, 7318159071, 7318159079, 7318159091, 7318159098, 7318210031, 7318210039, 7318210095, 7318210098, 7318220031, 7318220039, 7318220095 en 7318220098).

2.   De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Onderneming

Recht (%)

Aanvullende Taric-code

Biao Wu Tensile Fasteners Co., Ltd, Shanghai

43,4

A924

CELO Suzhou Precision Fasteners Co., Ltd, Suzhou

0,0

A918

Changshu City Standard Parts Factory en Changshu British Shanghai International Fastener Co., Ltd, Changshu

38,3

A919

Golden Horse (Dong Guan) Metal Manufactory Co., Ltd, Dongguan City

22,9

A920

Kunshan Chenghe Standard Components Co., Ltd, Kunshan

63,7

A921

Ningbo Jinding Fastener Co., Ltd, Ningbo City

64,3

A922

Ningbo Yonghong Fasteners Co., Ltd, Jiangshan Town

69,7

A923

Yantai Agrati Fasteners Co., Ltd, Yantai

0,0

A925

Bulten Fasteners (China) Co., Ltd, Beijing

0,0

A997

In bijlage I vermelde ondernemingen

54,1

A928

Alle andere ondernemingen

74,1

A999

3.   De toepassing van de individuele antidumpingrechten die werden vastgesteld voor de ondernemingen die in lid 2 zijn vermeld, is afhankelijk van de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de in bijlage II vermelde vereisten. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht dat voor „alle andere ondernemingen” geldt, toegepast.

4.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”, zoals vermeld in lid 2, wordt uitgebreid tot dezelfde ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen verzonden uit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië (Taric-codes 7318129011, 7318129091, 7318149111, 7318149191, 7318149911, 7318149920, 7318149992, 7318155911, 7318155961, 7318155981, 7318156911, 7318156961, 7318156981, 7318158111, 7318158161, 7318158181, 7318158911, 7318158961, 7318158981, 7318159021, 7318159071, 7318159091, 7318210031, 7318210095, 7318220031 en 7318220095), met uitzondering van die welke door onderstaande ondernemingen zijn vervaardigd:

Onderneming

Aanvullende Taric-code

Acku Metal Industries (M) Sdn. Bhd

B123

Chin Well Fasteners Company Sdn. Bhd

B124

Jinfast Industries Sdn. Bhd

B125

Power Steel and Electroplating Sdn. Bhd

B126

Sofasco Industries (M) Sdn. Bhd

B127

Tigges Fastener Technology (M) Sdn. Bhd

B128

TI Metal Forgings Sdn. Bhd

B129

United Bolt and Nut Sdn. Bhd

B130

Andfast Malaysia Sdn. Bhd.

B265

5.   De toepassing van de vrijstellingen die aan de specifiek in lid 4 van dit artikel vermelde ondernemingen worden verleend, is afhankelijk van de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de in bijlage II vermelde vereisten. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het bij lid 4 van dit artikel ingestelde antidumpingrecht toegepast.

6.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 maart 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 29 van 31.1.2009, blz. 1.

(3)  PB L 275 van 10.10.2012, blz. 1.

(4)  PB L 194 van 26.7.2011, blz. 6.

(5)  PB L 203 van 31.7.2012, blz. 23.

(6)  PB C 148 van 28.5.2013, blz. 8.

(7)  PB C 27 van 30.1.2014, blz. 15.

(8)  PB L 194 van 26.7.2011, blz. 6.

(9)  China Fastener World, nummer 38, juni 2013, blz. 124-125. http://www.fastener-world.com.tw/0_magazine/ebook/web/page.php?sect=CFW_38_W&p=124

(10)  WTO-Commissie antidumpingpraktijken — halfjaarlijks verslag op grond van artikel 16, lid 4, van de overeenkomst — Canada, 22.8.2014, G/ADP/N/259/CAN.

(11)  WTO-Commissie antidumpingpraktijken — halfjaarlijks verslag op grond van artikel 16, lid 4, van de overeenkomst — Colombia, 21.3.2014, G/ADP/N/252/COL.

(12)  WTO-Commissie antidumpingpraktijken — halfjaarlijks verslag op grond van artikel 16, lid 4, van de overeenkomst — Mexico, 9.9.2014, G/ADP/N/259/MEX.

(13)  WTO-Commissie antidumpingpraktijken — halfjaarlijks verslag op grond van artikel 16, lid 4, van de overeenkomst — Zuid-Afrika, 27.8.2014, G/ADP/N/259/ZAF.

(14)  WTO-Commissie antidumpingpraktijken — halfjaarlijks verslag op grond van artikel 16, lid 4, van de overeenkomst — Verenigde Staten, 5.9.2014, G/ADP/N/259/USA.

(15)  PB L 194 van 26.7.2011, blz. 6.

(16)  Met inbegrip van de invoer van Chinese ondernemingen waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld.

Bron: Eurostat.

(17)  China Fastener World, nummer 38, juni 2013, blz. 124-125. http://www.fastener-world.com.tw/0_magazine/ebook/web/page.php?sect=CFW_38_W&p=124

(18)  Verordening (EG) nr. 91/2009, overweging 160.

(19)  De volledige tekst van het artikel is te vinden op internet: http://globalfastenernews.com/main.asp?SectionID=31&SubSectionID=42&ArticleID=11630


BIJLAGE I

NIET IN DE STEEKPROEF OPGENOMEN MEDEWERKENDE PRODUCENTEN-EXPORTEURS

Aanvullende Taric-code A928

Abel Manufacturing Co., Ltd

Shanghai

Autocraft Industrial (Shanghai) Ltd

Shanghai

Changshu Fuxin Fasteners Manufacturing Co., Ltd

Changshu

Changshu Shining Sun Fasteners Manufacturing Co., Ltd

Changshu

Changzhou Oread Fasteners Co., Ltd

Changzhou

Chun Yu (Dongguan) Metal Products Co., Ltd

Dongguan

Cixi Zhencheng Machinery Co., Ltd

Cixi

Dongguan Danny & Kuen Metal & Co., Ltd

Dongguan

Foshan Nanhai Gubang Metal Goods Co., Ltd

Foshan

Gem-year industrial Co., Ltd

Jiashan

Guangzhou Tianhe District Zhonggu Hardware Screw Manufacture

Guangzhou

Haining Xinxin Hardware Standard Tools Co., Ltd

Haining

Haiyan Flymetal Hardware Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Haitang Fasteners Factory

Jiaxing

Haiyan Hardware Standard Parts Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Lianxiang Hardware Products Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Mengshi Screws Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Self-tapping Screws Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Sun's Jianxin Fasteners Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Xinan Standard Fastener Co., Ltd

Jiaxing

Haiyan Xinglong Fastener Co., Ltd

Jiaxing

Hangzhou Everbright Metal Products Co., Ltd

Hangzhou

Hangzhou Spring Washer Co., Ltd

Hangzhou

Hott Metal Part and Fasteners Inc.

Changshu

J. C. Grand (China) Corporation

Jiaxing

Jiangsu Jiangyu Metal Work Co., Ltd

Dongtai

Jiashan Yongda Screw Co., Ltd

Jiashan

Jiaxiang Triumph Hardware Co., Ltd

Haining

Jiaxing Victor Screw Co., Ltd

Jiaxing

Jinan Star Fastener Co., Ltd

Jinan

Jin-Well Auto-parts (zhejiang) Co., Ltd

Jiashan

Kinfast Hardware Co., Ltd

Haining

Ningbo Alliance Screws and Fasteners Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Anchor Fasteners Industrial Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Dafeng Machinery Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Development Zone Yonggang Fasteners Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Fastener Factory

Ningbo

Ningbo Haixin Hardware Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Haixin Railroad Material Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Jinhui Gaoqiang Fastener Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Jinpeng High Strength Fastener Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Jintai Fastener Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Jinwei Standard Parts Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Jiulong Fasteners Manufacture Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Londex Industrial Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Minda Machinery & Electronics Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Ningli High-Strength Fastener Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Qunli Fastener Manufacture Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Special — Wind — Fasteners (China) Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Xinxing Fasteners Manufacture Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Yonggang Fasteners Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Zhenhai Xingyi Fasteners Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Zhongbin Fastener Manufacture Co., Ltd

Ningbo

Ningbo Zhongjiang High Strength Bolt Co., Ltd

Ningbo

Robertson Inc. (Jiaxing)

Jiashan

Shanghai Boxed Screw Manufacturing Company Limited

Shanghai

Shanghai Fenggang Precision Inc.

Shanghai

Shanghai Foreign Trade Xiasha No. 2 Woodscrew Factory Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Great Diamond Fastener Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Hang Hong Metal Products Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Hangtou Fasteners Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Huaming Hardware Products Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Moregood C&F Fastener Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Moresun Fasteners Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Qingpu Ben Yuan Metal Products Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Ren Sheng Standardized Item Manufacture Ltd, Co

Shanghai

Shanghai Shuyuan Woodscrews Factory

Shanghai

Shanghai SQB Automotive Fasteners Company Ltd

Shanghai

Shanghai Tapoo Hardware Co., Ltd

Shanghai

Shanghai Yifan High-Intensity Fasteners Co., Ltd

Shanghai

Shanxi Jiaocheng Zhicheng Foundry Ltd

Jiaocheng

Shenzhen Top United Steel Co., Ltd

Shenzhen

Sundram Fasteners (Zhejiang) Limited

Jiaxing

Sunfast (Jiaxing) Enterprise Co., Ltd

Jiaxing

Suzhou Escort Hardware Manufacturing Co., Ltd

Suzhou

Taicang Rongtong Metal Products Co., Ltd

Taicang

Tangshan Huifeng Standard Component Make Co., Ltd

Tangshan

Tangshan Xingfeng Screws Co., Ltd

Tangshan

Tapoo Metal Products (Shanghai) Co., Ltd

Shanghai

Tianjin Jiuri Manufacture & Trading Co., Ltd

Tianjin

Wenzhou Excellent Hardware Apparatus Packing Co., Ltd

Wenzhou

Wenzhou Junhao Industry Co., Ltd

Wenzhou

Wenzhou Tian Xiang Metal Products Co., Ltd

Wenzhou

Wenzhou Yili Machinery Development Co., Ltd

Wenzhou

Wenzhou Yonggu Fasteners Co., Ltd

Wenzhou

Wuxi Huacheng Fastener Co., Ltd

Wuxi

Wuxi Qianfeng Screw Factory

Wuxi

Xingtai City Ningbo Fasteners Co., Ltd

Xingtai

Yueqing Quintessence Fastener Co., Ltd

Yueqing

Zhejiang Jingyi Standard Components Co., Ltd

Yueqing

Zhejiang New Oriental Fastener Co., Ltd

Jiaxing

Zhejiang Qifeng Hardware Make Co., Ltd

Jiaxing

Zhejiang Rising Fasteners Co., Ltd

Hangzhou

Zhejiang Yonghua Fasteners Co., Ltd

Rui' An

Zhejiang Zhongtong Motorkits Co., Ltd

Shamen

Zhongshan City Jinzhong Fastener Co., Ltd

Zhongshan


BIJLAGE II

De in artikel 1, leden 3 en 5, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

1.

de naam en functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

2.

de volgende verklaring:

„Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) bevestigingsmiddelen die naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (het betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.

Datum en handtekening”