19.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/220 VAN DE COMMISSIE

van 3 februari 2015

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie (1), en met name artikel 5, lid 1, eerste alinea, artikel 5 bis, leden 2 en 4, artikel 5 ter, lid 7, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 3, derde alinea, en artikel 19, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is Verordening (EG) nr. 1217/2009 gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1318/2013 van het Europees Parlement en Raad (2) en in overeenstemming gebracht met de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Om de werking van het nieuwe rechtskader dat uit die aanpassing voortvloeide te waarborgen, moeten bij gedelegeerde en uitvoeringshandelingen bepaalde voorschriften worden vastgesteld. De nieuwe voorschriften moeten in de plaats treden van de bestaande door de Commissie vastgestelde uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 1217/2009. Daarom moeten de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 283/2012 (3) en (EU) nr. 730/2013 (4) van de Commissie worden ingetrokken.

(2)

Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 moeten drempelwaarden van de economische omvang worden vastgesteld. Om rekening te houden met de verschillende landbouwstructuren moeten deze drempelwaarden verschillen naargelang van de lidstaat en in sommige gevallen zelfs naargelang van de streek van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen („ILB”).

(3)

Overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EG) nr. 1217/2009 moeten gegevens worden vergaard op basis van een plan voor de keuze van bedrijven met boekhouding (keuzeplan). In het kader van het keuzeplan moet het waarnemingsgebied worden gestratificeerd overeenkomstig de ILB-streken van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1217/2009 en overeenkomstig productierichting en economische omvang.

(4)

Om een representatieve steekproef van bedrijven met boekhouding voor het gestratificeerde waarnemingsgebied te verkrijgen moet het aantal bedrijven met boekhouding per lidstaat en per ILB-streek worden vastgesteld.

(5)

Het keuzeplan moet vóór het begin van het desbetreffende boekjaar zijn opgesteld zodat de Commissie de inhoud ervan kan verifiëren voordat het wordt gebruikt voor de keuze van bedrijven met boekhouding.

(6)

Om de voor het ILB geldende doelstellingen van artikel 5 ter van Verordening (EG) nr. 1217/2009 te bereiken, moeten uitvoeringsvoorschriften voor de typologie van de Unie worden vastgesteld.

(7)

De productierichting en de economische bedrijfsomvang dienen te worden bepaald aan de hand van een economisch criterium. Daartoe moet de in artikel 5 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde standaardopbrengst worden gebruikt. De standaardopbrengsten moeten worden vastgesteld per product en overeenkomstig de in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) vastgestelde lijst van in de landbouwstructuurenquête op te nemen kenmerken. In dit verband moet een tabel worden opgesteld waarin de overeenstemming wordt aangegeven tussen de kenmerken van de structuurenquêtes en de rubrieken van het ILB-bedrijfsformulier.

(8)

Omdat andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden dan de landbouwwerkzaamheden van het bedrijf een steeds groter deel van het inkomen uitmaken, dient in de typologie van de Unie een classificatievariabele te worden opgenomen die het belang van zulke andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden weergeeft.

(9)

Voorts dienen bepaalde voorschriften te worden vastgesteld voor de toezending aan de Commissie van gegevens over de standaardopbrengsten en de gegevens die nodig zijn voor de berekening daarvan.

(10)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 (6) van de Commissie zijn de belangrijkste groepen boekhoudkundige gegevens als bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 en algemene regels voor de verzameling van zulke gegevens vastgesteld. Om de inkomens van landbouwbedrijven op betrouwbare wijze te kunnen vaststellen, moeten de met het bedrijfsformulier vergaarde boekhoudkundige gegevens qua aard, definitie en presentatie uniform zijn, ongeacht op welke bedrijven met boekhouding de waarnemingen betrekking hebben. Daarom moeten de vorm en de opmaak van het bedrijfsformulier en de methoden en uiterste datums voor de indiening van gegevens bij de Commissie worden vastgesteld. Bij de verzameling van gegevens middels het bedrijfsformulier moet ook rekening worden gehouden met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

(11)

De naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren moeten door het door elke lidstaat overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 aangewezen verbindingsorgaan tijdig bij de Commissie worden ingediend zodat de verstrekte gegevens op uniforme wijze en tijdig kunnen worden verwerkt. Er moet voor worden gezorgd dat de methode voor de toezending van de boekhoudkundige gegevens aan de Commissie praktisch en veilig is. Daarom dient te worden bepaald dat het verbindingsorgaan de desbetreffende informatie rechtstreeks aan de Commissie toezendt via het computersysteem dat door de Commissie is opgezet voor de toepassing van die verordening alsook van nadere voorschriften in dat verband. De termijnen voor de indiening van die gegevens bij de Commissie moeten rekening houden met de staat van dienst van de lidstaten op het gebied van de indiening van zulke gegevens.

(12)

Elk aan de Commissie verstrekt bedrijfsformulier moet naar behoren zijn ingevuld om in aanmerking te komen voor de betaling van de forfaitaire vergoeding.

(13)

In Verordening (EG) nr. 1217/2009 is een maximum per lidstaat vastgesteld voor het totale aantal naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren dat voor financiering door de Unie in aanmerking komt. Ten aanzien van het aantal bedrijven met boekhouding per ILB-streek moet enige flexibiliteit worden toegestaan, zolang het totale aantal bedrijven met boekhouding zoals voor de betrokken lidstaat vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1217/2009 in acht wordt genomen.

(14)

In artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 is bepaald dat in de algemene begroting van de Europese Unie, afdeling Commissie, kredieten worden opgenomen ter dekking van het totale bedrag van de aan de lidstaten te betalen forfaitaire vergoeding voor bedrijfsformulieren die naar behoren zijn ingevuld en binnen de gestelde termijn zijn ingediend. Het aantal naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren waarvoor de forfaitaire vergoeding wordt betaald mag niet hoger zijn dan het maximum aantal bedrijven met boekhouding.

(15)

Met het oog op de verbetering van de processen voor het beheer van bedrijfsformuliergegevens moet een verhoogde forfaitaire vergoeding worden betaald aan lidstaten die hun naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren indienen vóór de vastgestelde uiterste datum voor de indiening van bedrijfsformulieren.

(16)

Aangezien de in deze verordening vervatte maatregelen van toepassing moeten zijn met ingang van het boekjaar 2015, moet deze verordening zelf ook van toepassing zijn met ingang van dat boekjaar.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

WAARNEMINGSGEBIED EN KEUZEPLAN

Artikel 1

Drempelwaarde van de economische omvang

De drempelwaarden van de economische omvang als bedoeld in artikel 5, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 zijn vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Aantal bedrijven met boekhouding

Het aantal bedrijven met boekhouding per lidstaat en per ILB-streek (informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen) als bedoeld in bijlage 5 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 zijn vastgesteld in bijlage II bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

Keuzeplan

1.   De modellen en methoden betreffende de vorm en inhoud van de gegevens als bedoeld in artikel 5 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 zijn opgenomen in bijlage III bij de onderhavige verordening.

2.   De lidstaten stellen de Commissie elektronisch in kennis van het in artikel 5 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde keuzeschema zoals goedgekeurd door het in artikel 6, lid 2, van die verordening bedoelde Nationaal Comité, en wel uiterlijk twee maanden vóór het begin van het boekjaar waarop het betrekking heeft.

HOOFDSTUK 2

UNIETYPOLOGIE VOOR LANDBOUWBEDRIJVEN

Artikel 4

Gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

De methoden voor de berekening van gespecialiseerde bijzondere productierichtingen als bedoeld in artikel 5 ter, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 en de overeenstemming daarvan met algemene en hoofdproductierichtingen als bedoeld in dat artikel, zijn beschreven in bijlage IV bij de onderhavige verordening.

Artikel 5

Economische bedrijfsomvang

De methode voor de berekening van de economische bedrijfsomvang als bedoeld in artikel 5 ter, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 en de klassen van economische bedrijfsomvang als bedoeld in artikel 5 ter, lid 1, van die verordening zijn opgenomen in bijlage V bij de onderhavige verordening.

Artikel 6

Standaardopbrengst en totale standaardopbrengst

1.   De methode voor de berekening van de standaardopbrengsten van elk kenmerkend onderdeel als bedoeld in artikel 5 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1217/2009, en de procedures voor het verzamelen van de overeenkomstige gegevens zijn vastgesteld in bijlage VI bij de onderhavige verordening.

De standaardopbrengst van de verschillende kenmerkende onderdelen van een bedrijf als bedoeld in artikel 5 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 wordt vastgesteld voor elke geografische eenheid als bedoeld in bijlage VI, punt 2, onder b), bij de onderhavige verordening, en voor elk in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1166/2008 opgenomen gewas- en veekenmerk van de landbouwstructuurenquête.

2.   De totale standaardopbrengst van een bedrijf wordt berekend door de standaardopbrengsten van elk gewas- en veekenmerk te vermenigvuldigen met het desbetreffende aantal eenheden.

Artikel 7

Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

De andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 ter, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 zijn omschreven in bijlage VII, deel A, bij de onderhavige verordening. Het belang ervan wordt uitgedrukt in de vorm van een klassenbreedte op basis van percentages. Die klassenbreedten op basis van percentages zijn vastgesteld in bijlage VII, deel C, bij de onderhavige verordening.

De methode waarmee het belang van de in de eerste alinea bedoelde winstgevende werkzaamheden wordt geraamd, is beschreven in bijlage VII, delen B en C, bij de onderhavige verordening.

Artikel 8

Mededeling van de standaardopbrengsten en de gegevens voor de bepaling daarvan

1.   De lidstaten dienen vóór 31 december van het jaar N+3 bij de Commissie (Eurostat) de standaardopbrengsten en de gegevens voor de bepaling daarvan als bedoeld in artikel 5 ter, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 in voor een referentieperiode van jaar N.

2.   Voor de indiening van de gegevens als bedoeld in lid 1 gebruiken de lidstaten de computersystemen die de Commissie (Eurostat) daartoe ter beschikking heeft gesteld.

HOOFDSTUK 3

TOEZENDING VAN BEDRIJFSFORMULIEREN EN GEGEVENS AAN DE COMMISSIE

Artikel 9

Vorm en opmaak van het bedrijfsformulier

De vorm en de opmaak voor de presentatie van de boekhoudkundige gegevens als bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 alsook de instructies dienaangaande zijn vastgesteld in bijlage VIII bij de onderhavige verordening.

Artikel 10

Methoden en de uiterste datums voor de toezending van gegevens aan de Commissie

1.   De bedrijfsformulieren worden bij de Commissie ingediend door het in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde verbindingsorgaan via een computersysteem voor de levering en controle van informatie als bedoeld in artikel 19, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1217/2009. De vereiste informatie wordt elektronisch uitgewisseld op basis van modellen die via dat systeem ter beschikking van het verbindingsorgaan worden gesteld.

2.   De lidstaten worden van de algemene voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van het in lid 1 bedoelde computersysteem in kennis gesteld via het Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.

3.   De bedrijfsformulieren worden uiterlijk op 31 december van het jaar na afloop van het boekjaar in kwestie bij de Commissie ingediend.

Lidstaten die de bedrijfsformuliergegevens van 2012 niet binnen de in de eerste alinea vastgestelde termijn hebben kunnen verstrekken, mogen de bedrijfsformulieren tot drie maanden na de in de eerste alinea bedoelde termijn bij de Commissie indienen.

4.   Bedrijfsformulieren worden geacht aan de Commissie te zijn toegezonden zodra de in artikel 9 bedoelde boekhoudkundige gegevens in het in lid 1 bedoelde computersysteem voor de levering en controle van informatie zijn ingevoerd, de daaropvolgende computercontroles zijn verricht en het verbindingsorgaan heeft bevestigd dat de gegevens klaar zijn om in dat systeem te worden overgebracht.

HOOFDSTUK 4

FORFAITAIRE VERGOEDING

Artikel 11

Naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren

Voor de toepassing van artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1217/2009 is een bedrijfsformulier naar behoren ingevuld wanneer de inhoud ervan feitelijk juist is en de erin vervatte boekhoudkundige gegevens zijn geregistreerd en gepresenteerd overeenkomstig de in bijlage VIII bij de onderhavige verordening vastgestelde vorm en opmaak.

Artikel 12

In aanmerking komend aantal bedrijfsformulieren

Het totale aantal naar behoren ingevulde en ingediende bedrijfsformulieren per lidstaat als bedoeld in artikel 5 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 die in aanmerking komen voor de betaling van de forfaitaire vergoeding, is niet hoger dan het voor die lidstaat in bijlage II bij de onderhavige verordening vastgestelde totale aantal bedrijven met boekhouding.

Indien lidstaten meer dan één ILB-streek hebben, kan het aantal naar behoren ingevulde en ingediende bedrijfsformulieren dat per ILB-streek voor betaling van de forfaitaire vergoeding in aanmerking komt, maximaal 20 % hoger zijn dan het voor de betrokken ILB-streek vastgestelde aantal, mits het totale aantal naar behoren ingevulde en ingediende bedrijfsformulieren van de betrokken lidstaat niet hoger is dan het totale aantal dat in bijlage II bij de onderhavige verordening voor die lidstaat is vastgesteld.

Artikel 13

Betaling van de forfaitaire vergoeding

Het totale bedrag van de forfaitaire vergoeding als bedoeld in artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1217/2009 wordt in twee tranches betaald:

(a)

een betaling ten belope van 50 % van het totale bedrag dat op basis van het in artikel 14, eerste alinea, van de onderhavige verordening vastgestelde bedrag wordt berekend, vindt aan het begin van elk boekjaar plaats voor het in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde aantal bedrijven met boekhouding;

(b)

het resterende bedrag wordt betaald nadat de Commissie heeft geverifieerd dat de ingediende bedrijfsformulieren naar behoren zijn ingevuld.

Het in de eerste alinea, onder b), van het onderhavige artikel bedoelde resterende bedrag wordt berekend door de op basis van artikel 14 van de onderhavige verordening berekende forfaitaire vergoeding per bedrijfsformulier te vermenigvuldigen met het aantal naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren dat overeenkomstig artikel 12 van de onderhavige verordening voor betaling in aanmerking komt en daarop het bedrag van de in de eerste alinea, onder a), van het onderhavige artikel bedoelde betaling in mindering te brengen.

Artikel 14

Bedrag van de forfaitaire vergoeding

De in artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde forfaitaire vergoeding wordt vastgesteld op 160 EUR per bedrijfsformulier.

Indien de in artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde drempelwaarde van 80 % op het niveau van een ILB-streek noch op het niveau van de betrokken lidstaat wordt bereikt, wordt de in die bepaling bedoelde verlaging enkel op nationaal niveau toegepast.

Indien de lidstaat de in artikel 9 van de onderhavige verordening bedoelde boekhoudkundige gegevens niet later dan een maand vóór de desbetreffende uiterste datums als bedoeld in artikel 10, lid 3, indient, wordt de forfaitaire vergoeding verhoogd met 5 EUR, tenzij de in artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde drempelwaarde van 80 % ten aanzien van een ILB-streek of een lidstaat niet is bereikt.

HOOFDSTUK 5

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

Intrekkingen

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 283/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 730/2013 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2015.

Zij blijven evenwel van toepassing op boekjaren die aan het boekjaar 2015 voorafgaan.

Artikel 16

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van het boekjaar 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 328 van 15.12.2009, blz. 27.

(2)  Verordening (EU) nr. 1318/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Gemeenschap (PB L 340 van 17.12.2013, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 283/2012 van de Commissie van 29 maart 2012 tot vaststelling van de forfaitaire vergoeding per bedrijfsformulier vanaf het boekjaar 2012 in het kader van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (PB L 92 van 30.3.2012, blz. 15).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 730/2013 van de Commissie van 29 juli 2013 houdende enige uitvoeringsbepalingen inzake de boekhoudingen voor de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven (PB L 203 van 30.7.2013, blz. 6).

(5)  Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 14).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 van de Commissie van 1 augustus 2014 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie (PB L 321 van 7.11.2014, blz. 2).


BIJLAGE I

DREMPELWAARDE VAN DE ECONOMISCHE OMVANG VOOR HET WAARNEMINGSGEBIED (ARTIKEL 1)

Lidstaat/ILB-streek

Drempelwaarde (in EUR)

België

25 000

Bulgarije

2 000

Tsjechië

8 000

Denemarken

15 000

Duitsland

25 000

Estland

4 000

Ierland

8 000

Griekenland

4 000

Spanje

8 000

Frankrijk (met uitzondering van Guadeloupe, Martinique en La Réunion)

25 000

Frankrijk (alleen Guadeloupe, Martinique en La Réunion)

15 000

Kroatië

4 000

Italië

8 000

Cyprus

4 000

Letland

4 000

Litouwen

4 000

Luxemburg

25 000

Hongarije

4 000

Malta

4 000

Nederland

25 000

Oostenrijk

8 000

Polen

4 000

Portugal

4 000

Roemenië

2 000

Slovenië

4 000

Slowakije

25 000

Finland

8 000

Zweden

15 000

Verenigd Koninkrijk (met uitzondering van Noord-Ierland)

25 000

Verenigd Koninkrijk (alleen Noord-Ierland)

15 000


BIJLAGE II

AANTAL BEDRIJVEN MET BOEKHOUDING (ARTIKEL 2)

Volgnummer

Naam ILB-streek

Aantal bedrijven met boekhouding per boekjaar

BELGIË

341

Vlaanderen

720

342

Brussel-Bruxelles

343

Wallonie

480

Totaal België

1 200

BULGARIJE

831

Северозападен, (Severozapaden)

346

832

Северен централен, (Severen tsentralen)

358

833

Североизточен, (Severoiztochen)

373

834

Югозападен, (Yugozapaden)

335

835

Южен централен, (Yuzhen tsentralen)

394

836

Югоизточен, (Yugoiztochen)

396

Totaal Bulgarije

2 202

745

TSJECHIË

1 417

370

DENEMARKEN

2 150

DUITSLAND

010

Schleswig-Holstein

565

020

Hamburg

97

030

Niedersachsen

1 307

040

Bremen

050

Nordrhein-Westfalen

1 010

060

Hessen

558

070

Rheinland-Pfalz

887

080

Baden-Württemberg

1 190

090

Bayern

1 678

100

Saarland

90

110

Berlin

112

Brandenburg

284

113

Mecklenburg-Vorpommern

268

114

Sachsen

313

115

Sachsen-Anhalt

270

116

Thüringen

283

Totaal Duitsland

8 800

755

ESTLAND

658

380

IERLAND

900

GRIEKENLAND

450

Makedonia-Thraki

2 000

460

Ipiros-Peloponnisos-Nissi Ioniou

1 350

470

Thessalia

700

480

Sterea Ellas-Nissi Egaeou-Kriti

1 450

Totaal Griekenland

5 500

SPANJE

500

Galicia

450

505

Asturias

190

510

Cantabria

150

515

País Vasco

352

520

Navarra

316

525

La Rioja

244

530

Aragón

676

535

Cataluña

664

540

Illes Balears

180

545

Castilla y León

950

550

Madrid

190

555

Castilla-La Mancha

900

560

Comunidad Valenciana

638

565

Murcia

348

570

Extremadura

718

575

Andalucía

1 504

580

Canarias

230

Totaal Spanje

8 700

FRANKRIJK

121

Île-de-France

190

131

Champagne-Ardenne

370

132

Picardie

270

133

Haute-Normandie

170

134

Centre

410

135

Basse-Normandie

240

136

Bourgogne

340

141

Nord-Pas de Calais

280

151

Lorraine

230

152

Alsace

200

153

Franche-Comté

210

162

Pays de la Loire

460

163

Bretagne

480

164

Poitou-Charentes

360

182

Aquitaine

550

183

Midi-Pyrénées

480

184

Limousin

220

192

Rhône-Alpes

480

193

Auvergne

360

201

Languedoc-Roussillon

430

203

Provence-Alpes-Côte d'Azur

420

204

Corse

170

205

Guadeloupe

80

206

Martinique

80

207

La Réunion

160

Totaal Frankrijk

7 640

860

KROATIË

1 251

ITALIË

221

Valle d'Aosta

170

222

Piemonte

594

230

Lombardia

717

241

Trentino

282

242

Alto Adige

338

243

Veneto

707

244

Friuli-Venezia Giulia

451

250

Liguria

431

260

Emilia-Romagna

873

270

Toscana

577

281

Marche

452

282

Umbria

460

291

Lazio

587

292

Abruzzo

572

301

Molise

342

302

Campania

667

303

Calabria

510

311

Puglia

723

312

Basilicata

400

320

Sicilia

706

330

Sardegna

547

Totaal Italië

11 106

740

CΥΡRUS

500

770

LETLAND

1 000

775

LITOUWEN

1 000

350

LUXEMBURG

450

HONGARIJE

767

Alföld

1 016

768

Dunántúl

675

764

Észak-Magyarország

209

Totaal Hongarije

1 900

780

MALTA

536

360

NEDERLAND

1 500

660

OOSTENRIJK

2 000

POLEN

785

Pomorze i Mazury

1 860

790

Wielkopolska i Śląsk

4 350

795

Mazowsze i Podlasie

4 490

800

Małopolska i Pogórze

1 400

Totaal Polen

12 100

PORTUGAL

615

Norte e Centro

1 233

630

Ribatejo e Oeste

351

640

Alentejo e Algarve

399

650

Açores e Madeira

317

Totaal Portugal

2 300

ROEMENIË

840

Nord-Est

852

841

Sud-Est

1 074

842

Sud-Muntenia

1 008

843

Sud-Vest-Oltenia

611

844

Vest

703

845

Nord-Vest

825

846

Centru

834

847

București-Ilfov

93

Totaal Roemenië

6 000

820

SLOVENIË

908

810

SLOWAKIJE

562

FINLAND

670

Etelä-Suomi

461

680

Sisä-Suomi

251

690

Pohjanmaa

221

700

Pohjois-Suomi

167

Totaal Finland

1 100

ZWEDEN

710

Slättbyggdslän

637

720

Skogs- och mellanbygdslän

258

730

Län i norra Sverige

130

Totaal Zweden

1 025

VERENIGD KONINKRIJK

411

England — North Region

420

412

England — East Region

650

413

England — West Region

430

421

Wales

300

431

Scotland

380

441

Northern Ireland

320

Totaal Verenigd Koninkrijk

2 500


BIJLAGE III

MODELLEN EN METHODEN VOOR DE OPSTELLING VAN HET KEUZEPLAN (ARTIKEL 3, LID 1)

De in artikel 5 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde gegevens worden aan de Commissie verstrekt op basis van de volgende structuur:

A.   FACTSHEET

1.

Algemene informatie

1.1.

Boekjaar

1.2.

Lidstaat

1.3.

Naam van het verbindingsorgaan

1.4.

Is het verbindingsorgaan een onderdeel van de overheid (ja/neen)?

 

2.

Grondslag van het keuzeplan

2.1.

Bron van de totale populatie van bedrijven

2.2.

Jaar van de gebruikte populatie van bedrijven

2.3.

Jaar standaardopbrengst

2.4.

Omschrijving van het waarnemingsgebied

 

3.

Methode voor de stratificatie van het waarnemingsgebied

3.1.

Clustering naar productierichting

3.2.

Clustering naar bedrijfsgrootteklasse

3.3.

Aanvullend nationaal criterium dat voor de stratificatie van het waarnemingsgebied wordt gebruikt

3.3.1.

Wordt er een aanvullend stratificatiecriterium toegepast?

3.3.2.

Wordt het aanvullende nationale criterium gebruikt in de nationale keuze van de steekproef?

3.3.3.

Wordt het aanvullende nationale criterium gebruikt in de nationale weging van de populatiegegevens?

3.3.4.

Wordt het aanvullende nationale criterium gebruikt in de keuze van de bedrijven met boekhouding voor het EU-ILB?

3.3.5.

Als het voor de EU-keuze wordt gebruikt, leg dan uit waarom en wat de implicaties zijn voor de representativiteit van het waarnemingsgebied van het EU-ILB.

3.4.

Clusteringvoorschriften

3.5.

Dekking van de steekproef

 

4.

Methode voor de bepaling van het steekproefpercentage en steekproefgrootte per stratum

 

Proportionele allocatie

Optimale allocatie

Combinatie van proportionele en optimale allocatie

Andere methode

 

5.

Methode voor de keuze van de bedrijven met boekhouding

 

Aselecte keuze

Selecte keuze

Combinatie van aselecte en selecte keuze

Andere methode

 

6.

Methode voor de eventuele latere bijwerking van het keuzeplan

 

7.

Vermoedelijke geldigheidsduur van het keuzeplan

 

8.

Verdeling van de bedrijven van het waarnemingsgebied volgens de Unietypologie van de landbouwbedrijven (ten minste overeenstemmend met de hoofdproductierichtingen)

 

9.

In elk stratum te kiezen aantal bedrijven met boekhouding

 

10.

Niet in de voorgaande punten verstrekte verdere informatie

 

11.

Het Nationaal Comité heeft het keuzeplan goedgekeurd op

B.   KEUZEPLANTABELLEN

Bijzonderheden over de referentiepopulatie en over de steekproef voor het desbetreffende boekjaar worden verstrekt op basis van de modellen van de volgende tabellen, die integraal deel uitmaken van de keuzeplandocumentatie.

Tabel 1   Clustervoorschriften voor de voor het EU-ILB gekozen steekproef van bedrijven

Structuur tabel

Nummer kolom

Beschrijving kolom

1

Code ILB-streek (zie bijlage II)

2

Clusters van productierichtingen (zie bijlage IV)

3

Clusters van klassen van economische bedrijfsomvang (zie bijlage V)


Tabel 2   Dekking van de steekproef

Structuur tabel

Nummer kolom

Beschrijving kolom

1

Klassen van economische bedrijfsomvang (overeenkomstig bijlage V)

2

Ondergrenzen van de klassen van economische bedrijfsomvang (in EUR)

3

Bovengrenzen van de klassen van economische bedrijfsomvang (in EUR)

4

Aantal in de populatie vertegenwoordigde bedrijven

5

Invers cumulatief percentage van het aantal in de populatie vertegenwoordigde bedrijven

6

In de populatie vertegenwoordigde oppervlakte cultuurgrond (ha)

7

Invers cumulatief percentage van de vertegenwoordigde oppervlakte cultuurgrond

8

In de populatie vertegenwoordigde totale standaardopbrengst

9

Invers cumulatief percentage van de vertegenwoordigde totale standaardopbrengst

10

Aantal in de populatie vertegenwoordigde grootvee-eenheden

11

Invers cumulatief percentage van het aantal vertegenwoordigde grootvee-eenheden


Tabel 3   Verdeling van bedrijven in de populatie

Structuur tabel

Nummer kolom

Beschrijving kolom

1

Code — hoofdproductierichting

2

Benaming — hoofdproductierichting

3

Klasse van economische bedrijfsomvang — 1

4

Klasse van economische bedrijfsomvang — 2

5

Klasse van economische bedrijfsomvang — 3

6

Klasse van economische bedrijfsomvang — 4

7

Klasse van economische bedrijfsomvang — 5

8

Klasse van economische bedrijfsomvang — 6

9

Klasse van economische bedrijfsomvang — 7

10

Klasse van economische bedrijfsomvang — 8

11

Klasse van economische bedrijfsomvang — 9

12

Klasse van economische bedrijfsomvang — 10

13

Klasse van economische bedrijfsomvang — 11

14

Klasse van economische bedrijfsomvang — 12

15

Klasse van economische bedrijfsomvang — 13

16

Klasse van economische bedrijfsomvang — 14

17

Klasse van economische bedrijfsomvang — totaal


Tabel 4   Keuzeplan

Structuur tabel

Nummer kolom

Beschrijving kolom

1

ILB-streek — EU-ILB-code

2

ILB-streek — naam

3

Productierichting — nationale code

4

Productierichting — EU-ILB-code

5

Klasse van economische bedrijfsomvang — nationale code

6

Klasse van economische bedrijfsomvang — EU-ILB-code

7

Klasse van economische bedrijfsomvang — beschrijving (klasse in EUR)

8

Te kiezen aantal bedrijven (A)

9

Aantal bedrijven in de populatie (B)

10

Gemiddeld gewicht (B)/(A)


BIJLAGE IV

GESPECIALISEERDE BIJZONDERE PRODUCTIERICHTINGEN EN DE OVEREENSTEMMING ERVAN MET ALGEMENE EN HOOFDPRODUCTIERICHTINGEN (ARTIKEL 4)

A.   GESPECIALISEERDE BIJZONDERE PRODUCTIERICHTINGEN

Aan de bepaling van de gespecialiseerde bijzondere productierichtingen liggen twee uitgangspunten ten grondslag, namelijk:

a)   De aard van de betrokken kenmerken

De kenmerken zijn ontleend aan de lijst van kenmerken waarvoor bij de LSE 2016 (enquête naar de structuur van de landbouwbedrijven 2016) gegevens worden verzameld: zij worden aangeduid met de code die is vermeld in de overeenstemmingstabel in deel B.I van deze bijlage, of met een code waaronder een aantal van die kenmerken is gegroepeerd, voor welke codes wordt verwezen naar deel B.II van deze bijlage (1).

b)   De voorwaarden voor de bepaling van de klassengrenzen

Tenzij anders vermeld, worden deze voorwaarden aangegeven als breuken van de totale standaardopbrengst van het bedrijf.

Het bedrijf mag alleen onder de desbetreffende gespecialiseerde bijzondere productierichting worden ingedeeld als aan alle voor de gespecialiseerde bijzondere productierichtingen aangegeven voorwaarden cumulatief is voldaan.

Gespecialiseerde bedrijven — gewassen

Productierichting (PR)

(* omwille van de leesbaarheid zijn de eerste zes kolommen van deze rubriek opnieuw opgevoerd in deel C van deze bijlage)

Methode voor de berekening van de gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

Algemeen

Omschrijving

Hoofd-PR

Omschrijving

Bijzondere specialisatie

Omschrijving

Omschrijving van de berekening

Code van de kenmerken en voorwaarden

(zie deel B van deze bijlage)

Voorwaarde 1

(C1)

Voorwaarde 2

(C2)

Voorwaarde 3

(C3)

1

Gespecialiseerde akkerbouwbedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

151

Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen (andere dan rijst), oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

Granen, uitgezonderd rijst, oliehoudende zaden, drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning > 2/3

P1 > 2/3

P15 + P16 + 2.01.02. > 2/3

P151 + P16 + 2.01.02. > 2/3

 

 

 

 

152

Gespecialiseerde rijstbedrijven

Rijst > 2/3

P1 > 2/3

P15 + P16 + 2.01.02. > 2/3

2.01.01.07. > 2/3

 

 

 

 

153

Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en rijst

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 151 en 152

P1 > 2/3

P15 + P16 + 2.01.02. > 2/3

 

 

 

16

Andere akkerbouwbedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

161

Gespecialiseerde hakvruchtenbedrijven

Aardappelen, suikerbieten en voederhakvruchten > 2/3

P1 > 2/3

P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

P17 > 2/3

 

 

 

 

162

Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en hakvruchten

Granen, oliehoudende zaden en drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning > 1/3; hakvruchten > 1/3

P1 > 2/3

P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

P15 + P16 + 2.01.02. > 1/3;

P17 > 1/3

 

 

 

 

163

Gespecialiseerde akkerbouwgroentebedrijven

Verse groenten, meloenen en aardbeien als akkerbouwgewas > 2/3

P1 > 2/3

P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

2.01.07.01.01. > 2/3

 

 

 

 

164

Gespecialiseerde tabakbedrijven

Tabak > 2/3

P1 > 2/3

P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

2.01.06.01. > 2/3

 

 

 

 

165

Gespecialiseerde katoenbedrijven

Katoen > 2/3

P1 > 2/3

P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

2.01.06.03. > 2/3

 

 

 

 

166

Bedrijven met diverse combinaties van akkerbouwgewassen

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 161, 162, 163, 164 en 165

P1 > 2/3

P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

 

2

Gespecialiseerde tuinbouwbedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

21

Gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

211

Gespecialiseerde glasgroentebedrijven

Verse groenten, meloenen en aardbeien onder glas > 2/3

P2 > 2/3

2.01.07.02. + 2.01.08.02. > 2/3

2.01.07.02. > 2/3

 

 

 

 

212

Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten onder glas

Bloemen en sierplanten onder glas > 2/3

P2 > 2/3

2.01.07.02. + 2.01.08.02. > 2/3

2.01.08.02. > 2/3

 

 

 

 

213

Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw onder glas

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 211 en 212

P2 > 2/3

2.01.07.02. + 2.01.08.02. > 2/3

 

 

 

22

Gespecialiseerde opengrondstuinbouwbedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

221

Gespecialiseerde opengrondsgroentebedrijven

Verse groenten, meloenen en aardbeien in de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking tuinbouwmatig geteeld > 2/3

P2 > 2/3

2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. > 2/3

2.01.07.01.02. > 2/3

 

 

 

 

222

Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten in de open grond

Bloemen en sierplanten in de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking > 2/3

P2 > 2/3

2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. > 2/3

2.01.08.01. > 2/3

 

 

 

 

223

Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw in de open grond

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 221 en 222

P2 > 2/3

2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. > 2/3

 

 

 

23

Andere tuinbouwbedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

231

Gespecialiseerde paddenstoelbedrijven

Paddenstoelen > 2/3

P2 > 2/3

2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. ≤ 2/3; 2.01.07.02. + 2.01.08.02. ≤ 2/3

2.06.01. > 2/3

 

 

 

 

232

Gespecialiseerde boomkwekerijbedrijven

Boomkwekerijgewassen > 2/3

P2 > 2/3

2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. ≤ 2/3; 2.01.07.02. + 2.01.08.02. ≤ 2/3

2.04.05. > 2/3

 

 

 

 

233

Bedrijven met diverse tuinbouwteelten

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 231 en 232

P2 > 2/3

2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. ≤ 2/3; 2.01.07.02. + 2.01.08.02. ≤ 2/3

 

3

Gespecialiseerde bedrijven blijvende teelten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

35

Gespecialiseerde bedrijven wijnbouw en druiventeelt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

351

Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — kwaliteitswijn

Wijngaarden waar gewoonlijk kwaliteitswijn wordt geproduceerd > 2/3

P3 > 2/3

2.04.04. > 2/3

2.04.04.01. > 2/3

 

 

 

 

352

Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — andere wijn dan kwaliteitswijn

Wijngaarden waar gewoonlijk andere wijnen worden geproduceerd > 2/3

P3 > 2/3

2.04.04. > 2/3

2.04.04.02. > 2/3

 

 

 

 

353

Gespecialiseerde bedrijven tafeldruiven

Wijngaarden waar gewoonlijk tafeldruiven worden geproduceerd > 2/3

P3 > 2/3

2.04.04. > 2/3

2.04.04.03. > 2/3

 

 

 

 

354

Andere bedrijven wijnbouw en druiventeelt

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 351, 352 en 353

P3 > 2/3

2.04.04. > 2/3

 

 

 

36

Gespecialiseerde fruit- en citrusteeltbedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

361

Gespecialiseerde fruitteeltbedrijven (andere vruchten dan citrusfruit, tropisch en subtropisch fruit en noten)

Fruit van gematigde breedten en kleinfruit > 2/3

P3 > 2/3

2.04.01. + 2.04.02. > 2/3

2.04.01.01.01. + 2.04.01.02. > 2/3

 

 

 

 

362

Gespecialiseerde citrusteeltbedrijven

Citrusfruit > 2/3

P3 > 2/3

2.04.01. + 2.04.02. > 2/3

2.04.02. > 2/3

 

 

 

 

363

Gespecialiseerde notenteeltbedrijven

Noten > 2/3

P3 > 2/3

2.04.01. + 2.04.02. > 2/3

2.04.01.03. > 2/3

 

 

 

 

364

Gespecialiseerde bedrijven tropisch en subtropisch fruit

Fruit van subtropische breedten > 2/3

P3 > 2/3

2.04.01. + 2.04.02. > 2/3

2.04.01.01.02. > 2/3

 

 

 

 

365

Gespecialiseerde bedrijven fruit, citrusfruit, tropisch en subtropisch fruit en noten: gemengde productie

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 361, 362, 363 en 364

P3 > 2/3

2.04.01. + 2.04.02. > 2/3

 

 

 

37

Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

370

Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven

Olijfboomgaarden > 2/3

P3 > 2/3

2.04.03. > 2/3

 

 

 

38

Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

380

Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten

Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 351 tot en met 370

P3 > 2/3

 

 


Gespecialiseerde bedrijven — veeteelt

Productierichting (PR)

Methode voor de berekening van de gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

Algemeen

Omschrijving

Hoofd-PR

Omschrijving

Bijzondere specialisatie

Omschrijving

Omschrijving van de berekening

Code van de kenmerken en voorwaarden

(zie deel B van deze bijlage)

Voorwaarde 1

(C1)

Voorwaarde 2

(C2)

Voorwaarde 3

(C3)

4

Gespecialiseerde graasdierbedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

45

Gespecialiseerde melkveebedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

450

Gespecialiseerde melkveebedrijven

Melkkoeien > 3/4 van alle graasdieren; graasdieren > 1/10 van de graasdieren en voedergewassen

P4 > 2/3

3.02.06. > 3/4 GL; GL > 1/10 P4

 

 

 

46

In jong- en vleesvee gespecialiseerde rundveebedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

460

In jong- en vleesvee gespecialiseerde rundveebedrijven

Alle runderen (d.w.z. runderen jonger dan één jaar, runderen tussen één en twee jaar oud en runderen van twee jaar en ouder (mannelijke dieren, vaarzen, melkkoeien en andere koeien)) > 2/3 van de graasdieren; melkvee ≤ 1/10 van de graasdieren; graasdieren > 1/10 van de graasdieren en voedergewassen

P4 > 2/3

P46 > 2/3 GL; 3.02.06. ≤ 1/10 GL; GL > 1/10 P4

 

 

 

47

Rundveebedrijven: melk en jong- en mestvee gecombineerd

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

470

Rundveebedrijven: melk en jong- en mestvee gecombineerd

Alle runderen > 2/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/10 van de graasdieren; graasdieren > 1/10 van de graasdieren en voedergewassen; uitgezonderd de bedrijven van klasse 450

P4 > 2/3

P46 > 2/3 GL; 3.02.06. > 1/10 GL; GL > 1/10 P4; uitgezonderd klasse 450

 

 

 

48

Graasdierbedrijven: schapen, geiten en andere graasdieren

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

481

Gespecialiseerde schapenbedrijven

Schapen > 2/3 van de graasdieren; graasdieren > 1/10 van de graasdieren en voedergewassen

P4 > 2/3

Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 450, 460 en 470

3.03.01. > 2/3 GL; GL > 1/10 P4

 

 

 

 

482

Bedrijven met schapen en rundvee gecombineerd

Alle runderen > 1/3 van de graasdieren; schapen > 1/3 van de graasdieren; graasdieren > 1/10 van de graasdieren en voedergewassen

P4 > 2/3

Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 450, 460 en 470

P46 > 1/3 GL; 3.03.01. > 1/3 GL; GL > 1/10 P4

 

 

 

 

483

Gespecialiseerde geitenbedrijven

Geiten > 2/3 van de graasdieren; graasdieren > 1/10 van de graasdieren en voedergewassen

P4 > 2/3

Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 450, 460 en 470

3.03.02. > 2/3 GL; GL > 1/10 P4

 

 

 

 

484

Bedrijven met diverse graasdieren

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 481, 482 en 483

P4 > 2/3

Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 450, 460 en 470

 

5

Gespecialiseerde hokdierbedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

51

Gespecialiseerde varkensbedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

511

Gespecialiseerde fokvarkensbedrijven

Fokzeugen > 2/3

P5 > 2/3

P51 > 2/3

3.04.02. > 2/3

 

 

 

 

512

Gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven

Biggen en andere varkens > 2/3

P5 > 2/3

P51 > 2/3

3.04.01. + 3.04.99. > 2/3

 

 

 

 

513

Bedrijven met fok- en vleesvarkens gecombineerd

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 511 en 512

P5 > 2/3

P51 > 2/3

 

 

 

52

Gespecialiseerde pluimveebedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

521

Gespecialiseerde legkippenbedrijven

Legkippen > 2/3

P5 > 2/3

P52 > 2/3

3.05.02. > 2/3

 

 

 

 

522

Gespecialiseerde slachtpluimveebedrijven

Mesthoenders en ander pluimvee > 2/3

P5 > 2/3

P52 > 2/3

3.05.01. + 3.05.03. > 2/3

 

 

 

 

523

Bedrijven met combinaties van legkippen en slachtpluimvee

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 521 en 522

P5 > 2/3

P52 > 2/3

 

 

 

53

Andere gespecialiseerde hokdierbedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

530

Andere gespecialiseerde hokdierbedrijven

Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd die van de klassen 511 tot en met 523

P5 > 2/3

 

 


Gemengde bedrijven

Productierichting (PR)

Methode voor de berekening van de gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

Algemeen

Omschrijving

Hoofd-PR

Omschrijving

Bijzondere specialisatie

Omschrijving

Omschrijving van de berekening

Code van de kenmerken en voorwaarden

(zie deel B van deze bijlage)

Voorwaarde 1

(C1)

Voorwaarde 2

(C2)

Voorwaarde 3

(C3)

6

Bedrijven met combinaties van gewassen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

61

Bedrijven met combinaties van gewassen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

611

Bedrijven met combinaties van tuinbouw en blijvende teelten

Tuinbouw > 1/3; meerjarige teelten > 1/3

(P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

P2 > 1/3; P3 > 1/3

 

 

 

 

 

612

Bedrijven met combinaties van akker- en tuinbouw

Akkerbouw > 1/3; tuinbouw > 1/3

(P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

P1 > 1/3; P2 > 1/3

 

 

 

 

 

613

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en wijnbouw/druiventeelt

Akkerbouw > 1/3; wijngaarden > 1/3

(P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

P1 > 1/3; 2.04.04 > 1/3

 

 

 

 

 

614

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en blijvende teelten

Akkerbouw > 1/3; meerjarige teelten > 1/3; wijngaarden ≤ 1/3

(P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

P1 > 1/3; P3 > 1/3; 2.04.04 ≤ 1/3

 

 

 

 

 

615

Bedrijven met combinaties van gewassen (accent op akkerbouw)

Akkerbouw > 1/3; geen enkele andere productietak > 1/3

(P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

P1 > 1/3; P2 ≤ 1/3; P3 ≤ 1/3

 

 

 

 

 

616

Andere bedrijven met combinaties van gewassen

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 611, 612, 613, 614 en 615

(P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

 

 

7

Bedrijven met combinaties van veeteelt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

73

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

731

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op melkvee

Melkvee > 1/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/2 van het melkvee

P4 + P5 > 2/3; P4 ≤ 2/3; P5 ≤ 2/3

P4 > P5

P45 > 1/3 GL; 3.02.06. > 1/2 P45

 

 

 

 

732

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren andere dan melkvee

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van klasse 731

P4 + P5 > 2/3; P4 ≤ 2/3; P5 ≤ 2/3

P4 > P5

 

 

 

74

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op hokdieren

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

741

Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en melkvee

Melkvee > 1/3 van de graasdieren; hokdieren > 1/3; melkkoeien > 1/2 van het melkvee

P4 + P5 > 2/3; P4 ≤ 2/3; P5 ≤ 2/3

P4 ≤ P5

P45 > 1/3 GL; P5 > 1/3; 3.02.06. > 1/2 P45

 

 

 

 

742

Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en graasdieren andere dan melkvee

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van klasse 741

P4 + P5 > 2/3; P4 ≤ 2/3; P5 ≤ 2/3

P4 ≤ P5

 

8

Bedrijven met combinaties van gewassen en veeteelt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

83

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en graasdieren

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

831

Bedrijven met combinaties van akkerbouw met melkvee

Melkvee > 1/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/2 van het melkvee; melkvee < akkerbouw

Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

P1> 1/3; P4 > 1/3

P45 > 1/3 GL; 3.02.06. > 1/2 P45; P45 < P1

 

 

 

 

832

Bedrijven met combinaties van melkvee met akkerbouw

Melkvee > 1/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/2 van het melkvee; melkvee ≥ akkerbouw

Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

P1> 1/3; P4 > 1/3

P45 > 1/3 GL; 3.02.06. > 1/2 P45; P45 ≥ P1

 

 

 

 

833

Bedrijven met combinaties van akkerbouw met graasdieren andere dan melkvee

Akkerbouw > graasdieren en voedergewassen; uitgezonderd de bedrijven van klasse 831

Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

P1> 1/3; P4 > 1/3

P1 > P4; uitgezonderd 831

 

 

 

 

834

Bedrijven met combinaties van graasdieren andere dan melkvee met akkerbouw

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 831, 832 en 833

Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

P1> 1/3; P4 > 1/3

 

 

 

84

Bedrijven met diverse gewassen- en veeteeltcombinaties

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

841

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en hokdieren

Akkerbouw > 1/3; hokdieren > 1/3

Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 831, 832, 833 en 834

P1> 1/3; P5 > 1/3

 

 

 

 

842

Bedrijven met combinaties van blijvende teelten en graasdieren

Meerjarige teelten > 1/3; graasdieren en voedergewassen > 1/3

Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 831, 832, 833 en 834

P3 > 1/3; P4 > 1/3

 

 

 

 

843

Bijenteeltbedrijven

Bijen > 2/3

Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 831, 832, 833 en 834

3.07. > 2/3

 

 

 

 

844

Bedrijven met andere gewassen- en veeteeltcombinaties

Bedrijven die aan de voorwaarden C1 en C2 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 841, 842 en 843

Bedrijven die niet in de klassen 151-742 of 999 vallen

Bedrijven die aan voorwaarde C1 voldoen, uitgezonderd de bedrijven van de klassen 831, 832, 833 en 834

 


Niet-geclassificeerde bedrijven

Productierichting (PR)

Methode voor de berekening van de gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

Algemeen

Omschrijving

Hoofd-PR

Omschrijving

Bijzondere specialisatie

Omschrijving

Omschrijving van de berekening

Code van de kenmerken en voorwaarden

(zie deel B van deze bijlage)

Voorwaarde 1

(C1)

Voorwaarde 2

(C2)

Voorwaarde 3

(C3)

9

Niet-geclassificeerde bedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet-geclassificeerde bedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet-geclassificeerde bedrijven

Totale standaardopbrengst = 0

 

 

 

B.   OVEREENSTEMMINGSTABEL EN GROEPERINGSCODES

I.   Vergelijking tussen de rubrieken van de landbouwstructuurenquêtes (LSE) als genoemd in Verordening (EG) nr. 1166/2008, en die van het bedrijfsformulier van het ILB

Voor de toepassing van de standaardopbrengsten gelijk te stellen rubrieken

Voor de rubriek te gebruiken LSE-code

Coëfficiëntiecode standaardopbrengst (SO)

Unie-enquête naar de structuur van de landbouwbedrijven van 2016 (LSE 2016)

(Verordening (EG) nr. 1166/2008)

ILB-bedrijfsformulier

(bijlage VIII bij deze verordening)

I.   

Gewassen

2.01.01.01.

B_1_1_1

Zachte tarwe en spelt

10110.

Zachte tarwe en spelt

2.01.01.02.

B_1_1_2

Harde tarwe (durum)

10120.

Harde tarwe (durum)

2.01.01.03.

B_1_1_3

Rogge

10130.

Rogge

2.01.01.04.

B_1_1_4

Gerst

10140.

Gerst

2.01.01.05.

B_1_1_5

Haver

10150.

Haver

2.01.01.06.

B_1_1_6

Korrelmaïs

10160.

Korrelmaïs

2.01.01.07.

B_1_1_7

Rijst

10170.

Rijst

2.01.01.99.

B_1_1_99

Overige granen voor korrelwinning

10190.

Overige granen voor korrelwinning

2.01.02.

B_1_2

Drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad en mengsels van granen en peulvruchten)

10220.

Linzen, kekers en wikke

10290.

Overige eiwithoudende gewassen

2.01.02.01.

B_1_2_1

waarvan erwten, veldbonen en niet-bittere lupinen

10210.

Erwten, tuinbonen, paardenbonen, duivenbonen en niet-bittere lupinen

2.01.03.

B_1_3

Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen)

10300.

Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen

10310.

Aardappelen voor zetmeelproductie

10390.

Overige aardappelen

2.01.04.

B_1_4

Suikerbieten (exclusief zaaizaad)

10400.

Suikerbieten (exclusief zaaizaad)

2.01.05.

B_1_5

Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad)

10500.

Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad)

2.01.06.01.

B_1_6_1

Tabak

10601.

Tabak

2.01.06.02.

B_1_6_2

Hop

10602.

Hop

2.01.06.03.

B_1_6_3

Katoen

10603.

Katoen

2.01.06.04.

B_1_6_4

Kool- en raapzaad

10604.

Kool- en raapzaad

2.01.06.05.

B_1_6_5

Zonnebloemen

10605.

Zonnebloemen

2.01.06.06.

B_1_6_6

Sojabonen

10606.

Sojabonen

2.01.06.07.

B_1_6_7

Lijnzaad

10607.

Lijnzaad

2.01.06.08.

B_1_6_8

Andere oliehoudende gewassen

10608.

Andere oliehoudende gewassen

2.01.06.09.

B_1_6_9

Vlas

10609.

Vlas

2.01.06.10.

B_1_6_10

Hennep

10610.

Hennep

2.01.06.11.

B_1_6_11

Andere vezelgewassen

10611.

Overige vezelgewassen

2.01.06.12.

B_1_6_12

Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen

10612.

Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen

2.01.06.99.

B_1_6_99

Andere handelsgewassen, niet elders genoemd

10613.

Suikerriet

10690.

Overige handelsgewassen, niet elders genoemd

2.01.07.

B_1_7

Verse groenten, meloenen en aardbeien, waarvan:

 

2.01.07.01.

B_1_7_1

In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

 

2.01.07.01.01.

B_1_7_1_1

Akkerbouwmatig geteeld

10711.

Verse groenten, meloenen en aardbeien — Akkerbouwmatig geteeld

2.01.07.01.02.

B_1_7_1_2

Tuinbouwmatig geteeld

10712.

Verse groenten, meloenen en aardbeien — Tuinbouwmatig geteeld

2.01.07.02.

B_1_7_2

Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

10720.

Verse groenten, meloenen en aardbeien — Onder glas of onder andere (betreedbare) beschermingsinstallatie

2.01.08.

 

Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen):

 

2.01.08.01.

B_1_8_1

In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

10810.

Bloemen en sierplanten — In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

2.01.08.02.

B_1_8_2

Onder glas of andere (betreedbare) beschermingsinstallatie

10820.

Bloemen en sierplanten — Onder glas of onder andere (betreedbare) beschermingsinstallatie

2.01.09.

B_1_9

Groen geoogste gewassen

 

2.01.09.01.

B_1_9_1

Tijdelijk grasland

10910.

Tijdelijk grasland

2.01.09.02.

B_1_9_2

Andere groen geoogste gewassen

 

2.01.09.02.01.

B_1_9_2_1

Voedermaïs

10921.

Voedermaïs

2.01.09.02.02.

B_1_9_2_2

Voedererwten

10922.

Voedererwten

2.01.09.02.99.

B_1_9_2_99

Andere groen geoogste gewassen, niet elders genoemd

10923.

Andere groen geoogste gewassen, niet elders genoemd

2.01.10.

B_1_10

Zaaizaad en zaailingen op bouwland

11000.

Zaaizaad en zaailingen op bouwland

2.01.11.

B_1_11

Overige gewassen op bouwland

11100.

Overige gewassen op bouwland

2.01.12.

B_1_12

Braakland

11210.

Braakland, zonder financiële steun

2.02.

B_2

Tuinen voor eigen gebruik

20000.

Tuinen voor eigen gebruik

2.03.01.

B_3_1

Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

30100.

Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

2.03.02.

B_3_2

Weiden met geringe opbrengst

30200.

Weiden met geringe opbrengst

2.03.03.

B_3_3

Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

30300.

Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

2.04.01.

B_4_1

Boomgaarden en kleinfruit

 

2.04.01.01.

B_4_1_1

Fruit, waarvan

 

2.04.01.01.01.

B_4_1_1_1

Fruit van gematigde breedten

40111.

Appelen

40112.

Peren

40113.

Perziken en nectarines

40114.

Ander fruit van gematigde breedten

2.04.01.01.02.

B_4_1_1_2

Fruit van subtropische breedten

40115.

Fruit van subtropische of tropische breedten

2.04.01.02.

B_4_1_2

Kleinfruit

40120.

Kleinfruit

2.04.01.03.

B_4_1_3

Noten

40130.

Noten

2.04.02.

B_4_2

Citrusvruchtaanplantingen

40210.

Sinaasappelen

40220.

Tangerines, mandarijnen, clementines en dergelijke kleine vruchten

40230.

Citroenen

40290.

Overige citrusvruchten

2.04.03.

B_4_3

Olijfboomgaarden

 

2.04.03.01.

B_4_3_1

waar gewoonlijk tafelolijven worden geproduceerd

40310.

Tafelolijven

2.04.03.02.

B_4_3_2

waar gewoonlijk olijven voor de oliewinning worden geproduceerd

40320.

Olijven voor oliewinning (verkocht in de vorm van vruchten)

40330.

Olijfolie

2.04.04.

B_4_4

Wijngaarden waar gewoonlijk:

 

2.04.04.01.

B_4_4_1

kwaliteitswijn wordt geproduceerd

40411.

Wijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

40412.

Wijn met beschermde geografische aanduiding (BGA)

40451.

Druiven voor wijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

40452.

Druiven voor wijn met beschermde geografische aanduiding (BGA)

2.04.04.02.

B_4_4_2

andere wijnen worden geproduceerd

40420.

Overige wijnen

40460.

Druiven voor overige wijn

2.04.04.03.

B_4_4_3

tafeldruiven worden geproduceerd

40430.

Tafeldruiven

2.04.04.04.

B_4_4_4

krenten en rozijnen worden geproduceerd

40440.

Krenten en rozijnen

2.04.05.

B_4_5

Boomkwekerijgewassen

40500.

Boomkwekerijgewassen

2.04.06.

B_4_6

Andere meerjarige teelten

40600.

Andere meerjarige teelten

40610.

Kerstbomen

2.04.07.

B_4_7

Meerjarige teelten onder glas

40700.

Meerjarige teelten onder glas

2.06.01.

B_6_1

Paddenstoelen

60000.

Paddenstoelen

II.   

Veestapel

3.01.

C_1

Evenhoevigen

100.

Paardachtigen

3.02.01.

C_2_1

Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

210.

Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

3.02.02.

C_2_2

Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud

220.

Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud

3.02.03.

C_2_3

Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud

230.

Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud

3.02.04.

C_2_4

Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

240.

Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

3.02.05.

C_2_5

Vaarzen van twee jaar en ouder

251.

Fokvaarzen

252.

Mestvaarzen

3.02.06.

C_2_6

Melkkoeien

261.

Melkkoeien

262.

Buffelkoeien

3.02.99.

C_2_99

Andere koeien

269.

Andere koeien

3.03.01.

C_3_1

Schapen (alle leeftijden)

 

3.03.01.01.

C_3_1_1

Vrouwelijke dieren voor de voortplanting

311.

Fokooien

3.03.01.99.

C_3_1_99

Andere schapen

319.

Andere schapen

3.03.02.

C_3_2

Geiten (alle leeftijden)

 

3.03.02.01.

C_3_2_1

Vrouwelijke dieren voor de voortplanting

321.

Vrouwelijke geiten voor de voortplanting

3.03.02.99.

C_3_2_99

Andere geiten

329.

Andere geiten

3.04.01.

C_4_1

Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

410.

Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

3.04.02.

C_4_2

Fokzeugen van 50 kg en meer

420.

Fokzeugen van 50 kg en meer

3.04.99.

C_4_99

Andere varkens

491.

Mestvarkens

499.

Andere varkens

3.05.01.

C_5_1

Mesthoenders

510.

Pluimvee — slachtkuikens

3.05.02.

C_5_2

Legkippen

520.

Legkippen

3.05.03.

3.05.03.01.

3.05.03.02.

3.05.03.03.

3.05.03.04.

3.05.03.99.

C_5_3

C_5_3_1

C_5_3_2

C_5_3_3

C_5_3_4

C_5_3_99

Ander pluimvee

Kalkoenen

Eenden

Ganzen

Struisvogels

Ander pluimvee, niet elders genoemd

530.

Ander pluimvee

3.06.

C_6

Moederkonijnen (voedsters)

610.

Moederkonijnen (voedsters)

699.

Andere konijnen

3.07.

C_7

Bijen

700.

Bijen

II.   Codes waaronder enige in de LSE 2016 (enquête naar de structuur van de landbouwbedrijven van 2016) opgenomen kenmerken worden gegroepeerd:

P45.

Melkvee = 3.02.01. (mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar) + 3.02.03. (vrouwelijke runderen tussen één en twee jaar oud) + 3.02.05. (vaarzen van twee jaar en ouder) + 3.02.06. (melkkoeien).

P46.

Runderen = P45 (melkvee) + 3.02.02. (mannelijke runderen tussen één en twee jaar oud) + 3.02.04. (mannelijke runderen van twee jaar en ouder) + 3.02.99. (andere koeien).

GL

Graasdieren = 3.01. (paardachtigen) + P46 (runderen + 3.03.01.01. (schapen, vrouwelijke dieren voor de voortplanting) + 3.03.01.99 (andere schapen) + 3.03.02.01. (geiten, vrouwelijke dieren voor de voortplanting) + 3.03.02.99. (andere geiten).

Als GL = 0 FCP1 Voor verkoop bestemde voedergewassen = 2.01.05. (voederhakvruchten) + 2.01.09. (groen geoogste gewassen) + 2.03.01. (grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst) + 2.03.02. (weiden met geringe opbrengst).

FCP4

Voedergewassen voor graasdieren = 0

P17

Hakvruchten = 2.01.03. (aardappelen) + 2.01.04. (suikerbieten) + 2.01.05. (voederhakvruchten).

Als GL > 0 FCP1 Voor verkoop bestemde voedergewassen = 0

FCP4

Voedergewassen voor graasdieren = 2.01.05. (voederhakvruchten) + 2.01.09. (groen geoogste gewassen) + 2.03.01. (grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst) + 2.03.02. (weiden met geringe opbrengst).

P17

Hakvruchten = 2.01.03. (aardappelen) + 2.01.04. (suikerbieten).

P151.

Granen, uitgezonderd rijst = 2.01.01.01. (zachte tarwe en spelt) + 2.01.01.02. (harde tarwe) + 2.01.01.03. (rogge) + 2.01.01.04. (gerst) + 2.01.01.05. (haver) + 2.01.01.06. (korrelmais) + 2.01.01.99. (overige granen voor korrelwinning).

P15.

Granen = P151 (granen, uitgezonderd rijst) + 2.01.01.07. (rijst)

P16.

Oliehoudende zaden = 2.01.06.04. (kool- en raapzaad) + 2.01.06.05. (zonnebloemen) + 2.01.06.06. (sojabonen) + 2.01.06.07. (lijnzaad) + 2.01.06.08. (andere oliehoudende gewassen).

P51.

Varkens = 3.04.01. (biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg) + 3.04.02. (fokzeugen van 50 kg en meer) + 3.04.99. (andere varkens).

P52.

Pluimvee = 3.05.01. (mesthoenders) + 3.05.02. (legkippen) + 3.05.03. (ander pluimvee).

P1.

Akkerbouw = P15 (granen) + 2.01.02. (drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning) + 2.01.03. (aardappelen) + 2.01.04. (suikerbieten) + 2.01.06.01. (tabak) + 2.01.06.02. (hop) + 2.01.06.03. (katoen) + P16 (oliehoudende zaden) + 2.01.06.09. (vlas) + 2.01.06.10. (hennep) + 2.01.06.11. (andere vezelgewassen) + 2.01.06.12. (aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen) + 2.01.06.99. (andere handelsgewassen, niet elders genoemd) + 2.01.07.01.01. (verse groenten, meloenen en aardbeien — in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking — akkerbouwmatig geteeld) + 2.01.10. (zaaizaad en zaailingen op bouwland) + 2.01.11. (overige gewassen op bouwland) + 2.01.12. (braakland) + FCP1 (voor verkoop bestemde voedergewassen).

P2.

Tuinbouw = 2.01.07.01.02. (verse groenten, meloenen en aardbeien — in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking — tuinbouwmatig geteeld) + 2.01.07.02. (verse groenten, meloenen en aardbeien — onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie) + 2.01.08.01. (bloemen en sierplanten — in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking) + 2.01.08.02. (bloemen en sierplanten — onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie) + 2.06.01. (paddenstoelen) + 2.04.05. (boomkwekerijgewassen).

P3.

Meerjarige teelten = 2.04.01. (boomgaarden en kleinfruit) + 2.04.02. (citrusvruchtaanplantingen) + 2.04.03. (olijfboomgaarden) + 2.04.04. (wijngaarden) + 2.04.06. (andere meerjarige teelten) + 2.04.07. (meerjarige teelten onder glas).

P4.

Graasdieren en voedergewassen = GL (graasdieren) + FCP4 (voedergewassen voor graasdieren).

P5.

Hokdieren = P51 (varkens) + P52 (pluimvee) + 3.06. (moederkonijnen (voedsters)).

C.   PRODUCTIERICHTINGEN ALS GENOEMD IN DEEL A

Gespecialiseerde bedrijven — gewassen

Algemene productierichting

Hoofdproductierichting

Gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

1.

Gespecialiseerde akkerbouwbedrijven

15.

Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

151.

Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen (andere dan rijst), oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

152.

Gespecialiseerde rijstbedrijven

153.

Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en rijst

16.

Andere akkerbouwbedrijven

161.

Gespecialiseerde hakvruchtenbedrijven

162.

Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en hakvruchten

163.

Gespecialiseerde akkerbouwgroentebedrijven

164.

Gespecialiseerde tabakbedrijven

165.

Gespecialiseerde katoenbedrijven

166.

Bedrijven met diverse combinaties van akkerbouwgewassen

2.

Gespecialiseerde tuinbouwbedrijven

21.

Gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven

211.

Gespecialiseerde glasgroentebedrijven

212.

Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten onder glas

213.

Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw onder glas

22.

Gespecialiseerde opengrondstuinbouwbedrijven

221.

Gespecialiseerde opengrondsgroentebedrijven

222.

Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten in de open grond

223.

Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw in de open grond

23.

Andere tuinbouwbedrijven

231.

Gespecialiseerde paddenstoelbedrijven

232.

Gespecialiseerde boomkwekerijbedrijven

233.

Bedrijven met diverse tuinbouwteelten

3.

Gespecialiseerde bedrijven blijvende teelten

35.

Gespecialiseerde bedrijven wijnbouw en druiventeelt

351.

Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — kwaliteitswijn

352.

Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — andere wijn dan kwaliteitswijn

353.

Gespecialiseerde bedrijven tafeldruiven

354.

Andere bedrijven wijnbouw en druiventeelt

36.

Gespecialiseerde fruit- en citrusteeltbedrijven

361.

Gespecialiseerde fruitteeltbedrijven (andere vruchten dan citrusfruit, tropisch en subtropisch fruit en noten)

362.

Gespecialiseerde citrusteeltbedrijven

363.

Gespecialiseerde notenteeltbedrijven

364.

Gespecialiseerde bedrijven tropisch en subtropisch fruit

365.

Gespecialiseerde bedrijven fruit, citrusfruit, tropisch en subtropisch fruit en noten: gemengde productie

37.

Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven

370.

Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven

38.

Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten

380.

Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten


Gespecialiseerde bedrijven — veeteelt

Algemene productierichting

Hoofdproductierichting

Gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

4.

Gespecialiseerde graasdierbedrijven

45.

Gespecialiseerde melkveebedrijven

450.

Gespecialiseerde melkveebedrijven

46.

In jong- en vleesvee gespecialiseerde rundveebedrijven

460.

In jong- en vleesvee gespecialiseerde rundveebedrijven

47.

Rundveebedrijven: melk en jong- en mestvee gecombineerd

470.

Rundveebedrijven: melk en jong- en mestvee gecombineerd

48.

Graasdierbedrijven: schapen, geiten en andere graasdieren

481.

Gespecialiseerde schapenbedrijven

482.

Bedrijven met schapen en rundvee gecombineerd

483.

Gespecialiseerde geitenbedrijven

484.

Bedrijven met diverse graasdieren

5.

Gespecialiseerde hokdierbedrijven

51.

Gespecialiseerde varkensbedrijven

511.

Gespecialiseerde fokvarkensbedrijven

512.

Gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven

513.

Bedrijven met fok- en vleesvarkens gecombineerd

52.

Gespecialiseerde pluimveebedrijven

521.

Gespecialiseerde legkippenbedrijven

522.

Gespecialiseerde slachtpluimveebedrijven

523.

Bedrijven met combinaties van legkippen en slachtpluimvee

53.

Andere gespecialiseerde hokdierbedrijven

530.

Andere gespecialiseerde hokdierbedrijven


Gemengde bedrijven

Algemene productierichting

Hoofdproductierichting

Gespecialiseerde bijzondere productierichtingen

6.

Bedrijven met combinaties van gewassen

61.

Bedrijven met combinaties van gewassen

611.

Bedrijven met combinaties van tuinbouw en blijvende teelten

612.

Bedrijven met combinaties van akker- en tuinbouw

613.

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en wijnbouw/druiventeelt

614.

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en blijvende teelten

615.

Bedrijven met combinaties van gewassen (accent op akkerbouw)

616.

Andere bedrijven met combinaties van gewassen

7.

Bedrijven met combinaties van veeteelt

73.

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren

731.

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op melkvee

732.

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren andere dan melkvee

74.

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op hokdieren

741.

Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en melkvee

742.

Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en graasdieren andere dan melkvee

8.

Bedrijven met combinaties van gewassen en veeteelt

83.

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en graasdieren

831.

Bedrijven met combinaties van akkerbouw met melkvee

832.

Bedrijven met combinaties van melkvee met akkerbouw

833.

Bedrijven met combinaties van akkerbouw met graasdieren andere dan melkvee

834.

Bedrijven met combinaties van graasdieren andere dan melkvee met akkerbouw

84.

Bedrijven met diverse gewassen- en veeteeltcombinaties

841.

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en hokdieren

842.

Bedrijven met combinaties van blijvende teelten en graasdieren

843.

Bijenteeltbedrijven

844.

Bedrijven met andere gewassen- en veeteeltcombinaties

9.

Niet-geclassificeerde bedrijven

99.

Niet-geclassificeerde bedrijven

999.

Niet-geclassificeerde bedrijven


(1)  De kenmerken 2.01.05. (voederhakvruchten), 2.01.09. (groen geoogste gewassen), 2.01.12. (braakland), 2.02. (tuinen voor eigen gebruik), 2.03.01. (grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst), 2.03.02. (weiden met geringe opbrengst), 2.03.03. (blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt), 3.02.01. (mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar), 3.03.01.99. (andere schapen), 3.03.02.99. (andere geiten) en 3.04.01. (biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg) worden slechts onder bepaalde voorwaarden meegeteld (zie bijlage VI, punt 5).


BIJLAGE V

ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG EN KLASSEN VAN ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG (ARTIKEL 5)

A.   ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG

De economische bedrijfsomvang wordt gemeten als de totale standaardopbrengst van het bedrijf, uitgedrukt in EUR.

B.   KLASSEN VAN ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG

De bedrijven worden ingedeeld in grootteklassen met de volgende grenzen:

Klasse

Grenzen in EUR

I

Minder dan 2 000 EUR

II

2 000 tot minder dan 4 000 EUR

III

4 000 tot minder dan 8 000 EUR

IV

8 000 tot minder dan 15 000 EUR

V

15 000 tot minder dan 25 000 EUR

VI

25 000 tot minder dan 50 000 EUR

VII

50 000 tot minder dan 100 000 EUR

VIII

100 000 tot minder dan 250 000 EUR

IX

250 000 tot minder dan 500 000 EUR

X

500 000 tot minder dan 750 000 EUR

XI

750 000 tot minder dan 1 000 000 EUR

XII

1 000 000 tot minder dan 1 500 000 EUR

XIII

1 500 000 tot minder dan 3 000 000 EUR

XIV

3 000 000 EUR of meer

De grootteklassen II en III of III en IV, IV en V, of van III tot en met V, VI en VII, VIII en IX, X en XI en van XII tot en met XIV of van X tot en met XIV mogen worden samengevoegd.


BIJLAGE VI

STANDAARDOPBRENGSTEN (SO's) (ARTIKEL 6)

1.   DEFINITIE EN WIJZE VAN BEREKENING VAN DE SO's

a)   Onder standaardopbrengst (SO) wordt verstaan: de waarde van de opbrengst van elk van de verschillende kenmerkende onderdelen als bedoeld in artikel 6, lid 1, die overeenstemt met de gemiddelde situatie in een bepaalde regio.

b)   Onder de waarde van de onder a) bedoelde opbrengst wordt verstaan: de geldwaarde van de brutoproductie van het betrokken landbouwproduct tegen de prijs af boerderij. Deze is gelijk aan de som van de waarde van het/de hoofdproduct(en) en de waarde van het/de bijproduct(en).

De waarden worden berekend door de productie per eenheid te vermenigvuldigen met de prijs af boerderij. Zij zijn exclusief btw, belastingen op producten en rechtstreekse betalingen.

c)   Productieperiode

De SO's hebben betrekking op een productieperiode van twaalf maanden (kalender- of landbouwjaar).

Voor de plantaardige en de dierlijke producten waarbij de productieduur minder of meer dan twaalf maanden bedraagt, wordt een SO berekend die betrekking heeft op de aanwas of productie over een periode van twaalf maanden.

d)   Basisgegevens en referentieperiode

De SO's worden bepaald op basis van de productie per eenheid en de prijs af boerderij als bedoeld onder b). De daarvoor benodigde basisgegevens worden in de lidstaten verzameld over een referentieperiode als omschreven in artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 van de Commissie.

e)   Eenheden

1.

Fysieke eenheden

a)

De SO's voor de kenmerken van de plantaardige productie worden bepaald per hectare van de betrokken oppervlakte.

Voor paddenstoelen worden de SO's evenwel bepaald op basis van de bruto-opbrengst van alle opeenvolgende oogsten in de loop van het jaar en uitgedrukt per 100 m2 oppervlak van de bedden. Voor gebruik in het kader van het ILB worden dergelijke SO's voor paddenstoelen gedeeld door het krachtens artikel 8 van deze verordening aan de Commissie mee te delen aantal opeenvolgende oogsten per jaar.

b)

De SO's voor de kenmerken van de dierlijke productie worden bepaald per dier, voor pluimvee evenwel per honderd stuks en voor bijen per volk.

2.

Munteenheden en afronding

De basisgegevens voor de bepaling van de SO's en de berekende SO's zelf dienen te luiden in EUR. Voor de lidstaten die niet deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie, worden de SO's in EUR omgerekend met behulp van de gemiddelde wisselkoersen in de referentieperiode als omschreven in punt 1, onder d), van deze bijlage. Deze gemiddelde wisselkoersen worden berekend op basis van de door de Commissie (Eurostat) gepubliceerde officiële wisselkoersen.

De SO's mogen op het naaste veelvoud van 5 EUR worden afgerond wanneer dit zinvol is.

2.   AGGREGATIENIVEAU VAN DE SO's

a)   Volgens de kenmerken van de plantaardige en de dierlijke productie

De SO's worden bepaald voor alle landbouwkenmerken waarvoor in de LSE (enquête naar de structuur van de landbouwbedrijven) een rubriek is opgenomen, zulks overeenkomstig de voor deze enquêtes geldende aanwijzingen.

b)   Geografisch

De SO's worden op zijn minst bepaald op basis van geografische eenheden die bruikbaar zijn voor de LSE en voor het ILB. Deze geografische eenheden zijn alle gebaseerd op de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) als omschreven in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (1). Deze eenheden worden beschreven als een hergroepering van de NUTS 3-regio's. Probleem- of berggebieden worden niet als een geografische eenheid beschouwd.

Er wordt geen SO bepaald voor kenmerken die in de betrokken regio niet van belang zijn.

3.   VERZAMELING VAN GEGEVENS VOOR DE BEPALING VAN DE SO's

a)

De basisgegevens voor de bepaling van de SO's worden vernieuwd op zijn minst telkens wanneer een LSE (enquête naar de structuur van de landbouwbedrijven) wordt uitgevoerd in de vorm van een telling als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1166/2008.

b)

Wanneer de LSE wordt uitgevoerd in de vorm van een steekproefenquête als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1166/2008, worden de SO's geactualiseerd:

hetzij door de basisgegevens te vernieuwen op soortgelijke wijze als vermeld onder a),

hetzij door een wijzigingscoëfficiënt toe te passen waarbij de SO's worden geactualiseerd op basis van door de lidstaat geraamde veranderingen in de geproduceerde hoeveelheden per eenheid en in de prijzen voor elk kenmerk en elke regio die zich hebben voorgedaan sinds de meest recente referentieperiode als bedoeld in artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014.

4.   UITVOERING

De lidstaten hebben tot taak overeenkomstig het bepaalde in deze bijlage de basisgegevens voor de berekening van de SO's te verzamelen, de SO's te berekenen en in EUR om te rekenen en in voorkomend geval de voor de toepassing van de actualisatiemethode benodigde gegevens te verzamelen.

5.   BEHANDELING VAN BIJZONDERE GEVALLEN

Voor de berekening van de SO's voor bepaalde soorten kenmerken en voor de berekening van de totale SO van het bedrijf gelden de volgende bijzondere voorschriften:

a)   Braakland

De SO voor braakland wordt slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op dat bedrijf andere positieve SO's zijn.

b)   Tuinen voor eigen gebruik

Aangezien de producten van tuinen voor eigen gebruik normaliter bestemd zijn voor consumptie door de bezitter en niet voor verkoop, worden de SO's van dergelijke tuinen geacht gelijk te zijn aan nul.

c)   Rundvee

Voor rundvee wordt bij de kenmerken onderscheid gemaakt naar leeftijdscategorie. De opbrengst komt dan overeen met de waarde van de aanwas van het dier tijdens zijn verblijf in de betrokken categorie. Met andere woorden, de opbrengst komt overeen met het verschil tussen de waarde van het dier wanneer het de categorie verlaat en zijn waarde wanneer het de categorie binnenkomt (ook vervangingswaarde genoemd).

d)   Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

SO's voor runderen jonger dan één jaar worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf meer runderen jonger dan één jaar dan koeien zijn. Alleen de SO's voor de boventallige runderen jonger dan één jaar worden meegerekend.

e)   Andere schapen en andere geiten

De SO's voor andere schapen worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf geen vrouwelijke schapen voor de voortplanting zijn.

De SO's voor andere geiten worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf geen vrouwelijke geiten voor de voortplanting zijn.

f)   Biggen

De SO's voor biggen worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf geen fokzeugen zijn.

g)   Voedergewassen

Wanneer er geen graasdieren (d.w.z. paardachtigen, runderen, schapen of geiten) op het bedrijf zijn, worden de voedergewassen (d.w.z. voederhakvruchten, groen geoogste gewassen en grasland) beschouwd als bestemd voor verkoop en maakt de opbrengst ervan deel uit van de opbrengst van de akkerbouw.

Wanneer er wel graasdieren op het bedrijf zijn, worden de voedergewassen beschouwd als bestemd voor vervoedering aan de graasdieren en maakt de opbrengst ervan deel uit van de opbrengst van de graasdieren en voedergewassen.


(1)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).


BIJLAGE VII

ANDERE RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN (ARTIKEL 7)

A.   DEFINITIE VAN ANDERE RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN

De andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden dan de landbouwwerkzaamheden van het bedrijf, omvatten alle niet-landbouwwerkzaamheden die rechtstreeks met het bedrijf verband houden en een economische impact op het bedrijf hebben. Het betreft werkzaamheden waarbij hetzij productiemiddelen van het bedrijf (grond, gebouwen, machines, landbouwproducten enz.), hetzij producten van het bedrijf worden gebruikt.

In dit verband wordt met „winstgevende werkzaamheden” actief werk bedoeld; zuiver financiële investeringen blijven daarom buiten beschouwing. Het verpachten van grond of andere agrarische hulpbronnen van het bedrijf voor diverse activiteiten zonder verdere betrokkenheid bij die activiteiten wordt niet als een andere winstgevende werkzaamheid beschouwd, maar als onderdeel van de landbouwactiviteit van het bedrijf.

De verwerking van landbouwproducten wordt als een andere winstgevende werkzaamheid beschouwd, tenzij de verwerking wordt beschouwd als een onderdeel van een landbouwactiviteit. De verwerking van wijn en de productie van olijfolie zijn daarom uitgesloten tenzij de ingekochte hoeveelheid wijn of olijfolie aanzienlijk is.

De verwerking van een primair landbouwproduct tot een verwerkt secundair product op het bedrijf, ongeacht of de grondstoffen op het bedrijf worden geproduceerd of elders worden gekocht, wordt als een andere winstgevende werkzaamheid beschouwd. Dit omvat onder meer de verwerking van vlees, de bereiding van kaas enz.

B.   SCHATTING VAN HET BELANG VAN DE ANDERE RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN

Het aandeel van de andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in de opbrengst van het bedrijf wordt als volgt geschat aan de hand van het aandeel van de omzet uit de andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in de som van de totale omzet van het bedrijf en de rechtstreekse betalingen van dat bedrijf in het kader van Verordening (EU) nr. 1307/2013 (1):

Formula

C.   KLASSEN NAAR HET BELANG VAN DE ANDERE RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN

De bedrijven worden in klassen ingedeeld die het aandeel van de andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in de opbrengst van het bedrijf weerspiegelen. Daarbij gelden de volgende grenzen:

Klasse

Bandbreedte in percent

I

0 % tot en met 10 % (marginaal aandeel)

II

Meer dan 10 % tot en met 50 % (gemiddeld aandeel)

III

Meer dan 50 % tot minder dan 100 % (significant aandeel)


(1)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).


BIJLAGE VIII

VORM EN LAYOUT VAN HET BEDRIJFSFORMULIER (ARTIKEL 9)

De te verzamelen gegevens worden ingedeeld in tabellen en uitgesplitst in groepen, categorieën en kolommen. Gewoonlijk wordt als volgt naar een bepaald gegevensveld verwezen:

<letter van de tabel>_<groep>_<categorie>[_<categorie>]_<kolom>_.

Specifieke gegevenswaarden worden ingevoerd op kolomniveau. In de tabellen hieronder kunnen gegevenswaarden in de witte cellen worden ingevuld; de donkere cellen met een „—” hebben voor die groep geen betekenis. Daarin kunnen dus geen gegevens worden ingevuld.

Voorbeelden:

B.UT.20.A (kolom A van groep UT, categorie 20, van tabel B) staat voor „oppervlakte” van „gepachte OCG” die onder „OCG in pacht” in tabel B moet worden geregistreerd,

I.A.10110.1.0.TA (kolom TA van groep A, categorie 10110, van tabel I) staat voor de totale oppervlakte „Zachte tarwe en spelt”, teeltwijze 1 „Teelten in volle grond — hoofdgewas, gecombineerd gewas” en de code betreffende ontbrekende gegevens 0 „Geen ontbrekende gegevens”.

Als voor een bepaald bedrijf een waarde niet relevant is of ontbreekt, mag niet de waarde „0” worden ingevuld.

De tabellen worden weergegeven met één letter, de groepen met één of meer letters, de categorieën met numerieke codes en de kolommen met één of meer letters.

Voor de tabellen A tot en met M wordt in de eerste tabel de algemene matrix voor groepen en kolommen weergegeven De tweede tabel laat de uitsplitsing per categorie zien, waarbij elke categorie met één of meer codes of subcodes wordt weergegeven.

De gegevens op het bedrijfsformulier worden als volgt aangegeven:

—   financiële waarden: waarde in EUR of in de nationale geldeenheid zonder decimalen. Voor de nationale geldeenheden waarvan de relatieve waarde ten opzichte van de euro gering is, kan evenwel tussen het verbindingsorgaan van de betrokken lidstaat en de met het beheer van het ILB belaste dienst van de Commissie worden overeengekomen dat de waardebedragen worden uitgedrukt in 100 of 1 000 nationale geldeenheden,

—   fysieke hoeveelheden: in 100 kg, behalve voor eieren, die in duizendtallen worden vermeld, en voor wijn en aanverwante producten, die in hectoliters worden vermeld,

—   oppervlakten: in aren (1 are = 100 m2), behalve in het geval van paddenstoelen, waarvoor de in totaal beteelde oppervlakte in vierkante meters wordt vermeld,

—   gemiddelde veebezetting: in honderdsten van dieren, behalve voor pluimvee en konijnen, die in aantal dieren worden vermeld, en voor bijen, die in aantal volken (bezette kasten of korven) worden vermeld,

—   arbeidsbezetting: in honderdsten van jaareenheden.

Voor elke tabelcategorie en kolomwaarde worden verdere definities en instructies na de betrokken tabel gegeven.

Tabel A

Algemene informatie over het bedrijf

Categorie algemene informatie

Code (*)

 

 

 

Kolommen

Informatiegroep

ILB-streek

Onderdeel van de streek

Volgnummer van het bedrijf

Graden

Minuten

NUTS

Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding

Datum

Gewicht van het bedrijf

Productierichting

Klasse van economische bedrijfsomvang

Code

R

S

H

DG

MI

N

AO

DT

W

TF

ES

C

ID

Identificatie van het bedrijf

 

 

 

LO

Ligging van het bedrijf

 

 

 

AI

Boekhoudkundige informatie

 

 

 

TY

Typologie

 

 

 

CL

Klassen

 

OT

Andere gegevens over het bedrijf

 


Code (*)

Omschrijving

Groep

R

S

H

DG

MI

N

AO

DT

W

TF

ES

C

10

Bedrijfsnummer

ID

AID10R

AID10S

AID10H

20

Breedtegraad

LO

ALO20DG

ALO20MI

30

Lengtegraad

LO

ALO30DG

ALO30MI

40

NUTS3

LO

ALO40N

50

Bureau voor bedrijfsboekhouding

AI

AAI50AO

60

Soort boekhouding

AI

AAI60C

70

Einddatum van het boekjaar

AI

AAI70DT

80

Door de lidstaat berekend nationaal gewicht

TY

ATY80W

90

Indeling op het ogenblik van de keuze

TY

ATY90TF

ATY90ES

100

Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

CL

ACL100C

110

Soort eigendom/economische doelstelling

CL

ACL110C

120

Rechtsvorm

CL

ACL120C

130

Niveau van aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden)

CL

ACL130C

140

Biologische landbouw

CL

ACL140C

141

Sectoren waar aan biologische landbouw wordt gedaan

CL

ACL141C

150

Beschermde oorsprongsbenaming (BOB)/beschermde geografische aanduiding (BGA)/gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS)/Product uit de bergen

CL

ACL150C

151

Sectoren met BOB/BGA

CL

ACL151C

160

Gebieden met natuurlijke en andere specifieke beperkingen

CL

ACL160C

170

Hoogteligging

CL

ACL170C

180

Onder de structuurfondsen vallende zone

CL

ACL180C

190

Natura 2000-gebied

CL

ACL190C

200

Gebied dat onder de waterrichtlijn (Richtlijn 2000/60/EG) valt

CL

ACL200C

210

Irrigatiesysteem

OT

AOT210C

220

Vee-eenheidweidedagen op gemeenschappelijke grond

OT

AOT220C

A.ID.   Identificatie van het bedrijf

Zodra een bedrijf met boekhouding voor het eerst wordt gekozen, krijgt het een nummer. Het behoudt dit nummer gedurende de hele periode dat het aan het informatienet deelneemt. Een eenmaal toegekend nummer wordt nooit aan een ander bedrijf gegeven.

Wanneer het bedrijf evenwel een grondige verandering ondergaat, en met name wanneer deze verandering het gevolg is van een opsplitsing in twee zelfstandige bedrijven of van een samenvoeging met een ander bedrijf, kan het als een nieuw bedrijf worden beschouwd. In dat geval krijgt het een nieuw nummer. Een wijziging van productierichting leidt niet tot toekenning van een nieuw nummer. Als het behouden van het bedrijfsnummer aanleiding geeft tot verwarring met één of meer andere bedrijven met boekhouding (bv. bij een nieuwe regionale indeling), moet het nummer worden gewijzigd. Een tabel met de oude en de nieuwe nummers wordt dan aan de Commissie verstrekt.

Het bedrijfsnummer omvat drie groepen informatie, namelijk:

 

A.ID.10.R. ILB-streek: hier moet een codenummer worden vermeld, overeenkomend met de code die in bijlage II bij deze verordening is vermeld.

 

A.ID.10.S. Onderdeel van de streek: hier moet een codenummer worden vermeld.

De gekozen onderdelen moeten zijn gebaseerd op het als de „nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)” bekendstaande gemeenschappelijke systeem voor de classificatie van de regio's dat Eurostat in samenwerking met de nationale bureaus voor de statistiek tot stand heeft gebracht.

De betrokken lidstaat moet in elk geval aan de Commissie een tabel toezenden waarin voor iedere gebruikte code van een dergelijk onderdeel de corresponderende NUTS-regio's en de corresponderende regio waarvoor specifieke standaardopbrengsten worden berekend, zijn vermeld.

 

A.ID.10.H. Volgnummer van het bedrijf.

A.LO.   Ligging van het bedrijf

Voor de ligging van het bedrijf worden twee aanduidingen gebruikt: de georeferentie (breedte- en lengtegraad) en de code van de territoriale eenheden van NUTS-niveau 3.

 

A.LO.20. Breedtegraad: graden en minuten (binnen een straal van 5 minuten), kolommen DG en MI.

 

A.LO.30. Lengtegraad: graden en minuten (binnen een straal van 5 minuten), kolommen DG en MI.

 

A.LO.40.N. De NUTS3-code is de code van de territoriale eenheid van NUTS-niveau 3 waar het bedrijf gevestigd is. Hier moet de meest recente versie van de code wordt gebruikt als omschreven in Verordening (EG) nr. 1059/2003.

A.AI.   Boekhoudkundige informatie

 

A.AI.50.AO. Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding: hier moet een codenummer worden vermeld.

In elke lidstaat moet elk bureau voor bedrijfsboekhouding een uniek nummer krijgen. Hier moet het nummer worden vermeld van het bureau voor bedrijfsboekhouding dat de gegevens van het betrokken bedrijf voor dat boekjaar heeft verzameld.

 

A.AI.60.C. Soort boekhouding: hier moet worden vermeld welke soort boekhouding het bedrijf voert. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

1.

Dubbele boekhouding

2.

Enkelvoudige boekhouding

3.

Geen boekhouding

 

A.AI.70.DT. Einddatum van het boekjaar: moet als volgt worden aangegeven: „JJJJ-MM-DD”, bv. 2009-06-30 of 2009-12-31.

A.TY.   Typologie

 

A.TY.80.W. Nationaal gewicht van het bedrijf: de waarde van de door de lidstaat berekende extrapolerende factor. Deze waarde moet met twee decimalen worden weergegeven.

 

A.TY.90.TF. Productierichting op het ogenblik van de keuze: Code van de productierichting van het bedrijf volgens bijlage IV bij deze verordening op het ogenblik dat het bedrijf voor het betrokken boekjaar werd gekozen.

 

A.TY.90.ES. Economische bedrijfsomvang op het ogenblik van de keuze: de code van de klasse van economische bedrijfsomvang van het bedrijf volgens bijlage V bij deze verordening op het ogenblik dat het bedrijf voor het betrokken boekjaar werd gekozen.

A.CL.   Klassen

 

A.CL.100.C. Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden: moet worden verstrekt als percentageklasse waarmee het aandeel van de omzet uit andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in de totale omzet van het bedrijf wordt aangegeven (1). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

1.

≥ 0 tot ≤ 10 % (marginaal aandeel)

2.

> 10 % tot ≤ 50 % (gemiddeld aandeel)

3.

> 50 % tot < 100 % (significant aandeel)

 

A.CL.110.C. Soort eigendom/economische doelstelling: hier moeten het soort eigendom en de economische doelstellingen van het bedrijf worden vermeld. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

1.   Gezinsbedrijf: het bedrijf maakt gebruik van de arbeid en het kapitaal van het bedrijfshoofd/de bedrijfsleider en zijn/haar gezin en zij zijn de begunstigden van de economische activiteit;

2.   Partnerschap: de productiefactoren voor het bedrijf worden ingebracht door verscheidene partners, van wie ten minste sommigen niet-betaalde arbeid op het bedrijf verrichten. De winsten gaan naar het partnerschap;

3.   onderneming met winstoogmerk: de opbrengsten worden gebruikt om de aandeelhouders dividenden/winsten uit te keren. Het bedrijf is eigendom van de onderneming;

4.   onderneming zonder winstoogmerk: de opbrengsten worden in de eerste plaats gebruikt om de werkgelegenheid in stand te houden of voor een soortgelijk sociaal doel. Het bedrijf is eigendom van de onderneming.

 

A.CL.120.C. Rechtsvorm: hier moet worden vermeld of het bedrijf al dan niet rechtspersoonlijkheid heeft. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

0.

Geen rechtspersoonlijkheid.

1.

Rechtspersoonlijkheid.

 

A.CL.130.C. Niveau van aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden): hier moet worden vermeld welk niveau van aansprakelijkheid (economische verantwoordelijkheid) het (voornaamste) bedrijfshoofd heeft. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

1.

Volledige aansprakelijkheid.

2.

Gedeeltelijke aansprakelijkheid.

 

A.CL.140.C. Biologische landbouw: hier moet worden vermeld of het bedrijf biologische productiemethoden in de zin van Verordening (EG) nr. 834/2007 (2), en met name de artikelen 4 en 5 daarvan, toepast. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

1.

het bedrijf past geen biologische productiemethoden toe;

2.

het bedrijf past uitsluitend biologische productiemethoden voor al zijn producten toe;

3.

het bedrijf past zowel biologische als andere productiemethoden toe;

4.

het bedrijf is aan het overschakelen naar biologische productiemethoden.

 

A.CL.141.C. Sectoren waar aan biologische landbouw wordt gedaan: als het bedrijf zowel biologische als andere productiemethoden toepast, moet worden vermeld in welke productiesectoren het bedrijf uitsluitend biologische productiemethoden toepast (meerdere antwoorden mogelijk). De onderstaande codenummers moeten worden gebruikt. Als het bedrijf voor al zijn productiesectoren zowel biologische als andere productiemethoden toepast, moet de code „niet van toepassing” worden gebruikt.

0.

niet van toepassing.

31.

granen

32.

oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

33.

groenten en fruit (waaronder citrusvruchten, maar geen olijven)

34.

olijven

35.

wijngaarden

36.

rundvlees

37.

koemelk

38.

varkensvlees

39.

schapen en geiten (melk en vlees)

40.

vlees van pluimvee

41.

eieren

42.

overige sectoren

 

A.CL.150.C. Beschermde oorsprongsbenaming (BOB)/beschermde geografische aanduiding (BGA)/gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS)/Product uit de bergen: hier moet worden vermeld of het bedrijf landbouwproducten en/of levensmiddelen produceert die onder een beschermde oorsprongsbenaming (BOB), een beschermde geografische aanduiding (BGI), een gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS) of de aanduiding „Product uit de bergen” vallen, of landbouwproducten produceert waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die worden beschermd met een BOB/BGA/GTS/„Product uit de bergen” in de zin van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

1.

het bedrijf produceert geen enkel product of levensmiddel dat met een BOB, BGA, GTS of de aanduiding „Product uit de bergen” beschermd is, en evenmin producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die met een BOB, BGA, TGS of de aanduiding „Product uit de bergen” zijn beschermd;

2.

het bedrijf produceert alleen producten of levensmiddelen die met een BOB, BGA, GTS of de aanduiding „Product uit de bergen” beschermd zijn, of producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die met een BOB, BGA, TGS of de aanduiding „Product uit de bergen” zijn beschermd;

3.

het bedrijf produceert een aantal producten of levensmiddelen die met een BOB, BGA, GTS of de aanduiding „Product uit de bergen” beschermd zijn, of een aantal producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die met een BOB, BGA, TGS of de aanduiding „Product uit de bergen” zijn beschermd.

 

A.CL.151.C. Sectoren met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)/beschermde geografische aanduiding (BGA)/gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS)/Product uit de bergen: als het grootste gedeelte van de productie van sommige specifieke sectoren bestaat uit producten of levensmiddelen die met een BOB, BGA, GTS of aanduiding „Product uit de bergen” zijn beschermd, of uit producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van met een BOB, BGA, GTS of aanduiding „Product uit de bergen” beschermde levensmiddelen, moet hier worden vermeld om welke productiesectoren het gaat (meerdere antwoorden mogelijk). De onderstaande codenummers moeten worden gebruikt. Als het bedrijf een aantal producten of levensmiddelen produceert die met een BOB, BGA, GTS of aanduiding „Product uit de bergen” zijn beschermd, of een aantal producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van met een BOB, BGA, GTS of aanduiding „Product uit de bergen” beschermde levensmiddelen, maar het in geen enkele sector om het grootste gedeelte van de productie gaat, moet de code „niet van toepassing” worden gebruikt.

0.

niet van toepassing.

31.

granen

32.

oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

33.

groenten en fruit (waaronder citrusvruchten, maar geen olijven)

34.

olijven

35.

wijngaarden

36.

rundvlees

37.

koemelk

38.

varkensvlees

39.

schapen en geiten (melk en vlees)

40.

vlees van pluimvee

41.

eieren

42.

overige sectoren

De punten A.CL.150.C. Beschermde oorsprongsbenaming (BOB)/beschermde geografische aanduiding (BGA)/gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS)/Product uit de bergen en A.CL.151.C zijn optioneel voor de lidstaten. Als zij door de lidstaat worden toegepast, moeten zij voor alle bedrijven in de steekproef van de lidstaat worden ingevuld. Als A.CL.150.C wordt ingevuld, moet ook A.CL.151.C worden ingevuld.

 

A.CL.160.C. Gebieden met natuurlijke en andere specifieke beperkingen: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een gebied dat onder artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) valt. In de lidstaten waarin de afbakening van de gebieden met ernstige natuurlijke beperkingen als bedoeld in artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, nog niet is voltooid, wordt uitgegaan van de gebieden die in de programmeringsperiode 2007-2013 subsidiabel waren in het kader van artikel 36, onder a), ii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

1.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt niet in een gebied met natuurlijke of andere specifieke beperkingen in de zin van artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en evenmin in een gebied dat in de programmeringsperiode 2007-2013 in het kader van artikel 36, onder a), ii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 subsidiabel was in de lidstaten waarin de in artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde afbakening nog niet is voltooid;

21.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een gebied met ernstige natuurlijke beperkingen in de zin van artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

22.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een gebied met specifieke beperkingen in de zin van artikel 32, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

23.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een gebied dat in de programmeringsperiode 2007-2013 in het kader van artikel 36, onder a), ii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 subsidiabel was in de lidstaten waarin de in artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) nr.1305/2013 bedoelde afbakening nog niet is voltooid;

3.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een berggebied in de zin van artikel 32, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

5.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een uitfaseringsgebied in de zin van artikel 31, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1305/2013.

 

A.CL.170.C. Hoogteligging: voor de hoogteligging worden de volgende codenummers gebruikt:

1.

het grootste gedeelte van het bedrijf ligt in een gebied met een hoogteligging beneden 300 m;

2.

het grootste gedeelte van het bedrijf ligt in een gebied met een hoogteligging tussen 300 en 600 m;

3.

het grootste gedeelte van het bedrijf ligt in een gebied met een hoogteligging boven 600 m;

4.

gegeven niet beschikbaar.

 

A.CL.180.C. Onder de structuurfondsen vallende zone: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een gebied dat onder artikel 90, lid 2, onder a), b) of c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) valt. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

1.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een minder ontwikkelde regio in de zin van Verordening (EU) nr. 1303/2013, meer in het bijzonder artikel 90, lid 2, onder a), daarvan;

2.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een meer ontwikkelde regio in de zin van Verordening (EU) nr. 1303/2013, meer in het bijzonder artikel 90, lid 2, onder c), daarvan;

3.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een overgangsregio in de zin van de artikelen 90, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1303/2013.

 

A.CL.190.C. Natura 2000-gebied: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in zones die verband houden met de toepassing van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad (6) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (7) (Natura 2000). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

1.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt niet in een zone die in aanmerking komt voor Natura 2000-betalingen;

2.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een zone die in aanmerking komt voor Natura 2000-betalingen.

 

A.CL.200.C. Gebied dat onder de waterrichtlijn (Richtlijn 2000/60/EG) valt: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in zones die verband houden met de toepassing van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (8). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

1.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt niet in een zone die in aanmerking komt voor betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG;

2.

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een zone die in aanmerking komt voor betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG.

A.OT.   Andere gegevens over het bedrijf

 

A.OT.210.C. Irrigatiesysteem: hier moet worden vermeld wat het belangrijkste irrigatiesysteem is dat op het bedrijf wordt gebruikt:

0.

niet van toepassing (als op het bedrijf niet wordt geïrrigeerd)

1.

oppervlakte-irrigatie

2.

sprinklerirrigatie

3.

druppelirrigatie

4.

andere

 

A.OT.220.C. Vee-eenheidweidedagen op gemeenschappelijke grond: aantal vee-eenheidweidedagen dat het vee van het bedrijf heeft doorgebracht op gemeenschappelijke grond die door het bedrijf wordt gebruikt.

KOLOMMEN IN TABEL A

Kolom R verwijst naar de ILB-streek, kolom S naar het onderdeel van de streek, kolom H naar het volgnummer van het bedrijf, kolom DG naar de graden, kolom MI naar de minuten, kolom N naar NUTS, kolom AO naar het nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding, kolom DT naar de datum, kolom W naar het gewicht van het bedrijf, kolom TF naar de productierichting, kolom ES naar de klasse van economische bedrijfsomvang en kolom C naar de code.

Tabel B

Exploitatievorm

Categorie oppervlakte cultuurgrond (OCG)

Code (*)

 

Informatiegroep

Oppervlakte cultuurgrond

A

UO

OCG in eigendom

 

UT

OCG in pacht

 

US

OCG in deelpacht of andere exploitatievorm

 


Code (*)

Omschrijving van de categorieën

Groep

A

10

OCG in eigendom

UO

 

20

Gepachte OCG

UT

 

30

OCG in deelpacht

US

 

De grond van bedrijven die door twee of meer partners gezamenlijk worden geëxploiteerd, moet als grond in eigendom, gepachte grond of grond in deelpacht worden geboekt, afhankelijk van de tussen de partners gemaakte afspraak.

Onder „oppervlakte cultuurgrond” (OCG) wordt het totale areaal verstaan aan bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik van de bedrijven, ongeacht de exploitatievorm. Gemeenschappelijke gronden die door het bedrijf worden gebruikt, worden niet meegerekend.

De volgende informatiegroepen en categorieën moeten worden gebruikt:

B.UO.   OCG in eigendom

B.UO.10.A Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) waarvan de landbouwer eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter is, en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt. Deze categorie omvat ook zaaiklaar verhuurd land (gewascode 11300).

B.UT.   OCG in pacht

B.UT.20.A Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) die door iemand anders dan de eigenaar, de vruchtgebruiker of de erfpachter wordt gebruikt overeenkomstig een pachtcontract (de pacht wordt voldaan in geld en/of in natura; wordt in het algemeen vooraf vastgesteld en wisselt gewoonlijk niet naargelang van de bedrijfsresultaten) en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt.

De gepachte oppervlakte omvat niet de grond waarvan de gewassen op stam worden gekocht. De voor de aankoop van gewassen op stam betaalde bedragen moeten worden geboekt onder de codes 2020 tot en met 2040 (Aangekocht voer) van tabel H wanneer het om grasland of voedergewassen gaat, en onder code 3090 (Overige specifieke kosten van gewassen) indien het marktbare gewassen (gewassen die normaliter worden verhandeld) betreft. Op stam gekochte marktbare gewassen moeten worden aangegeven zonder de betrokken grond te vermelden (tabel H).

Grond die incidenteel voor een kortere duur dan één jaar wordt gehuurd, en de opbrengst daarvan worden op soortgelijke wijze behandeld als in het geval van grond waarvan de gewassen op stam worden gekocht.

B.US.   OCG in deelpacht of andere exploitatievorm

B.US.30.A Cultuurgrond (bouwland, grasland, blijvend weideland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) die gemeenschappelijk, volgens een deelpachtcontract, door de verpachter en de deelpachter wordt gebruikt, en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt.

KOLOMMEN IN TABEL B

Kolom A verwijst naar de OCG.

Tabel C

Arbeidskrachten

Categorie arbeidskrachten

Code (*)

 

 

 

Kolommen

Informatiegroep

Algemeen

Totale arbeid op het bedrijf (landbouwwerkzaamheden en arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden)

Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

Aantal personen

Geslacht

Geboortejaar

Landbouwopleiding van de bedrijfsleider

Jaarlijkse arbeidstijd

Aantal arbeidsjaareenheden

% van de jaarlijkse arbeidstijd

% van de arbeidsjaareenheden (AJE)

P

G

B

T

Y1

W1

Y2

W2

Geheel getal

Code

Vier cijfers

Code

(uren)

(AJE)

%

%

UR

Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

 

 

 

 

 

 

 

 

UC

Niet-betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

 

 

PR

Betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

 

 

 

 

 

 

 

 

PC

Betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

 

 


Code (*)

Omschrijving

Groep

P

G

B

T

Y1

W1

Y2

W2

10

Bedrijfshoofd/bedrijfsleider

UR

 

 

 

 

 

 

20

Bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider

UR

 

 

 

 

 

30

Bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd

UR

 

 

 

 

 

 

40

Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd

UR

 

 

 

 

 

50

Anderen

UR, PR

 

 

 

 

 

60

Niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

UC, PC

 

 

70

Bedrijfsleider

PR

 

 

 

 

 

 

Tot de arbeidskrachten worden alle personen gerekend die gedurende het boekjaar hebben deelgenomen aan de werkzaamheden van het landbouwbedrijf, met uitzondering van hen die dit gedaan hebben voor rekening van andere personen of ondernemingen (werkzaamheden verricht door loonwerkers, waarvan de kosten worden opgenomen onder code 1020 van tabel H).

Wanneer burenhulp tussen bedrijven een uitwisseling van arbeid is (de ontvangen hulp is in principe gelijk aan de verstrekte hulp), worden de door de arbeidskrachten van het bedrijf daaraan bestede arbeidstijd en de eventueel daarvoor betaalde lonen op het bedrijfsformulier aangegeven.

In sommige gevallen wordt de ontvangen hulp gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het ter beschikking stellen van een machine voor in de vorm van arbeid ontvangen hulp). Wanneer het gaat om een beperkte uitwisseling van prestaties, wordt hiervan niets op het bedrijfsformulier vermeld (in het genoemde voorbeeld wordt de ontvangen hulp niet onder de arbeid opgenomen, maar omvatten de kosten van machines wel de kosten die voortvloeien uit het ter beschikking stellen van de machines). In de uitzonderlijke gevallen waarin deze vorm van uitwisseling van prestaties een grotere omvang aanneemt, gaat men al naar het geval als volgt te werk:

a)

de in de vorm van arbeid ontvangen hulp wordt gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het ter beschikking stellen van een machine) de ontvangen arbeidstijd wordt dan als betaalde arbeid voor het bedrijf geboekt (groepen PR of PC al naar het arbeidskrachten betreft die regelmatig, respectievelijk onregelmatig op het bedrijf werkzaam zijn); de waarde van de verstrekte hulp wordt geboekt enerzijds als opbrengst in de overeenkomstige categorie in andere tabellen (in het voorbeeld: tabel L, categorie 2010 „Loonwerk”), en anderzijds als kosten (tabel H, categorie 1010 „Lonen en sociale lasten”);

b)

de in de vorm van arbeid verstrekte hulp wordt gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het gebruik van een machine) de verstrekte arbeidstijd en de eventueel betaalde lonen worden buiten beschouwing gelaten; de waarde van de ontvangen prestatie wordt als input geboekt in de overeenkomstige groep in een andere tabel (in het voorbeeld: tabel H, groep 1020 „Loonwerk en huur van machines”).

De volgende informatiegroepen en categorieën arbeidskrachten worden onderscheiden:

C.UR.    Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

Arbeidskrachten die geen loon ontvangen of een beloning (in geld of in natura) die lager is dan het bedrag dat gewoonlijk voor de geleverde prestatie wordt betaald (het desbetreffende bedrag wordt niet onder de bedrijfskosten opgenomen) en die tijdens het boekjaar elke week (behoudens de normale vakanties) voor de duur van ten minste een volledige werkdag deelgenomen hebben aan de bedrijfswerkzaamheden.

Iemand die regelmatig werkzaam is, maar om bijzondere redenen slechts gedurende een bepaalde periode van het boekjaar op het bedrijf heeft gewerkt, wordt niettemin (voor het aantal feitelijk gewerkte uren) geboekt onder de regelmatig werkzame arbeidskrachten.

Het gaat om de volgende gevallen of daarmee vergelijkbare gevallen:

a)

bijzondere productieomstandigheden in het bedrijf waardoor de arbeidskrachten niet het hele jaar door nodig zijn, bijvoorbeeld een olijventeelt- of wijnbouwbedrijf of een bedrijf dat is gespecialiseerd in vetweiderij of in de productie van groenten en fruit in de open grond;

b)

afwezigheid van het werk buiten de normale vakanties, bijvoorbeeld: militaire dienst, ziekte, ongeval, bevalling, langdurig verlof enz.;

c)

aankomst op, of vertrek van het bedrijf;

d)

totale stilstand van het werk op het bedrijf door bijzondere oorzaken (overstroming, brand enz.).

Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:

C.UR.10.   Bedrijfshoofd/bedrijfsleider

De persoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het bedrijf en tevens belast is met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding. In geval van deelpacht wordt de deelpachter vermeld als bedrijfshoofd/bedrijfsleider.

C.UR.20.   Bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider

De persoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het bedrijf, maar niet is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding.

C.UR.30   Bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd

De persoon die is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding, maar geen juridische en economische verantwoordelijkheid draagt.

C.UR.40.   Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd

C.UR.50.   Andere niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

Tot de niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten die geen deel uitmaken van de vorige categorieën, behoren ook de ploegbazen en de assistent-bedrijfsleiders die niet met de leiding van het hele bedrijf zijn belast.

C.UC.    Niet-betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

C.UC.60.

De niet-betaalde arbeidskrachten die tijdens het boekjaar niet regelmatig op het bedrijf hebben gewerkt, worden in deze categorie samengevat.

C.PR.    Betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

Arbeidskrachten die een voor de geleverde prestatie normale beloning (in geld en/of natura) ontvangen en die gedurende het boekjaar elke week (behoudens de normale vakanties) voor de duur van ten minste een volledige werkdag deelgenomen hebben aan de bedrijfswerkzaamheden.

Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:

C.PR.70.   Bedrijfsleider

Betaalde persoon die is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding.

C.PR.50.   Anderen

Alle betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten, uitgezonderd de betaalde bedrijfsleider, worden in deze groep samengevat. Omvat ook de ploegbazen en de assistent-bedrijfsleiders die niet met de leiding van het hele bedrijf zijn belast.

C.PC.    Betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

C.PC.60.

De betaalde arbeidskrachten die tijdens het boekjaar niet regelmatig op het bedrijf hebben gewerkt (ook degenen die tariefwerk hebben verricht), worden in deze categorie samengevat.

KOLOMMEN IN TABEL C

Aantal personen (kolom P)

In het geval dat er meer dan één bedrijfshoofd is, kan er ook meer dan één echtgeno(o)t(e) zijn. Het aantal echtgenoten of andere personen wordt vermeld in de overeenkomstige categorie (de categorieën 40 en 50 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PC „betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten”).

Geslacht (kolom G)

Het geslacht wordt uitsluitend voor het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden) en/of de bedrijfsleider(s) vermeld, in de overeenkomstige categorie (de categorieën 10 tot en met 30 en de categorie 70 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR „betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten”). Het geslacht wordt aangeduid met een codenummer, namelijk:

1.

mannen;

2.

vrouwen.

Geboortejaar (kolom B)

Het geboortejaar wordt uitsluitend voor het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden) en/of de bedrijfsleider(s) (de categorieën 10 tot en met 30 en categorie 70 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR „betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten”) aangegeven, met de vier cijfers van het desbetreffende jaartal.

Landbouwopleiding van de bedrijfsleider (kolom T)

De landbouwopleiding wordt uitsluitend vermeld voor de bedrijfsleider(s) (de categorieën 10, 30 en 70 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR „betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten”). De landbouwopleiding wordt aangeduid met een codenummer, namelijk:

1.

uitsluitend praktische landbouwkundige ervaring;

2.

landbouwkundige basisopleiding;

3.

volledige landbouwkundige opleiding.

Jaarlijkse arbeidstijd (kolom Y1)

De arbeidstijd wordt voor alle groepen en categorieën in uren aangegeven. Het gaat om de werkelijk aan bedrijfswerkzaamheden bestede tijd. Voor een mindervalide arbeidskracht wordt de arbeidstijd verlaagd in verhouding tot zijn/haar capaciteiten. De arbeidstijd voor tariefwerk wordt bepaald door het in totaal betaalde bedrag te delen door het uurloon van op tijdloon aangeworven arbeidskrachten.

Aantal arbeidsjaareenheden (kolom W1)

De regelmatig werkzame arbeidskrachten worden omgerekend in arbeidsjaareenheden. Voor niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde UC als betaalde PC) wordt het aantal arbeidsjaareenheden niet opgegeven. Eén arbeidsjaareenheid komt overeen met één persoon die voltijds op het bedrijf werkzaam is. Eén persoon kan niet als meer dan één arbeidsjaareenheid gelden, zelfs niet als zijn werkelijke arbeidstijd de norm voor de betrokken streek en productierichting overschrijdt. Iemand die niet het hele jaar op het bedrijf werkt, vormt een deel van een jaareenheid. Het voor een dergelijk iemand in aanmerking te nemen deel van een arbeidsjaareenheid wordt berekend door zijn werkelijke jaarlijkse arbeidstijd te delen door de normale jaarlijkse arbeidstijd van een voltijdwerker in de betrokken streek en productierichting.

Voor een mindervalide arbeidskracht wordt (het deel van) de arbeidsjaareenheid verlaagd in verhouding tot zijn/haar capaciteiten.

Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in % van de jaarlijkse arbeidstijd (kolom Y2)

Het aandeel van de arbeid in het kader van Andere winstgevende werkzaamheden, uitgedrukt in arbeidstijd, is uitsluitend verplicht voor niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde als betaalde). Het is facultatief voor de echtgeno(o)t(e)(n) van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden), de overige niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten en de overige betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten. Voor elke betrokken categorie (40, 50 en 60) wordt dit aandeel uitgedrukt in % van de uren die tijdens het boekjaar zijn gepresteerd.

Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in % van de arbeidsjaareenheden (kolom W2)

Het aandeel van de arbeid in het kader van andere winstgevende werkzaamheden, uitgedrukt in arbeidsjaareenheden, is verplicht voor alle categorieën arbeidskrachten, behalve de niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde UC als betaalde PC). Het wordt voor elke categorie uitgedrukt in % van de arbeidsjaareenheden.

Werkzaamheden op het landbouwbedrijf

De werkzaamheden op het bedrijf omvatten alle organisatorische, toezichthoudende en uitvoerende werkzaamheden, hetzij handenarbeid, hetzij administratieve arbeid, die worden verricht in het kader van de landbouwwerkzaamheden op het bedrijf, alsmede de activiteiten in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden:

landbouwwerkzaamheden op het bedrijf:

financieel-organisatorische en leidinggevende werkzaamheden (aankopen en verkopen betreffende het bedrijf, boekhouding enz.),

werkzaamheden op het land (ploegen, zaaien, oogsten, verzorging van boomgaarden enz.),

werkzaamheden voor de veehouderij (bereiding van voer, voedering van de dieren, melken, verzorging van de dieren enz.),

klaarmaken van producten voor de markt, de opslag, de rechtstreekse verkoop van landbouwproducten, de verwerking van landbouwproducten voor eigen gebruik, de productie van wijn en olijfolie,

lopend onderhoud van gebouwen, machines, installaties, hagen, sloten enz.,

transportwerkzaamheden voor het bedrijf voor zover die door arbeidskrachten van het bedrijf worden verricht,

activiteiten in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden:

loonwerk (met behulp van productiemiddelen van het bedrijf),

toerisme, accommodatie en andere vormen van vrijetijdsbesteding,

verwerking van landbouwproducten (ongeacht of de grondstof op het bedrijf is geproduceerd dan wel afkomstig is van buiten het bedrijf), bv. kaas, boter, verwerkt vlees enz.,

opwekking van hernieuwbare energie,

bosbouw en houtverwerking,

overige andere winstgevende werkzaamheden (pelsdieren, zorglandbouw, ambachtelijke activiteiten, aquacultuur enz.).

Tot de bedrijfswerkzaamheden behoren niet:

de productie van kapitaalgoederen (bouw of groot onderhoud van gebouwen en machines, aanplanten van boomgaarden, afbraak van gebouwen, rooien van fruitbomen enz.),

werkzaamheden voor de huishouding van het bedrijfshoofd of de bedrijfsleider.

Tabel D

Activa

Structuur van de tabel

Categorie activa

Code (*)

 

 

Kolom

Informatiegroep

Waarde

V

OV

Begininventaris

 

AD

Geaccumuleerde afschrijvingen

 

DY

Afschrijvingen in het lopende jaar

 

IP

Investeringen/aankopen, vóór aftrek van subsidies

 

S

Subsidies

 

SA

Verkopen

 

CV

Eindinventaris

 


Code (*)

Omschrijving van de categorieën

OV

AD

DY

IP

S

SA

CV

1010

Geldmiddelen en kasequivalenten

 

 

1020

Vorderingen

 

 

1030

Overige vlottende activa

 

 

1040

Voorraden

 

 

 

 

 

2010

Biologische activa — gewassen

 

 

 

 

 

3010

Landbouwgrond

 

 

 

 

 

3020

Grondverbeteringen

 

 

 

 

 

 

 

3030

Bedrijfsgebouwen

 

 

 

 

 

 

 

4010

Machines en bedrijfsuitrusting

 

 

 

 

 

 

 

5010

Bossen inclusief houtopstand

 

 

 

 

 

7010

Verhandelbare immateriële activa

 

 

 

 

 

7020

Niet-verhandelbare immateriële activa

 

 

 

 

 

 

 

8010

Overige niet-vlottende activa

 

 

 

 

 

 

 

De volgende categorieën activa moeten worden gebruikt:

1010.   Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en andere activa die gemakkelijk in geldmiddelen kunnen worden omgezet.

1020.   Vorderingen

Vorderingen op korte termijn, aan het bedrijf verschuldigde bedragen die normaal voortvloeien uit de bedrijfsactiviteiten.

1030.   Overige vlottende activa

Alle andere activa die gemakkelijk kunnen worden verkocht of waarvan wordt verwacht dat zij binnen een jaar worden betaald.

1040.   Voorraden

Productvoorraden die eigendom zijn van het bedrijf en als productiemiddel kunnen worden gebruikt of voor verkoop worden aangehouden, ongeacht of die door het bedrijf zijn geproduceerd of zijn aangekocht.

2010.   Biologische activa — gewassen

De waarde van alle gewassen die nog niet zijn geoogst (meerjarige teelten en gewassen op stam).

3010.   Landbouwgrond

Landbouwgrond die eigendom is van het bedrijf.

3020.   Grondverbeteringen

Cultuurtechnische verbeteringen (bv. afrasteringen, drainage, vaste bevloeiingsinstallaties enz.) in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. De vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.

3030.   Bedrijfsgebouwen

Gebouwen in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.

4010.   Machines en bedrijfsuitrusting

Trekkers, eenassige trekkers, vrachtwagens, bestelwagens, personenauto's, grote en kleine uitrustingsstukken. Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.

5010.   Bossen inclusief houtopstand

Bosgrond in eigendom die tot het landbouwbedrijf behoort.

7010.   Verhandelbare immateriële activa

Alle immateriële activa die gemakkelijk kunnen worden gekocht of verkocht (bv. quota en rechten voor zover die zonder grond kunnen worden verhandeld en er een actieve markt voor bestaat).

7020.   Niet-verhandelbare immateriële activa

Alle andere immateriële activa (bv. software, vergunningen enz.). Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.

8010.   Overige niet-vlottende activa

Andere langetermijnactiva. De rubriek moet worden ingevuld en, indien van toepassing, moeten de afschrijvingsbedragen in kolom DY worden vermeld.

Informatiegroepen in tabel D

Deze tabel omvat de volgende informatiegroepen: (OV) begininventaris, (AD) geaccumuleerde afschrijvingen, (DY) afschrijvingen in het lopende jaar, (IP) investeringen of aankopen vóór aftrek van subsidies, (S) subsidies, (SA) verkopen, (CV) eindinventaris. Deze groepen worden hieronder toegelicht.

Er is maar één kolom: (V) waarde.

Waarderingsmethoden

De volgende waarderingsmethoden worden gebruikt:

Waarde in het economisch verkeer (reële waarde), na aftrek van de geraamde verkoopkosten

Bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld in een zakelijke, objectieve transactie tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn, min de kosten die naar verwachting voor de verkoop zullen worden gemaakt

2010, 3010, 5010, 7010

Historische kostprijs

Nominale of oorspronkelijke kosten van een actief bij aankoop

3020, 3030, 4010, 7020

Boekwaarde

Waarde waartegen een actief op de balans is opgenomen

1010, 1020, 1030, 1040, 8010

D.OV.   Begininventaris

De begininventaris is de waarde van de activa bij het begin van het boekjaar. Voor de bedrijven die in het voorgaande jaar eveneens in de steekproef zaten, moet de begininventaris gelijk zijn aan de eindinventaris van het voorgaande jaar.

D.AD.   Geaccumuleerde afschrijvingen

De som van de afschrijvingen van de activa vanaf het begin van de levensduur ervan tot het einde van de voorgaande periode.

D.DY.   Afschrijvingen in het lopende jaar

De systematische toedeling van het af te schrijven bedrag van een actief over de levensduur ervan.

Elke lidstaat moet de Commissie in verband met het opzetten van het in artikel 10, lid 1, bedoelde computersysteem voor de levering en controle van informatie tijdig een tabel met de door de lidstaat toegepaste jaarlijkse afschrijvingspercentages toezenden.

D.IP.   Investeringen/aankopen

Bedrag van de aankopen, het groot onderhoud en de productie van kapitaalgoederen gedurende het boekjaar. Voor zover de investeringen aanleiding zijn geweest tot premies en subsidies, wordt in kolom IP het bedrag aangegeven waarop de premies en subsidies niet in mindering zijn gebracht.

De aankoop van kleine uitrustingsstukken en van jonge bomen en struiken voor een vervanging van slechts geringe omvang, komt niet in deze kolom maar is begrepen in de kosten van het boekjaar.

Groot onderhoud waardoor de machine of bedrijfsuitrusting daadwerkelijk een meerwaarde heeft gekregen ten opzichte van vóór het onderhoud, is eveneens in deze kolom begrepen, en wel hetzij als integrerend deel van de afschrijvingen, bij welke in voorkomende gevallen rekening wordt gehouden met de verlenging van de levensduur als gevolg van het onderhoud, hetzij als jaarlijks deel van het over de verwachte levensduur verdeelde onderhoudsbedrag.

De waarde van de geproduceerde kapitaalgoederen, gewaardeerd tegen hun kosten (met inbegrip van de waarde van de betaalde en/of niet-betaalde arbeid), moet worden toegevoegd aan de waarde van de kapitaalgoederen die onder de codes 2010 tot en met 8010 van tabel D „Activa” is vermeld.

D.S.   Investeringssubsidies

Tot dusver (in het vorige en het lopende boekjaar) ontvangen deel van de subsidies voor de in deze tabel opgenomen activa.

D.SA.   Verkopen

Bedrag van de totale verkopen van activa tijdens het boekjaar.

D.CV.   Eindinventaris

De eindinventaris is de waarde van de activa aan het einde van het boekjaar.

Commentaar

Voor de punten 2010, 3010, 5010 en 7010 wordt het verschil tussen enerzijds OV + IP – SA en anderzijds CV beschouwd als inkomen of verlies (als gevolg van wijzigingen in zowel de eenheidsprijs als het volume) voor die activa voor het betrokken boekjaar.

Informatie over „biologische activa — dieren” wordt opgenomen in tabel J „Dieren”.

Tabel E

Quota en andere rechten

Categorie quota of rechten

Code (*)

 

 

 

Kolommen

Informatiegroep

Quota in eigendom

Gehuurde quota

Verhuurde quota

Belastingen

N

I

O

T

QQ

Hoeveelheid aan het einde van het boekjaar

 

 

 

QP

Aangekochte quota

 

QS

Verkochte quota

 

OV

Begininventaris

 

CV

Eindinventaris

 

PQ

Betalingen voor geleasete of gehuurde quota

 

RQ

Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota

 

TX

Belastingen

 


Code (*)

Omschrijving

40

Suikerbieten

50

Organische mest

60

Betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling

De hoeveelheden quota (quota in eigendom, gehuurde en verhuurde quota) zijn verplicht in te vullen rubrieken. Alleen de hoeveelheid aan het einde van het boekjaar wordt geregistreerd.

De waarden van quota die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld, worden in deze tabel geboekt. Quota die niet los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld, worden uitsluitend in tabel D „Activa” geboekt. Ook quota die oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen, moeten met hun huidige marktwaarde worden vermeld als zij los van grond verhandeld kunnen worden.

Sommige in te vullen gegevens zijn tegelijk ook, afzonderlijk of als deel van een groter geheel, begrepen in andere groepen of categorieën in de tabellen D „Activa”, H „Productiemiddelen” en/of I „Gewassen”.

De volgende categorieën moeten worden gebruikt:

40.

Suikerbieten

50.

Organische mest

60.

Betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling

De volgende informatiegroepen moeten worden gebruikt:

E.QQ.   Hoeveelheid (uitsluitend de kolommen N, I en O)

De volgende eenheden moeten worden gebruikt:

—   categorie 40 (suikerbieten): kwintalen (= 100 kg),

—   categorie 50 (organische mest): aantal dieren omgerekend in standaardeenheden,

—   categorie 60 (basisbetalingsregeling): het aantal rechten/are.

E.QP.   Aangekochte quota (uitsluitend kolom N)

Het bedrag dat is betaald voor de aankoop tijdens het boekjaar van quota of andere rechten die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld.

E.QS.   Verkochte quota (uitsluitend kolom N)

Het bedrag dat is ontvangen voor de verkoop tijdens het boekjaar van quota of andere rechten die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld.

E.OV.   Begininventaris (uitsluitend kolom N)

De waarde op de begininventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.

E.CV.   Eindinventaris (uitsluitend kolom N)

De waarde op de eindinventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.

E.PQ.   Betalingen voor geleasete of gehuurde quota (uitsluitend kolom N)

Bedrag aan leasing- of huurkosten voor het quotum of ander recht. Ook begrepen in categorie 5070 (betaalde pacht) van tabel H „Productiemiddelen”.

E.RQ.   Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota (uitsluitend kolom O)

Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota of andere rechten. Ook begrepen in categorie 90900 („Overige”) van tabel I „Gewassen”.

E.TX.   Belastingen, extra heffing (kolom T)

Betaald bedrag

KOLOMMEN IN TABEL E

Kolom N verwijst naar quota in eigendom, kolom I naar gehuurde quota, kolom O naar verhuurde quota en kolom T naar belastingen.

Tabel F

Schulden

Structuur van de tabel

Categorie schulden

Code (*)

 

 

 

Kolommen

Informatiegroep

Op korte termijn

Op lange termijn

S

L

OV

Begininventaris

 

 

CV

Eindinventaris

 

 


Code (*)

Omschrijving van de categorieën

S

L

1010

Commerciële schulden (standaard)

 

 

1020

Commerciële schulden (bijzondere voorwaarden)

 

 

1030

Familieleningen/particuliere leningen

 

 

2010

Verschuldigde bedragen

 

3000

Overige passiva

 

 

De aangegeven bedragen hebben uitsluitend betrekking op de nog terug te betalen bedragen, dat wil zeggen de aangegane lening min de reeds verrichte aflossingen.

De volgende categorieën moeten worden gebruikt:

1010. Commerciële schulden(standaard): leningen waarvoor geen steun wordt verleend in het kader van overheidsmaatregelen die het opnemen van kredieten bevorderen.

1020. Commerciële schulden (bijzondere voorwaarden): leningen waarvoor steun wordt verleend in het kader van overheidsmaatregelen (rentesubsidies, waarborgen enz.).

1030. Familieleningen/particuliere leningen: leningen die met een natuurlijke persoon zijn aangegaan dankzij diens familiebanden/persoonlijke relatie met de schuldenaar.

2010. Verschuldigde bedragen: aan leveranciers verschuldigde bedragen.

3000. Overige passiva: andere passiva dan leningen of verschuldigde bedragen.

Twee informatiegroepen moeten worden geregistreerd: (OV) begininventaris en (CV) eindinventaris.

Er zijn twee kolommen: (S) passiva op lange termijn en (L) passiva op lange termijn:

Passiva op korte termijn: schulden en andere passiva die betrekking hebben op het bedrijf en in minder dan één jaar moeten worden terugbetaald.

Passiva op lange termijn: schulden en andere passiva die betrekking hebben op het bedrijf en waarvoor de looptijd één jaar of meer bedraagt.

Tabel G

Belasting over de toegevoegde waarde (btw)

Structuur van de tabel

Categorie btw-regeling

Code (*)

 

Informatiegroep

Btw-regeling

Saldo voor niet-investeringstransacties

Saldo voor investeringstransacties

C

NI

I

VA

Btw-regelingen op het bedrijf

 

 

 


Code (*)

Omschrijving van de categorieën

1010

Belangrijkste btw-regeling op het bedrijf

1020

Secundaire btw-regeling op het bedrijf


Overzicht van de btw-regelingen voor beide categorieën

C

NI

I

Normale btw-regeling

1

Gedeeltelijke compensatieregeling

2

 

 

De monetaire gegevens op het bedrijfsformulier zijn exclusief btw.

Voor de gegevens over de btw-regeling moeten de volgende categorieën worden gebruikt:

1010.   Belangrijkste btw-regeling op het bedrijf

1.   Normale btw-regeling: de btw-regeling die voor de landbouwbedrijven gegarandeerd inkomensneutraal is aangezien het btw-saldo met de belastingautoriteiten wordt vereffend.

2.   Gedeeltelijke compensatieregeling: de btw-regeling die voor de landbouwbedrijven niet gegarandeerd inkomensneutraal is, hoewel zij een mechanisme kan bevatten waarmee betaalde en ontvangen btw bij benadering worden gecompenseerd.

1020.   Secundaire btw-regeling op het bedrijf

De codes zoals die voor de belangrijkste btw-regeling zijn gedefinieerd.

Er is slechts één informatiegroep: (VA) btw-regelingen op het bedrijf. Er zijn drie kolommen: (C) code van de btw-regeling, (NI) saldo voor niet-investeringstransacties en (I) saldo voor investeringstransacties.

Als op het bedrijf de normale btw-regeling wordt toegepast, volstaat het dit aan te geven. Als op het bedrijf wordt gewerkt met een gedeeltelijke compensatieregeling voor de btw, moeten ook het btw-saldo voor niet-investeringstransacties en het btw-saldo voor investeringstransacties worden vermeld.

Wanneer de inkomsten van het bedrijf door de btw-omzet toenemen, dan is het hierboven bedoelde btw-saldo een positief getal. Bij een daling van de inkomsten is het saldo negatief.

Tabel H

Productiemiddelen

Structuur van de tabel

Categorie productiemiddelen

Code (*)

 

 

 

Kolommen

Informatiegroep

Waarde

Hoeveelheid

V

Q

LM

Kosten en productiemiddelen met betrekking tot arbeid en machines

 

 

SL

Specifieke kosten van de veehouderij

 

 

SC

Specifieke kosten en productiemiddelen met betrekking tot gewassen

 

 

OS

Specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden

 

 

FO

Algemene bedrijfskosten

 

 


Code (*)

Groep

Omschrijving van de categorieën

V

Q

1010

LM

Lonen en sociale lasten voor de betaalde arbeidskrachten

 

1020

LM

Loonwerk en huur van machines

 

1030

LM

Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting

 

1040

LM

Motorbrandstoffen en smeermiddelen

 

1050

LM

Kosten van personenauto's

 

2010

SL

Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer

 

2020

SL

Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht ruwvoer

 

2030

SL

Aangekocht varkensvoer

 

2040

SL

Voor pluimvee en overig kleinvee aangekocht voer

 

2050

SL

Op het bedrijf geproduceerd krachtvoer voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers)

 

2060

SL

Op het bedrijf geproduceerd varkensvoer

 

2070

SL

Op het bedrijf geproduceerd voer voor pluimvee en overig kleinvee

 

2080

SL

Veterinaire uitgaven

 

2090

SL

Overige specifieke kosten van de veehouderij

 

3010

SC

Aangekocht zaaigoed en pootgoed

 

3020

SC

Op het bedrijf geproduceerd en gebruikt zaaigoed en pootgoed

 

3030

SC

Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen

 

3031

SC

Hoeveelheid N in minerale meststoffen

 

3032

SC

Hoeveelheid P2O5 in minerale meststoffen

 

3033

SC

Hoeveelheid K2O in minerale meststoffen

 

3034

SC

Aangekochte stalmest

 

3040

SC

Gewasbeschermingsmiddelen

 

3090

SC

Overige specifieke kosten van gewassen

 

4010

OS

Specifieke kosten van bossen en houtverwerking

 

4020

OS

Specifieke kosten van de verwerking van gewassen

 

4030

OS

Specifieke kosten van de verwerking van koemelk

 

4040

OS

Specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk

 

4050

OS

Specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk

 

4060

OS

Specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk

 

4070

OS

Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten

 

4090

OS

Overige specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden

 

5010

FO

Lopend onderhoud van bedrijfsgebouwen en van cultuurtechnische verbeteringen

 

5020

FO

Elektriciteit

 

5030

FO

Brandstoffen voor verwarming

 

5040

FO

Water

 

5051

FO

Landbouwverzekering

 

5055

FO

Andere bedrijfsverzekeringen

 

5061

FO

Belastingen en andere bijdragen

 

5062

FO

Grond- en gebouwenbelasting

 

5070

FO

Betaalde pacht, totaalbedrag

 

5071

FO

Voor grond betaalde pacht

 

5080

FO

Betaalde rente en financieringskosten

 

5090

FO

Overige algemene bedrijfskosten

 

De lidstaten die in het verleden gebruik hebben gemaakt van de bij artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 van de Commissie (9) geboden mogelijkheid, mogen de onder de codes 3031-3033 bedoelde gegevens voor de jaren 2015, 2016 en 2017 op facultatieve basis verstrekken. De lidstaten die van deze mogelijkheid gebruikmaken, stellen de Commissie en het Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen jaarlijks in kennis van de stand van uitvoering van hun plan betreffende de voorbereidende werkzaamheden voor de verzameling en indiening van de onder deze codes bedoelde gegevens.

De op het bedrijf ingezette productiemiddelen (kosten in geld en natura en hoeveelheden geselecteerde productiemiddelen) komen overeen met het „verbruik” (inclusief het intern verkeer) van productiemiddelen dat betrekking heeft op de tijdens het boekjaar verkregen opbrengsten of dat gedurende het boekjaar heeft plaatsgehad. Wanneer een bepaald gebruik gedeeltelijk te maken heeft met privégebruik en gedeeltelijk met gebruik voor het bedrijf (bv. elektriciteit, water, brandstoffen voor verwarming en motorbrandstoffen enz.), wordt alleen dit laatste deel op het bedrijfsformulier vermeld. Het deel van het gebruik van privéauto's dat betrekking heeft op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden, wordt eveneens in aanmerking genomen.

De kosten met betrekking tot de opbrengsten van het boekjaar worden verkregen door de aankopen van het boekjaar (met inbegrip van het intern verkeer) te corrigeren met de inventarisverschillen (inclusief verschillen in veldinventaris). Voor ieder van de desbetreffende kosten worden het bedrag van de betaalde kosten en de waarde van het intern verkeer afzonderlijk aangegeven.

Als de vermelde kosten het totale „verbruik” van productiemiddelen gedurende het boekjaar betreffen, maar niet zijn gedaan voor productie in dat jaar, moeten de voorraadmutaties voor de productiemiddelen (met inbegrip van de veldinventaris) worden aangegeven onder de passende code van omlopend kapitaal.

Wanneer de productiemiddelen van het bedrijf (arbeidskrachten inclusief niet-betaalde arbeidskrachten, machines en bedrijfsuitrusting) worden gebruikt voor de productie van kapitaalgoederen (bouw of groot onderhoud van machines, bouw, groot onderhoud of afbraak van gebouwen, aanplanten of rooien van fruitbomen), mogen de desbetreffende kosten — zo nodig geraamd — niet worden opgenomen in de lopende kosten van het bedrijf. In alle gevallen moeten de arbeidskosten en de arbeidsuren voor de productie van kapitaalgoederen worden uitgesloten van, respectievelijk, de kosten en de gegevens betreffende de arbeidskrachten. Bij uitzondering, indien het niet mogelijk is bepaalde productiekosten van kapitaalgoederen, andere dan arbeidskosten (bv. gebruik van de trekker van het bedrijf), afzonderlijk te bepalen en deze kosten derhalve in de bedrijfskosten begrepen zijn, wordt de geschatte waarde van het geheel van deze productiekosten van kapitaalgoederen in tabel I „Gewassen” onder de gewascategoriecode 90900 („Overige”) vermeld.

De kosten van het „gebruik” van kapitaalgoederen komen tot uiting in de afschrijvingen. Daarom worden de uitgaven voor het verwerven van kapitaalgoederen niet als bedrijfskosten beschouwd. Voor instructies over afschrijvingen, zie tabel D „Activa”.

Onder een kostenpost vallende uitgaven die tijdens het boekjaar of daarna door een schadeloosstelling worden vergoed (bv. reparatie van een trekker na een ongeluk die wordt betaald door een verzekeringsmaatschappij of door de aansprakelijke derde), worden niet als kosten beschouwd. Het ontvangen bedrag wordt evenmin opgenomen.

De ontvangsten voor weer verkochte productiemiddelen moeten worden afgetrokken van de desbetreffende kostenposten.

Premies en subsidies met betrekking tot gemaakte kosten worden niet afgetrokken van de desbetreffende kostenbedragen, maar worden vermeld onder de passende code, gaande van 4100 tot 4900 in tabel M „Subsidies” (zie de instructies betreffende deze codes). Premies en subsidies voor investeringen worden vermeld in tabel D „Activa”.

De kosten omvatten eveneens de eventuele aankoopkosten betreffende elke kostenpost.

De productiemiddelen worden als volgt ingedeeld:

1010.   Lonen en sociale lasten voor de betaalde arbeidskrachten

Deze post omvat de volgende kosten:

de eigenlijke lonen en salarissen die in geld zijn betaald aan de betaalde arbeidskrachten, ongeacht de manier waarop de beloning wordt bepaald (tijdloon of tariefloon), na aftrek van eventuele uitkeringen van sociale aard die aan het bedrijfshoofd als werkgever zijn betaald ter compensatie voor de betaling van loon dat niet overeenkomt met een werkelijke werkprestatie (bv. afwezigheid van het werk wegens ongeval, beroepsopleiding enz.),

de in natura betaalde lonen en salarissen (bv. inwoning, kost, woning, producten van het bedrijf enz.),

premies op grond van productiviteit of vakbekwaamheid, geschenken, fooien, winstaandeel,

overige kosten voor arbeidskrachten (aanwervingskosten),

sociale lasten ten laste van de werkgever en sociale lasten die door de werkgever worden betaald in naam en plaats van de werknemer,

verzekering tegen arbeidsongevallen.

Sociale lasten en persoonlijke verzekeringen voor het bedrijfshoofd en voor de niet-betaalde arbeidskrachten worden niet als bedrijfskosten beschouwd.

Aan niet-betaalde arbeidskrachten uitgekeerde bedragen, die per definitie lager zijn dan de normale beloning (zie definitie niet-betaalde arbeidskrachten), worden niet op het bedrijfsformulier vermeld.

Uitkeringen (in geld of natura) aan voormalige betaalde arbeidskrachten die gepensioneerd zijn en op het bedrijf geen enkel werk meer verrichten, worden niet onder deze post geboekt maar onder de code „Overige algemene bedrijfskosten”.

1020.   Loonwerk en huur van machines

Deze post omvat de volgende kosten:

het bedrag betaald aan loonwerkbedrijven voor verrichte bedrijfswerkzaamheden. Dit bedrag omvat gewoonlijk de vergoeding voor de kosten van het gebruik van machines (inclusief brandstofkosten) en voor het werk. Als de kosten van andere gebruikte producten dan brandstof (d.w.z. gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en zaai- en pootgoed) eveneens bij de contractprijs zijn inbegrepen, moeten de kosten van die producten hier buiten beschouwing worden gelaten. Het (desnoods geschatte) bedrag daarvan moet in de desbetreffende kostenposten (bv. bestrijdingsmiddelen onder code 3040„Gewasbeschermingsmiddelen”) worden vermeld,

de kosten van de huur van machines die gebruikt worden door het personeel van het bedrijf. De brandstofkosten in verband met het gebruik van gehuurde machines moeten onder code 1040„Motorbrandstoffen en smeermiddelen” worden vermeld,

de kosten van de leasing van machines die gebruikt worden door het personeel van het bedrijf. De brandstof- en onderhoudskosten voor geleasete machines moeten in de desbetreffende codes (code 1030„Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting” en code 1040„Motorbrandstoffen en smeermiddelen”) worden vermeld.

1030.   Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting

Kosten van onderhoud en kleine herstellingen van machines en bedrijfsuitrusting die de marktwaarde van die goederen niet veranderen (betaling voor het werk van een monteur, kosten van reserveonderdelen enz.).

Deze post omvat ook de aankoop van kleine uitrustingsstukken, de kosten van zadelmaker en hoefbeslag voor werkpaarden, de aankoop van banden, frames van kweekkassen, beschermingskleding voor de uitvoering van ongezonde werkzaamheden en reinigingsproducten voor het reinigen van bedrijfsuitrusting in het algemeen, en het deel van de kosten van personenauto's dat het gebruik voor bedrijfsdoeleinden betreft (zie ook code 1050). Reinigingsproducten voor het reinigen van in de veehouderij gebruikte machines (bv. melkmachine) worden vermeld onder code 2090„Overige specifieke kosten van de veehouderij”.

Grote herstellingen die aan de machine of bedrijfsuitrusting een meerwaarde geven ten opzichte van de waarde vóór de reparatie, worden niet onder deze code opgenomen (zie ook de instructies over de afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting in tabel D „Activa”).

1040.   Motorbrandstoffen en smeermiddelen

Deze post omvat ook het deel van de kosten van brandstoffen en smeermiddelen voor personenauto's dat overeenkomt met het gebruik voor bedrijfsdoeleinden (zie ook code 1050).

Indien aardolieproducten zowel als motorbrandstof als voor verwarming worden gebruikt, wordt het bedrag verdeeld over de twee codes:

1040.

„Motorbrandstoffen en smeermiddelen”

5030.

„Brandstoffen voor verwarming”.

1050.   Kosten van personenauto's

Als het op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden betrekking hebbende deel van de kosten van personenauto's forfaitair wordt bepaald (bv. als een vast bedrag per km), worden die kosten onder deze code aangegeven.

Veevoeder

Bij het gebruikte veevoeder wordt een onderscheid gemaakt tussen aangekocht veevoer en op het bedrijf geproduceerd veevoer.

Het aangekochte veevoer omvat tevens de aankoop van minerale likstenen, melkproducten (aangekocht of teruggeleverd) en producten voor de bewaring en conservering van veevoer, betaald weidegeld en kosten voor de opfok van jongvee buiten het bedrijf, alsmede de kosten van het gebruik van niet in de cultuurgrond begrepen gemeenschapsweiden en van de huur van andere niet in de cultuurgrond begrepen oppervlakten grasland en voedergewassen. Aangekocht strooisel en stro zijn eveneens in het aangekochte veevoer begrepen.

Aangekocht veevoer voor graasdieren wordt onderverdeeld in krachtvoer en ruwvoer (dit laatste is inclusief weidegeld en kosten voor de opfok van jongvee buiten het bedrijf, alsmede de kosten van het gebruik van niet in de cultuurgrond begrepen gemeenschapsweiden en andere oppervlakten grasland en voedergewassen en aangekocht strooisel en stro).

Code 2010„Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer” omvat met name: koeken, mengvoeders, granen, gedroogd gras, gedroogde suikerbietenpulp, vismeel, melk en melkproducten, mineralen en producten voor de bewaring en conservering van dergelijke voedermiddelen.

De kosten van loonwerkers voor ruwvoederwinning, bijvoorbeeld inkuilen, worden aangegeven onder code 1020„Loonwerk en huur van machines”.

Het intern verkeer van veevoer omvat de marktbare producten van het bedrijf (inclusief melk en melkproducten, maar uitgezonderd de door kalveren gezogen melk, die niet in aanmerking wordt genomen). Strooisel en stro van het bedrijf zijn slechts inbegrepen als zij een marktbaar product vormen in het desbetreffende gebied en boekjaar.

De volgende rubrieken worden onderscheiden:

Aangekocht veevoer:

2010.

Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer

2020.

Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht ruwvoer

2030.

Aangekocht varkensvoer

2040.

Voor pluimvee en overig kleinvee aangekocht voer

Intern verkeer van veevoer:

2050.

Op het bedrijf geproduceerd krachtvoer voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers)

2060.

Op het bedrijf geproduceerd varkensvoer

2070.

Op het bedrijf geproduceerd voer voor pluimvee en overig kleinvee

2080.   Veterinaire uitgaven

Kosten van dierenartsen en geneesmiddelen.

2090.   Overige specifieke kosten van de veehouderij

Alle kosten die direct verband houden met de voortbrenging van dierlijke producten, voor zover zij niet afzonderlijk onder andere codes van tabel H worden geboekt: dekgeld, kunstmatige inseminatie, castratie, melkcontrole, contributie voor en inschrijving in het stamboek, reinigingsproducten voor het reinigen van de in de veehouderij gebruikte machines (bv. melkmachine), verpakkingsmateriaal voor dierlijke producten, kosten voor de opslag of het marktklaar maken van dierlijke producten van het bedrijf buiten het bedrijf, verkoopkosten voor dierlijke producten van het bedrijf, kosten voor de afzet van mestoverschotten enz. Omvat ook de kortlopende huur van gebouwen voor het huisvesten van dieren of het opslaan van producten ten behoeve van de veehouderij. Omvat niet de specifieke kosten van de verwerking van dierlijke producten die zijn opgenomen onder de codes 4030 tot en met 4070 van tabel H.

3010.   Aangekocht zaaigoed en pootgoed

Aangekocht zaaigoed en pootgoed met inbegrip van bollen en knollen. De aankoop van jonge bomen en struiken voor nieuwe aanplantingen vormt een investering en deze kosten worden aangegeven hetzij onder code 2010 van tabel D „Biologische activa — gewassen”, hetzij onder code 5010 van tabel D „Bossen inclusief houtopstand”. De kosten van jonge bomen en struiken voor een vervanging van slechts geringe omvang worden evenwel als kosten van het boekjaar beschouwd en komen onder deze code, tenzij zij betrekking hebben op bossen die deel uitmaken van het landbouwbedrijf, in welk geval zij onder code 4010„Specifieke kosten van bossen en houtverwerking” worden geboekt.

De kosten van bewerking van zaaigoed (schonen en ontsmetten) komen eveneens onder deze code.

3020.   Op het bedrijf geproduceerd en gebruikt zaaigoed en pootgoed

Zaaigoed en pootgoed (met inbegrip van bollen en knollen) van eigen bedrijf.

3030.   Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen

Aangekochte kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen (bv. kalk) met inbegrip van compost, turfstrooisel en stalmest (stalmest van het eigen bedrijf niet inbegrepen).

Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen die worden gebruikt voor tot het bedrijf behorende bossen, worden aangegeven onder code 4010„Specifieke kosten van bossen en houtverwerking”.

3031.   Hoeveelheid stikstof (N) in minerale meststoffen

Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezige stikstof (N), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun N-gehalte.

3032.   Hoeveelheid fosfor (P2O5) in minerale meststoffen

Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezige fosfor (P2O5), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun P2O5-gehalte.

3033.   Hoeveelheid kalium (K2O) in minerale meststoffen

Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezige kalium (K2O), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun K2O-gehalte.

3034.   Aangekochte stalmest

Waarde van de aangekochte stalmest.

3040.   Gewasbeschermingsmiddelen

Alle producten gebruikt voor de bescherming van de gewassen tegen parasieten, ziekten, vreterij, slechte weersomstandigheden enz. (middelen voor de bestrijding van insecten, schimmels, onkruid, ongedierte, wild en vogels, antihagelgranaten, middelen voor bescherming tegen vorst enz.). Als de beschermingswerkzaamheden door een loonwerker worden uitgevoerd en de kosten van de gebruikte middelen niet afzonderlijk bekend zijn, wordt het hele bedrag geboekt onder code 1020„Loonwerk en huur van machines”.

Gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt voor tot het bedrijf behorende bossen, worden aangegeven onder code 4010„Specifieke kosten van bossen en houtverwerking”.

3090.   Overige specifieke kosten van gewassen

Alle kosten die direct verband houden met de plantaardige productie (met inbegrip van blijvend wei- en grasland) voor zover zij niet afzonderlijk onder andere kostenposten worden geboekt: verpakkingsmateriaal, draad en touw, bodemonderzoek, keuringen van gewassen, plastic afdekkingen (bv. in de aardbeienteelt), middelen voor de bewaring van plantaardige producten, kosten voor de opslag en het marktklaar maken van plantaardige producten van het bedrijf buiten het bedrijf, verkoopkosten voor plantaardige producten van het bedrijf, bedragen die zijn betaald voor de aankoop van marktbare gewassen op stam of voor de huur van grond voor een kortere duur dan één jaar om er marktbare gewassen op te telen, leveringen van druiven of olijven die op het bedrijf worden verwerkt enz.. Omvat niet de specifieke kosten van de verwerking van andere gewassen dan druiven en olijven, die onder code 4020 moeten worden vermeld. Omvat tevens de kortlopende huur van gebouwen die worden gebruikt voor marktbare gewassen.

4010.   Specifieke kosten van bossen en houtverwerking

Kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en diverse specifieke kosten. Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

4020.   Specifieke kosten van de verwerking van gewassen

Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van gewassen (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

4030.   Specifieke kosten van de verwerking van koemelk

Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van koemelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

4040.   Specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk

Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

4050.   Specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk

Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

4060.   Specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk

Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

4070.   Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten

Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de vleesverwerking en de verwerking van andere dierlijke producten die niet onder de codes 4030 tot en met 4060 zijn vermeld (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

4090.   Overige specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden

Grondstoffen, van het bedrijf of aangekocht, en andere specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden. Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

5010.   Lopend onderhoud van bedrijfsgebouwen en van cultuurtechnische verbeteringen

Klein onderhoud (van de soort die voor rekening van de pachter komt) van gebouwen en cultuurtechnische verbeteringen met inbegrip van kassen, frames en steunstukken. De aankopen van bouwmaterialen die bestemd zijn voor het lopend onderhoud van de gebouwen, worden in deze code vermeld.

De aankopen van bouwmaterialen voor nieuwe investeringen worden vermeld onder de desbetreffende code in de informatiegroep „Investeringen/aankopen” in tabel D „Activa”.

De kosten van grote herstellingen die een meerwaarde aan het betrokken gebouw geven (groot onderhoud) worden niet onder deze code opgenomen. Deze kosten worden als investering vermeld in tabel D, onder code 3030„Bedrijfsgebouwen”.

5020.   Elektriciteit

Totaal verbruik van elektriciteit voor bedrijfsdoeleinden.

5030.   Brandstoffen voor verwarming

Totaal verbruik van verwarmingsbrandstoffen voor bedrijfsdoeleinden, met inbegrip van de verwarming van kassen.

5040.   Water

Kosten van het abonnement op het waterleidingnet en van het verbruik van leidingwater voor alle bedrijfsdoeleinden, inclusief voor irrigatie. De kosten die zijn verbonden aan het gebruik van een eigen watervoorzieningsinstallatie, worden geboekt onder de desbetreffende codes: afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting, lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting, motorbrandstoffen en elektriciteit.

5051.   Landbouwverzekering

De kosten van de verzekering van het inkomen uit de landbouwproductie of van onderdelen daarvan, met inbegrip van de verzekering tegen veesterfte, schade aan gewassen enz.

5055.   Andere bedrijfsverzekeringen

Alle premies voor verzekeringen die andere bedrijfsrisico's (met uitzondering van de landbouwrisico's) dekken, zoals wettelijke aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd, brand en overstroming, uitgezonderd verzekeringspremies voor arbeidsongevallen, die onder code 1010 van deze tabel worden geboekt. Omvat de verzekeringspremies voor gebouwen.

5061.   Belastingen en andere bijdragen betreffende het bedrijf

Alle belastingen en bijdragen betreffende het bedrijf met inbegrip van milieubeschermingsheffingen, uitgezonderd de btw en de belastingen die betrekking hebben op grond, gebouwen of arbeidskrachten. De directe inkomstenbelastingen van het bedrijfshoofd worden niet als bedrijfskosten beschouwd.

5062.   Belastingen en andere heffingen op grond en gebouwen

Bedrag van de belastingen en lasten op de eigendom van grond en bedrijfsgebouwen in eigendom of in deelpacht.

5070.   Betaalde pacht

Betaalde huur (in geld of in natura) voor de ten behoeve van het landbouwbedrijf gehuurde grond, gebouwen, quota en andere rechten. Hier worden alleen de huurkosten vermeld van het voor bedrijfsdoeleinden gebruikte gedeelte van de bedrijfswoning en van andere gehuurde gebouwen. De lease- of huurkosten van niet aan grond gekoppelde quota moeten ook in tabel E worden geboekt.

5071.   Waaronder: voor grond betaalde pacht

5080.   Betaalde rente en financieringskosten

Rente en financieringskosten voor vreemd kapitaal (leningen) dat is opgenomen ten behoeve van het bedrijf. Het verstrekken van deze informatie is verplicht.

Subsidies voor rente worden niet afgetrokken, maar worden geboekt onder code 3550 van tabel M.

5090.   Overige algemene bedrijfskosten

Alle overige bedrijfskosten die niet onder de voorgaande codes zijn genoemd (boekhouding, kantoor, secretariaat, telefoon, contributies, abonnementen enz.).

Tabel I

Gewassen

Structuur van de tabel

 

Gewascategorie

Code (*)

 

Teeltwijze

Code (**)

Ontbrekende gegevens

Code (***)

Informatiegroep

Kolommen

Totale oppervlakte

waarvan geïrrigeerd

waarvan gebruikt voor energiegewassen

waarvan gebruikt voor GGO's

Hoeveelheid

Waarde

TA

IR

EN

GM

Q

V

A

Oppervlakte

 

 

 

 

-—

OV

Begininventaris

 

CV

Eindinventaris

 

PR

Productie

 

SA

Verkopen

 

 

FC

Eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura

 

FU

Intern verkeer

 

Voor de gewascategorieën worden de volgende codes gebruikt:

Code (*)

Omschrijving

Granen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad)

10110

Zachte tarwe en spelt

10120

Harde tarwe (durum)

10130

Rogge

10140

Gerst

10150

Haver

10160

Korrelmaïs

10170

Rijst

10190

Overige granen voor korrelwinning

Drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad en mengsels van granen en peulvruchten)

10210

Erwten, tuinbonen, paardenbonen, duivenbonen en niet-bittere lupinen

10220

Linzen, kekers en wikke

10290

Overige eiwithoudende gewassen

10300

Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen)

10310

Aardappelen voor zetmeelproductie

10390

Overige aardappelen

10400

Suikerbieten (exclusief zaaizaad)

10500

Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad)

Handelsgewassen

10601

Tabak

10602

Hop

10603

Katoen

10604

Kool- en raapzaad

10605

Zonnebloemen

10606

Sojabonen

10607

Lijnzaad

10608

Andere oliehoudende gewassen

10609

Vlas

10610

Hennep

10611

Overige vezelgewassen

10612

Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen

10613

Suikerriet

10690

Overige handelsgewassen, niet elders genoemd

Verse groenten, meloenen en aardbeien, waarvan:

Verse groenten, meloenen en aardbeien — In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

10711

Verse groenten, meloenen en aardbeien — Akkerbouwmatig geteeld

10712

Verse groenten, meloenen en aardbeien — Tuinbouwmatig geteeld

10720

Verse groenten, meloenen en aardbeien — Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

Gegevens voor alle subcategorieën van „Verse groenten, meloenen en aardbeien”

10731

Bloemkool en broccoli

10732

Sla

10733

Tomaten

10734

Suikermaïs

10735

Uien

10736

Knoflook

10737

Wortelen

10738

Aardbeien

10739

Meloenen

10790

Overige groenten

Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen)

10810

Bloemen en sierplanten — In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

10820

Bloemen en sierplanten — Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

Gegevens voor alle subcategorieën van „Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen)”

10830

Bloembollen en -knollen

10840

Snijbloemen, bloesems en bloemknoppen

10850

Bloemen en sierplanten

Groen geoogste gewassen

10910

Tijdelijk grasland

Andere groen geoogste gewassen

10921

Voedermaïs

10922

Voedererwten

10923

Andere groen geoogste gewassen, niet elders genoemd

11000

Zaaizaad en zaailingen op bouwland

11100

Overige gewassen op bouwland

Braakland

11210

Braakland, zonder financiële steun

11220

Braakland zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt verleend

11300

Zaaiklaar verhuurd land, met inbegrip van land dat als loon in natura ter beschikking wordt gesteld van personeel

20000

Tuinen voor eigen gebruik

Blijvend grasland

30100

Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

30200

Weiden met geringe opbrengst

30300

Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

Meerjarige teelten

Fruit, waarvan:

40111

Appelen

40112

Peren

40113

Perziken en nectarines

40114

Ander fruit van gematigde breedten

40115

Fruit van subtropische of tropische breedten

40120

Kleinfruit

40130

Noten

Citrusvruchtaanplantingen

40210

Sinaasappelen

40220

Tangerines, mandarijnen, clementines en dergelijke kleine vruchten

40230

Citroenen

40290

Overige citrusvruchten

Olijfboomgaarden

40310

Tafelolijven

40320

Olijven voor oliewinning (verkocht in de vorm van vruchten)

40330

Olijfolie

40340

Bijproducten van de olijventeelt

Wijngaarden

40411

Wijnen met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

40412

Wijnen met beschermde geografische aanduiding (BGA)

40420

Overige wijnen

40430

Tafeldruiven

40440

Krenten en rozijnen

40451

Wijndruiven voor wijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

40452

Wijndruiven voor wijn met beschermde geografische aanduiding (BGA)

40460

Druiven voor overige wijn

40470

Diverse producten van de wijnbouw: druivenmost, sap, brandewijn, wijnazijn e.a. voor zover zij op het bedrijf worden geproduceerd

40480

Bijproducten van de wijnbouw (druivenmoer, droesem enz.)

40500

Boomkwekerijgewassen

40600

Andere meerjarige teelten

40610

waarvan: kerstbomen

40700

Meerjarige teelten onder glas

40800

Aanwas van jonge aanplantingen

Overig areaal

50100

Oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond

50200

Bosareaal

50210

waarvan hakhoutbosjes

50900

Andere gronden (gebouwen, erven, wegen, vijvers, steengroeven, onvruchtbare gronden, rotsen enz.)

60000

Paddenstoelen

Overige producten en ontvangsten

90100

Ontvangsten uit het verpachten van landbouwgrond

90200

Door oogstverzekeringen betaalde vergoedingen die niet aan een specifiek gewas kunnen worden toegerekend

90300

Plantaardige bijproducten, andere dan die van de olijventeelt en de wijnbouw

90310

Stro

90320

Suikerbietenkoppen

90330

Andere bijproducten

90900

Overige

De codes voor de teeltwijze worden uit de onderstaande lijst gekozen:

Code (**)

Omschrijving

0

Niet van toepassing: deze code wordt gebruikt voor verwerkte producten, producten in voorraad en bijproducten.

1

Teelten in volle grond — hoofdgewas, gecombineerd gewas: hoofdgewassen en gecombineerde gewassen in volle grond omvatten:

gewassen als enige teelt, d.w.z. gewassen die tijdens het boekjaar als enige op een bepaalde oppervlakte worden verbouwd,

gemengde gewassen: gewassen die gelijktijdig worden gezaaid, verzorgd en geoogst en waarvan de opbrengst een mengsel is,

van de tijdens het boekjaar op een bepaalde oppervlakte na elkaar verbouwde gewassen, het gewas dat de grond het langst in beslag neemt,

gewassen die gedurende een bepaalde periode gelijktijdig op eenzelfde perceel voorkomen en gewoonlijk ieder afzonderlijk tijdens het boekjaar een oogst opleveren. De totale desbetreffende oppervlakte wordt aan elk van deze gewassen toegerekend in verhouding tot de werkelijk benutte oppervlakte,

akkerbouwmatig geteelde verse groenten, meloenen en aardbeien.

2

Teelten in volle grond — voor- en nagewassen: voor- en nagewassen in volle grond omvatten de gewassen die tijdens het boekjaar op een bepaalde oppervlakte na elkaar zijn verbouwd en niet als hoofdgewas worden beschouwd.

3

Tuinbouwgewassen en bloemen in open grond: tuinbouwgewassen en bloemen in open grond omvatten verse groenten, meloenen en aardbeien in intensieve teelt in open grond en bloemen en sierplanten in open grond.

4

Gewassen onder betreedbare beschermingsinstallatie: gewassen onder betreedbare beschermingsinstallatie omvatten verse groenten, meloenen en aardbeien onder beschutting, bloemen en sierplanten (eenjarig of blijvend) onder beschutting en blijvende teelten onder beschutting.

De codes voor ontbrekende gegevens worden uit de onderstaande lijst gekozen:

Code (***)

Omschrijving

0

Geen ontbrekende gegevens

1

Geen boeking van de oppervlakte: deze code wordt vermeld als de oppervlakte van een gewas niet wordt aangegeven, bijvoorbeeld in het geval van de verkoop van producten van marktbare gewassen die op stam zijn gekocht of afkomstig zijn van grond welke incidenteel voor een kortere duur dan één jaar is gehuurd.

2

Geen boeking van de productie (op contract): deze code wordt vermeld als het gaat om gewassen op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te vermelden.

3

Geen boeking van de productie (niet op contract): deze code wordt vermeld als het gaat om niet op contract geteelde gewassen waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te vermelden.

4

Geen boeking van oppervlakte of productie: deze code wordt vermeld als de oppervlakte en de daadwerkelijke productie ontbreken.

De informatie over de tijdens het boekjaar geproduceerde gewassen wordt geregistreerd in de format van tabel I „Gewassen”. De informatie over elk gewas wordt telkens in een aparte record opgenomen. De inhoud van de tabel wordt gedefinieerd door het kiezen van een code voor de gewascategorie, een code voor de teeltwijze en een code voor ontbrekende gegevens.

Gedetailleerde gegevens over aardappelen (de codes 10310 en 10390), verse groenten, meloenen en aardbeien (de codes 10731, 10732, 10733, 10734, 10735, 10736, 10737, 10738, 10739 en 10790), bloemen en sierplanten (de codes 10830, 10840 en 10850) en plantaardige bijproducten, andere dan die van de olijventeelt en de wijnbouw (de codes 90310, 90320 en 90330) hoeven alleen te worden vermeld als die gegevens in de bedrijfsboekhouding voorkomen.

INFORMATIEGROEPEN IN TABEL I

Tabel I omvat zeven rijen met de volgende informatiegroepen: oppervlakte (A), begininventaris (OV), eindinventaris (CV), productie (PR), verkopen (SA), eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura (FC) en intern verkeer (FU).

Voorts heeft tabel I zes kolommen waarin voor elk gewas de volgende gegevens worden vermeld: de totale oppervlakte (TA), de geïrrigeerde oppervlakte (IR), de oppervlakte die voor energiegewassen is gebruikt (EN), de oppervlakte die voor de productie van GGO-gewassen is gebruikt (GM), de geproduceerde en de verkochte hoeveelheid (Q) en de waarde (V). Voor elke informatiegroep worden de volgende kolommen ingevuld:

I.A   Oppervlakte

Voor de informatiegroep „oppervlakte” (A) worden vermeld: de totale oppervlakte (TA), de geïrrigeerde oppervlakte (IR), de oppervlakte die voor energiegewassen is gebruikt (EN) en de oppervlakte die voor de productie van GGO-gewassen is gebruikt (GM). Telkens wordt de oppervlakte aangegeven in aren (100 are = 1 ha) behalve die voor de teelt van paddenstoelen, die in vierkante meters wordt aangeduid.

I.OV   Begininventaris

Voor de informatiegroep „begininventaris” (OV) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die in voorraad (opslag) zijn bij het begin van het boekjaar. De producten worden gewaardeerd tegen de prijzen af boerderij op de inventarisdatum.

I.CV   Eindinventaris

Voor de informatiegroep „eindinventaris” (CV) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die in voorraad (opslag) zijn bij het einde van het boekjaar. De producten worden gewaardeerd tegen de prijzen af boerderij op de inventarisdatum.

I.PR   Productie

Voor de informatiegroep „productie” (PR) worden de hoeveelheden gewassen vermeld die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd (Q) (zonder de verliezen op het veld of op de boerderij). Deze hoeveelheden worden aangegeven voor de hoofdproducten van het bedrijf (dus niet voor de bijproducten).

Deze hoeveelheden worden uitgedrukt in kwintalen (100 kg), behalve voor wijn en aanverwante producten, die in hectoliters worden vermeld. Als het wegens de verkoopvoorwaarden voor een product niet mogelijk is de daadwerkelijke productie in 100 kg te bepalen (bv. verkoop op stam of contractteelt), wordt voor gewassen op contract code 2 (ontbrekend gegeven) vermeld en in de overige gevallen code 3.

I.SA   Totaal van de verkopen

Voor de informatiegroep „totaal van de verkopen” (SA) worden de verkochte hoeveelheden (Q) en de waarde van de verkopen (V) vermeld van de producten die bij het begin van het boekjaar in voorraad waren of die tijdens het boekjaar zijn geoogst. Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden zij niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”.

I.FC   Eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura

Voor de informatiegroep „eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura” (FC) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die door het huishouden van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura). Deze producten worden gewaardeerd tegen prijzen af boerderij.

I.FU   Intern verkeer

Voor de informatiegroep „intern verkeer” (FU) wordt de waarde (V) vermeld van de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Dit houdt in:

veevoer:

waarde van de marktbare producten van het bedrijf (producten die regelmatig verhandeld worden) die gedurende het boekjaar als veevoer zijn gebruikt. Stro van het bedrijf dat als veevoer of strooisel is verbruikt, wordt slechts in aanmerking genomen voor zover het een marktbaar product vormt in het desbetreffende gebied en boekjaar. De desbetreffende producten worden gewaardeerd tegen verkoopprijzen af boerderij;

zaaigoed:

waarde van de marktbare producten van het bedrijf die tijdens het jaar zijn gebruikt als zaaigoed. Dit zaaigoed wordt gewaardeerd tegen verkoopprijzen af boerderij;

ander gebruik op het bedrijf (inclusief producten gebruikt voor het bereiden van maaltijden voor vakantiegangers).

Tabel J

Dieren

Structuur van de tabel

Categorie dieren

Code (*)

 

 

 

Kolommen

Informatiegroep

Gemiddeld aantal

Aantal

Waarde

A

N

V

AN

Gemiddeld aantal

 

OV

Begininventaris

 

 

CV

Eindinventaris

 

 

PU

Aankopen

 

 

SA

Totaal van de verkopen

 

 

SS

Verkopen voor de slacht

 

 

SR

Verkopen voor verdere opfok/fokdoeleinden

 

 

SU

Verkopen met onbekende bestemming

 

 

FC

Verbruik in de huishouding

 

 

FU

Intern verkeer

 

 


Code (*)

Omschrijving

100

Paardachtigen

210

Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

220

Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud

230

Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud

240

Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

251

Fokvaarzen

252

Mestvaarzen

261

Melkkoeien

262

Buffelkoeien

269

Andere koeien

311

Fokooien

319

Andere schapen

321

Vrouwelijke geiten voor de voortplanting

329

Andere geiten

410

Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

420

Fokzeugen van 50 kg en meer

491

Mestvarkens

499

Andere varkens

510

Pluimvee — slachtkuikens

520

Legkippen

530

Ander pluimvee

610

Moederkonijnen (voedsters)

699

Andere konijnen

700

Bijen

900

Andere dieren

Categorie dieren

De volgende categorieën dieren worden onderscheiden:

100.

Paardachtigen

Inclusief ren- en rijpaarden, ezels, muildieren, muilezels enz.

210.

Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

220.

Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud

230.

Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud

Niet inbegrepen zijn vrouwelijke runderen die reeds hebben gekalfd.

240.

Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

251.

Fokvaarzen

Vrouwelijke runderen die ten minste twee jaar oud zijn, nog niet hebben gekalfd en voor de fokkerij zijn bestemd.

252.

Mestvaarzen

Vrouwelijke runderen die ten minste twee jaar oud zijn, nog niet hebben gekalfd en niet voor de fokkerij zijn bestemd.

261.

Melkkoeien

Vrouwelijke runderen die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van melk, bestemd voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten. Omvat afgemolken koeien.

262.

Buffelkoeien

Vrouwelijke buffels die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van melk, bestemd voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten. Omvat afgemolken buffelkoeien.

269.

Andere koeien

1.

Vrouwelijke runderen die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk voor het zogen van kalveren worden gehouden en waarvan de melk niet voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten is bestemd.

2.

Werkkoeien.

3.

Uitstootkoeien (die al dan niet vóór het slachten worden gemest) uitgezonderd afgemolken koeien.

In de categorieën 210 tot en met 252 en 269 worden ook de overeenkomstige categorieën buffels opgenomen.

311.

Fokooien

Vrouwelijke schapen die ten minste één jaar oud zijn en voor de fokkerij zijn bestemd.

319.

Andere schapen

Schapen van alle leeftijden met uitzondering van fokooien.

321.

Vrouwelijke geiten voor de voortplanting

329.

Andere geiten

Andere geiten dan vrouwelijke geiten voor de voortplanting.

410.

Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

Biggen van minder dan 20 kg, uitgedrukt in levend gewicht.

420.

Fokzeugen van 50 kg en meer

Fokzeugen van ten minste 50 kg. Niet inbegrepen zijn uitgeschifte zeugen (zie categorie 499 „andere varkens”).

491.

Mestvarkens

Mestvarkens met een levend gewicht van ten minste 20 kg. Niet inbegrepen zijn uitgeschifte zeugen en beren (zie categorie 499 „Andere varkens”).

499.

Andere varkens

Varkens met een levend gewicht van ten minste 20 kg met uitzondering van fokzeugen (zie categorie 420) en van mestvarkens (zie categorie 491).

510.

Pluimvee — slachtkuikens

Slachtkuikens. Niet inbegrepen zijn legkippen en oudere legkippen. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens.

520.

Legkippen

Inbegrepen zijn jonge hennen, leghennen, oudere leghennen en fokhanen voor leghennen. Jonge hennen zijn hennen die nog niet legrijp zijn. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens.

530.

Ander pluimvee

Omvat eenden, kalkoenen, ganzen, parelhoenders, struisvogels en fokhanen (uitgezonderd fokhanen voor leghennen). Inbegrepen zijn vrouwelijke fokdieren. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens.

610.

Moederkonijnen (voedsters)

699.

Andere konijnen

700.

Bijen

Wordt uitgedrukt in bijenvolken (aantal bezette kasten of korven).

900.

Andere dieren

Omvat eendagskuikens, herten, bizons en vissen. Ook inbegrepen zijn pony's en andere voor boerderijtoerisme gebruikte dieren. Niet inbegrepen zijn de producten van deze andere dieren (zie tabel K, categorie 900).

INFORMATIEGROEPEN IN TABEL J

J.AN.   Gemiddeld aantal (uitsluitend kolom A)

Een eenheid komt overeen met de aanwezigheid van één dier op het bedrijf gedurende een volledig jaar. De dieren worden geteld in verhouding tot de duur van hun aanwezigheid op het bedrijf tijdens het boekjaar.

Het gemiddeld aantal wordt bepaald ofwel aan de hand van periodieke inventarisatie ofwel aan de hand van een register van aan- en afvoer. Het omvat alle op het bedrijf aanwezige dieren, met inbegrip van de op contract opgefokte of gemeste dieren (dieren die niet aan het bedrijf toebehoren doch er worden opgefokt of gemest onder zodanige omstandigheden dat deze activiteit in hoofdzaak neerkomt op een dienstverlening door het bedrijfshoofd, waarbij deze laatste niet het economische risico draagt dat gewoonlijk eigen is aan de opfok of mesterij van deze dieren) en de in- of uitgeschaarde dieren gedurende de periode dat deze op het bedrijf aanwezig zijn.

Gemiddeld aantal (kolom A)

Het gemiddeld aantal wordt vermeld in honderdsten van dieren.

Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

J.OV   Begininventaris

Dieren in eigendom van het bedrijf bij het begin van het boekjaar, ongeacht of de dieren op dat tijdstip al of niet op het bedrijf aanwezig zijn.

Aantal (kolom N)

Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks of in bijenvolken, in twee decimalen.

Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

Waarde (kolom V)

De waarde van de dieren is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.

J.CV   Eindinventaris

Aantal dieren in eigendom van het bedrijf aan het einde van het boekjaar, ongeacht of de dieren op dat tijdstip al of niet op het bedrijf aanwezig zijn.

Aantal (kolom N)

Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks of in bijenvolken, in twee decimalen.

Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

Waarde (kolom V)

De waarde van de dieren is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.

J.PU   Aankopen

Alle dieren die tijdens het boekjaar zijn aangekocht.

Aantal (kolom N)

Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

Waarde (kolom V)

De waarde van de aankopen omvat ook de aankoopkosten. De betrokken premies en subsidies worden niet afgetrokken van het totaal van deze aankopen, maar worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 5100 tot en met 5900).

J.SA   Totaal van de verkopen

Alle dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht.

Dit omvat de verkoop van dieren of vlees aan de consument voor eigen gebruik, ongeacht of de dieren op het bedrijf worden geslacht of niet.

Aantal (kolom N)

Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (code 900).

Waarde (kolom V)

Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden zij niet afgetrokken van het totaal van de verkopen, maar vermeld onder code 2090 („Overige specifieke kosten van de veehouderij”). De betrokken premies en subsidies worden niet meegerekend in het totaal van de verkopen, maar worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900).

J.SS   Verkopen voor de slacht

De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht voor de slacht. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor fokvaarzen (code 251), bijen (code 700) en andere dieren (code 900).

Aantal (kolom N)

Zie „Totaal van de verkopen”.

Waarde (kolom V)

Zie „Totaal van de verkopen”.

J.SR   Verkopen voor verdere opfok of voor fokdoeleinden

De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht voor verdere opfok of voor fokdoeleinden. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor mestvaarzen (code 252), bijen (code 700) en andere dieren (code 900).

Aantal (kolom N)

Zie „Totaal van de verkopen”.

Waarde (kolom V)

Zie „Totaal van de verkopen”.

J.SU   Verkopen met onbekende bestemming

De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht, maar waarvan de bestemming niet bekend is. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor bijen (code 700) en voor andere dieren (code 900).

Aantal (kolom N)

Zie „Totaal van de verkopen”.

Waarde (kolom V)

Zie „Totaal van de verkopen”.

J.FC   Verbruik in de huishouding en betalingen in natura

Tijdens het boekjaar in de huishouding verbruikte of als betaling in natura gegeven dieren.

Aantal (kolom N)

Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

Waarde (kolom V)

De waarde van de dieren is de waarde ervan in het economisch verkeer.

J.FU   Intern verkeer

De dieren die tijdens het boekjaar als productiemiddel voor verdere verwerking op het bedrijf worden gebruikt in de context van andere winstgevende werkzaamheden. Omvat dieren die zijn gebruikt voor:

catering, toeristische accommodatie,

verwerking van dieren tot vleesproducten en veevoer.

De verkoop van dieren of vlees, ongeacht of de dieren al dan niet op het bedrijf zijn geslacht, is uitgesloten (zie de toelichting bij de verkopen SA).

Deze waarde wordt ook in tabel H als kosten van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden vermeld onder code 4070 (Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten).

Aantal (kolom N)

Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

Waarde (kolom V)

De waarde van de dieren is de waarde ervan in het economisch verkeer.

Tabel K

Dierlijke producten en diensten

Structuur van de tabel

Categorie dierlijke producten of diensten

Code (*)

 

Ontbrekende gegevens

Code (**)

 

 

 

Kolommen

Informatiegroep

Hoeveelheid

Waarde

Q

V

OV

Begininventaris

 

 

CV

Eindinventaris

 

 

PR

Productie

 

SA

Verkopen

 

 

FC

Verbruik in de huishouding

 

 

FU

Intern verkeer

 

 


Code (*)

Omschrijving

261

Koemelk

262

Buffelmelk

311

Schapenmelk

321

Geitenmelk

330

Wol

531

Eieren voor menselijke consumptie (alle soorten pluimvee)

532

Broedeieren (alle soorten pluimvee)

700

Honing en producten van de bijenteelt

800

Mest

900

Andere dierlijke producten

1100

Veehouderij op contract

1120

Runderen op contract

1130

Schapen en/of geiten op contract

1140

Varkens op contract

1150

Pluimvee op contract

1190

Overige dieren op contract

1200

Andere diensten met betrekking tot dieren


Code (**)

Omschrijving

0

Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

2

Code 2 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

3

Code 3 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

4

Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt.

Categorieën dierlijke producten en diensten

De volgende categorieën dierlijke producten en diensten worden onderscheiden:

261.

Koemelk

262.

Buffelmelk

311.

Schapenmelk

321.

Geitenmelk

330.

Wol

531.

Eieren voor menselijke consumptie (alle soorten pluimvee)

532.

Broedeieren (alle soorten pluimvee)

700.

Honing en producten van de bijenteelt: honing, hydromel en andere producten en bijproducten van de bijenteelt

800.

Mest

900.

Andere dierlijke producten (dekgeld, embryo's, was, ganzen- of eendenlever, melk van andere dieren enz.)

1100.

Veehouderij op contract

Ontvangsten voor veehouderij op contract op zodanige voorwaarden dat het voornamelijk gaat om een dienstverlening door het bedrijfshoofd, waarbij deze laatste niet het economische risico draagt dat gewoonlijk eigen is aan mesterij of andere veehouderij.

Nadere gegevens over categorie 1100 „Veehouderij op contract”:

De details moeten worden vermeld indien zij beschikbaar zijn in de boekhouding van het bedrijf.

1120.

Runderen op contract

1130.

Schapen en/of geiten op contract

1140.

Varkens op contract

1150.

Pluimvee op contract

1190.

Overige dieren op contract

1200.

Andere diensten met betrekking tot dieren

Bedrag van de ontvangsten voor andere diensten met betrekking tot dieren (weidegeld enz.)

Codes voor ontbrekende gegevens

De volgende codes moeten worden gebruikt:

Code 0

:

Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

Code 2

:

Code 2 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

Code 3

:

Code 3 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

Code 4

:

Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt.

INFORMATIEGROEPEN IN TABEL K

Voor mest (code 800) worden alleen gegevens over de verkopen (SA) verstrekt in de kolom Waarde (V).

Voor de andere dierlijke producten (code 900) wordt slechts de waarde (in kolom V) verstrekt, aangezien voor een samenstel van heterogene producten geen hoeveelheid kan worden opgegeven.

Voor diensten met betrekking tot dieren zoals veehouderij op contract (de codes 1100 tot en met 1190) en andere diensten (code 1200) worden alleen de ontvangsten vermeld; dit gebeurt onder „verkopen” (SA) in kolom „waarde” (V).

Hoeveelheid (kolom Q)

De hoeveelheden worden uitgedrukt in kwintalen (100 kg) behalve voor eieren (de codes 531 en 532), die in duizendtallen worden vermeld.

Voor honing en andere producten van de bijenteelt (code 700) wordt de hoeveelheid uitgedrukt in honingequivalent.

K.OV   Begininventaris

De producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar, uitgezonderd de veestapel.

Hoeveelheid (kolom Q)

Zie de instructies voor tabel K.

Waarde (kolom V)

De producten worden gewaardeerd tegen de waarde ervan in het economisch verkeer op de inventarisdatum.

K.CV   Eindinventaris

Waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het einde van het boekjaar, uitgezonderd de veestapel.

Hoeveelheid (kolom Q)

Zie de instructies voor tabel K.

Waarde (kolom V)

De producten worden gewaardeerd tegen de waarde ervan in het economisch verkeer op de inventarisdatum.

K.PR   Productie tijdens het boekjaar

Hoeveelheid (kolom Q)

De hoeveelheden dierlijke producten die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd (zonder eventuele verliezen). Deze hoeveelheden worden aangegeven voor de hoofdproducten van het bedrijf (dus niet voor de bijproducten). Omvat de productie die wordt gebruikt voor verwerking in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden.

De door kalveren bij de koe gezogen melk is niet in de productie begrepen.

K.SA   Verkopen

Het totaal van de tijdens het boekjaar verkochte producten (producten die in voorraad waren bij het begin van het boekjaar of die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd).

Hoeveelheid (kolom Q)

Zie de instructies voor tabel K.

Waarde (kolom V)

Totaalbedrag (reeds tijdens het boekjaar ontvangen of nog niet) van de verkopen van producten die bij het begin van het boekjaar in voorraad waren of tijdens het boekjaar zijn geproduceerd.

Het bedrag van de verkochte producten omvat de waarde van de teruggeleverde producten (ondermelk enz.). Die waarde wordt eveneens vermeld bij de kosten van het bedrijf.

Eventuele schadeloosstellingen (bv. verzekeringsuitkeringen) gedurende het boekjaar worden toegevoegd aan het totaal van de verkopen van de desbetreffende producten, voor zover zij aan de productie ervan kunnen worden toegerekend. Zo niet, dan worden zij vermeld onder code 900„Andere dierlijke producten”.

Tijdens het boekjaar ontvangen premies en subsidies voor producten zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900).

Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden die niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”, onder code 2090„Overige specifieke kosten van de veehouderij”.

K.FC   Verbruik in de huishouding en betalingen in natura

Producten die door de huishouding van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura). Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor broedeieren (code 532).

Hoeveelheid (kolom Q)

Zie de instructies voor tabel K.

Waarde (kolom V)

De producten worden gewaardeerd tegen de waarde ervan in het economisch verkeer.

K.FU   Intern verkeer

Omvat de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Daarbij gaat het om:

veevoer: de marktbare producten van het bedrijf (producten die regelmatig verhandeld worden) die gedurende het boekjaar als veevoer zijn gebruikt. Door kalveren bij de koe gezogen melk wordt niet tot het intern verkeer gerekend;

producten die worden gebruikt in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden:

catering, toeristische accommodatie enz.,

voor verdere verwerking (tot boter of kaas verwerkte melk enz.).

Hoeveelheid (kolom Q)

Zie de instructies voor tabel K.

Waarde (kolom V)

De producten worden gewaardeerd tegen de waarde ervan in het economisch verkeer. Die waarde wordt eveneens vermeld bij de kosten van het bedrijf.

Tabel L

Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

Structuur van de tabel

Categorie andere winstgevende werkzaamheden

Code (*)

 

Ontbrekende gegevens

Code (**)

 

 

 

Kolommen

Informatiegroep

Hoeveelheid

Waarde

Q

V

OV

Begininventaris

 

CV

Eindinventaris

 

PR

Productie

 

SA

Verkopen

 

FC

Verbruik in de huishouding

 

FU

Intern verkeer

 


Code (*)

Omschrijving

261

Verwerking van koemelk

262

Verwerking van buffelmelk

311

Verwerking van schapenmelk

321

Verwerking van geitenmelk

900

Verwerking van vlees of andere dierlijke producten

1010

Verwerking van gewassen

1020

Bosbouw en houtverwerking

2010

Loonwerk

2020

Toerisme, accommodatie, catering en andere vormen van vrijetijdsbesteding

2030

Opwekking van hernieuwbare energie,

9000

Overige „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden”


Code (**)

Omschrijving

0

Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

1

Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dieren of dierlijke of plantaardige producten.

2

Code 2 wordt vermeld als het gaat om een productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

3

Code 3 wordt vermeld als het gaat om een productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

4

Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt.

Categorieën andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

De volgende categorieën andere winstgevende werkzaamheden worden onderscheiden:

261.

Verwerking van koemelk

262.

Verwerking van buffelmelk

311.

Verwerking van schapenmelk

321.

Verwerking van geitenmelk

900.

Verwerking van vlees of andere dierlijke producten

1010.

Verwerking van plantaardige producten, met uitzondering van wijn en olijfolie. Omvat de productie van alcohol uit andere landbouwproducten dan druiven, cider of perenwijn.

1020.

Bosbouw en houtverwerking. Omvat de verkopen, tijdens het boekjaar, van gekapt hout en hout op stam, van andere bosproducten dan hout (kurk, hars enz.) en van verwerkt hout.

2010.

Loonwerk voor derden. De verhuur van bedrijfsmachines zonder arbeidskrachten van het bedrijf of het loutere inzetten van arbeidskrachten van het bedrijf voor loonwerk worden niet als andere winstgevende werkzaamheden beschouwd, maar als onderdelen van de landbouwactiviteit.

2020.

Toerisme, accommodatie, catering en andere vormen van vrijetijdsbesteding. Zij omvatten de dankzij het toerisme ontvangen vergoedingen (voor de verhuur van kampeerplaatsen en vakantieverblijven, het beschikbaar stellen van faciliteiten voor paardrijden, jacht- en visserijverhuur enz.).

2030.

Opwekking van hernieuwbare energie. Hierbij gaat het om de opwekking van hernieuwbare energie voor de markt, inclusief biogas, biobrandstof en elektriciteit, met windturbines of andere installaties of uit landbouwgrondstoffen. De volgende rubrieken zijn vanwege het feit dat zij als onderdeel van de landbouwactiviteit van het bedrijf moeten worden beschouwd, niet inbegrepen:

de opwekking van hernieuwbare energie voor eigen gebruik op het bedrijf,

het verhuren van grond of dakoppervlakte voor de oprichting van windmolens of de installatie van zonnepanelen,

de verkoop van grondstoffen aan een ander bedrijf voor de opwekking van hernieuwbare energie.

9000.

Overige „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden”. Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden, niet elders genoemd.

Codes voor ontbrekende gegevens

De volgende codes moeten worden gebruikt:

Code 0

:

Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

Code 1

:

Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dieren of dierlijke of plantaardige producten.

Code 2

:

Code 2 wordt vermeld als het gaat om een productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

Code 3

:

Code 3 wordt vermeld als het gaat om een productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

Code 4

:

Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt.

INFORMATIEGROEPEN IN TABEL L

Hoeveelheid (kolom Q)

Deze hoeveelheden moeten worden aangegeven in kwintalen (100 kg).

Voor verwerkte producten op basis van melk (de codes 261, 262, 311 en 321) wordt de geproduceerde hoeveelheid vloeibare melk aangegeven ongeacht de vorm (room, boter, kaas enz.) waarin zij wordt verkocht, wordt verbruikt in de huishouding, als betaling in natura wordt gegeven of in eigen bedrijf wordt gebruikt.

L.OV   Begininventaris

De waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar.

Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020), opwekking van hernieuwbare energie (code 2030) en overige „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden” (code 9000).

Waarde (kolom V)

De waarde van de producten is de waarde ervan in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.

L.CV   Eindinventaris

De waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het einde van het boekjaar.

Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020), opwekking van hernieuwbare energie (code 2030) en overige „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden” (code 9000).

Waarde (kolom V)

De waarde van de producten is de waarde ervan in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.

L.PR   Productie van het boekjaar

Hoeveelheid (kolom Q)

Deze informatie hoeft alleen te worden verstrekt voor de categorieën die op de melkverwerking betrekking hebben (de codes 261 tot en met 321).

Bedoeld is de hoeveelheid vloeibare melk die tijdens het boekjaar op het bedrijf is geproduceerd en die voor de bereiding van de verwerkte producten wordt gebruikt.

L.SA   Verkopen

Het totaal van de tijdens het boekjaar verkochte producten (producten die in voorraad waren bij het begin van het boekjaar of die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd) en de ontvangsten van andere winstgevende werkzaamheden.

Waarde (kolom V)

Totaalbedrag (reeds tijdens het boekjaar ontvangen of nog niet) van de verkopen van producten die bij het begin van het boekjaar in voorraad waren of tijdens het boekjaar zijn geproduceerd.

Eventuele schadeloosstellingen (bv. verzekeringsuitkeringen) gedurende het boekjaar worden toegevoegd aan het totaal van de verkopen van de desbetreffende producten, voor zover zij aan de productie ervan kunnen worden toegerekend. Zo niet, dan worden zij in tabel I „Gewassen” onder code 90900„Overige” vermeld.

Tijdens het boekjaar ontvangen premies en subsidies voor producten zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900). Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden die niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”, in de desbetreffende categorie van specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden (de codes 4010 tot en met 4040).

L.FC   Verbruik in de huishouding en betalingen in natura

Producten die door de huishouding van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura).

Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020) en de opwekking van hernieuwbare energie (code 2030).

Waarde (kolom V)

De producten worden gewaardeerd tegen de waarde ervan in het economisch verkeer.

L.FU   Intern verkeer

Omvat de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Hierbij gaat het om producten die op het bedrijf zijn verwerkt (melk verwerkt tot kaas, granen verwerkt tot brood, vlees verwerkt tot ham enz.) en gebruikt voor de catering of voor toeristische accommodatie.

Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020) en de opwekking van hernieuwbare energie (code 2030).

Waarde (kolom V)

De producten worden gewaardeerd tegen de waarde ervan in het economisch verkeer.

Tabel M

Subsidies

Structuur van de tabel

 

Categorie subsidie/administratieve informatie

Code (*)

 

Financieringswijze

Code (**)

Basiseenheid

Code (***)

Informatiegroep

Kolommen

Aantal basiseenheden

Waarde

Soort

N

V

T

S

Subsidie

 

 

AI

Administratieve informatie

 

 

De categorieën worden uit de onderstaande lijst gekozen:

Code (*)

Groep

Omschrijving van de categorieën

Kolommen

N

V

T

Ontkoppelde betalingen

1150

S

BBR (basisbetalingsregeling)

 

 

1200

S

REAB (Regeling inzake één enkele areaalbetaling)

 

 

1300

S

Herverdelingsbetaling

 

 

1400

S

Betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken

 

1500

S

Betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen

 

 

1600

S

Betaling voor jonge landbouwers

 

 

1700

S

Regeling voor kleine landbouwers

 

 

 

 

 

 

 

 

Gekoppelde steun

Akkerbouwgewassen

Granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

23111

S

Granen

 

 

23112

S

Oliehoudende zaden

 

 

23113

S

Eiwithoudende gewassen

 

 

2312

S

Aardappelen

 

 

23121

S

waarvan aardappelen voor zetmeelproductie

 

 

2313

S

Suikerbieten

 

 

Handelsgewassen

23141

S

Vlas

 

 

23142

S

Hennep

 

 

23143

S

Hop

 

 

23144

S

Suikerriet

 

 

23145

S

Cichorei

 

 

23149

S

Overige handelsgewassen

 

 

2315

S

Groenten

 

 

2316

S

Braakland

 

 

2317

S

Rijst

 

 

2318

S

Zaaddragende leguminosen

 

 

2319

S

Niet gedefinieerde akkerbouwgewassen

 

 

2320

S

Blijvend grasland

 

 

2321

S

Gedroogde voerdergewassen

 

 

2322

S

Gewasspecifieke betaling voor katoen

 

 

2323

S

Nationaal herstructureringsprogramma's voor de katoensector

 

 

2324

S

Zaadteelt

 

 

Blijvende teelten

23311

S

Kleinfruit

 

 

23312

S

Noten

 

 

2332

S

Pit- en steenvruchten

 

 

2333

S

Citrusvruchtaanplantingen

 

 

2334

S

Olijfboomgaarden

 

 

2335

S

Wijngaarden

 

 

2339

S

Blijvende teelten, niet elders genoemd

 

 

Dieren

2341

S

Zuivelsector

 

 

2342

S

Rundvlees

 

 

2343

S

Vee (niet-gespecificeerde soort)

 

 

2344

S

Schapen en geiten

 

 

2345

S

Varkens en pluimvee

 

 

2346

S

Zijderupsen

 

 

2349

S

Andere dieren, niet elders genoemd

 

 

2410

S

Hakhout met korte omlooptijd

 

 

2490

S

Andere gekoppelde betalingen, niet elders genoemd

 

 

Premies en subsidies van buitengewone aard

2810

S

Betalingen bij rampen

 

 

2890

S

Andere premies en subsidies van buitengewone aard

 

 

2900

S

Andere rechtstreekse betalingen, niet elders genoemd

 

 

 

 

 

 

 

 

Plattelandsontwikkeling

3100

S

Investeringssubsidies voor landbouw

 

 

3300

S

Agromilieuklimaat- en dierenwelzijnsbetalingen

 

 

3350

S

Biologische landbouw

 

 

3400

S

Betalingen in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de Waterkaderrichtlijn (exclusief bosbouw)

 

 

3500

S

Betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

 

 

 

S

Bosbouw

 

 

 

3610

S

Investeringen in de ontwikkeling van het bosareaal en verbetering van de levensvatbaarheid van bossen

 

 

3620

S

Natura 2000-betalingen voor bosbouw en bijstand voor bosmilieu- en klimaatdiensten en bosinstandhouding

 

 

3750

S

Bijstand voor het herstel van door natuurrampen of rampzalige gebeurtenissen beschadigd agrarisch productiepotentieel en invoering van passende preventieve acties

 

 

3900

S

Andere betalingen voor plattelandsontwikkeling

 

 

 

 

 

 

 

 

Premies en subsidies voor kosten

4100

S

Lonen en sociale lasten

 

 

4200

S

Motorbrandstoffen

 

 

Vee

4310

S

Veevoeder voor graasdieren

 

 

4320

S

Veevoeder voor varkens en pluimvee

 

 

4330

S

Overige kosten van de veehouderij

 

 

Gewassen

4410

S

Zaden

 

 

4420

S

Meststoffen

 

 

4430

S

Gewasbescherming

 

 

4440

S

Overige specifieke kosten van gewassen

 

 

Algemene bedrijfskosten

4510

S

Elektriciteit

 

 

4520

S

Brandstoffen voor verwarming

 

 

4530

S

Water

 

 

4540

S

Verzekering

 

 

4550

S

Rente

 

 

4600

S

Kosten voor andere winstgevende werkzaamheden

 

 

4900

S

Andere kosten

 

 

 

 

 

 

 

 

Premies en subsidies voor de aankoop van vee

5100

S

Aankoop van zuivel

 

 

5200

S

Aankoop van rundvlees

 

 

5300

S

Aankoop van schapen en geiten

 

 

5400

S

Aankoop van varkens en pluimvee

 

 

5900

S

Aankoop van andere dieren

 

 

 

 

 

 

 

 

9000

S

Verschillen ten opzichte van de voorgaande boekjaren

 

 

 

 

 

 

 

 

Betalingen voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken

10000

AI

Klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken

 

10100

AI

Gewasdiversificatie

 

 

10200

AI

Blijvend grasland

 

 

10210

AI

waarvan ecologisch kwetsbaar blijvend grasland in Natura 2000

 

 

10220

AI

waarvan ecologisch kwetsbaar blijvend grasland buiten Natura 2000

 

 

10300

AI

Ecologisch aandachtsgebied

 

 

10310

AI

Braakliggend land

 

10311

AI

Terrassen

 

10312

AI

Landschapselementen

 

10313

AI

Bufferstroken

 

10314

AI

Hectaren van agro-bosbouw

 

10315

AI

Stroken subsidiabele hectaren langs bosranden

 

10316

AI

Areaal met hakhout met korte omlooptijd

 

10317

AI

Beboste gebieden

 

10318

AI

Arealen met vanggewassen

 

10319

AI

Arealen met stikstofbindende gewassen

 

De codes voor de financieringswijze van de subsidie worden uit de onderstaande lijst gekozen:

Code (**)

Omschrijving

0

Niet van toepassing: deze code wordt gebruikt voor administratieve informatie.

1

De subsidie wordt uitsluitend uit de EU-begroting gefinancierd.

2

De maatregel wordt gecofinancierd door de EU en de lidstaat.

3

De maatregel wordt niet uit de EU-begroting, maar uit andere overheidsbronnen gefinancierd.

De codes voor de basiseenheden worden uit de onderstaande lijst gekozen:

Code (***)

Omschrijving

0

Niet van toepassing: deze code wordt gebruikt voor administratieve informatie.

1

De subsidie wordt per stuk vee verleend.

2

De subsidie wordt per ha verleend.

3

De subsidie wordt per ton verleend.

4

Bedrijf/overige: de subsidie wordt verleend voor het gehele bedrijf of op een wijze die niet in de overige categorieën past.

Tabel M „Subsidies” omvat premies en subsidies die de landbouwbedrijven van publieke instanties, zowel nationale als EU-instanties, hebben ontvangen. Zij omvat ook administratieve informatie over vergroeningsbetalingen.

INFORMATIEGROEPEN IN TABEL M

S   Subsidies

Premies en subsidies worden omschreven aan de hand van de categorie subsidies (S), de financieringswijze en de basiseenheden. Voor elke boeking moeten het aantal basiseenheden (N) en het ontvangen bedrag (V) worden geregistreerd. Een subsidiecategorie kan meer dan één record bevatten omdat de basiseenheden en/of de financieringsoorsprong kunnen verschillen.

In de regel hebben in tabel M geregistreerde premies en subsidies betrekking op het lopende boekjaar, ongeacht wanneer de betaling wordt ontvangen (het boekjaar is gelijk aan het aanvraagjaar). Investeringssubsidies en betalingen in het kader van de plattelandsontwikkeling, met uitzondering van betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen, vormen een uitzondering op deze regel: de geregistreerde bedragen moeten in dit geval betrekking hebben op betalingen die tijdens het boekjaar daadwerkelijk zijn ontvangen (het boekjaar is gelijk aan het betalingsjaar).

AI   Administratieve informatie

De toepassing van klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken wordt omschreven aan de hand van de categorie administratieve informatie (AI). Voor elke boeking moet het aantal basiseenheden (N) en/of de soort (T) worden geregistreerd overeenkomstig de tabel.

Het aantal basiseenheden (N) komt overeen met het areaal waarop de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken betrekking hebben, en wordt uitgedrukt in hectaren:

1.   code 10100: areaal bouwland dat voor rechtstreekse betalingen in aanmerking komt;

2.   code 10200: areaal blijvend grasland;

3.   codes 10300-10319: areaal bouwland in de vorm van ecologisch aandachtsgebied, in hectare en, in voorkomend geval, na toepassing van de omzettingsfactoren, maar vóór toepassing van de wegingsfactoren.

Voor de codes 10300-10319 geldt dat de gegevens in de kolom Aantal basiseenheden (N) voor de jaren 2015-2017 op facultatieve basis mogen worden verstrekt.

De soort (T) wordt uit de onderstaande lijst gekozen:

Code

Omschrijving

1

Het landbouwbedrijf moet aan de administratieve eis voldoen.

2

Het landbouwbedrijf voldoet automatisch aan de administratieve eis (biologische landbouw).

3

Het landbouwbedrijf geniet een vrijstelling op grond van de naleving van de Natura 2000-richtlijn, de Vogelrichtlijn of de Waterkaderrichtlijn.

4

Het landbouwbedrijf geniet een vrijstelling op grond van andere in Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde criteria.

5

Het landbouwbedrijf past gelijkwaardigheid toe op grond van nationale of regionale milieucertificeringsregelingen.

6

Het landbouwbedrijf past gelijkwaardigheid toe op grond van agromilieuklimaatmaatregelen.

Voor categorie 10000 „Klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken” kan in de kolom Soort (T) alleen ofwel de waarde 1 ofwel de waarde 2 worden ingevuld:

1.

als code 1 wordt gekozen, dan moet informatie worden geregistreerd in de categorieën 10100-10319 en kunnen in de kolom Soort (T) alleen de waarden 1, 3, 4, 5 en 6 worden ingevuld, en

2.

als code 2 wordt gekozen, dan hoeft in de categorieën 10100-10319 niets te worden geregistreerd.


(1)  Zie bijlage VII bij deze verordening.

(2)  Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(5)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(6)  Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1).

(7)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(8)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 van de Commissie van 30 april 2012 betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven (PB L 127 van 15.5.2012, blz. 1).