2.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 324/17


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2015

inzake de kennisgeving aan een derde land van de mogelijkheid dat het wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij

(2015/C 324/10)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (1), en met name artikel 32,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   INLEIDING

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 (de IOO-verordening) is een Uniesysteem vastgesteld om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

(2)

Hoofdstuk VI van de IOO-verordening heeft betrekking op de identificatie van niet-meewerkende derde landen, de stappen met betrekking tot die landen, de vaststelling van een lijst van die landen, de schrapping van landen van die lijst, de bekendmaking van die lijst en noodmaatregelen.

(3)

Krachtens artikel 32 van de IOO-verordening moet de Commissie de derde landen in kennis stellen van de mogelijkheid dat zij als niet-meewerkend derde land worden aangemerkt. Die kennisgeving is voorlopig. Zij moet worden gebaseerd op de criteria die zijn vastgesteld in artikel 31 van de IOO-verordening. Voorts moet de Commissie alle in artikel 32 van die verordening vastgestelde stappen nemen ten aanzien van de betrokken derde landen. Met name moet de Commissie in de kennisgeving melding maken van de essentiële feiten en overwegingen die aan die aanmerking ten grondslag liggen en van de gelegenheid die aan die landen wordt geboden om te antwoorden en bewijsmateriaal voor te leggen dat de argumenten voor de aanmerking weerlegt of, indien van toepassing, een actieplan om de situatie te verbeteren en de maatregelen die worden genomen om de situatie recht te zetten. De Commissie moet de in kennis gestelde derde landen voldoende tijd geven om op de kennisgeving te antwoorden, alsmede een redelijke termijn om de situatie te verhelpen.

(4)

Krachtens artikel 31 van de IOO-verordening moet de Commissie derde landen identificeren die naar haar mening niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij. Een derde land moet als niet-meewerkend worden aangemerkt indien het zich niet kwijt van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat moet vervullen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

(5)

Om derde landen als niet-meewerkend aan te merken moet worden uitgegaan van de beoordeling van alle in artikel 31, lid 2, van de IOO-verordening bedoelde informatie.

(6)

Overeenkomstig artikel 33 van de IOO-verordening moet de Raad een lijst van niet-meewerkende derde landen opstellen. Op die landen zijn onder meer de in artikel 38 van de IOO-verordening vastgestelde maatregelen van toepassing.

(7)

Het concept van verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat en van de kuststaat is in de internationale visserijwetgeving gestaag versterkt en wordt vandaag beschouwd als een „zorgvuldigheidsplicht”, wat inhoudt dat de staat verplicht is zijn uiterste best te doen om IOO-visserij te voorkomen — onder meer door bestuursrechtelijke en handhavingsmaatregelen vast te stellen die ervoor moeten zorgen dat noch de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen, noch zijn onderdanen, noch de vissersvaartuigen die actief zijn in zijn wateren, betrokken zijn bij activiteiten die een inbreuk vormen op de geldende maatregelen voor de instandhouding en het beheer van biologische rijkdommen van de zee — en dat die staat, in geval van een inbreuk, verplicht is met andere staten samen te werken teneinde de zaak te onderzoeken, zo nodig sancties op te leggen die zwaar genoeg zijn om het begaan van inbreuken te ontraden en om overtreders de uit hun illegale activiteiten voortvloeiende voordelen te ontnemen, en overleg te plegen.

(8)

Op grond van artikel 20, lid 1, van de IOO-verordening kunnen vangstcertificaten die zijn gevalideerd door derde landen die vlaggenstaat zijn, slechts worden aanvaard indien die derde landen aan de Commissie hebben gemeld welke regelingen zij hebben ingesteld voor de tenuitvoerlegging van, de controle inzake en de handhaving van de door zijn vissersvaartuigen na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen.

(9)

Overeenkomstig artikel 20, lid 4, van de IOO-verordening moet de Commissie administratief met derde landen samenwerken op gebieden in verband met de uitvoering van die verordening.

2.   PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE VISSERIJENTITEIT TAIWAN

(10)

De kennisgeving van de visserijentiteit Taiwan (2) (hierna „Taiwan” genoemd) als vlaggenstaat (3) overeenkomstig artikel 20 van de IOO-verordening is per 28 januari 2010 door de Commissie aanvaard.

(11)

Van 20 tot en met 24 februari 2012 heeft de Commissie met de steun van het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA — European Fisheries Control Agency) een evaluatiebezoek aan Taiwan afgelegd in het kader van de in artikel 20, lid 4, van de IOO-verordening bedoelde administratieve samenwerking en werd een onderzoek ter plaatse verricht.

(12)

Doel van het bezoek was informatie te verifiëren over de regelingen van Taiwan voor de tenuitvoerlegging van, de controle inzake en de handhaving van de door zijn vissersvaartuigen na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen, en over de door Taiwan genomen maatregelen om zich te kwijten van zijn verplichtingen in het kader van de strijd tegen IOO-visserij en in het kader van de implementatie van de uniale vangstcertificeringsregeling.

(13)

Taiwan heeft op 8 maart 2012 aanvullende informatie en op 19 maart 2012 opmerkingen over het verslag ingediend.

(14)

Taiwan heeft op 2 juli 2012 aanvullende informatie verstrekt (statistieken over invoer/uitvoer van visserijproducten in/uit Taiwan uitgesplitst per visserijproduct en land van oorsprong/land van bestemming van 2010 tot het eerste kwartaal van 2012).

(15)

Tijdens een follow-upbezoek aan Taiwan van 17 tot en met 19 juli 2012 heeft de Commissie nagegaan welke maatregelen naar aanleiding van het eerste bezoek waren genomen.

(16)

Op 14 december 2012 vond een technische vergadering tussen Taiwan en de Commissie plaats waar een eerste schets van een „Nationaal Actieplan van Taiwan om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen” (NAP-IOO) werd voorgesteld.

(17)

Na afloop van die vergadering heeft de Commissie op 21 december 2012 een gedetailleerd en uitvoerig overzicht van de regels van de Unie inzake controle en traceerbaarheid en van de door de Unie genomen maatregelen inzake visserijbeheer en IOO-visserij verstrekt.

(18)

Op 27 februari 2013 heeft Taiwan een ontwerpversie van het nationale actieplan ingediend.

(19)

Taiwan heeft op 29 maart 2013 de definitieve versie van het NAP-IOO en een kopie van het Taiwanese werkplan ter bestrijding van IOO-visserij in het kader van de samenwerking tussen Taiwan en de EU in de strijd tegen IOO-visserij ingediend.

(20)

Op 27 februari 2014 vond een technische vergadering tussen de Commissie en Taiwan plaats om een follow-up te geven aan de door Taiwan genomen maatregelen en op 12 maart 2014 zijn de conclusies aan Taiwan toegezonden.

(21)

De Commissie heeft op 20 augustus 2014 een gedetailleerd overzicht van haar op- en bemerkingen op de in het kader van het NAP-IOO door Taiwan ondernomen of geplande maatregelen verzonden.

(22)

Taiwan heeft op 23 oktober 2014 een bijgewerkte versie van het voortgangsverslag van Taiwan inzake de samenwerking ter bestrijding van IOO-visserijactiviteiten ingediend.

(23)

Op 24 oktober 2014 vond een videoconferentie tussen de Commissie en Taiwan plaats om een follow-up te geven aan de door Taiwan genomen maatregelen en de Commissie heeft op 31 oktober 2014 de conclusies aan Taiwan toegezonden.

(24)

Op 28 oktober 2014 heeft Taiwan zijn nationale actieplan voor het beheer van de visserijcapaciteit (NAP-visserijcapaciteit) ingediend.

(25)

Op 17 december 2014 heeft Taiwan een gedetailleerd plan inzake e-logboekdekking en het overzicht van de aanladingsaangifteregeling ingediend.

(26)

Op 18 december 2014 vond een videoconferentie tussen de Commissie en Taiwan plaats om een follow-up te geven aan de door Taiwan genomen maatregelen.

(27)

De Commissie heeft op 19 januari 2015 voorbeelden van gepubliceerde inspectieprogramma’s van de Unie en een analyse van de geconstateerde tekortkomingen in door de Taiwanese autoriteiten gevalideerde vangstcertificaten toegezonden.

(28)

Taiwan heeft op 11 februari 2015 schriftelijke opmerkingen over de analyse van de geconstateerde tekortkomingen in de gevalideerde vangstcertificaten doen toekomen.

(29)

De Commissie heeft op 27 februari 2015, 13 maart 2015 en 18 maart 2015 een verzoek voor een dienstbezoek aan Taiwan en informatie met betrekking tot het dienstbezoek, kwesties in verband met vangstcertificering en visserijbeheersmaatregelen ter bestrijding van IOO-visserij verzonden.

(30)

Taiwan heeft op 17 en 19 maart 2015 schriftelijke opmerkingen met betrekking tot vangstcertificering, ernstige inbreuken, aanlandingsaangiften en audits van visserijhandelsondernemingen ingediend.

(31)

Op 24 maart 2015 vond een vervolgbezoek van de Commissie aan Taiwan plaats om een follow-up te geven aan door Taiwan genomen maatregelen.

(32)

Taiwan heeft op 7 april 2015, 14 mei 2015 en 4 augustus 2015 schriftelijke opmerkingen inzake gegevens betreffende de naleving van regels van regionale organisaties voor visserijbeheer, onder Taiwanese vlag varende vissersvaartuigen en vangstcertificering ingediend. De Commissie heeft op 10 augustus 2015 schriftelijke uitleg over de implementatie van de vangstcertificeringsregeling verstrekt.

(33)

Taiwan heeft op 16 april 2015 schriftelijke commentaren over zijn plan om samen te werken in de strijd tegen IOO-visserij ingediend.

(34)

Het verslag over het bezoek is op 27 mei 2015 aan Taiwan toegezonden. De Commissie heeft tijdens haar bezoek geconstateerd dat er weinig of geen vooruitgang was geboekt ten aanzien van de cruciale tekortkomingen die al in 2012 aan het licht waren gekomen. Daarnaast was het plan om samen te werken in de strijd tegen IOO-visserij vaag en voorzag het in maatregelen met een looptijd tot 2017.

(35)

Taiwan heeft op 29 juni 2015 schriftelijke opmerkingen over het verslag ingediend. Deze opmerkingen bevatten geen toezegging om de vastgestelde tekortkomingen binnen een redelijke termijn aan te pakken.

(36)

Er zij op gewezen dat Taiwan vanwege zijn politieke status geen lid van de Verenigde Naties (VN) is. Vandaar dat Taiwan geen van de internationale overeenkomsten inzake visserij heeft ondertekend of geratificeerd, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS), de overeenkomst van de Verenigde Naties over visbestanden (UNFSA) of de overeenkomst van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) om te bevorderen dat vissersvaartuigen op de volle zee de internationale maatregelen voor instandhouding en beheer van de visbestanden naleven (FAO-nalevingsovereenkomst). Wel heeft Taiwan in de periode dat zijn autoriteiten deel uitmaakten van de VN (4), het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee (5) en het Verdrag inzake de territoriale zee en de aansluitende zone ondertekend. Teneinde de naleving door Taiwan van zijn internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust-, of marktstaat te evalueren, achtte de Commissie het passend, naast de overeenkomsten waarbij Taiwan partij is, het UNCLOS te gebruiken als het primaire toepasselijke internationale rechtskader. In deze bepalingen zijn reeds eerder bestaande regels van gewoonterecht gecodificeerd en is de tekst van het Verdrag inzake de volle zee en het Verdrag inzake de territoriale zee en de aansluitende zone bijna letterlijk overgenomen. Er wordt tevens opgemerkt dat de plicht van vlaggenstaten om hun zorgvuldigheidsverplichtingen met betrekking tot onder meer de IOO-visserijactiviteiten van hun vaartuigen na te komen, deel uitmaakt van het internationaal gewoonterecht.

(37)

Taiwan is een verdragsluitende partij bij de Commissie voor de instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn (CCSBT), de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) en de Commissie voor visserij in de noordelijke Stille Oceaan (NPFC) en een samenwerkende niet-verdragsluitende partij bij de Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (WCPFC), de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) en de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT). Voorts is Taiwan uitgenodigd deskundige bij de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC).

(38)

Om te beoordelen of Taiwan zijn internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat naleeft die zijn opgenomen in de in overweging 36 bedoelde internationale overeenkomsten en zijn vastgesteld door de in die overweging genoemde betrokken regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), heeft de Commissie alle informatie die zij hiertoe nodig acht, verzameld en geanalyseerd. Het voornaamste huidige interne rechtskader voor het visserijbeheer van Taiwan bestaat uit de Wet op de visserij (afgekondigd in november 1929 en laatst gewijzigd in november 2012) en een reeks ministeriële overeenkomsten. De Taiwanese autoriteiten hebben erkend dat het rechtskader voor de visserij aan herziening toe is en dat een nieuw instrument moet worden ontwikkeld.

(39)

De Commissie heeft ook gebruikgemaakt van beschikbare gegevens die door de betrokken ROVB’s zijn gepubliceerd, en van publiek beschikbare informatie.

3.   MOGELIJKE IDENTIFICATIE VAN TAIWAN ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND

(40)

De Commissie heeft overeenkomstig artikel 31, lid 3, van de IOO-verordening de taken van Taiwan als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat geanalyseerd. Bij die beoordeling heeft de Commissie rekening gehouden met de criteria die zijn opgenomen in artikel 31, leden 4 tot en met 7, van de IOO-verordening.

3.1.   Herhaalde IOO-visserij en IOO-handelsstromen en ten aanzien daarvan genomen maatregelen (artikel 31, lid 4, van de IOO-verordening)

(41)

De Commissie heeft op basis van informatie die afkomstig is van haar bezoeken ter plaatse, en van publiek beschikbare informatie geconstateerd dat in de periode van 2010 tot en met 2015 ten minste 22 vaartuigen bij IOO-activiteiten waren betrokken.

(42)

Een onder Taiwanese vlag varend vissersvaartuig (Yu Fong 168) is nog steeds opgenomen in de WCPFC-lijst van IOO-vaartuigen omdat het in 2009 zonder toestemming en in strijd met de instandhoudings- en beheersmaatregelen in de EEZ van de Marshalleilanden heeft gevist (6). Taiwan heeft uitgelegd dat dat vaartuig sinds 2009 niet onder zijn controle staat en dat de enige maatregel die de autoriteiten konden nemen, het opleggen van een sanctie wegens schending van de regel inzake de terugkeer naar de haven was. Zonder enige aanvullende informatie te verstrekken, heeft Taiwan uitgelegd dat het herhaaldelijk zulke sancties heeft opgelegd. In dit verband wordt opgemerkt dat de Wet op de visserij voor een dergelijke inbreuk voorziet in de oplegging van een boete van 3 400 tot 8 500 EUR.

(43)

Op basis van het verzamelde bewijsmateriaal is een onder Taiwanese vlag varend vissersvaartuig in 2015 in de Marshalleilanden opgebracht wegens illegale visserij en poging tot beïnvloeding van waarnemers (7). Tot op heden hebben de Taiwanese autoriteiten geen sanctie opgelegd aan het vissersvaartuig en aan Taiwanese onderdanen die betrokken waren bij of deelnamen aan de visserijactiviteiten van dit vaartuig. De enige actie die zij hebben ondernomen bestond erin het onderzoek naar de zaak voort te zetten en de Commissie ervan op de hoogte brengen dat de zaak naar de rechtbanken van de Marshalleilanden was verwezen.

(44)

De Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan heeft gerapporteerd dat twintig onder Taiwanese vlag varende vissersvaartuigen in 2013 en 2014 inbreuken op de instandhoudings- en beheersmaatregelen van kuststaten in de Indische Oceaan hebben begaan. Deze vaartuigen hebben werkzaamheden uitgevoerd met ongemarkeerd vistuig, zonder originele documenten aan boord van het vaartuig of met ontbrekende visserijgerelateerde documentatie, met verlopen visvergunningen, zonder machtiging van de laatst aangedane vissershaven, zonder visvergunning van de vlaggenstaat, zonder operationeel satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) aan boord of met een defect VMS aan boord, hebben zich ingelaten met het vinnen van haaien en illegale overladingen op zee, en hebben verzuimd overladingen aan te geven.

(45)

De Commissie heeft informatie dienaangaande aan Taiwan bezorgd en de Taiwanese autoriteiten verzocht deze incidenten te onderzoeken. Het Taiwanese visserijagentschap voerde aan dat volgens hun inleidende onderzoek alle vaartuigen naar behoren waren gemachtigd om te vissen in de wateren van kuststaten en dat er geen problemen waren met betrekking tot VMS-rapportage of actieve visvergunningen. De Taiwanese autoriteiten hebben evenwel niet verklaard of zij op de hoogte waren van de bezwaren van de kuststaten en of zij zouden gaan samenwerken met de betrokken kuststaten met het oog op de activiteiten van deze vaartuigen, hun kapiteins, officieren en bemanning.

(46)

Met betrekking tot de in de overwegingen 42, 43 en 44 vervatte informatie is de Commissie van oordeel dat Taiwan in strijd met zijn verantwoordelijkheden als vlaggenstaat niet heeft verhinderd dat zijn vloot IOO-activiteiten verricht. In dit verband wordt erop gewezen dat de vlaggenstaat overeenkomstig artikel 94, lid 2, onder b), van het UNCLOS krachtens zijn interne recht jurisdictie moet uitoefenen ten aanzien van onder zijn vlag varende vaartuigen, met inbegrip van het optreden van de kapitein, de officieren en de bemanning aan boord (zie artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee (8)). Het is de taak van de vlaggenstaat om zelf of in samenwerking met andere staten voor hun respectieve onderdanen de maatregelen te nemen die nodig zijn voor de instandhouding van de levende rijkdommen in volle zee. Volgens de punten 31, 32, 33, 35 en 38 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat (9) moet de vlaggenstaat bovendien de controleregelingen ten aanzien van zijn vaartuigen toepassen en beschikken over een handhavingsregeling om, onder meer, inbreuken op de geldende wet- en regelgeving en de geldende internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen op te sporen en handhavingsmaatregelen te nemen, onder meer in de vorm van doeltreffende sancties.

(47)

Op grond van artikel 31, lid 4, onder b), heeft de Commissie ook de maatregelen onderzocht die Taiwan heeft genomen met betrekking tot de toegang van IOO-visserijproducten tot zijn markt.

(48)

De Commissie heeft een analyse verricht van de documentatie en andere informatie over de wijze waarop Taiwan toezicht en controle uitoefent op zowel visserijproducten van de eigen zeevisserij als ingevoerde, uitgevoerde of internationaal verhandelde producten. Op basis van die beoordeling is de Commissie van mening dat Taiwan niet kan waarborgen dat de visserijproducten die zijn havens en verwerkingsbedrijven binnenkomen, niet van IOO-visserij afkomstig zijn. De Taiwanese autoriteiten konden niet aantonen dat zij over alle informatie beschikken die nodig is om te certificeren dat de invoer en de verwerkte producten die voor de markt van de Unie bestemd zijn, legaal zijn. De belangrijkste elementen die aan de beoordeling van de Commissie ten grondslag liggen, worden hieronder samengevat.

(49)

Tijdens de bezoeken van 2012 en 2015 bleek dat Taiwan geen traceerbaarheidssysteem had dat in alle stadia van de visserijketen, d.w.z. vangst, overlading, aanlanding, vervoer, fabrieksverwerking, uitvoer en handel, volledige transparantie kan waarborgen. In 2012 heeft de Commissie exploitanten en tussenhandelaren bezocht om een beoordeling te maken van de transparantie en de traceerbaarheid op de Taiwanese visserijmarkt. Er werden enige tekortkomingen geconstateerd die aan de autoriteiten werden meegedeeld zonder verdere follow-up.

(50)

De Commissie heeft vastgesteld dat de handelsondernemingen in hun boekhoudsystemen geen informatie met betrekking tot de traceerbaarheid in de visserijketen opnemen en dat het niet zeker is dat wat in de systemen van de autoriteiten wordt geregistreerd, overeenkomt met wat in de boekhoud- en productiesystemen van de ondernemingen wordt geregistreerd. Deze situatie ondermijnt de betrouwbaarheid van de traceerbaarheidsketen op het niveau van de ondernemingen. Hierdoor staat het systeem ook bloot aan mogelijk misbruik. De exploitanten kunnen namelijk te grote inkomende hoeveelheden aangeven in het kader van onjuiste vangstcertificaten en via deze overschattingen vis „witwassen”. Voorts zijn de Taiwanese elektronische databanken ter ondersteuning van de systemen van de autoriteiten onvolledig en zijn cruciale documenten in de toeleveringsketen zoals aanlandingsaangiften, e-logboeken en informatie van aangewezen havens nog niet volledig geregistreerd of ontbreken ze. Dit wijst op tekortkomingen van het traceerbaarheidssysteem als geheel.

(51)

Het risico van gebrekkige traceerbaarheid wordt versterkt door de specifieke omstandigheden van de Taiwanese vissersvloot. Taiwan heeft een langeafstandsvloot met een groot aantal vaartuigen, nl. 468 vaartuigen met een brutotonnage (BT) van meer dan 100 ton en tussen 1 200 en 1 400 vaartuigen met een BT van minder dan 100 ton. Bovendien hebben Taiwanese onderdanen geïnvesteerd in en exploiteren zij 238 onder buitenlandse vlag varende vissersvaartuigen. De vissersvaartuigen van de Taiwanese langeafstandsvloot zijn actief op volle zee en in wateren van kuststaten; zij gebruiken havens in derde landen als vissers- en aanlandingsplaatsen en keren slechts zelden terug naar hun thuishaven. Visserijproducten worden ofwel van de visgronden op volle zee of in de wateren van kuststaten naar Taiwan verzonden voor verdere verwerking of worden door Taiwanese handelsondernemingen voor verdere verwerking naar derde landen verzonden. Er is een gebrek aan samenwerking tussen Taiwan en de autoriteiten van derde landen en er zijn aanzienlijke problemen met betrekking tot het vermogen van Taiwan om toezicht te houden op de omvang en capaciteit van de vloot. Hierdoor kunnen exploitanten en handelaren die voornemens zijn illegale handelingen te plegen, vanuit Taiwan opereren zonder het risico te lopen dat zij worden betrapt. Het risico dat Taiwanese vaartuigen in strijd met de toepasselijke instandhoudings- en beheersregels opereren en dat Taiwanese handelsondernemingen niet-gemelde vangsten voor verwerking verhandelen, blijft hoog. Hierdoor neemt het risico toe dat voor visserijproducten op basis van vis van Taiwanese oorsprong die bestemd zijn voor de markt van de Unie, geen garantie kan worden gegeven dat zij niet van IOO-visserij afkomstig zijn.

(52)

Taiwan voldoet niet aan de vereisten om het toezicht op en de controle en bewaking van de visserij omvattend en doelmatig te waarborgen overeenkomstig artikel 94 van het UNCLOS, punt 33, van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat en punt 24 van het internationaal actieplan om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (IAP-IOO (10)).

(53)

De Taiwanese autoriteiten zijn traceerbaarheidsregelingen aan het ontwikkelen om doeltreffend toezicht en controle uit te oefenen op van hun vaartuigen afkomstige vis en daaruit voortkomende visserijproducten die hun havens voor verwerking en wederuitvoer binnenkomen. De autoriteiten hebben dit jaar ook een strategisch plan voor de auditing van handelsondernemingen gepresenteerd. Tot op heden is dit plan echter niet uitgevoerd en hebben er geen audits van visserijhandelsondernemingen plaatsgevonden. Het gebrek aan audits door het visserijagentschap wijst op onwil om te zorgen voor transparantie in de toeleveringsketen en laat zien dat tegen exploitanten die direct of indirect bij IOO-visserijactiviteiten betrokken zijn, geen maatregelen overeenkomstig de punten 72 tot en met 74 van het IAP-IOO worden genomen.

(54)

In de punten 11.2 en 11.3 van de gedragscode van de FAO wordt gesteld dat de internationale handel in vis en visserijproducten de duurzame ontwikkeling van de visserij niet in het gedrang mag brengen en gebaseerd moet zijn op transparante maatregelen en eenvoudige en bevattelijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. Voorts staat in punt 11.1.11 van de gedragscode van de FAO dat staten door een betere identificatie van de oorsprong van de verhandelde vis en visserijproducten moeten garanderen dat de internationale en de binnenlandse handel in vis en visserijproducten in overeenstemming zijn met deugdelijke instandhoudings- en beheerspraktijken. Verder bevat het IAP-IOO richtsnoeren inzake internationaal overeengekomen marktgerelateerde maatregelen (punten 65 tot en met 76) die bijdragen tot het verminderen of uitbannen van de handel in vis en visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij. Uit de traceerbaarheidssystemen die de Commissie heeft aangetroffen (als beschreven in de overwegingen 48 tot en met 53), kan duidelijk worden opgemaakt dat Taiwan geen maatregelen heeft genomen om de transparantie van zijn markten te verbeteren en zo te voorkomen dat van IOO-visserij afkomstige producten via Taiwan of via in Taiwan gevestigde handelsondernemingen worden verhandeld.

(55)

Met het bezoek van 2015 in het vooruitzicht heeft het Europees Bureau voor visserijcontrole enkele honderden vangstcertificaten onderzocht die aan de grenzen van de Unie werden aangeboden voor zendingen van oorsprong uit Taiwan. Deze vangstcertificaten waren door de Taiwanese autoriteiten gevalideerd op basis van de informatie die de Taiwanese exploitanten hadden verstrekt. De gevolgen van de hierboven beschreven problemen met de gegevensregistratiesystemen komen tot uiting in de hieronder beschreven onregelmatigheden (de overwegingen 56 en 57).

(56)

Het onderzoek van producten gevangen door onder Taiwanese vlag varende vaartuigen heeft de volgende inconsistenties aan het licht gebracht: vangstcertificaten met gewijzigde gegevens of zonder alle vereiste gegevens, inconsistentie in de informatie betreffende vangsten, kapiteinsverklaringen, logboek, statistische documenten van de ICCAT, verklaringen over de veiligheid van dolfijnen, overlading-, aanlandings- en verwerkingsgegevens en -datums, gebrek aan toegang tot gegevens over de werkelijk geleverde visserijinspanning van vaartuigen die actief zijn in de Atlantische Oceaan in het dagschema voor vaartuigen, geen registratie van vergunningen van kuststaten, inconsistenties met betrekking tot vissers- en transportvaartuigen (vaartuigen die van naam veranderen en vaartuigen die niet zijn opgenomen in de lijst van door de Unie in het kader van gezondheidsvoorschriften goedgekeurde inrichtingen, onbegrijpelijke handelspatronen (i.e. vis gevangen in de Stille Oceaan/Indische Oceaan, vervoerd naar Azië, verwerkt en uitgevoerd naar de Unie) en onvolledige informatie over verklaringen van verwerking en de desbetreffende productieopbrengsten.

(57)

De Commissie heeft gedetailleerde informatie over de resultaten van de EFCA-analyse aan de Taiwanese autoriteiten verstrekt. De autoriteiten hebben de zaak onderzocht en bevredigende antwoorden met betrekking tot productieopbrengsten in verklaringen van verwerking verstrekt. Zij hebben terdege nota genomen van de kwesties en toegegeven dat de interne regels moeten worden bijgewerkt om de problemen op te lossen. Zij hebben ook meegedeeld dat zij met de Commissie willen samenwerken aan het verbeteren van hun operationele procedures.

(58)

De in overweging 56 beschreven situatie vestigt de aandacht op het risico dat Taiwanese verwerkte visserijproducten of uit Taiwan afkomstige visserijgrondstoffen voortkomen van vangsten die rechtstreeks met IOO-activiteiten samenhangen. Dat er duidelijk identificeerbare fouten voorkomen, zoals bedoeld in overweging 56, toont aan dat Taiwan niet met andere staten en regionale organisaties voor visserijbeheer heeft samengewerkt om passende marktgerelateerde maatregelen te nemen teneinde IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, zoals is bepaald in de punten 68 en 72 van het IAP-IOO.

(59)

Uit de in overweging 56 gegeven informatie blijkt dat de door Taiwan verwerkte of via Taiwan verhandelde producten niet stroken met punt 11 van de gedragscode van de FAO inzake duurzame praktijken na de oogst, en dat Taiwan geen regels heeft opgelegd die een adequate samenwerking garanderen met derde landen in de wateren waarvan zijn vaartuigen vissen en aanlanden, en evenmin maatregelen heeft opgelegd waardoor de transparantie en traceerbaarheid van producten op de markt worden gewaarborgd overeenkomstig de punten 67 tot en met 69 en 71 en 72 van het IAP-IOO, om voor de traceerbaarheid van vis en visserijproducten te zorgen.

(60)

Gezien de in dit deel van het besluit opgenomen toelichting bij de situatie en gezien alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door het land afgelegde verklaringen, kan op grond van artikel 31, lid 3, en lid 4, onder a) en b), van de IOO-verordening worden vastgesteld dat Taiwan zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen ten aanzien van IOO-vaartuigen en IOO-visserij die wordt bedreven of ondersteund door vissersvaartuigen die zijn vlag voeren of door zijn onderdanen, en dat Taiwan onvoldoende maatregelen heeft genomen om de toegang van visserijproducten afkomstig van IOO-visserij tot zijn markt te voorkomen.

3.2.   Niet-naleving van de verplichting tot samenwerking en handhaving (artikel 31, lid 5, van de IOO-verordening)

(61)

Overeenkomstig artikel 31, lid 5, onder a), heeft de Commissie onderzocht of Taiwan doeltreffend met haar heeft samengewerkt door te antwoorden op vragen over IOO-visserij en daarmee verband houdende activiteiten, bevindingen daarover mee te delen of kwesties in verband daarmee te onderzoeken.

(62)

Na haar bezoek in 2012 heeft de Commissie Taiwan verzocht om samen te werken voor een aantal aspecten van het visserijbeheer waaraan dringend aandacht moest worden besteed. Het ging daarbij om het volgende. Het juridisch en administratief kader voor visserijbeheer moest worden bijgewerkt; daartoe moesten een herziene visserijwet en IOO-gedragscode (nationaal actieplan inzake IOO-visserij) worden aangenomen om internationale en regionale wetgeving en niet-bindende aanbevelingen inzake visserijbeheer in nationale wetgeving om te zetten. De Commissie heeft Taiwan verzocht een samenhangende en afschrikkende sanctieregeling vast te stellen, die berust op een register van inbreuken en sancties. De Commissie heeft gesuggereerd het kader voor toezicht, controle en bewaking te verbeteren om controle van de Taiwanese vloot die actief is in volle zee en in de wateren van derde landen te waarborgen, en logboeken, systemen voor vangstrapportage, aanlandingsaangiften en aangewezen havens en een inspectieplan voor de controle van visserijactiviteiten, overladingen en aanlandingen te ontwikkelen. De doeltreffendheid en transparantie van de vangstcertificering en van de traceerbaarheidsregeling voor producten die voor uitvoer naar de markt van de Unie zijn bestemd, hadden moeten worden verbeterd.

(63)

Taiwan heeft in 2013 aan de hand van zijn NAP-IOO en in 2014 aan de hand van zijn NAP-visserijcapaciteit geantwoord. De Commissie en de Taiwanese autoriteiten hielden enkele briefwisselingen, videoconferenties en bijeenkomsten over deze documenten.

(64)

Met betrekking tot het NAP-IOO bracht de analyse van de Commissie aan het licht dat, hoewel de in het plan vervatte ideeën in principe juist zijn, het tijdschema voor de uitvoering onredelijk lang is en het maatregelen tot 2020 omvat. Rekening houdend met de omvang van de Taiwanese vloot, die in meer dan 30 landen actief is, en gezien het feit dat de Taiwanese vissersvaartuigen belangrijke leveranciers van grondstoffen voor verwerkingsfabrieken en conservenfabrieken zijn, is het belangrijk voor Taiwan om zijn maatregelen inzake toezicht, controle en bewaking, waarnemers, aanlandingen en overladingen spoedig uit te voeren, en in zijn Wet op de visserij doeltreffend de kwesties met betrekking tot ernstige inbreuken en controle van onderdanen aan de orde te stellen.

(65)

Met betrekking tot het NAP-visserijcapaciteit bracht de analyse van de Commissie aan het licht dat dit plan geen koppeling tussen de controlecapaciteit van Taiwan en het aantal Taiwanese vissersvaartuigen voor lange afstand waarborgt. De door Taiwan ingevoerde maatregelen voor vloottoezicht (logboeken, e-logboeken, systemen inzake aanlandingsaangiften, vangstrapportage en aangewezen havens, inspectie en controle van aanlandingen, overladingen, aan boord gaan en inspecteren van vaartuigen, nationale inspectie-/waarnemingsplannen en traceerbaarheid) zijn niet omvattend genoeg aangezien deze maatregelen de langeafstandsvloot slechts ten dele beslaan, slechts ten dele worden uitgevoerd of zich nog in de planningsfase bevinden en nog niet zijn uitgewerkt. Bovendien is in het kader van dit beleid niet voorzien in kwantificeerbare beheersdoelstellingen, indicaties inzake visserijinspanningsniveaus, quota’s, vergunningen, vismachtigingen voor derde landen, aantal vaartuigen in ROVB’s, bestandsbeoordelingen en streefdoelen of wetenschappelijk advies. Er is geen analyse van het verband tussen het aantal vaartuigen, het aantal vergunningen, de omvang van de vangsten en de beschikbare financiële en personele middelen voor het toezicht op en de controle van de industrie. Er zijn geen benchmarks voor het halen van beleidsdoelstellingen of een methode voor het ontwikkelen van zulke benchmarks. Tot slot zijn de toekomstige acties waarvan melding wordt gemaakt, vaag en is niet aangegeven hoe en wanneer de autoriteiten deze beleidsmaatregelen zullen uitvoeren.

(66)

In de periode 2012-2015 heeft de Commissie gedetailleerde opmerkingen over de verschillende plannen van Taiwan voor het aanpakken van IOO-visserij verstrekt en de noodzaak van samenwerking en corrigerende maatregelen herhaald. Zonder de bevindingen van de Commissie aan te vechten, heeft Taiwan herhaaldelijk aangevoerd dat er reflectie over de maatregelen en meer tijd voor de uitvoering nodig was.

(67)

Uit het bezoek aan Taiwan van 2015 is naar voren gekomen dat weinig of geen vooruitgang was geboekt ten aanzien van de zorgpunten waarop de Commissie in de periode 2012-2015 had gewezen (zoals beschreven in de bovenstaande overweging). De Wet op de visserij was nog in de ontwerpfase, het NAP-IOO bevond zich zogezegd in de uitvoeringsfase, maar in werkelijkheid werden geen van de in deze afdeling van het besluit beschreven maatregelen uitgevoerd en de termijnen waren onduidelijk, en het NAP-visserijcapaciteit voorzag nog steeds niet in echte doelstellingen of uitvoeringstermijnen. Ontwikkelingen in het kader voor toezicht, controle en bewaking waren minimaal: de e-logboeken beslaan slechts een deel van de vloot, de aangewezen havens zijn onbestaande, de aangiften van aanlanding betreffen enkel binnenlandse visserij en de plannen om deze in de toekomst tot de langeafstandsvloot uit te breiden en de maatregelen om overladingen te controleren, bevinden zich in de ontwikkelingsfase. Het verslag van de Commissie van juli 2012 geeft nadere toelichting bij de in deze overweging vermelde punten. Tijdens het recente bezoek van maart 2015 kwamen diezelfde punten opnieuw aan de orde. Het verslag van de Commissie over het dienstbezoek van maart 2015 bevatte opnieuw alle cruciale kwesties en wees op de mogelijke gevolgen van een gebrek aan vooruitgang.

(68)

Om deze redenen is de Commissie van oordeel dat Taiwan niet alle in de periode 2012-2015 aangewezen punten heeft aangepakt.

(69)

Evenmin heeft Taiwan een rechtskader vastgesteld waarin wordt voorzien in definities van IOO-visserij en ernstige inbreuken overeenkomstig IOTC-resolutie 11/03 (11) en artikel 25, lid 4, van het WCPFC-verdrag (12). Ook heeft het niet zijn jurisdictie over de administratieve en technische aangelegenheden van zijn vloot overeenkomstig artikel 94 van het UNCLOS uitgeoefend (zie ook artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee). Tevens heeft het geen uitvoering gegeven aan de bepalingen van de punten 31-33 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat. Voorts heeft het geen gevolg gegeven aan punt 24 van het IAP-IOO wat betreft toezicht, controle en bewaking ten aanzien van zijn vloot.

(70)

Over het algemeen hebben de Taiwanese autoriteiten hun medewerking verleend en hebben zij meestal snel gereageerd op verzoeken om informatie of verificaties van de lidstaten en de Commissie op grond van artikel 17, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1005/2008. Enkele kwesties met betrekking tot toegang van lidstaten tot informatie betreffende VMS-gegevens van onder Taiwanese vlag varende vaartuigen werden opgelost door de tussenkomst van de Commissie. De juistheid van de antwoorden van de Taiwanese autoriteiten werd evenwel ondermijnd door de ontoereikendheid van hun traceerbaarheidssystemen, zoals is uiteengezet in punt 3.1 van dit besluit.

(71)

Overeenkomstig artikel 31, lid 5, onder b), van de IOO-verordening heeft de Commissie ook een analyse gemaakt van de handhavingsmaatregelen die in Taiwan van kracht zijn om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

(72)

In de periode 2012-2015 heeft de Commissie gewezen op de noodzaak voor Taiwan om een nieuwe Visserijwet af te kondigen. De bestaande wet bevat geen duidelijke definities van het toepassingsgebied en ernstige inbreuken en voorziet niet in een bepaling inzake een zwaardere inbreuk ingeval van herhaaldelijke overtredingen. Het huidige niveau van de boeten in de wet volstaat niet om grote commerciële vaartuigen de voordelen van mogelijke illegale activiteiten te ontnemen (de maximumboeten zijn vastgesteld op ongeveer 9 000 EUR). De sancties in hun huidige vorm zijn niet uitgebreid qua toepassingsgebied en niet streng genoeg om een afschrikkend effect te hebben. Tevens is er een gebrek aan specifieke bepalingen in de wet betreffende onderdanen die IOO-activiteiten ondersteunen of bedrijven. In de ordonnantie is een aantal facultatieve sanctiebepalingen opgenomen voor Taiwanese investeringen in de exploitatie van onder buitenlandse vlag varende vissersvaartuigen, met sancties voor het „witwassen” van de oorsprong van vis en het exploiteren van onder buitenlandse vlag varende vissersvaartuigen in strijd met de door de vlaggenstaat vastgestelde regels. De geldelijke sancties waarin is voorzien, zijn echter niet verplicht en het is niet duidelijk of ze worden opgelegd indien andere landen aan Taiwanese onderdanen onvoldoende strenge boeten hebben opgelegd voor dezelfde inbreuk.

(73)

Tot slot is er geen duidelijk rechtskader voor de omzetting van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van ROVB’s. De Taiwanese autoriteiten hebben bevestigd dat het rechtskader moet worden herzien om de bovengenoemde kwesties aan te pakken. Taiwan heeft ook aangegeven dat het zich ten volle zal inzetten om ervoor te zorgen dat zijn vissersvaartuigen die door kuststaten aan een onvoldoende strenge sanctie zijn onderworpen, in Taiwan verder zullen worden bestraft. De Taiwanese autoriteiten hebben aangekondigd dat er eind 2014 een nieuwe visserijwet zou zijn. Tot op heden is dit echter niet het geval. Taiwan komt zijn verplichtingen om doeltreffende handhavingsmaatregelen op te leggen krachtens artikel 94 van het UNCLOS niet na (zie ook artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee). Voorts volgt het ook niet de punten 31-33, 35 en 38 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat en toont het niet aan dat het beschikt over een adequate sanctieregeling ter bestrijding van IOO-visserij zoals aanbevolen in punt 21 van het IAP-IOO en dat het maatregelen heeft aangenomen betreffende onder haar jurisdictie vallende onderdanen die IOO-visserij ondersteunen of bedrijven, zoals aanbevolen in punt 18 van het IAP-IOO.

(74)

De capaciteiten van Taiwan op het gebied van toezicht, controle en bewaking zijn onvoldoende ontwikkeld. Er is geen nationaal inspectieplan om een coherent beleid inzake de bewaking van en het toezicht op de activiteiten van zijn vloot te waarborgen. Zoals is uitgelegd in de overwegingen 65 en 67 schieten specifieke toezichts-, controle-, en bewakingsmaatregelen nog steeds tekort en ondermijnen zij aldus het vermogen van de Taiwanese handhavingsmaatregelen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. Volgens beschikbare informatie dekt Taiwan slechts 60 % van zijn langeafstandsvloot met een brutotonnage van meer dan 100 ton die buiten de Taiwanese wateren actief is, met inbegrip van alle ringzegenvaartuigen. Taiwan werkt met meer dan dertig landen samen aan de vaststelling van aangewezen havens, maar heeft momenteel nog geen operationele regelingen getroffen. Het heeft sinds 2014 een nieuwe regeling voor de aangifte van aanlandingen en is bezig met het verbeteren ervan door middel van nieuwe wetsbepalingen, maar de nieuwe aanlandingsaangifteregeling dekt nog steeds niet alle vaartuigen van de langeafstandsvloot. Tot slot werkt het nog steeds aan de ontwikkeling van een doeltreffend controlesysteem voor overladingen door vaartuigen van zijn langeafstandsvloot.

(75)

Het ontbreken van een doeltreffend systeem voor toezicht, controle en bewaking geeft het onvermogen aan om toezicht te houden op de visserijactiviteiten op zee en ondermijnt de capaciteit van het visserijagentschap om de voorschriften die op de betrokken zeegebieden van toepassing zijn, op doeltreffende wijze te handhaven. In combinatie met het gebrek aan effectieve samenwerking met derde landen op het gebied van aangewezen havens en overladingen, verhoogt dit het risico op IOO-visserij door Taiwanese vaartuigen. De Commissie is daarom van mening dat Taiwan niet zorgt voor een uitgebreid en doelmatig systeem voor toezicht, controle en bewaking ten aanzien van de visserijactiviteiten van de vaartuigen die zijn vlag voeren. Dat Taiwan geen efficiënt systeem voor toezicht, controle en bewaking heeft ontrold, heeft een nadelige invloed op de naleving door Taiwan van artikel 94 van het UNCLOS (zie ook artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee). Tevens betekent het dat de aanbevelingen van punt 33 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat en punt 24 van het IAP-IOO niet worden gevolgd.

(76)

De Commissie merkt op dat uit de informatie die in het kader van de dienstbezoeken van de Commissie in 2012 en 2015 en de discussies met de Taiwanese autoriteiten in de periode 2012-2015 werd verkregen, niet blijkt dat de Taiwanese autoriteiten onvoldoende financiële middelen zouden hebben, maar veeleer dat zij niet over het vereiste juridische en administratieve kader beschikken om hun taken als vlaggen-, haven- en marktstaat, doeltreffend en doelmatig te vervullen.

(77)

Er wordt aan herinnerd dat Taiwan vanwege zijn politieke status geen lid van de Verenigde Naties (VN) is. Op basis van de statistieken van de index voor menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties (HDI) die Taiwan aan de hand van de methode van de VN heeft verzameld, wordt Taiwan als een land met een hoge menselijke ontwikkeling beschouwd (21e van 188 landen) (13).

(78)

Gelet op deze elementen is de Commissie van oordeel dat het niet zo is dat Taiwan onvoldoende financiële middelen zou hebben om zijn taken als vlaggen-, haven- en marktstaat te vervullen, maar veeleer dat het niet over de juridische en administratieve instrumenten beschikt die nodig zijn om zich op doeltreffende en doelmatige wijze van zijn taken te kwijten.

(79)

Gezien de in dit deel van het besluit beschreven situatie, alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door Taiwan afgelegde verklaringen, kan op grond van artikel 31, leden 3 en 5, van de IOO-verordening worden gesteld dat Taiwan zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht dient te vervullen op het gebied van samenwerking en handhaving.

3.3.   Niet-naleving van de verplichting tot tenuitvoerlegging van internationale voorschriften (artikel 31, lid 6, van de IOO-verordening)

(80)

Taiwan heeft geen enkele specifiek op visserij gerichte internationale overeenkomst ondertekend of geratificeerd. Zoals is uitgelegd in overweging 36 wordt Taiwan geacht onder reeds bestaande regels van het gewoonterecht te vallen en onder een zorgvuldigheidsverplichting ten aanzien van zijn vissersvaartuigen die IOO-visserij bedrijven. Taiwan is een verdragsluitende partij bij de CCSBT, de SPRFMO en de NPFC, een samenwerkende niet-verdragsluitende partij bij de WCPFC, de IATTC en de ICCAT. Voorts is Taiwan uitgenodigd deskundige bij de IOTC.

(81)

Overeenkomstig artikel 31, lid 6, onder b), heeft de Commissie alle informatie betreffende de status van Taiwan als verdragsluitende partij bij de CCSBT, de SPRFMO en de NPCF, als samenwerkende niet-verdragsluitende partij bij de WCPFC, de IATTC en de ICCAT en als uitgenodigd deskundige bij de IOTC geanalyseerd.

(82)

Voorts heeft de Commissie een analyse gemaakt van de als relevant beschouwde informatie over het akkoord van Taiwan om de instandhoudings- en beheersmaatregelen toe te passen die zijn vastgesteld door de WCPFC, de IATTC, de CCSBT, de SPRFMO en de IOTC.

(83)

Volgens informatie uit het op 23 maart 2015 uitgebrachte nalevingsverslag van de IOTC voor Taiwan (14), zijn in 2014 tal van herhaalde nalevingsproblemen geconstateerd. Met name heeft Taiwan volgens de beschikbare informatie niet alle verplichte informatie over de lijst van vaartuigen voor tropische tonijn in 2006 verstrekt volgens de IOTC-norm, zoals voorgeschreven bij IOTC-resolutie 12/11. Het heeft niet alle verplichte informatie over de lijst van vaartuigen die in 2007 op zwaardvis en witte tonijn hebben gevist, ingediend volgens de IOTC-norm, zoals voorgeschreven bij IOTC-resolutie 12/11. Het heeft niet alle verplichte informatie over de lijst van gemachtigde vaartuigen met een lengte over alles van 24 m of meer ingediend volgens de IOTC-norm, zoals voorgeschreven bij IOTC-resolutie 14/04. Het heeft de grootteverdelingsgegevens voor de beugvisserij niet gerapporteerd volgens de IOTC-norm, zoals voorgeschreven bij IOTC-resolutie 10/02. Het heeft de grootteverdelingsgegevens over haaien niet gerapporteerd volgens de IOTC-norm, zoals voorgeschreven bij resolutie 05/05. Het heeft geen waarnemersverslag voorgelegd, zoals voorgeschreven bij resolutie 11/04. Voorts heeft Taiwan het verslag over het VMS-overzicht niet verstrekt, zoals voorgeschreven bij resolutie 12/13, heeft het de markering van passief vistuig niet uitgevoerd, zoals voorgeschreven bij resolutie 13/02, en heeft het geen gedetailleerd verslag over overladingen in de haven overgelegd, zoals voorgeschreven bij resolutie 12/05. Tevens werd vastgesteld dat Taiwan IOTC-resolutie 14/06 niet heeft nageleefd.

(84)

Op grond hiervan heeft de IOTC Taiwan in 2014 als recidivist aangemerkt omdat in 2014 herhaalde inbreuken voor achtenveertig van zijn grote beugvaartuigen voor de tonijnvisserij (large scale tuna longline vessels — LSTLV’s) zijn geregistreerd en achtendertig ervan ook in 2013 mogelijk inbreuken zouden hebben gepleegd (15).

(85)

Ook werd geconstateerd dat Taiwan nog steeds de gevallen van IOO-visserij uit 2013 moet aanpakken waarbij een vaartuig en een onderdaan van Taiwan betrokken waren (zie overweging 86).

(86)

Volgens informatie uit het op 26 april 2014 uitgebrachte IOTC-nalevingsverslag over Taiwan (16), heeft de IOTC vastgesteld dat Taiwan IOTC-resolutie 12/05 niet heeft nageleefd. Meer bepaald heeft de IOTC Taiwan in 2013 als recidivist aangewezen omdat in 2013 herhaalde inbreuken zijn geregistreerd voor honderd en twee LSTLV’s van zijn vloot en vierendertig daarvan ook in 2012 mogelijk inbreuken zouden hebben begaan. Voorts heeft Taiwan geen bewijs verstrekt dat er adequate onderzoeken zijn gevoerd en dat er voldoende strenge sancties zijn opgelegd ten aanzien van een vaartuig (met de naam „MAN YIH FENG”) dat is opgenomen op de voorlopige lijst van IOO-vaartuigen van de IOTC (17).

(87)

Naar aanleiding van het bezoek van 2015 heeft Taiwan aan de Commissie meegedeeld dat het het belang erkent van de kwesties inzake overladingen van grootschalige vissersvaartuigen en heeft het verklaard dat het maatregelen heeft genomen om overladingen te verbieden, voor geldige visvergunningen te zorgen en nieuwe logboeken aan vaartuigen te verstrekken. Tevens heeft Taiwan de noodzaak erkend van maatregelen inzake gegevens over de grootte van haaien, waarnemersverslagen, de markering van passief vistuig en gedetailleerde verslagen over overlading in de haven.

(88)

Dat Taiwan een grote vloot voor de lange afstand heeft en volgens schattingen 73 % van de overladingen op zee in het IOTC-gebied door Taiwanese vaartuigen wordt verricht, verergert de problemen van Taiwan met de IOTC (18).

(89)

De nalevingsproblemen van Taiwan met betrekking tot de IOTC tonen aan dat Taiwan zijn verplichtingen als vlaggenstaat uit hoofde van artikel 94 van het UNCLOS (zie ook artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee) niet heeft nageleefd. Daarmee volgt Taiwan bovendien niet de aanbevelingen van de punten 31-33, 35 en 38 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat en punt 24 van het IAP-IOO.

(90)

De Commissie heeft ook door de ICCAT beschikbaar gestelde informatie over de naleving van de ICCAT-voorschriften en verplichtingen inzake toezicht, controle en bewaking door Taiwan geanalyseerd. Hiervoor heeft de Commissie gebruikgemaakt van de ICCAT-tabellen inzake mogelijke gevallen van niet-naleving in het kader van de regionale waarnemersprogramma’s van de ICCAT, die door de regionale waarnemers van de ICCAT zijn vastgesteld (19).

(91)

Uit beschikbare gegevens voor 2014 van de ICCAT blijkt dat Taiwanese vaartuigen aan de ICCAT-waarnemers geen geldige vergunningen om over te laden en geen recente versies van de aangifte van overlading konden overleggen (er werden vorige versies gebruikt, die niet de laatste wijzigingen omvatten, zoals de opname van een verwijzing naar het bestand en het gebied). Bovendien konden de Taiwanese vaartuigen geen geldige vergunningen om te vissen in het ICCAT-gebied overleggen en zijn er verscheidene gevallen van niet-naleving met betrekking tot de logboeken vastgesteld, zoals logboeken die in strijd met aanbeveling 03-13 niet waren gebonden, en logboekbladen die niet waren genummerd, zoals voorgeschreven bij ICCAT-aanbeveling 11-01, bijlage 1. Voorts werden ook gevallen van niet-naleving met betrekking tot markering en VMS-voorschriften en inconsistenties in de mededeling van informatie aan de ICCAT-waarnemers vastgesteld.

(92)

Er wordt ook aan herinnerd dat de ICCAT in 2014 in een brief aan Taiwan (20) haar bezorgdheid heeft geuit over de mogelijke overladingen op zee en de mogelijke IOO-activiteiten van Taiwanese onderdanen, met name wat betreft controle op vangsten en inconsistenties tussen vangstaangiften en totale gerapporteerde vangsten.

(93)

Na het bezoek van 2015 voerde Taiwan aan dat het de ICCAT-regels van 2007 tot en met 2012 en in 2014 onverkort in acht heeft genomen. Wat de door Taiwan erkende nalevingsproblemen met betrekking tot het jaar 2013 betreft, beweerde Taiwan alle passende maatregelen te hebben genomen om de ICCAT-kwesties aan te pakken en bijgevolg heeft de ICCAT geen maatregelen genomen.

(94)

Tijdens het dienstbezoek van 2015 hebben de Commissie en de Taiwanese autoriteiten de naleving door Taiwan van de door de WCPFC vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen besproken.

(95)

Taiwan heeft de Commissie meegedeeld dat het het WCPFC-verdrag en de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de WCPFC in zijn nationaal rechtsstelsel heeft geïntegreerd en bezig was met het oplossen van een aantal geconstateerde gevallen van niet-naleving van instandhoudings- en beheersmaatregelen van de WCPFC.

(96)

Tevens wordt opgemerkt dat het tiende wetenschappelijk comité van de WCPFC het probleem van ontbrekende gegevens over de ringzegenvloot van Taiwan aan de orde heeft gesteld en heeft verzocht dat Taiwan aan het elfde wetenschappelijk comité een paper zou verstrekken over de gehanteerde methode om de vangsten van tonijnachtigen te schatten in hun aan de WCPFC verstrekte geaggregeerde ringzegengevens (21).

(97)

Beschikbare informatie van de SPRFMO (22) toont aan dat Taiwan met betrekking tot 2014 de normen voor de verzameling, rapportage, verificatie en uitwisseling van gegevens (CMM 2.02 (1e)) niet heeft gehaald en de vereisten inzake aanlandings- en overladingsgegevens niet onverkort is nagekomen (CMM 2.02 (1d)).

(98)

Na het bezoek van 2015 heeft Taiwan aan de Commissie meegedeeld dat het krachtens CMM 2.02 (1e) verplicht was beknopte gegevens te verstrekken vanwege nationale bepalingen inzake gegevensbescherming. Tevens verklaarde het slechts ten dele niet in overeenstemming te zijn met CMM 2.02 (1d).

(99)

De nalevingsproblemen van Taiwan met betrekking tot de WCPFC en de SPRFMO tonen aan dat Taiwan zijn verplichtingen als vlaggenstaat uit hoofde van artikel 94 van het UNCLOS (zie ook artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1958 inzake de volle zee) niet heeft nageleefd. Bovendien volgt Taiwan niet de aanbevelingen van de punten 31-33, 35 en 38 van de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat en punt 24 van het IAP-IOO.

(100)

Gezien de in dit deel van het besluit opgenomen toelichting bij de situatie en gezien alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door het land afgelegde verklaringen, kan op grond van artikel 31, leden 3 en 6, van de IOO-verordening worden vastgesteld dat Taiwan zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht dient te vervullen op het gebied van internationale voorschriften en regelingen en instandhoudings- en beheersmaatregelen.

3.4.   Specifieke beperkingen van ontwikkelingslanden (artikel 31, lid 7, van de IOO-verordening)

(101)

Er wordt aan herinnerd dat Taiwan vanwege zijn politieke status geen lid van de Verenigde Naties is. Op basis van de HDI-statistieken die Taiwan aan de hand van de methode van de VN heeft verzameld, wordt Taiwan als een land met een hoge menselijke ontwikkeling beschouwd (21e van 188 landen) (23).

(102)

De kennisgeving van Taiwan als vlaggenstaat is met ingang van 28 januari 2010 door de Commissie aanvaard overeenkomstig artikel 20 van de IOO-verordening. Taiwan heeft overeenkomstig artikel 20, lid 1, van de IOO-verordening bevestigd nationale regelingen te hebben ingesteld voor de tenuitvoerlegging, de controle en de handhaving van de door zijn vissersvaartuigen na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen.

(103)

Gelet op de plaats die Taiwan, zoals reeds gezegd, inneemt volgens de index voor menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties, en gelet op de bevindingen van de dienstbezoeken van 2012 tot en met 2015 zijn er geen aanwijzingen dat een laag ontwikkelingsniveau de reden zou zijn waarom Taiwan zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht dient te vervullen. Er zijn geen feitelijke gegevens op grond waarvan tekortkomingen bij het toezicht, de controle en de bewaking op het gebied van de visserij kunnen worden gelinkt aan ontoereikende capaciteit en infrastructuur. Taiwan heeft nooit gesteld dat ontwikkelingsproblemen van invloed zijn op zijn vermogen om sterke prestaties op het gebied van toezicht, controle en bewaking te leveren en heeft nooit om steun van de Unie verzocht.

(104)

Gezien de in dit deel van het besluit beschreven situatie, alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door Taiwan afgelegde verklaringen kan op grond van artikel 31, lid 7, van de IOO-verordening worden gesteld dat het ontwikkelingsniveau van Taiwan geen remmende factor is voor de ontwikkelingsstatus en de algemene prestaties van het land op het gebied van visserijbeheer.

4.   CONCLUSIE OVER DE MOGELIJKHEID TE WORDEN AANGEMERKT ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND

(105)

Gezien de hier getrokken conclusies over het feit dat Taiwan zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen en geen maatregelen heeft genomen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, moet aan dit land overeenkomstig artikel 32 van de IOO-verordening kennis worden gegeven van de mogelijkheid dat het door de Commissie wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van IOO-visserij.

(106)

Krachtens artikel 32, lid 1, van de IOO-verordening dient de Commissie Taiwan onverwijld kennis te geven van de mogelijkheid dat het wordt aangemerkt als niet-meewerkend derde land. Tevens dient de Commissie ten aanzien van Taiwan alle in artikel 32 van de IOO-verordening opgenomen stappen te nemen. Met het oog op een deugdelijk beheer dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen Taiwan schriftelijk kan reageren op de kennisgeving en de situatie kan corrigeren.

(107)

De kennisgeving aan Taiwan van de mogelijkheid dat het wordt aangemerkt als een niet-meewerkend land, sluit niet uit, en brengt evenmin automatisch met zich mee, dat de Commissie of de Raad vervolgens stappen onderneemt om dit land als niet-meewerkend land aan te merken en op de lijst van niet-meewerkende landen te plaatsen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

Taiwan wordt in kennis gesteld van de mogelijkheid dat het door de Commissie wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2015.

Voor de Commissie

Karmenu VELLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

(2)  Het afzonderlijk douanegebied van Taiwan, Penghu, Kinmen en Matsu (Chinees Taipei).

(3)  De termen „staat” en „land” worden ten aanzien van de visserijentiteit Taiwan uitsluitend gebruikt in de context van de IOO-verordening.

(4)  Bron:

https://treaties.un.org/pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=XXI-1&chapter=21&lang=en

https://treaties.un.org/pages/HistoricalInfo.aspx#China

(5)  Bron:

https://treaties.un.org/pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=XXI-2&chapter=21&lang=en#1

https://treaties.un.org/pages/HistoricalInfo.aspx#China

(6)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 137/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 468/2010 tot vaststelling van de EU-lijst van vaartuigen die illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij bedrijven (PB L 43 van 13.2.2014, blz. 47).

(7)  Bron: http://www.radionz.co.nz/international/pacific-news/266070/arrests-in-marshalls-over-illegal-fishing

(8)  Bron: http://legal.un.org/ilc/texts/instruments/english/conventions/8_1_1958_high_seas.pdf

(9)  Vrijwillige richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat, 2014: http://www.fao.org/3/a-mk052e.pdf

(10)  Internationaal actieplan om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, 2001.

(11)  IOTC-resolutie 11/03, bron: http://www.iotc.org/sites/default/files/documents/compliance/cmm/iotc_cmm_11-03_en.pdf

(12)  WCPFC-verdrag, bron: https://www.wcpfc.int/system/files/text.pdf

(13)  http://eng.stat.gov.tw/ct.asp?xItem=25280&ctNode=6032&mp=5

(14)  IOTC-nalevingsverslag voor Taiwan, documentnr. IOTC-2015-CoC12-CR36, 23 maart 2015.

(15)  IOTC-documentnr. IOTC-2015-CoC12-08c Add_1, 27 maart 2015.

(16)  IOTC-documentnr. IOTC-2014-CoC11-08c Add_1, 26 april 2014.

(17)  Verslag van de elfde zitting van het Comité naleving, Colombo, Sri Lanka, 26-28 mei, 2014, blz. 14-15.

(18)  Bron:

http://www.iotc.org/sites/default/files/documents/2015/03/IOTC-2015-CoC12-04bE_-_IOTC_ROP_-_Contractors_Report.pdf

(19)  Regionale waarnemersprogramma’s van de ICCAT en antwoorden, 5 november 2014, COC-305/2014, blz. 33-49.

(20)  Letter of concern van 13 februari 2014.

(21)  Beknopt verslag van de wetenschappelijke commissie van de WCPFC, tiende gewone zitting, punt 82.

(22)  Beoordeling van de naleving door leden en CNCP’s, 2e vergadering van het nalevings- en technisch comité, Auckland, Nieuw-Zeeland, 30-31 januari 2015.

(23)  http://eng.stat.gov.tw/ct.asp?xItem=25280&ctNode=6032&mp=5