19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/97


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1358/2014 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2014

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 889/2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad, wat betreft de herkomst van biologische aquacultuurdieren, aquacultuurhouderijpraktijken, voeder voor biologische aquacultuurdieren en voor gebruik in de biologische aquacultuur toegestane producten en stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 13, lid 3, artikel 15, lid 2, en artikel 16, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn basisvoorschriften voor de biologische productie van zeewier en aquacultuurdieren vastgesteld. In Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie (2) zijn bepalingen voor de uitvoering van deze voorschriften opgenomen.

(2)

In de periode tussen november 2012 en april 2013 hebben sommige lidstaten verzocht om herziening van de voorschriften inzake producten, stoffen, voederbronnen en technieken die bij de biologische aquacultuurproductie mogen worden gebruikt. Deze verzoeken zijn geëvalueerd door de deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (EGTOP — expert group for technical advice on organic production) die is opgericht bij Besluit 2009/427/EG van de Commissie (3). Rekening houdend met het advies van de EGTOP heeft de Commissie geconstateerd dat de bestaande bepalingen ter uitvoering van de voorschriften voor de biologische productie van zeewier en aquacultuurdieren aan herziening en integratie toe zijn.

(3)

Krachtens artikel 15, lid 1, onder a) ii), van Verordening (EG) nr. 834/2007 mogen niet-biologisch gekweekte dieren onder specifieke voorwaarden in een bedrijf worden gebracht indien geen jonge bestanden van biologisch reproductiemateriaal of biologische bedrijven beschikbaar zijn. In Verordening (EG) nr. 889/2008 zijn specifieke beperkingen vastgesteld met betrekking tot in het wild gevangen aquacultuurdieren, onder meer wat het verzamelen van wilde aquacultuurjuvenielen betreft. Sommige traditionele praktijken voor de extensieve visteelt in waterrijke gebieden als ingedamde en ingedijkte brakwatervijvers, getijdengebieden en kustlagunes worden al eeuwen toegepast en zijn waardevol uit het oogpunt van het cultureel erfgoed, de instandhouding van de biodiversiteit en de economische perspectieven voor de plaatselijke gemeenschap. Mits onder bepaalde voorwaarden toegepast, hebben deze praktijken geen invloed op de bestandstoestand van de betrokken soort.

(4)

Daarom wordt ervan uitgegaan dat de verzameling van wilde juvenielen voor opkweekdoeleinden in het kader van die traditionele aquacultuurpraktijken in overeenstemming is met de doelstellingen, criteria en beginselen van de biologische aquacultuurproductie mits er beheersmaatregelen van kracht zijn die zijn goedgekeurd door de met het beheer van de betrokken visbestanden belaste autoriteiten en die borg staan voor de duurzame exploitatie van de betrokken soort, mits deze maatregelen bij het uitzetten van de juvenielen in acht worden genomen en mits de vis zich uitsluitend voedt met natuurlijk in het plaatselijke milieu voorkomend voeder.

(5)

De EGTOP betwijfelt of de bronnen van in de biologische aquacultuurproductie toegestane voeders en additieven in toereikende mate voldoen aan de voedingsbehoeften van carnivore vissoorten. Krachtens artikel 15, lid 1, onder d) i), van Verordening (EG) nr. 834/2007 moeten de dieren worden gevoederd met voeder dat voldoet aan de voedingsbehoeften van het dier in de verschillende stadia van zijn ontwikkeling. Derhalve moet het gebruik van hele vis als voederbron voor carnivore dieren worden toegestaan in de biologische aquacultuur. Dit mag echter niet leiden tot extra druk op bedreigde of overbeviste bestanden. Om die reden mogen enkel visserijproducten die door een derde partij als duurzaam zijn gecertificeerd, worden gebruikt voor de productie van voeder voor carnivore dieren in de biologische aquacultuur. In dit verband is de geloofwaardigheid van de duurzaamheidsregeling van belang, wil men de consument ervan overtuigen dat een product van de biologische aquacultuur over de hele linie duurzaam is. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten bepalen welke certificeringsregelingen huns inziens adequaat zijn om overeenkomstig de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) vastgestelde beginselen van duurzame visserij aan te tonen dat de visserijproducten die als voeder in de biologische aquacultuur worden gebruikt, duurzaam zijn. De uit 2009 daterende FAO-richtlijnen voor de milieu-etikettering van vis en visserijproducten uit de zeevangstvisserij (5) kunnen als referentie worden gebruikt om te beoordelen of een certificeringsregeling adequaat is.

(6)

De EGTOP heeft tevens benadrukt dat in het rantsoen van zalmachtigen voldoende histidine aanwezig moet zijn om een hoog gezondheids- en welzijnsniveau voor deze soort te garanderen. Aangezien het histidinegehalte van mariene grondstoffen aanzienlijk kan verschillen afhankelijk van de soort, het seizoen en de productie-, verwerkings- en opslagomstandigheden, moet het gebruik van via fermentatie verkregen histidine worden toegestaan om te garanderen dat aan de voedingsbehoeften van zalmachtigen wordt voldaan.

(7)

Het maximale aandeel vismeel dat momenteel in voeder voor garnalen wordt toegestaan, volstaat niet om aan de voedingsbehoeften van de dieren te voldoen en moet daarom worden verhoogd. Wanneer dat nodig is om aan de kwantitatieve voedingsbehoeften te voldoen, moet het gebruik van cholesterol als voedersupplement worden toegestaan overeenkomstig de aanbevelingen in het EGTOP-verslag. Hiervoor moet biologische cholesterol worden gebruik, indien deze beschikbaar is. Indien geen biologische cholesterol beschikbaar is, mag cholesterol afkomstig uit wol, schaal- en schelpdieren of andere bronnen worden gebruikt.

(8)

De in artikel 25 duodecies, lid 2, bedoelde afwijking verstrijkt op 31 december 2014; dat lid dient derhalve te worden geschrapt.

(9)

Om ervoor te zorgen dat de kweek van jonge bestanden die afkomstig zijn van biologisch reproductiemateriaal en biologische bedrijven, voldoet aan artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 834/2007, moeten overeenkomstig het EGTOP-verslag specifieke voorschriften worden ingevoerd voor het gebruik van plankton in het voeder voor biologische juvenielen. Plankton is noodzakelijk voor de kweek van juvenielen en wordt niet volgens de biologische voorschriften geproduceerd.

(10)

De EGTOP heeft bovendien geadviseerd de lijst van stoffen die voor reiniging en ontsmetting in de biologische aquacultuur zijn toegestaan, bij te werken, en het met name mogelijk te maken een aantal reeds opgelijste stoffen ook in de aanwezigheid van dieren te gebruiken. Bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Het toepassingsgebied van bijlage XIII bis bij Verordening (EG) nr. 889/2008, zoals omschreven in artikel 25 septies, lid 2, moet worden verduidelijkt, met name wat de houderijpraktijken betreft.

(12)

De maximaal toegestane bezettingsdichtheid voor riddervis moet worden verhoogd om beter tegemoet te komen aan de behoeften van deze soort. Bovendien moeten maximale bezettingsdichtheden voor rivierkreeften worden vastgesteld. Bijlage XIII bis bij Verordening (EG) nr. 889/2008 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

Verordening (EG) nr. 889/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor biologische productie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 25 sexies, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   Het verzamelen van wilde aquacultuurjuvenielen voor opkweekdoeleinden is slechts in de volgende gevallen toegestaan:

a)

wanneer het de natuurlijke instroom van larven en juvenielen van vissen of schaal- en schelpdieren bij het vullen van vijvers, inperkingssystemen en afgebakende ruimten betreft;

b)

wanneer het de Europese glasaal betreft, op voorwaarde dat op de betrokken locatie een goedgekeurd beheersprogramma voor aal van toepassing is en nog geen oplossing is gevonden voor het probleem van de kunstmatige reproductie van aal;

c)

wanneer het het verzamelen van wilde juvenielen van andere soorten dan Europese aal voor opkweekdoeleinden in de traditionele extensieve aquacultuurteelt in waterrijke gebieden als ingedamde en ingedijkte brakwatervijvers, getijdengebieden en kustlagunes betreft, op voorwaarde dat:

i)

het uitzetten in overeenstemming is met de beheersmaatregelen die de relevante, voor het beheer van de betrokken visbestanden bevoegde autoriteiten hebben goedgekeurd teneinde de duurzame exploitatie van de betrokken soort te garanderen, en

ii)

de vis uitsluitend wordt gevoederd met voeder dat natuurlijk in het plaatselijke milieu voorkomt.”

.

2)

Artikel 25 septies, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De bezettingsdichtheid en de houderijpraktijken per soort of soortengroep zijn vastgesteld in bijlage XIII bis. Bij het beoordelen van de effecten van de bezettingsdichtheid en de houderijpraktijken op het welzijn van de kweekvis wordt toezicht gehouden op de toestand van de vis (zoals schade aan de vinnen, andere verwondingen, groeitempo, vertoond gedrag en algemene gezondheid) en op de waterkwaliteit.”

.

3)

Aan artikel 25 duodecies, lid 1, wordt het volgende toegevoegd onder e):

„e)

voederproducten afgeleid van hele vis die is gevangen in visserijen die als duurzaam zijn gecertificeerd in het kader van een regeling die de bevoegde autoriteit overeenkomstig de beginselen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) heeft erkend.

(6)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354van 28.12.2013, blz. 22).”"

.

4)

Artikel 25 duodecies, lid 2, wordt geschrapt.

5)

Aan artikel 25 duodecies wordt het volgende lid toegevoegd:

„5.   Via fermentatie verkregen histidine mag in het voederrantsoen voor zalmachtigen worden gebruikt wanneer in de in lid 1 bedoelde voederbronnen onvoldoende histidine aanwezig is om aan de voedingsbehoeften van de vis te voldoen en staarvorming te voorkomen.”

.

6)

Artikel 25 terdecies, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Indien het natuurlijke voeder overeenkomstig lid 2 wordt aangevuld:

a)

mag het voederrantsoen van pangasius (Pangasius spp.) als genoemd in deel 9 van bijlage XIII bis maximaal 10 % vismeel of visolie van duurzame visserijen bevatten;

b)

mag het voederrantsoen van garnalen als genoemd in deel 7 van bijlage XIII bis maximaal 25 % vismeel en 10 % visolie van duurzame visserijen bevatten. Om aan de kwantitatieve voedingsbehoeften van garnalen te voldoen, mag hun rantsoen worden aangevuld met biologische cholesterol; indien geen biologische cholesterol beschikbaar is, mag niet-biologische cholesterol afkomstig uit wol, schaal- en schelpdieren of andere bronnen worden gebruikt.”

.

7)

Artikel 25 terdecies bis wordt toegevoegd:

„Artikel 25 terdecies bis

Specifieke voorschriften inzake voeder voor biologische juvenielen

Bij de larvenkweek van biologische juvenielen mag conventioneel fytoplankton en zoöplankton worden gebruikt als voeder.”

.

8)

Artikel 25 vicies, lid 6, wordt vervangen door:

„6.   Voor het biologisch controleren van ectoparasieten wordt bij voorkeur gebruikgemaakt van poetsvissen en van zoetwater, zeewater en natriumchloride-oplossingen.”

.

9)

De bijlagen VII en XIII bis worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1).

(3)  Besluit 2009/427/EG van de Commissie van 3 juni 2009 tot oprichting van een deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (PB L 139 van 5.6.2009, blz. 29).

(4)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(5)  ISBN 978-92-5-006405-5


BIJLAGE

1)

Punt 2 van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt vervangen door:

2.   Reinigings- en ontsmettingsproducten voor de dierlijke aquacultuurproductie en de productie van zeewier, als bedoeld in artikel 6 sexies, lid 2, artikel 25 vicies, lid 2, en artikel 29 bis.

2.1.   Onverminderd ter zake relevante uniale en nationale bepalingen als bedoeld in artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 834/2007, en met name Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1), mogen producten voor de reiniging en ontsmetting van materiaal en voorzieningen, in afwezigheid van aquacultuurdieren, de volgende actieve stoffen bevatten:

ozon

natriumhypochloriet

calciumhypochloriet

calciumhydroxide

calciumoxide

bijtende soda

alcohol

kopersulfaat: tot uiterlijk 31 december 2015

kaliumpermanganaat

uit natuurlijk Camelia-zaad vervaardigde theezaadpellets (gebruik uitsluitend toegestaan in de garnaalproductie)

mengsels van kaliumperoxomonosulfaat en natriumchloride die hypochloorzuur produceren.

2.2.   Onverminderd ter zake relevante uniale en nationale bepalingen als bedoeld in artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 834/2007, en met name Verordening (EU) nr. 528/2012 en Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), mogen producten voor de reiniging en ontsmetting van materiaal en voorzieningen, zowel in aanwezigheid als in afwezigheid van aquacultuurdieren, de volgende actieve stoffen bevatten:

kalksteen (calciumcarbonaat) voor de controle van de pH

dolomiet voor de correctie van de pH (gebruik uitsluitend toegestaan in de garnaalproductie)

natriumchloride

waterstofperoxide

natriumpercarbonaat

biologische zuren (azijnzuur, melkzuur, citroenzuur)

humuszuur

peroxyazijnzuren

perazijn- en peroctaanzuren

jodoforen (alleen in de aanwezigheid van eieren).

(1)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1)"

(2)  Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1).”"

.

2)

Bijlage XIII bis bij Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de rij „Maximale bezettingsdichtheid” in de tabel in deel 1 wordt „Riddervis: 20 kg/m3” vervangen door „Riddervis: 25 kg/m3”;

b)

het volgende deel wordt toegevoegd na deel 7:

Deel 7 bis

Biologische productie van rivierkreeften

Betrokken soorten: Astacus astacus, Pacifastacus leniusculus.

Maximale bezettingsdichtheid

Voor kleine rivierkreeften (< 20 mm): 100 individuen per m2. Voor middelgrote rivierkreeften (20-50 mm): 30 individuen per m2. Voor volwassen rivierkreeften (> 50 mm): 10 individuen per m2, op voorwaarde dat de dieren over adequate schuilplaatsen beschikken.”

.