4.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/35


VERORDENING (EU) Nr. 1143/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 22 oktober 2014

betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het verschijnen van uitheemse soorten, ongeacht of dat dieren, planten, schimmels of micro-organismen zijn, op nieuwe locaties is niet altijd zorgwekkend. Een aanzienlijke groep uitheemse soorten kunnen echter invasief worden en kunnen ernstige negatieve gevolgen hebben voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten, en kunnen ook andere economische en sociale gevolgen hebben, hetgeen voorkomen moet worden. In het milieu van de Unie en in andere Europese landen bevinden zich ongeveer 12 000 uitheemse soorten, waarvan ruwweg 10 % tot 15 % als invasief wordt beschouwd.

(2)

Invasieve uitheemse soorten vormen een van de voornaamste bedreigingen voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten, in het bijzonder in geografisch en evolutionair geïsoleerde ecosystemen, zoals kleine eilanden. De risico's die dergelijke soorten met zich meebrengen, kunnen groter worden door een toename van de wereldhandel, het vervoer, het toerisme en de klimaatverandering.

(3)

De bedreiging van invasieve uitheemse soorten voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten neemt verschillende vormen aan, zoals zeer ernstige gevolgen voor inheemse soorten en de structuur en werking van ecosystemen door de verandering van habitats, predatie, concurrentie, de overbrenging van ziekten, de vervanging van inheemse soorten in een significant deel van hun verspreidingsgebied en door genetische effecten als gevolg van kruisingen. Bovendien kunnen invasieve uitheemse soorten ook aanzienlijke nadelige gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid en de economie. Alleen levende soorten, en onderdelen die zich kunnen voortplanten, vormen een bedreiging voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten, de menselijke gezondheid of de economie, en alleen deze derhalve moeten worden onderworpen aan de beperkingen van deze verordening.

(4)

De Unie is als partij bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, zoals goedgekeurd bij Besluit 93/626/EEG van de Raad (3), gebonden aan artikel 8, onder h), van dat Verdrag, op grond waarvan iedere verdragsluitende partij, voor zover mogelijk en passend „de binnenkomst van uitheemse soorten die bedreigend zijn voor ecosystemen, habitats of soorten dient te voorkomen dan wel deze te beheersen of uit te roeien”.

(5)

De Unie heeft als partij bij het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa, zoals goedgekeurd bij Besluit 82/72/EEG van de Raad (4), zich ertoe verplicht alle passende maatregelen te nemen om het behoud van de habitats van wilde plant- en diersoorten te verzekeren.

(6)

Ter ondersteuning van de doelstellingen van de Richtlijnen 2000/60/EG (5), 2008/56/EG (6) en 2009/147/EG (7) van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (8), moet deze verordening regels vaststellen om de nadelige gevolgen van invasieve uitheemse soorten voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten en voor de menselijke gezondheid en de veiligheid te voorkomen, tot een minimum te beperken en te matigen en de sociale en economische gevolgen ervan te verminderen.

(7)

Sommige soorten migreren van nature als reactie op veranderingen in het milieu. Zij moeten in hun nieuwe omgeving niet als uitheemse soorten worden beschouwd en moeten uitgesloten worden van het toepassingsgebied van deze verordening. Deze verordening moet alleen betrekking hebben op soorten die door menselijk tussenkomst in de Unie zijn geïntroduceerd.

(8)

Er bestaan momenteel meer dan 40 wetgevingshandelingen van de Unie over dierengezondheid met bepalingen inzake dierenziekten. Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (9) bevat voorts voorschriften over organismen die schadelijk zijn voor planten of plantaardige producten, en bevat Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) de wetgeving die van toepassing is op genetisch gemodificeerde organismen. Iedere nieuwe regel betreffende invasieve uitheemse soorten dient daarom aan te sluiten bij die wetgevingshandelingen van de Unie zonder deze te overlagen en zij dient niet van toepassing te zijn op de organismen waarop die wetgevingshandelingen specifiek betrekking hebben.

(9)

De Verordeningen (EG) nr. 1107/2009 (11) en (EU) nr. 528/2012 (12) van het Europees Parlement en de Raad, en Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad (13), bevatten regels voor de toelating van het gebruik van bepaalde uitheemse soorten voor specifieke doeleinden. Bij de inwerkingtreding van onderhavige verordening is het gebruik van bepaalde soorten overeenkomstig deze regelingen reeds toegelaten. Met het oog op een samenhangend juridisch kader moeten voor die doeleinden gebruikte soorten dus worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze verordening.

(10)

Aangezien het aantal invasieve uitheemse soorten talrijk is, moet de groep van invasieve uitheemse soorten die als zorgwekkend voor de Unie wordt beschouwd, prioritair worden aangepakt. Daarom moet een lijst van invasieve uitheemse soorten die als zorgwekkend voor de Unie worden beschouwd („de Unielijst”), worden vastgesteld en regelmatig worden geactualiseerd. Een invasieve uitheemse soort moet als zorgwekkend voor de Unie worden beschouwd wanneer de schade die door de soort wordt veroorzaakt in de getroffen lidstaten zo aanzienlijk is dat specifieke in de gehele Unie toepasselijke maatregelen moeten worden getroffen, dus ook voor de lidstaten die nog niet getroffen zijn of die wellicht niet getroffen zullen worden. Om ervoor te zorgen dat de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten die worden aangewezen proportioneel blijven, moet de Unielijst geleidelijk worden vastgesteld en geactualiseerd, en gericht zijn op die soorten waarvan het opnemen in de Unielijst daadwerkelijk de nadelige gevolgen van die soorten zal voorkomen, tot een minimum beperken of matigen, en dit op een kosteneffectieve manier. Aangezien er ten aanzien van soorten binnen eenzelfde taxonomische groep vaak vergelijkbare milieuvoorschriften gelden en zij gelijkaardige risico's met zich mee kunnen brengen, moet het opnemen van taxonomische groepen in de Unielijst waar nodig worden toegestaan.

(11)

De criteria voor opname in de Unielijst vormen het belangrijkste toepassingsinstrument van deze verordening. Om een doeltreffend gebruik van middelen te verzekeren, moeten die criteria garanderen dat van de potentiële invasieve uitheemse soorten die momenteel bekend zijn, die met de meest significante nadelige gevolgen, in de lijst worden opgenomen. De Commissie moet bij het bij deze verordening ingestelde comité binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening een voorstel indienen voor een op die criteria gebaseerde Unielijst. Wanneer zij de Unielijst voorstelt, moet de Commissie dat comité in kennis stellen van de wijze waarop zij met die criteria rekening heeft gehouden. De criteria moeten een risicobeoordeling omvatten overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de verdragen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) betreffende het beperken van de handel in soorten.

(12)

Om onevenredige of buitensporige kosten voor een lidstaat te vermijden en om de meerwaarde van een middels deze nieuwe verordening uitgevoerd Unie-optreden te vrijwaren, moet de Commissie bij het voorstellen van de Unielijst en de daarmee samenhangende maatregelen rekening houden met de uitvoeringskosten voor de lidstaten, de kosten indien niet wordt ingegrepen, de kosteneffectiviteit en de sociaaleconomische aspecten. In dit verband moet bij het selecteren van de uitheemse invasieve soorten die moete worden opgenomen op de Unielijst bijzondere aandacht worden geschonken aan soorten die op grote schaal worden gebruikt en die in een lidstaat aanzienlijke maatschappelijke en economische voordelen opleveren, zonder de doelstellingen van deze verordening in het gedrang te brengen.

(13)

Met het oog op de naleving van de toepasselijke verdragen van de WTO en de coherente toepassing van deze verordening, moeten gemeenschappelijke criteria worden ontwikkeld voor de uitvoering van de risicobeoordeling. Die criteria moeten, indien mogelijk, gebaseerd zijn op bestaande nationale en internationale normen en het volgende omvatten: de verschillende aspecten van de kenmerken van de soorten, het risico op en de wijze van introductie in de Unie, de nadelige sociale, economische en biodiversiteitseffecten van de soort, de potentiële voordelen van het gebruik en de kosten van beperkingen afgewogen tegen de nadelige gevolgen, evenals op een inschatting van de potentiële kosten van de sociale, economische en milieuschade om het belang voor de Unie aan te tonen en verdere maatregelen te rechtvaardigen. Om het systeem progressief te ontwikkelen en op eerdere ervaringen voort te bouwen, moet de algemene aanpak uiterlijk op 1 juni 2021 worden geëvalueerd.

(14)

Sommige invasieve uitheemse soorten zijn opgenomen in bijlage B van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad (14), en de invoer daarvan in de Unie is verboden omdat hun invasieve karakter is erkend en de introductie in de Unie nadelige gevolgen heeft voor inheemse soorten. Het betreft de volgende soorten: Callosciurus erythraeus, Sciurus carolinensis, Oxyura jamaicensis, Lithobates (Rana) catesbeianus, Sciurus niger, Chrysemys picta en Trachemys scripta elegans. Met het oog op een coherent juridisch kader en een uniforme regelgeving betreffende invasieve uitheemse soorten op het niveau van de Unie, moet het opnemen van die invasieve uitheemse soorten op de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten als een prioriteit worden beschouwd.

(15)

Preventie is vanuit milieuoogpunt gezien over het algemeen wenselijker en kosteneffectiever dan een reactie na de feiten, en moet derhalve als prioritair worden beschouwd. Daarom moet voorrang worden gegeven aan het in een lijst opnemen van invasieve uitheemse soorten die nog niet in de Unie aanwezig zijn of die in een vroeg stadium van invasie zijn, en van invasieve uitheemse soorten waarvan kan worden aangenomen dat zij de meest wezenlijke nadelige gevolgen zullen hebben. Aangezien nieuwe invasieve uitheemse soorten voortdurend in de Unie kunnen worden geïntroduceerd en de reeds aanwezige uitheemse soorten hun verspreidingsgebied vergroten, moet de Unielijst constant worden geëvalueerd en bijgewerkt.

(16)

Waar het soorten betreft die bepaalde lidstaten tot zorg strekken, maar die niet in staat zijn een levensvatbare populatie tot stand te brengen in een groot deel van de Unie, moet regionale samenwerking tussen die lidstaten worden overwogen. Indien de doelstellingen van deze verordening beter kunnen worden verwezenlijkt door maatregelen op Unie-niveau, kunnen die soorten ook worden opgenomen in de Unielijst.

(17)

Bij het nastreven van de doelstellingen van deze verordening moet er rekening worden gehouden met de specifieke situatie van de ultraperifere regio's, en in het bijzonder met hun afgelegen locatie, hun insulaire karakter, en het unieke karakter van hun respectieve biodiversiteit. Daarom moeten de voorschriften van deze verordening, wat betreft het nemen van beperkende en preventieve maatregelen met betrekking tot voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, worden aangepast aan de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio's, als omschreven in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met inachtneming van Besluiten 2010/718/EU (15) en 2012/419/EU (16) van de Europese Raad.

(18)

De risico's en gevaren van invasieve uitheemse soorten vormen een grensoverschrijdende uitdaging voor de gehele Unie. Het is derhalve van essentieel belang om op Unieniveau een verbod vast te stellen op het opzettelijk of door nalatigheid in de Unie invoeren, voortplanten, telen, kopen, verkopen, gebruikmaken, uitwisselen, houden en uitzetten van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, teneinde een vroegtijdig en consistent optreden in de gehele Unie te waarborgen om verstoringen op de interne markt te voorkomen evenals situaties waarin het optreden in de ene lidstaat wordt ondermijnd door het uitblijven van maatregelen in een andere lidstaat.

(19)

Om wetenschappelijk onderzoek en bewaringsactiviteiten ex situ mogelijk te maken moeten specifieke regels worden vastgesteld voor de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten die het voorwerp vormen van dergelijke activiteiten. Die activiteiten moeten worden uitgevoerd in gesloten instellingen waar de organismen in een gesloten omgeving worden gehouden en alle noodzakelijke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten ontsnappen of onrechtmatig worden vrijgelaten. In uitzonderlijke, met redenen omklede gevallen van dwingend algemeen belang, en met toestemming van de Commissie, moeten die regels ook van toepassing kunnen zijn op andere activiteiten, waaronder commerciële activiteiten. Bij de uitvoering van die regels moet bijzondere aandacht worden besteed aan het vermijden van eventuele nadelige gevolgen voor beschermde soorten en habitats, overeenkomstig het toepasselijke recht van de Unie.

(20)

Het kan gebeuren dat uitheemse soorten die nog niet erkend zijn als voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, aan de grenzen van de Unie opduiken of op het grondgebied van de Unie worden waargenomen. De lidstaten moeten daarom bepaalde noodmaatregelen kunnen nemen op basis van het beschikbaar wetenschappelijke bewijsmateriaal. Dankzij dergelijke noodmaatregelen kunnen onmiddellijk maatregelen worden genomen tegen invasieve uitheemse soorten waarvan de introductie, de vestiging en de verspreiding in die landen een risico kunnen vormen, terwijl de lidstaten de daadwerkelijke risico's van die soorten overeenkomstig de toepasselijke bepalingen in de toepasselijke verdragen van de WTO beoordelen, in het bijzonder om die soorten als voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten te laten aanmerken. Nationale noodmaatregelen moeten worden gekoppeld aan de mogelijkheid noodmaatregelen te nemen op Unieniveau, om te voldoen aan de bepalingen van de toepasselijke verdragen van de WTO. Bovendien bieden noodmaatregelen op Unieniveau de Unie een mechanisme om, in overeenstemming met het voorzorgsbeginsel, snel te handelen wanneer het directe gevaar aanwezig is dat een nieuwe invasieve uitheemse soort zal binnenkomen.

(21)

Een groot deel van de invasieve uitheemse soorten wordt onopzettelijk in de Unie geïntroduceerd. Daarom is het van cruciaal belang de routes waarlangs invasieve uitheemse soorten onopzettelijk worden geïntroduceerd, op een meer doeltreffende wijze te beheersen. Er moet op dit gebied geleidelijk worden opgetreden gezien de relatief beperkte ervaringen op dit gebied. De maatregelen moeten zowel verplichte als vrijwillige maatregelen omvatten, bijvoorbeeld de acties die worden voorgesteld in de richtsnoeren van de Internationale Maritieme Organisatie voor de controle en het beheer van de bioaangroei van schepen. De maatregelen moeten voortbouwen op de ervaring in de Unie en de lidstaten met het beheersen van bepaalde routes, met inbegrip van maatregelen die zijn vastgesteld op grond van het Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, dat is aangenomen in 2004. De Commissie moet derhalve alle nodige stappen ondernemen om de lidstaten ertoe aan te moedigen dit Verdrag te ratificeren.

(22)

Om een adequate kennisbasis te ontwikkelen waarmee de problemen met betrekking tot invasieve uitheemse soorten kunnen worden aangepakt, moeten de lidstaten zorgen voor onderzoek, monitoring van en toezicht op deze soorten. Aangezien surveillancesystemen het meest geschikt zijn om nieuwe invasieve inheemse soorten vroegtijdig te detecteren en de verspreiding van reeds gevestigde soorten te bepalen, moeten deze systemen zowel gerichte als algemene onderzoeken omvatten en profiteren van de betrokkenheid van verschillende sectoren en belanghebbenden (onder meer regionale en plaatselijke gemeenschappen). De surveillancesystemen moeten voortdurend aandacht schenken aan nieuwe invasieve uitheemse soorten in de gehele Unie en moeten met name zorgen voor een doelmatig en volledig beeld op het niveau van de Unie. Met het oog op efficiëntie en kosteneffectiviteit moet worden gebruikgemaakt van bestaande systemen voor douanecontrole, toezicht en monitoring die al zijn vastgesteld door Unie-recht, in het bijzonder in de Richtlijnen 92/43/EEG, 2000/60/EG, 2008/56/EG en 2009/147/EG.

(23)

Er moeten officiële controles van dieren en planten worden uitgevoerd om de opzettelijke introductie van invasieve uitheemse soorten te voorkomen. Levende dieren en planten moeten enkel de Unie worden binnengebracht via grenscontrole-entiteiten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (17), en Richtlijnen 91/496/EEG (18) en 97/78/EG (19) van de Raad of plaatsen van binnenkomst overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG. Om te zorgen voor efficiëntiewinsten en om te voorkomen dat er parallelle douanecontrolesystemen worden ontwikkeld, moeten bevoegde autoriteiten bij de eerste grenscontrole-entiteit of het eerste punt van binnenkomst verifiëren of deze soorten voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten zijn.

(24)

Na de introductie van invasieve uitheemse soorten zijn maatregelen voor de vroegtijdige detectie en snelle uitroeiing ervan van cruciaal belang om te voorkomen dat de invasieve uitheemse soorten zich vestigen en verspreiden. De meest doeltreffende en kosteneffectieve maatregel bestaat er vaak in de gehele populatie zo snel mogelijk uit te roeien, zolang het aantal exemplaren nog beperkt is. Indien het niet haalbaar is de populatie uit te roeien of de kosten voor de uitroeiing niet opwegen tegen de sociale, economische en milieuvoordelen op lange termijn, moeten maatregelen worden genomen om de populatie in te dammen en te beheersen. De beheersmaatregelen moeten evenredig zijn met de gevolgen voor het milieu en voldoende rekening houden met de biogeografische en klimatologische omstandigheden in de betrokken lidstaat.

(25)

Voorkomen moet worden dat de beheersmaatregelen nadelige gevolgen hebben voor het milieu alsook voor de menselijke gezondheid. De in sommige gevallen noodzakelijk geachte uitroeiing en beheersing van sommige invasieve uitheemse diersoorten kan bij de dieren pijn, spanning, angst of andere vormen van lijden veroorzaken, zelfs wanneer de beste technische middelen worden gebruikt. Daarom moeten de lidstaten en marktdeelnemers die betrokken zijn bij de uitroeiing, de beheersing of de indamming van invasieve uitheemse soorten, de nodige maatregelen nemen om de dieren tijdens het proces alle vermijdbare pijn, spanning, en lijden te besparen, waarbij zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de beste praktijken ter zake, bijvoorbeeld de Richtsnoeren inzake dierenwelzijn van de Wereldorganisatie voor diergezondheid. Niet-letale methoden moeten in overweging worden genomen en alle genomen maatregelen moeten de gevolgen voor andere dan de doelsoorten tot een minimum beperken.

(26)

Over het algemeen brengen invasieve uitheemse soorten schade toe aan die ecosystemen en verminderen zij de veerkracht ervan. Er moeten derhalve evenredige herstelmaatregelen worden genomen om de veerkracht van de ecosystemen te versterken tegen invasies, de veroorzaakte schade te herstellen en te zorgen voor een betere staat van instandhouding van soorten en hun habitats in overeenstemming met de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG, een betere ecologische status van landoppervlaktewater, overgangswateren, kustwateren en grondwater in overeenstemming met Richtlijn 2000/60/EG, en een betere milieutoestand van het mariene milieu in overeenstemming met Richtlijn 2008/56/EG. De kosten van deze herstelmaatregelen moeten worden teruggevorderd overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt.

(27)

Teneinde bij te dragen tot de daadwerkelijke toepassing van deze verordening, moet grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder met buurlanden, en coördinatie tussen lidstaten, in het bijzonder binnen eenzelfde biogeografische regio van de Unie, worden bevorderd.

(28)

Een systeem voor de aanpak van invasieve uitheemse soorten moet worden ondersteund door een gecentraliseerd informatiesysteem dat informatie over uitheemse soorten in de Unie ordent en toegang biedt tot gegevens over de aanwezigheid van soorten, de verspreiding en de ecologie ervan, de invasiegeschiedenis en alle andere noodzakelijke informatie ter ondersteuning van beleids- en beheersmaatregelen, en dat ook de uitwisseling van beste praktijken mogelijk maakt.

(29)

Bij Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (20) is een kader vastgesteld voor openbare raadpleging in verband met milieugerelateerde beslissingen. Bij de ontwikkeling van maatregelen ten aanzien van invasieve uitheemse soorten moet het publiek daadwerkelijk inspraak hebben en moeten de beleidsmakers met de standpunten en bekommernissen van het publiek rekening houden. Dit moet de verantwoordingsplicht en de transparantie van de besluitvorming vergroten en moet het publiek beter bewust maken van milieuvraagstukken en moet ook steun voor de genomen beslissingen vergroten.

(30)

Het is van belang dat de wetenschappelijke gemeenschap deelneemt, teneinde een adequate kennisbasis te bieden om de problemen in verband met invasieve uitheemse soorten te kunnen aanpakken. Een specifiek wetenschappelijk forum moet worden opgericht om advies te verlenen over de wetenschappelijke aspecten van de toepassing van deze verordening, in het bijzonder wat betreft het opstellen en actualiseren van de Unielijst, risicobeoordeling, de noodmaatregelen en de maatregelen voor snelle uitroeiing.

(31)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het vaststellen en actualiseren van de Unielijst, het formaat van de documenten die als bewijsstukken voor vergunningen dienen, het vaststellen van noodmaatregelen op het niveau van de Unie, de voorwaarde om specifieke bepalingen in de betrokken lidstaten toe te passen in geval van versterkte regionale samenwerking, de verwerping van beslissingen van de lidstaten om uitroeiingsmaatregelen niet toe te passen, en de technische formaten voor de verslaglegging aan de Commissie. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (21).

(32)

Teneinde rekening te kunnen houden met de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen op milieugebied, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van het bepalen van hoe geconcludeerd kan worden dat invasieve uitheemse soorten in staat zijn om een levensvatbare populatie te vestigen en om zich te verspreiden, evenals voor het vaststellen van de gemeenschappelijke elementen voor de ontwikkeling van risicobeoordelingen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(33)

Om de naleving van deze verordening te garanderen, is het van belang dat de lidstaten ontradende, doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties opleggen voor inbreuken, rekening houdend met de aard en de ernst van de inbreuk, het beginsel van de terugvordering van kosten, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

(34)

Door middel van de in het kader van deze verordening genomen maatregelen kunnen de lidstaten verplichtingen opleggen aan bezitters of gebruikers van uitheemse soorten, alsmede aan eigenaars en pachters van de betrokken grond.

(35)

Teneinde niet-commerciële eigenaren van gezelschapsdieren die tot een op de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten opgenomen soort behoren, in staat te stellen hun gezelschapsdier tot het natuurlijke levenseinde van het dier te behouden, moeten overgangsmaatregelen worden vastgesteld, op voorwaarde dat alle maatregelen worden genomen om voortplanting of ontsnapping te voorkomen.

(36)

Om commerciële marktdeelnemers, met mogelijkerwijze gerechtvaardigde verwachtingen, bijvoorbeeld marktdeelnemers die een vergunning hebben ontvangen in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 708/2007, in staat te stellen hun voorraad voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten op te gebruiken nadat deze verordening in werking is getreden, is het gerechtvaardigd hen twee jaar tijd te geven om de exemplaren te slachten, op humane wijze op te ruimen, te verkopen of, indien van toepassing, over te dragen aan onderzoeksinstellingen of instellingen voor bewaring ex situ.

(37)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het voorkomen, tot een minimum beperken en matigen van de nadelige gevolgen van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de effecten ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(38)

Het moet mogelijk zijn voor de lidstaten om regels inzake voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten te handhaven of vast te stellen die strenger zijn dan die van deze verordening en om bepalingen zoals die inzake voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten van deze verordening toe te passen op voor een lidstaat zorgwekkende invasieve uitheemse soorten. Dergelijke maatregelen moeten verenigbaar zijn met het VWEU en moeten overeenkomstig het recht van de Unie ter kennis van de Commissie worden gebracht,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening zijn regels vastgesteld om de nadelige gevolgen op de biodiversiteit van zowel de opzettelijke als onopzettelijke introductie en verspreiding in de Unie van invasieve uitheemse soorten te voorkomen, tot een minimum te beperken en te matigen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op alle invasieve uitheemse soorten.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op:

a)

soorten die zonder menselijk ingrijpen hun natuurlijk verspreidingsgebied veranderen als gevolg van gewijzigde ecologische omstandigheden en klimaatverandering;

b)

genetisch gemodificeerde organismen, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2001/18/EG;

c)

ziekteverwekkers die dierziekten veroorzaken; voor de toepassing van deze verordening wordt onder dierziekte verstaan besmettingen en plagen bij dieren, die worden veroorzaakt door een of meer ziekteverwekkers die kunnen worden overgedragen op dieren of mensen;

d)

de in de lijst van bijlagen I of II bij Richtlijn 2000/29/EG vermelde schadelijke organismen, en schadelijke organismen waarvoor overeenkomstig artikel 16, lid 3, van die richtlijn maatregelen zijn vastgesteld;

e)

soorten opgenomen in de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 708/2007, wanneer zij in aquacultuur worden gebruikt;

f)

micro-organismen die worden geproduceerd of ingevoerd voor gebruik in gewasbeschermingsmiddelen die al zijn toegelaten of waarvoor een beoordeling loopt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1107/2009; of

g)

micro-organismen die worden geproduceerd of ingevoerd voor gebruik in biociden die al zijn toegelaten of waarvoor een beoordeling loopt in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 528/2012.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)   „uitheemse soort”: levende exemplaren van soorten, ondersoorten of lagere taxa van dieren, planten, schimmels of micro-organismen die zijn geïntroduceerd buiten hun natuurlijke verspreidingsgebied, met inbegrip van alle delen, gameten, zaadcellen, eicellen of propagulen van die soorten alsook alle kruisingen, variëteiten of rassen, die kunnen overleven en zich vervolgens kunnen voortplanten;

2)   „invasieve uitheemse soort”: een uitheemse soort waarvan is vastgesteld dat de introductie of verspreiding ervan een bedreiging is of nadelige gevolgen heeft voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten;

3)   „voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort”: een invasieve uitheemse soort waarvan de negatieve effecten zodanig zijn dat dat overeenkomstig artikel 4, lid 3, gezamenlijk optreden op het niveau van de Unie vereist is;

4)   „voor een lidstaat zorgwekkende invasieve uitheemse soort”: een andere invasieve uitheemse soort dan een voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort waarvoor een lidstaat op basis van wetenschappelijk bewijsmateriaal, zelfs als dit nog niet volledig geverifieerd werd, van mening is dat de nadelige gevolgen van de vrijlating en verspreiding van die soort significant zijn voor zijn grondgebied of voor een deel ervan, en maatregelen op het niveau van die lidstaat vereisen;

5)   „biodiversiteit”: de variabiliteit onder levende organismen van allerlei herkomst, met inbegrip van terrestrische, mariene en andere aquatische ecosystemen en de ecologische complexen waarvan zij deel uitmaken; dit omvat diversiteit binnen soorten, tussen soorten en van ecosystemen;

6)   „ecosysteemdiensten”: de directe en indirecte bijdragen van ecosystemen aan het menselijke welzijn;

7)   „introductie”: de verplaatsing, als gevolg van menselijk ingrijpen, van een soort buiten zijn natuurlijke verspreidingsgebied;

8)   „onderzoek”: beschrijvende of experimentele werkzaamheden onder gereguleerde omstandigheden ter verkrijging van nieuwe wetenschappelijke bevindingen of ter ontwikkeling van nieuwe producten, met inbegrip van de aanvangsfasen van identificatie, karakterisering en isolering van genetische kenmerken — met uitzondering van die kenmerken die een soort invasief maken — van invasieve uitheemse soorten enkel voor zover dit essentieel is om deze kenmerken bij niet-invasieve soorten te kunnen aanbrengen;

9)   „in gesloten omgeving houden”: het houden van een organisme in gesloten voorzieningen waaruit geen ontsnapping of verspreiding mogelijk is;

10)   „bewaring ex situ”: het bewaren van bestanddelen van de biologische diversiteit buiten hun natuurlijke habitat;

11)   „introductieroutes”: de routes en mechanismen van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten;

12)   „vroegtijdige detectie”: de bevestiging van de aanwezigheid van een exemplaar of exemplaren van een invasieve uitheemse soort in het milieu voordat deze soort zich wijd heeft kunnen verspreiden;

13)   „uitroeiing”: de volledige en permanente verwijdering van de populatie van een invasieve uitheemse soort door middel van dodelijke of niet-dodelijke middelen;

14)   „populatiebeheersing”: dodelijke of niet-dodelijke op de populatie van een invasieve uitheemse soort toegepaste maatregelen, waarbij tegelijkertijd de gevolgen voor niet doelsoorten en hun habitats tot een minimum worden beperkt, met als doel het aantal exemplaren van de populatie van een invasieve uitheemse soort zo laag mogelijk te houden zodat — hoewel de soort niet kan worden uitgeroeid — de invasieve capaciteiten en de negatieve gevolgen voor de biodiversiteit, de aanverwante ecosysteemdiensten, voor de menselijke gezondheid of de economie tot een minimum worden beperkt;

15)   „indamming”: maatregelen om barrières te creëren die het risico dat de populatie van een invasieve uitheemse soort zich buiten het binnengedrongen gebied verspreidt, tot een minimum beperken;

16)   „wijdverspreid”: een invasieve uitheemse soort met een populatie die de vestigingsfase, waarin een populatie zichzelf in stand houdt, voorbij is en die zich verspreidt om een groot deel van het potentiële verspreidingsgebied waarin de soort kan overleven en zich kan voortplanten, te koloniseren;

17)   „beheer”: dodelijke of niet-dodelijke maatregelen om de populatie van een invasieve uitheemse soort uit te roeien, te beheersen of in te dammen, waarbij tegelijkertijd de gevolgen voor niet-doelsoorten en hun habitats tot een minimum worden beperkt.

Artikel 4

Lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten

1.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een lijst vast van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten („de Unielijst”), op basis van de criteria van lid 3 van dit artikel. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. De ontwerpuitvoeringshandelingen worden uiterlijk op 2 januari 2016 aan het in artikel 27, lid 1, bedoelde comité voorgelegd.

2.   De Commissie voert minstens elke zes jaar een uitgebreide evaluatie van de Unielijst uit en actualiseert haar, in voorkomend geval, in de tussentijd overeenkomstig de in lid 1 bedoelde procedure, door:

a)

nieuwe invasieve uitheemse soorten toe te voegen;

b)

de in de lijst opgenomen soorten te verwijderen, indien die soorten niet langer voldoen aan een of meer van de criteria van lid 3.

3.   Invasieve uitheemse soorten worden uitsluitend opgenomen in de Unielijst als ze aan alle onderstaande criteria voldoen:

a)

uit het beschikbare wetenschappelijke bewijsmateriaal blijkt dat ze uitheems zijn op het grondgebied van de Unie, met uitsluiting van de ultraperifere regio's;

b)

uit het beschikbare wetenschappelijke bewijsmateriaal blijkt dat ze in staat zijn een leefbare populatie te vormen en zich onder de huidige omstandigheden en in voorzienbare omstandigheden als gevolg van klimaatverandering in de omgeving te verspreiden in één biogeografische regio die door meer dan twee lidstaten wordt gedeeld of in één mariene subregio, met uitsluiting van hun ultraperifere regio's;

c)

uit het beschikbare wetenschappelijke bewijsmateriaal blijkt dat ze waarschijnlijk aanzienlijke nadelige gevolgen zullen hebben voor de biodiversiteit of de aanverwante ecosysteemdiensten, en dat ze ook nadelige gevolgen kunnen hebben voor de menselijke gezondheid of de economie;

d)

een krachtens artikel 5, lid 1, uitgevoerde risicobeoordeling heeft aangetoond dat gecoördineerd optreden op Unieniveau nodig is om de introductie, vestiging of verspreiding van de soort te voorkomen;

e)

het is waarschijnlijk dat het opnemen van de soort in de Unielijst de nadelige gevolgen ervan daadwerkelijk zal voorkomen, tot een minimum beperken of matigen.

4.   De lidstaten kunnen bij de Commissie een verzoek indienen voor de opname van invasieve uitheemse soorten op de Unielijst. Deze verzoeken bevatten alle onderstaande elementen:

a)

de naam van de soort;

b)

een overeenkomstig artikel 5, lid 1, uitgevoerde risicobeoordeling;

c)

bewijsmateriaal dat aantoont dat aan de criteria van lid 3 van dit artikel is voldaan.

5.   Op de Unielijst worden in voorkomend geval de goederen vermeld waarmee de invasieve uitheemse soorten gewoonlijk geassocieerd worden, en hun codes van de gecombineerde nomenclatuur, zoals bepaald in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (22), alsook de categorieën van goederen die op grond van artikel 15 van deze verordening aan officiële controles zijn onderworpen.

6.   Bij het vaststellen of actualiseren van de Unielijst past de Commissie de criteria van lid 3 toe, met inachtneming van de uitvoeringskosten voor de lidstaten, de kosten indien niet wordt ingegrepen, de kosteneffectiviteit en de sociaaleconomische aspecten. De Unielijst bevat prioritair de invasieve uitheemse soorten die:

a)

nog niet in de Unie aanwezig zijn, of in een vroeg stadium van invasie zijn, en die het meest waarschijnlijk significante nadelige gevolgen zullen hebben;

b)

reeds in de Unie gevestigd zijn en de meest significante nadelige gevolgen hebben.

7.   Wanneer de Commissie de Unielijst voorstelt, toont zij tevens aan dat de doelstellingen van deze verordening beter kunnen worden verwezenlijkt door maatregelen op het niveau van de Unie.

Artikel 5

Risicobeoordeling

1.   Voor de toepassing van artikel 4 wordt een risicobeoordeling uitgevoerd in verband met het huidige en potentiële verspreidingsgebied van de invasieve uitheemse soort, met inachtneming van de volgende aspecten:

a)

een beschrijving van de soort met vermelding van de taxonomische identiteit, het verleden en het natuurlijke en potentiële verspreidingsgebied ervan;

b)

een beschrijving van de voortplantings- en verspreidingspatronen en -dynamiek van de soort, met inbegrip van een beoordeling van de vraag of de voor voortplanting en verspreiding ervan noodzakelijke milieuomstandigheden aanwezig zijn;

c)

een beschrijving van de mogelijke introductieroutes van zowel opzettelijke als onopzettelijke introductie en verspreiding van de soort, waar van belang met inbegrip van de goederen waarmee de soort over het algemeen wordt geassocieerd;

d)

een grondige beoordeling van het risico van introductie, vestiging en verspreiding in relevante biogeografische regio's onder de huidige omstandigheden en als gevolg van te verwachten klimaatveranderingen;

e)

een beschrijving van het huidige verspreidingsgebied van de soort, met inbegrip van de vraag of de soort al aanwezig is in de Unie of in buurlanden, en een voorspelling van het waarschijnlijke toekomstige verspreidingsgebied;

f)

een beschrijving van de nadelige gevolgen voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten — met inbegrip van de nadelige gevolgen voor inheemse soorten, beschermde sites, bedreigde habitats, alsook voor de menselijke gezondheid, veiligheid, en de economie — en een beoordeling van de mogelijke toekomstige gevolgen rekening houdend met de beschikbare wetenschappelijke kennis;

g)

een raming van de potentiële kosten van schade;

h)

een beschrijving van de bekende toepassingen van de soort en de maatschappelijke en economische voordelen van die toepassingen.

2.   Wanneer de Commissie soorten voorstelt voor opname op de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, voert zij de in lid 1 bedoelde risicobeoordeling uit.

Telkens wanneer een lidstaat een verzoek indient om een soort op te nemen in de Unielijst, is die lidstaat verantwoordelijk voor het uitvoeren van de in lid 1 bedoelde risicobeoordeling. Waar nodig kan de Commissie de lidstaten bijstaan in de ontwikkeling van dergelijke risicobeoordelingen, voor zover die betrekking heeft op hun Europese dimensie.

3.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 29 gedelegeerde handelingen vast te stellen om nader te bepalen welk type bewijsmateriaal voor de toepassing van artikel 4, lid 3, onder b), aanvaardbaar is, en om een gedetailleerde beschrijving te geven van de toepassing van de punten a) tot en met h) van lid 1 van dit artikel. De gedetailleerde beschrijving omvat onder meer de voor de risicobeoordeling toe te passen methodologie, met inachtneming van de toepasselijke nationale en internationale normen en de noodzaak prioriteit te verlenen aan maatregelen tegen invasieve uitheemse soorten die in verband gebracht worden met, of die potentieel de oorzaak zijn van, aanzienlijke nadelige gevolgen voor de biodiversiteit of aanverwante ecosysteemdiensten, alsmede voor de menselijke gezondheid of voor de economie, waarbij dergelijke nadelige gevolgen als een verzwarende omstandigheid worden beschouwd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie zoals gebruikelijk overleg pleegt met deskundigen, onder andere uit de lidstaten, voordat zij deze gedelegeerde handelingen vaststelt.

Artikel 6

Bepalingen voor de ultraperifere gebieden

1.   Voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten zijn in de ultraperifere regio's niet onderworpen aan artikel 7 of aan de artikelen 13 tot en met 20.

2.   Uiterlijk op 2 januari 2017 keurt elke lidstaat met ultraperifere regio's voor elk van die regio's en in samenspraak met die regio's, een lijst goed van zorgwekkende invasieve uitheemse soorten.

3.   Wat betreft de invasieve uitheemse soorten die zijn opgenomen in de in lid 2 van dit artikel bedoelde lijsten, kunnen de lidstaten binnen de respectieve ultraperifere regio's de in de artikelen 7 tot en met 9, de artikelen 13 tot en met 17, en de artikelen 19 en 20 voorziene maatregelen toepassen, al naargelang het geval. Deze maatregelen zijn verenigbaar met het VWEU en worden overeenkomstig het recht van de Unie ter kennis van de Commissie gebracht.

4.   De lidstaten brengen de Commissie onmiddellijk op de hoogte van en informeren de overige lidstaten over de in lid 2 vermelde lijsten en eventuele bijgewerkte versies ervan.

HOOFDSTUK II

PREVENTIE

Artikel 7

Beperkingen

1.   De voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten mogen niet opzettelijk:

a)

op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht, ook niet door middel van doorvoer onder douanetoezicht;

b)

worden gehouden, ook niet in een gesloten omgeving;

c)

worden gekweekt, ook niet in een gesloten omgeving;

d)

naar, uit of binnen de Unie worden vervoerd, behalve om in het kader van uitroeiing naar voorzieningen te worden vervoerd;

e)

in de handel worden gebracht;

f)

worden gebruikt of uitgewisseld;

g)

worden toegestaan zich voort te planten, te worden gekweekt of geteeld, ook niet in een gesloten omgeving; of

h)

worden vrijgelaten in het milieu.

2.   Lidstaten ondernemen alle noodzakelijke stappen om de onopzettelijke introductie of verspreiding, met inbegrip van, in voorkomend geval, die door ernstige nalatigheid, van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten te voorkomen.

Artikel 8

Vergunningen

1.   In afwijking van de beperkingen in artikel 7, lid 1, onder a), b), c), d), f) en g), en onder voorbehoud van lid 2 van dit artikel, stellen de lidstaten een vergunningssysteem vast op basis waarvan bepaalde instellingen voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten mogen onderzoeken of ex situ bewaren. Indien het gebruik van producten afkomstig van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten onvermijdelijk is om de menselijke gezondheid te bevorderen, kunnen de lidstaten ook de productie voor de wetenschap en het daaropvolgende geneeskundig gebruik in het vergunningssysteem opnemen.

2.   De lidstaten verlenen hun bevoegde autoriteiten de bevoegdheid de in lid 1 vermelde vergunningen te verlenen voor activiteiten met soorten die in gesloten omgeving gehouden worden en die aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:

a)

de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten worden gehouden en behandeld in gesloten omgevingen, overeenkomstig lid 3;

b)

de activiteit wordt uitgevoerd door personeel met de vereiste kwalificaties, zoals door de bevoegde autoriteiten voorgeschreven;

c)

het vervoer naar en van de gesloten omgeving vindt plaats onder in de vergunning vastgelegde omstandigheden die de ontsnapping van de invasieve uitheemse soorten onmogelijk maken;

d)

indien de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten dieren zijn, dan worden ze gemarkeerd, of waar nodig op een andere doeltreffende wijze geïdentificeerd, met behulp van methoden die geen vermijdbare pijn, spanning of lijden veroorzaken;

e)

het risico op ontsnapping, verspreiding of verwijdering wordt op doeltreffende wijze beheerst, rekening houdend met de identiteit, de biologie en de verspreidingsvormen van de soort, de activiteit en de beoogde gesloten omgeving, de interactie met het milieu en andere relevante factoren;

f)

een continu surveillancesysteem en een noodplan voor het geval dat exemplaren ontsnappen of zich verspreiden, met inbegrip van een uitroeiingsplan, worden opgesteld door de verzoeker. Het noodplan wordt door de bevoegde autoriteit goedgekeurd. Indien zich een ontsnapping of verspreiding voordoet, wordt het noodplan onmiddellijk uitgevoerd en kan de vergunning tijdelijk of definitief worden ingetrokken.

De in lid 1 bedoelde vergunning is beperkt tot een aantal invasieve uitheemse soorten en exemplaren dat de capaciteit van de gesloten omgeving niet overstijgt. Ze bevat de nodige restricties om het risico op ontsnapping of verspreiding van de betreffende soort te beperken. Ze vergezelt te allen tijde de betreffende invasieve uitheemse soort wanneer de soort binnen de Unie wordt gehouden, de Unie wordt binnengebracht en binnen de Unie wordt vervoerd.

3.   De exemplaren worden geacht in een gesloten omgeving te worden gehouden indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de exemplaren zijn fysiek geïsoleerd en ze kunnen niet ontsnappen, zich verspreiden of door onbevoegden worden verwijderd uit de omgeving waar ze worden gehouden;

b)

schoonmaak-, afvalbeheer- en onderhoudsprotocollen waarborgen dat er geen exemplaren of reproduceerbare onderdelen kunnen ontsnappen, zich verspreiden of door onbevoegden kunnen worden verwijderd;

c)

de exemplaren worden zodanig uit de omgeving verwijderd, afgevoerd, vernietigd of op humane wijze gedood, dat verspreiding of voortplanting buiten de omgeving waar ze gehouden worden onmogelijk is.

4.   Bij de vergunningaanvraag verstrekt de aanvrager alle noodzakelijke stukken om de bevoegde autoriteit in staat te stellen te beoordelen of aan de voorwaarden van leden 2 en 3 is voldaan.

5.   De lidstaten machtigen hun bevoegde autoriteiten om de vergunning op elk moment voorlopig of definitief in te trekken, indien zich onvoorziene gebeurtenissen voordoen waarvan de gevolgen voor de biodiversiteit of aanverwante ecosysteemdiensten nadelig zijn. De intrekking van een vergunning wordt gemotiveerd met wetenschappelijke argumenten of, indien de wetenschappelijke kennis ontoereikend is, op grond van het voorzorgsbeginsel, en met inachtneming van de nationale administratieve regels.

6.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het sjabloon vast van het document dat als bewijs dient voor de door de bevoegde autoriteit van een lidstaat verleende vergunning. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 27, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. De lidstaten gebruiken dat sjabloon voor een begeleidend document bij de vergunning.

7.   De lidstaten maken voor alle overeenkomstig lid 1 van dit artikel verleende vergunningen onverwijld minstens de volgende, openbaar toegankelijke informatie op het internet bekend:

a)

de wetenschappelijke en gebruikelijke namen van de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten waarvoor de vergunning is verleend;

b)

het aantal of het volume van de betrokken exemplaren;

c)

het doeleinde waarvoor de vergunning is verleend; en

d)

de in Verordening (EEG) nr. 2658/87 bedoelde codes van de gecombineerde nomenclatuur.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten inspecties uitvoeren om te verzekeren dat de instellingen de voorwaarden van die verleende vergunningen naleven.

Artikel 9

Toelatingen

1.   De lidstaten kunnen in uitzonderlijke gevallen van dwingend algemeen belang, onder andere van sociale of economische aard, vergunningen verlenen die aan instellingen toestaan om andere activiteiten te verrichten dan de in artikel 8, lid 1, vermelde, behoudens toelating door de Commissie, overeenkomstig de in dit artikel vermelde procedure en onder de in artikel 8, leden 2 en 3, bepaalde voorwaarden.

2.   De Commissie zet een elektronisch toelatingssysteem op en beheert dit, en beslist over toelatingsaanvragen binnen 60 dagen na ontvangst van een aanvraag.

3.   Toelatingsaanvragen worden door de lidstaten via het in lid 2 bedoelde systeem ingediend.

4.   Een toelatingsaanvraag bevat het volgende:

a)

de gegevens van de instelling of groep van instellingen, met inbegrip van hun naam en adres;

b)

de wetenschappelijke en gebruikelijke namen van de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten waarvoor een toelating wordt aangevraagd;

c)

de in Verordening (EEG) nr. 2658/87 bedoelde codes van de gecombineerde nomenclatuur;

d)

het aantal of het volume van de betrokken exemplaren;

e)

de redenen voor de gevraagde toelating;

f)

een gedetailleerde omschrijving van de voorziene maatregelen om ontsnapping of verspreiding uit de voorzieningen waar de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort in gesloten omgeving zal worden gehouden en behandeld onmogelijk te maken, alsook van de maatregelen om ervoor te zorgen dat een eventueel noodzakelijk vervoer van de soort gebeurt in omstandigheden die ontsnappingen uitsluiten;

g)

een beoordeling van het risico op ontsnapping van de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten waarvoor een toelating wordt aangevraagd, vergezeld van een beschrijving van de te nemen risicobeperkende maatregelen;

h)

een beschrijving van het voorziene surveillancesysteem en van het noodplan dat is opgezet om een mogelijke ontsnapping of verspreiding, indien nodig met inbegrip van een uitroeiingsplan, aan te pakken;

i)

een beschrijving van het op die instellingen toepasselijke nationale recht.

5.   Door de Commissie verleende de toelatingen worden ter kennis gebracht van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. Een toelating heeft betrekking op een specifieke instelling, ongeacht de overeenkomstig lid 4, onder a), gevolgde aanvraagprocedure, en bevat de in lid 4 bedoelde informatie en de duur van de toelating. Een toelating bevat tevens bepalingen inzake de levering aan de instelling van aanvullende of vervangende exemplaren voor gebruik in de activiteit waarvoor die toelating is aangevraagd.

6.   Nadat de Commissie een toelating heeft gegeven, mag de bevoegde autoriteit, overeenkomstig artikel 8, leden 4 tot en met 8, de in lid 1 bedoelde vergunning verlenen. De vergunning bevat alle in de door de Commissie verleende toelating vermelde bepalingen.

7.   De Commissie wijst een toelatingsaanvraag af indien aan een in deze verordening bepaalde toepasselijke verplichting niet wordt voldaan.

8.   De Commissie stelt de betrokken lidstaat zo spoedig mogelijk in kennis ingeval een toelatingsaanvraag afgewezen is op grond van lid 7, met vermelding van de redenen voor de afwijzing.

Artikel 10

Noodmaatregelen

1.   Wanneer een lidstaat over bewijs beschikt dat een invasieve uitheemse soort, die niet is opgenomen in de Unielijst maar waarvan de bevoegde autoriteiten op basis van voorlopig wetenschappelijk bewijs hebben vastgesteld dat de soort waarschijnlijk voldoet aan de criteria van artikel 4, lid 3, zich op zijn grondgebied bevindt of dat er een dreigend risico is voor de introductie ervan op zijn grondgebied, kan de lidstaat onmiddellijk noodmaatregelen nemen, door een in artikel 7, lid 1, vermelde beperking in te stellen.

2.   De lidstaat die op zijn grondgebied noodmaatregelen neemt die de toepassing van artikel 7, lid 1, onder a), d) of e), omvatten, stelt de Commissie en alle andere lidstaten onmiddellijk in kennis van de genomen maatregelen en van het bewijsmateriaal dat deze maatregelen rechtvaardigt.

3.   De betrokken lidstaat voert onverwijld — maar in ieder geval binnen 24 maanden na de datum waarop het besluit is genomen noodmaatregelen te nemen — en op basis van de beschikbare technische en wetenschappelijke informatie overeenkomstig artikel 5 een risicobeoordeling uit voor de invasieve uitheemse soort die het voorwerp vormt van de noodmaatregelen, teneinde deze soort op de Unielijst te plaatsen.

4.   Wanneer de Commissie de in lid 2 vermelde kennisgeving ontvangt of over ander bewijsmateriaal beschikt dat een invasieve uitheemse soort die niet is opgenomen in de Unielijst maar waarschijnlijk aan de criteria van artikel 4, lid 3, voldoet, zich op het grondgebied van de Unie bevindt of dat er een risico op introductie in het grondgebied van de Unie dreigt, concludeert de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen op basis van voorlopig wetenschappelijk bewijs of de soort waarschijnlijk aan die criteria zal voldoen en stelt zij noodmaatregelen voor de Unie vast die, voor beperkte tijd met betrekking tot de risico's die de soort vormt, een in artikel 7, lid 1, vermelde beperking in stellen wanneer zij concludeert dat aan de criteria van artikel 4, lid 3, waarschijnlijk zal worden voldaan. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

5.   Wanneer de Commissie een in lid 4 bedoelde uitvoeringshandeling vaststelt, trekken de lidstaten de door hen genomen noodmaatregelen in of passen ze die aan, naargelang van het geval.

6.   Wanneer de Commissie de invasieve uitheemse soort opneemt in de Unielijst, trekken de lidstaten hun noodmaatregelen in of passen ze aan.

7.   Indien de Commissie de invasieve uitheemse soort op grond van de in lid 3 bedoelde risicobeoordeling niet in de Unielijst opneemt, trekken de lidstaten hun op grond van lid 1 genomen noodmaatregelen in, en kunnen zij die soort op grond van artikel 12, lid 1, opnemen in een nationale lijst van voor een lidstaat zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, en overeenkomstig artikel 11 versterkte regionale samenwerking in overweging nemen.

Artikel 11

Voor een regio zorgwekkende invasieve uitheemse soorten en inheemse soorten voor de Unie

1.   De lidstaten kunnen bepalen welke soorten uit de overeenkomstig artikel 12 vastgestelde nationale lijst van voor een lidstaat zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, inheems of uitheems voor de Unie, een versterkte regionale samenwerking vereisen.

2.   Op verzoek van de betrokken lidstaten faciliteert de Commissie overeenkomstig artikel 22, lid 1, de samenwerking en coördinatie tussen die lidstaten. De Commissie kan waar nodig, op grond van de gevolgen van bepaalde invasieve uitheemse soorten voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten, alsook voor de menselijke gezondheid en de economie, door middel van uitvoeringshandelingen en op voorwaarde dat dit grondig onderbouwd is door middel van een omvattende analyse van de motivering voor een versterkte regionale samenwerking, opgesteld door de lidstaten, vereisen dat de betrokken lidstaten mutatis mutandis de artikelen 13, 14 en 16 en artikel 17 niettegenstaande artikel 18, alsook de artikelen 19 en 20, naargelang van het geval, op hun grondgebied of op een deel daarvan toepassen. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   Voor een regio zorgwekkende invasieve uitheemse soorten die inheems zijn in een lidstaat, zijn op het grondgebied van die lidstaat niet onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 13, 14, 16, 17, 19, 20 en 24. De lidstaten waar die soorten inheems zijn, werken met de betrokken lidstaten samen voor de beoordeling van de in artikel 13 bedoelde introductieroutes en kunnen, in overleg met de andere lidstaten, relevante maatregelen nemen om volgens de procedure van artikel 22, lid 1, de verdere verspreiding van die soorten te vermijden.

Artikel 12

Voor een lidstaat zorgwekkende invasieve uitheemse soorten

1.   Lidstaten kunnen een nationale lijst van voor een lidstaat zorgwekkende invasieve uitheemse soorten opstellen. De lidstaten kunnen op hun grondgebied, naargelang van het geval, voor die invasieve uitheemse soorten maatregelen als bedoeld in de artikelen 7, 8, 13 tot en met 17, 19 en 20 toepassen. Deze maatregelen zijn verenigbaar met het VWEU en worden overeenkomstig het recht van de Unie ter kennis van de Commissie gebracht.

2.   De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de soorten die zij beschouwen als voor een lidstaat zorgwekkende invasie uitheemse soorten, alsmede van de overeenkomstig lid 1 toegepaste maatregelen.

Artikel 13

Actieplannen betreffende de introductieroutes van invasieve uitheemse soorten

1.   De lidstaten voeren binnen 18 maanden nadat de Unielijst is aangenomen een omvattende analyse uit van de introductieroutes van onopzettelijke introductie of verspreiding van tenminste de voor de Unie zorgwekkende, invasieve uitheemse soorten op hun grondgebied, alsook in hun mariene wateren als omschreven in artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/56/EG, en zij gaan na welke introductieroutes prioritaire maatregelen vereisen („prioritaire introductieroutes”) vanwege het aantal van de soorten of de potentiële schade die veroorzaakt wordt door de soorten die via die introductieroutes de Unie binnenkomen.

2.   Binnen drie jaar na de vaststelling van de Unielijst stelt elke lidstaat één enkel actieplan of een reeks actieplannen op en voert deze uit om de overeenkomstig lid 1 als prioritair aangeduide introductieroutes aan te pakken. Die actieplannen omvatten tijdschema's en beschrijven de vast te stellen maatregelen en, in voorkomend geval, vrijwillige acties en codes van goede praktijk, om de prioritaire introductieroutes aan te pakken en de onopzettelijke introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten in of binnen de Unie te voorkomen.

3.   De lidstaten zorgen voor coördinatie met het oog op het opstellen van één enkel actieplan of een reeks actieplannen die overeenkomstig artikel 22, lid 1, op het passende regionale niveau worden gecoördineerd. Bij afwezigheid van dergelijke regionale actieplannen, stellen de lidstaten actieplannen op voor hun grondgebied en voeren zij die uit, waarbij die actieplannen voor zover mogelijk op het passende regionale niveau worden gecoördineerd.

4.   De in lid 2 van dit artikel vermelde actieplannen omvatten met name maatregelen die gebaseerd zijn op een kosten-batenanalyse, teneinde:

a)

de bewustwording te versterken;

b)

de contaminatie van goederen, grondstoffen, voertuigen en materiaal met exemplaren van invasieve uitheemse soorten tot een minimum te beperken, onder meer door maatregelen om het vervoer van invasieve uitheemse soorten uit derde landen aan te pakken;

c)

adequate controles bij de grenzen van de Unie te verzekeren, los van de officiële controles op grond van artikel 15.

5.   De overeenkomstig lid 2 opgestelde actieplannen worden onverwijld aan de Commissie bezorgd. Minstens om de zes jaar evalueren de lidstaten hun actieplannen en bezorgen zij ze aan de Commissie.

HOOFDSTUK III

VROEGE DETECTIE EN SNELLE UITROEIING

Artikel 14

Surveillancesysteem

1.   Binnen 18 maanden nadat de Unielijst is aangenomen, zetten de lidstaten een surveillancesysteem op met betrekking tot voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, of integreren zij dit in hun bestaand systeem; dit surveillancesysteem verzamelt en registreert gegevens over het in het milieu voorkomen van invasieve uitheemse soorten via onder andere onderzoeks- en monitoringprocedures, teneinde de verspreiding van invasieve uitheemse soorten in of binnen de Unie te voorkomen.

2.   Het in lid 1 van dit artikel vermelde surveillancesysteem:

a)

beslaat het grondgebied van de lidstaten, met inbegrip van de territoriale zee, om de aanwezigheid en verspreiding van zowel nieuwe als reeds gevestigde voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten te bepalen;

b)

is voldoende dynamisch om op het grondgebied van een lidstaat of een deel daarvan snel de aanwezigheid in het milieu te detecteren van een voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort waarvan de aanwezigheid voordien onbekend was;

c)

bouwt voort op, is verenigbaar met en vermijdt duplicatie met de toepasselijke bepalingen inzake beoordeling en monitoring in het recht van de Unie of krachtens internationale overeenkomsten, en maakt gebruik van de informatie die wordt verstrekt door de bestaande surveillance- en monitoringsystemen die zijn vastgesteld bij artikel 11 van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 8 van Richtlijn 2000/60/EG en artikel 11 van Richtlijn 2008/56/EG;

d)

houdt voor zover mogelijk rekening met de relevante grensoverschrijdende gevolgen en kenmerken.

Artikel 15

Officiële controles

1.   Uiterlijk op 2 januari 2016 beschikken de lidstaten over volledig functionerende structuren om de officiële controles uit te voeren die nodig zijn om te voorkomen dat voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten opzettelijk in de Unie worden geïntroduceerd. Deze officiële controles zijn van toepassing op de categorieën van goederen die vallen onder de codes van de gecombineerde nomenclatuur die in de op grond van artikel 4, lid 5, opgestelde Unielijst zijn vermeld.

2.   De bevoegde autoriteiten voeren de passende op risicobeoordeling gebaseerde controles uit op de in lid 1 bedoelde goederen, waarbij zij nagaan of die goederen:

a)

niet voorkomen op de Unielijst; of

b)

vallen onder een geldige vergunning als bedoeld in artikel 8.

3.   De in lid 2 van dit artikel vermelde controles, waarbij de documenten en de identiteit worden gecontroleerd en — zo nodig — een fysieke controle wordt uitgevoerd, vinden plaats bij het binnenbrengen in de Unie van de in lid 1 bedoelde goederen. Indien het recht van de Unie betreffende officiële controles reeds voor de in lid 1 bedoelde categorieën van goederen voorziet in specifieke officiële controles aan grenscontrole-entiteiten, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 en Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG, of aan punten van binnenkomst, overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG, dragen de lidstaten de verantwoordelijkheid om de in lid 2 bedoelde controles uit te voeren over aan de bevoegde autoriteiten die zijn belast met de controle overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 882/2004 of de controle overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder g), van Richtlijn 2000/29/EG.

4.   De behandeling en opslag in vrije zones of vrije entrepots, het in het vrije verkeer brengen, de doorvoer, de opslag onder douaneverband, de behandeling onder douanetoezicht en de tijdelijke invoer van de in lid 1 bedoelde goederen vereist de aangifte bij de douaneautoriteiten door middel van de volgende documenten:

a)

het desbetreffende document van binnenkomst, op correcte wijze ingevuld door de in lid 3 van dit artikel bedoelde bevoegde autoriteiten, waaruit blijkt dat aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden is voldaan, indien de controles zijn uitgevoerd aan grenscontrole-entiteiten, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004, en de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG, of aan punten van binnenkomst overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder j), van Richtlijn 2000/29/EG. De daarin aangegeven douaneprocedure wordt gevolgd; of

b)

indien de goederen volgens de wetgeving van de Unie niet aan officiële controles zijn onderworpen, andere documenten die staven dat de controles met gunstig resultaat zijn uitgevoerd en het daaruit volgende document van binnenkomst.

Deze documenten kunnen ook in elektronische vorm worden ingediend.

5.   Indien uit de controles blijkt dat deze verordening niet is nageleefd:

a)

schorsen de douaneautoriteiten de plaatsing onder een douaneregeling, of leggen zij beslag op de goederen;

b)

leggen de in lid 3 bedoelde bevoegde autoriteiten beslag op de goederen.

Wanneer op goederen beslag wordt gelegd, worden ze overgedragen aan de bevoegde autoriteit die belast is met de toepassing van deze verordening. Die autoriteit handelt overeenkomstig de nationale wetgeving. De lidstaten mogen specifieke functies delegeren aan andere autoriteiten.

6.   De tijdens de verificatie gemaakte kosten en de kosten die voortvloeien uit het niet naleven van de verordening, zijn ten laste van de natuurlijke of rechtspersoon uit de Unie die de goederen in de Unie heeft binnengebracht, tenzij de betrokken lidstaat anders bepaalt.

7.   De lidstaten zorgen voor procedures om de uitwisseling van relevante informatie te waarborgen en om de efficiënte en doeltreffende coördinatie en samenwerking tussen alle betrokken autoriteiten voor de in lid 2 vermelde verificaties te verzekeren.

8.   Op basis van goede praktijken ontwikkelt de Commissie samen met al de lidstaten richtsnoeren en opleidingsprogramma's om de identificatie en detectie van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, en het uitvoeren van efficiënte en doeltreffende controles, te vereenvoudigen.

9.   Indien overeenkomstig artikel 8 vergunningen zijn afgegeven, wordt in de douaneverklaring of in de toepasselijke kennisgevingen aan de grenscontrole-entiteit melding gemaakt van een geldige vergunning die de aangegeven goederen bestrijkt.

Artikel 16

Kennisgevingen van vroegtijdige detectie

1.   De lidstaten maken gebruik van het bij artikel 14 vastgestelde surveillancesysteem en de informatie die tijdens de in artikel 15 vermelde officiële controles is verzameld om de vroegtijdige detectie van de introductie of de aanwezigheid van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten te bevestigen.

2.   De lidstaten stellen de Commissie onverwijld schriftelijk in kennis van de vroegtijdige detectie van de introductie of aanwezigheid van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten en informeren de andere lidstaten, in het bijzonder over:

a)

het voorkomen op hun grondgebied of een deel van hun grondgebied van soorten die zijn opgenomen op de Unielijst en waarvan voordien niet geweten was dat ze op hun grondgebied of een deel van hun grondgebied voorkwamen;

b)

het opnieuw voorkomen op hun grondgebied of een deel van hun grondgebied van soorten die zijn opgenomen in de Unielijst en waarvan eerder was gemeld dat ze waren uitgeroeid.

Artikel 17

Snelle uitroeiing in een vroeg stadium van invasie

1.   Na vroegtijdige detectie en uiterlijk drie maanden na het verzenden van de in artikel 16 vermelde kennisgeving van vroegtijdige detectie nemen de lidstaten uitroeiingsmaatregelen, stellen zij de Commissie in kennis van deze maatregelen en informeren zij de andere lidstaten.

2.   Bij het nemen van uitroeiingsmaatregelen zorgen de lidstaten ervoor dat de gebruikte methoden volstaan om de populatie van de betrokken invasieve uitheemse soort volledig en permanent te verwijderen, waarbij op gepaste wijze met de menselijke gezondheid en het milieu rekening wordt gehouden, in het bijzonder niet-doelsoorten en hun habitats, en ervoor wordt gezorgd dat dieren vermijdbare pijn, stress of lijden wordt bespaard.

3.   De lidstaten monitoren de doeltreffendheid van de uitroeiing. De lidstaten kunnen hiertoe gebruik maken van het in artikel 14 bedoelde surveillancesysteem. In het kader van de monitoring worden in voorkomend geval ook de gevolgen voor niet-doelsoorten beoordeeld.

4.   De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van de doeltreffendheid van de genomen maatregelen en stellen haar ervan in kennis wanneer een populatie van een voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort uitgeroeid is. Zij verstrekken deze informatie tevens aan andere lidstaten.

Artikel 18

Afwijkingen van de verplichting tot snelle uitroeiing

1.   Binnen twee maanden na de in artikel 16 bedoelde detectie van een invasieve uitheemse soort, kan een lidstaat op basis van degelijk wetenschappelijk bewijs besluiten geen uitroeiingsmaatregelen uit te voeren indien aan ten minste een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

er is aangetoond dat de uitroeiing technisch niet uitvoerbaar is omdat de beschikbare uitroeiingsmethoden niet kunnen worden toegepast in het milieu waar de invasieve uitheemse soort zich heeft gevestigd;

b)

uit een kosten-batenanalyse op basis van de beschikbare gegevens blijkt met redelijke zekerheid dat de kosten, op de lange termijn, uitzonderlijk hoog zullen zijn en niet in verhouding staan tot de voordelen van de uitroeiing;

c)

er zijn geen uitroeiingsmethoden beschikbaar of de beschikbare methoden hebben zeer ernstige nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid, het milieu of andere soorten.

De betrokken lidstaat stelt de Commissie onverwijld schriftelijk van zijn besluit in kennis. De kennisgeving gaat vergezeld van alle onder a), b) en c) van de eerste alinea vermeld bewijsmateriaal.

2.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen beslissen om het besluit waarvan overeenkomstig de tweede alinea van lid 1 kennis is gegeven, te verwerpen, indien aan de in dat lid vastgelegde voorwaarden niet is voldaan.

3.   Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. De ontwerpuitvoeringshandelingen worden binnen twee maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving van de lidstaat aan het in artikel 27, lid 1, bedoelde comité voorgelegd.

4.   Indien er in overeenstemming met lid 1 geen uitroeiingsmaatregelen worden uitgevoerd, zorgen de lidstaten ervoor dat indammingsmaatregelen worden genomen om te voorkomen dat de invasieve uitheemse soort zich naar andere lidstaten verspreidt.

5.   Indien de Commissie een overeenkomstig de tweede alinea van lid 1 van dit artikel ter kennis gebracht besluit verwerpt, voert de betrokken lidstaat de in artikel 17 bedoelde uitroeiingsmaatregelen onverwijld uit.

6.   Indien de Commissie een overeenkomstig de tweede alinea van lid 1 van dit artikel ter kennis gebracht besluit niet verwerpt, wordt de invasieve uitheemse soort onderworpen aan de in artikel 19 bedoelde beheersmaatregelen.

HOOFDSTUK IV

BEHEER VAN WIJDVERSPREIDE INVASIEVE UITHEEMSE SOORTEN

Artikel 19

Beheersmaatregelen

1.   Binnen 18 maanden nadat een invasieve uitheemse soort in de Unielijst is opgenomen beschikken de lidstaten over doeltreffende beheersmaatregelen voor de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten waarvan de lidstaten hebben vastgesteld dat ze wijdverspreid zijn op hun grondgebied, zodat de gevolgen ervan voor de biodiversiteit, de aanverwante ecosysteemdiensten en, in voorkomend geval, de menselijke gezondheid of de economie tot een minimum worden beperkt.

Deze beheersmaatregelen zijn evenredig met de gevolgen voor het milieu en afgestemd op de specifieke omstandigheden van de lidstaten, zijn gebaseerd op een kosten-batenanalyse en omvatten tevens, voor zover haalbaar, de in artikel 20 bedoelde herstelmaatregelen. Zij worden op basis van de risico-evaluatie en hun kosteneffectiviteit naar prioriteit gerangschikt.

2.   De beheersmaatregelen bestaan uit dodelijke of niet-dodelijke fysieke, chemische of biologische maatregelen om een populatie van een invasieve uitheemse soort uit te roeien, te beheersen of in te dammen. De beheersmaatregelen omvatten, waar passend, maatregelen om de veerkracht van het ontvangende ecosysteem ten aanzien van bestaande en toekomstige invasies te versterken. Het commercieel gebruik van reeds gevestigde invasieve uitheemse soorten kan, indien strikt gemotiveerd, tijdelijk worden toegestaan als onderdeel van de beheersmaatregelen die zijn gericht op de uitroeiing, populatiebeheersing of indamming ervan, op voorwaarde dat alle passende controles aanwezig zijn om verdere verspreiding te vermijden.

3.   Bij de toepassing van beheersmaatregelen en het selecteren van de gebruikte methoden houden de lidstaten voldoende rekening met de menselijke gezondheid en het milieu, in het bijzonder niet-doelsoorten en hun habitats, en dat wanneer de maatregelen op dieren gericht zijn, deze dieren alle vermijdbare pijn, angst, en lijden wordt bespaard, zonder de doeltreffendheid van de beheersmaatregelen in gevaar te brengen.

4.   Het in artikel 14 bedoelde surveillancesysteem wordt ontworpen en gebruikt om de effectiviteit van de maatregelen op het gebied van uitroeiing, populatiebeheersing of indamming om de gevolgen voor de biodiversiteit, de aanverwante ecosysteemdiensten en, indien van toepassing, de menselijke gezondheid of de economie tot een minimum te beperken, te monitoren. In het kader van de monitoring worden in voorkomend geval ook de gevolgen beoordeeld voor niet-doelsoorten.

5.   Wanneer er een aanzienlijk risico is dat een voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort zich zal verspreiden naar een andere lidstaat, stellen de lidstaten waar deze soort aanwezig is, de overige lidstaten en de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. De betrokken lidstaten stellen zo nodig gezamenlijk overeengekomen beheersmaatregelen vast. Wanneer er ook verspreidingsgevaar naar derde landen bestaat, streeft de betrokken lidstaat ernaar de betrokken derde landen te informeren.

Artikel 20

Herstel van de beschadigde ecosystemen

1.   De lidstaten nemen passende herstelmaatregelen om het herstel van een door voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten aangetast, beschadigd of vernietigd ecosysteem te bevorderen, tenzij uit een kosten-batenanalyse op basis van de beschikbare gegevens met redelijke zekerheid blijkt dat de kosten van die maatregelen hoog zullen zijn en niet in verhouding staan tot de voordelen van herstel.

2.   De in lid 1 vermelde herstelmaatregelen omvatten in ieder geval:

a)

maatregelen om een verstoord ecosysteem beter in staat te stellen de gevolgen van verstoringen door de aanwezigheid van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten het hoofd te bieden, te absorberen, zich eraan aan te passen of ervan te herstellen;

b)

maatregelen om de preventie van een nieuwe invasie na een uitroeiingscampagne te ondersteunen.

HOOFDSTUK V

HORIZONTALE BEPALINGEN

Artikel 21

Terugvordering van kosten

Overeenkomstig het beginsel de vervuiler betaalt en onverminderd Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (23), streven de lidstaten ernaar de kosten terug te vorderen van de maatregelen die nodig zijn om de negatieve gevolgen van invasieve uitheemse soorten te voorkomen, tot een minimum te beperken en te matigen, inclusief kosten voor het milieu en hulpbronnen en herstelkosten.

Artikel 22

Samenwerking en coördinatie

1.   Bij het naleven van hun verplichtingen op grond van deze verordening stellen de lidstaten alles in het werk om een nauwe coördinatie met alle betrokken lidstaten te waarborgen en maken zij, voor zover passend en uitvoerbaar, gebruik van bestaande structuren die in het kader van regionale en internationale overeenkomsten gevormd zijn. De betrokken lidstaten streven in het bijzonder naar coördinatie met andere lidstaten waarmee zij:

a)

mariene subregio's als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2008/56/EG delen, wat mariene soorten betreft;

b)

biogeografische subregio's als bedoeld in artikel 1, onder c), punt iii), van Richtlijn 92/43/EEG delen, wat niet-mariene soorten betreft;

c)

grenzen delen;

d)

een stroomgebied als bedoeld in artikel 2, punt 13, van Richtlijn 2000/60/EG delen, wat zoetwatersoorten betreft; of

e)

enig ander belang gemeen hebben.

Op verzoek van de betrokken lidstaat faciliteert de Commissie deze coördinatie.

2.   Bij het naleven van hun verplichtingen op grond van deze verordening streven de lidstaten, waar passend, naar samenwerking met derde landen, onder meer door gebruik te maken van bestaande structuren die in het kader van regionale of internationale overeenkomsten gevormd zijn, teneinde de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken.

3.   De lidstaten kunnen ook bepalingen zoals deze van onder meer lid 1 van dit artikel toepassen met het oog op coördinatie en samenwerking met andere betrokken lidstaten voor wat betreft voor een lidstaat zorgwekkende invasieve uitheemse soorten die vermeld staan op een overeenkomstig artikel 12, lid 1, vastgestelde nationale lijst. Voor deze invasieve uitheemse soorten kunnen de lidstaten ook op het passende niveau samenwerkingsmechanismen vaststellen. Deze mechanismen kunnen de uitwisseling van informatie en gegevens bevatten, actieplannen in verband met introductieroutes en de uitwisseling van goede praktijken inzake beheer, beheersing en uitroeiing van invasieve uitheemse soorten, alsook systemen voor vroegtijdige waarschuwing en bewustmakings- en voorlichtingsprogramma's.

Artikel 23

Strengere nationale regels

De lidstaten kunnen strengere nationale regels behouden of vaststellen om de introductie, de vestiging en de verspreiding van zorgwekkende invasieve uitheemse soorten te voorkomen. Die maatregelen zijn verenigbaar met het VWEU en worden overeenkomstig het recht van de Unie aan de Commissie ter kennis gebracht.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Rapportering en herziening

1.   Uiterlijk op 1 juni 2019, en daarna elke zes jaar bezorgen de lidstaten de Commissie door hen geactualiseerde informatie over het volgende:

a)

een beschrijving, of een geactualiseerde versie daarvan, van het overeenkomstig artikel 14 vastgestelde surveillancesysteem en van het overeenkomstig artikel 15 vastgestelde systeem voor officiële controles op uitheemse soorten die de Unie binnenkomen;

b)

de verspreiding van voor de Unie of voor een regio, overeenkomstig artikel 11, lid 2, zorgwekkende invasieve uitheemse soorten op hun grondgebied, met inbegrip van informatie over migratie- of voortplantingspatronen;

c)

informatie over de soorten die overeenkomstig artikel 12, lid 2, worden beschouwd als voor een lidstaat zorgwekkende invasieve uitheemse soorten;

d)

de actieplannen bedoeld in artikel 13, lid 2;

e)

geaggregeerde informatie voor het gehele nationale grondgebied over de overeenkomstig artikel 17 genomen uitroeiingsmaatregelen, de overeenkomstig artikel 19 uitgevoerde beheersmaatregelen, de doeltreffendheid ervan en de gevolgen ervan voor niet-doelsoorten;

f)

het aantal in artikel 8 bedoelde vergunningen en de reden waarom die zijn verleend;

g)

de maatregelen die zijn genomen om het publiek te informeren over de aanwezigheid van invasieve uitheemse soorten en andere acties die de burgers verzocht wordt te ondernemen;

h)

de krachtens artikel 8, lid 8, vereiste inspecties; en

i)

indien beschikbaar, informatie over de kostprijs van de maatregelen die zijn genomen om aan deze verordening te voldoen.

2.   Uiterlijk op 5 november 2015 stellen de lidstaten de Commissie in kennis van en informeren zij de andere lidstaten over de bevoegde autoriteiten die met de toepassing van deze verordening zijn belast.

3.   Uiterlijk op 1 juni 2021 beoordeelt de Commissie de toepassing van deze verordening, met inbegrip van de Unielijst, de in artikel 13, lid 2, vermelde actieplannen, het surveillancesysteem, de douanecontroles, de uitroeiingsverplichting en de beheersverplichtingen en bezorgt zij het Europees Parlement en de Raad een verslag, dat vergezeld kan gaan van wetgevingsvoorstellen voor de wijziging van deze verordening, met inbegrip van wijzigingen aan de Unielijst. Bij die herziening wordt ook onderzocht of de uitvoeringsbepalingen inzake voor een regio zorgwekkende invasieve uitheemse soorten doeltreffend zijn, of het noodzakelijk en haalbaar is in de Unie inheemse soorten op te nemen in de Unielijst, en of verdere harmonisatie nodig is om de doeltreffendheid van de actieplannen en maatregelen van de lidstaten te verhogen.

4.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de technische rapporteringsformats vast teneinde de rapporteringsverplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in lid 1 genoemde informatie te vereenvoudigen en te stroomlijnen. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 25

Informatieondersteuningssysteem

1.   De Commissie zet geleidelijk een informatieondersteuningssysteem op dat nodig is om de toepassing van deze verordening te vergemakkelijken.

2.   Dat systeem omvat uiterlijk op 2 januari 2016 een gegevensondersteuningsmechanisme dat bestaande gegevenssystemen over invasieve uitheemse soorten aan elkaar koppelt, waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan informatie over voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, zodat de in artikel 24 bedoelde rapportering kan worden vergemakkelijkt.

Het in de eerste alinea bedoelde gegevensondersteuningsmechanisme wordt een hulpmiddel voor de Commissie en de lidstaten bij het verwerken van de relevante kennisgevingen die door artikel 16, lid 2, vereist worden.

3.   Uiterlijk op 2 januari 2019 wordt het in lid 2 vermelde gegevensondersteuningsmechanisme een mechanisme voor de uitwisseling van informatie over andere aspecten van de toepassing van deze verordening.

Het kan ook informatie bevatten over voor een lidstaat zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, en over introductieroutes, risicobeoordeling en beheer- en uitroeiingsmaatregelen, indien beschikbaar.

Artikel 26

Participatie van het publiek

Wanneer actieplannen op grond van artikel 13 worden opgesteld en beheersmaatregelen op grond van artikel 19, worden vastgesteld, zorgen de lidstaten ervoor dat het publiek tijdig en daadwerkelijk kan deelnemen aan de voorbereiding, wijziging of herziening ervan, waarbij gebruik wordt gemaakt van de regelingen die reeds door de lidstaten zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 2003/35/EG.

Artikel 27

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011, dat in zijn taken kan worden bijgestaan door het in artikel 28 bedoelde wetenschappelijk forum.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 28

Wetenschappelijk forum

De Commissie verzekert de deelname van door de lidstaten aangewezen vertegenwoordigers van de wetenschappelijke wereld aan het verstrekken van advies over wetenschappelijke vraagstukken in verband met de toepassing van deze verordening, in het bijzonder wat betreft de artikelen 4, 5, 10 en 18. Die vertegenwoordigers komen bijeen in een wetenschappelijk forum. Het reglement van orde van dit forum wordt door de Commissie opgesteld.

Artikel 29

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 5, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 1 januari 2015. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de periode van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikel 5, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 5, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 30

Sancties

1.   De lidstaten stellen de bepalingen vast betreffende sancties die van toepassing zijn bij inbreuken op deze verordening. De lidstaten nemen alle vereiste handhavingsmaatregelen.

2.   De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

3.   De vastgestelde sancties kunnen onder meer omvatten:

a)

boetes;

b)

inbeslagname van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten die niet aan de voorschriften voldoen;

c)

onmiddellijke schorsing of intrekking van een overeenkomstig artikel 8 verleende vergunning.

4.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 2 januari 2016 in kennis van de in lid 1 bedoelde bepalingen en delen haar eventuele latere wijzigingen onverwijld mee.

Artikel 31

Overgangsbepalingen voor niet-commerciële eigenaren

1.   In afwijking van artikel 7, lid 1, onder b) en d), mogen eigenaren van gezelschapsdieren die niet worden gehouden voor commerciële doeleinden en die behoren tot de invasieve uitheemse soorten die zijn opgenomen in de Unielijst, deze dieren houden tot de natuurlijke dood ervan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de dieren werden al gehouden voor zij werden opgenomen in de Unielijst;

b)

de dieren worden in een gesloten omgeving gehouden en alle passende maatregelen zijn genomen om voortplanting of ontsnapping onmogelijk te maken.

2.   De bevoegde autoriteiten ondernemen alle stappen die redelijkerwijs van hen kunnen worden verlangd om door middel van bewustmaking en door de lidstaten georganiseerde opleidingsprogramma's niet-commerciële eigenaren te informeren over de risico's die het houden van de in lid 1 vermelde dieren meebrengt, en over de maatregelen die moeten worden genomen om het risico op voortplanting en ontsnapping tot een minimum te beperken.

3.   Niet-commerciële eigenaren die niet aan de voorwaarden van lid 1 kunnen voldoen, mogen de betrokken dieren niet langer bij zich houden. De lidstaten kunnen hun de mogelijkheid bieden dat de dieren bij hun weggehaald worden. In dat geval wordt de nodige aandacht aan het dierenwelzijn besteed.

4.   De dieren als vermeld in lid 3 kunnen worden gehouden in instellingen als vermeld in artikel 8 of in voorzieningen die met dat doel door de lidstaten zijn opgezet.

Artikel 32

Overgangsbepalingen voor commerciële voorraden

1.   Houders van een commerciële voorraad exemplaren van invasieve uitheemse soorten die zijn verworven voor zij werden opgenomen in de Unielijst, mogen die exemplaren tot maximaal twee jaar na het opnemen van de soort op die lijst houden en vervoeren voor verkoop of overdracht van levende exemplaren of reproduceerbare delen van deze soorten aan de in artikel 8 bedoelde instellingen voor onderzoek of bewaring ex situ, en voor geneeskundige activiteiten, mits de exemplaren in een gesloten omgeving gehouden en vervoerd worden en alle passende maatregelen zijn genomen om voortplanting of ontsnapping te voorkomen, of mogen die exemplaren slachten of op humane wijze doden ter uitputting van de voorraad.

2.   De verkoop of overdracht van levende exemplaren aan niet-commerciële gebruikers is toegestaan tot één jaar nadat de soorten werden opgenomen in de Unielijst, mits de exemplaren in een gesloten omgeving gehouden en vervoerd worden en alle passende maatregelen zijn genomen om voortplanting of ontsnapping onmogelijk te maken.

3.   Indien overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 708/2007 een vergunning is verleend voor een aquacultuursoort die daarna wordt opgenomen in de Unielijst, en de geldigheidsduur van die vergunning de in lid 1 van dit artikel vermelde periode overschrijdt, trekt de lidstaat overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 708/2007 de vergunning na afloop van de in lid 1 van dit artikel vermelde periode in.

Artikel 33

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 22 oktober 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

B. DELLA VEDOVA


(1)  PB C 177 van 11.6.2014, blz. 84.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 29 september 2014.

(3)  Besluit 93/626/EEG van de Raad van 25 oktober 1993 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake biologische diversiteit (PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1).

(4)  Besluit 82/72/EEG van de Raad van 3 december 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa (PB L 38 van 10.2.1982, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(6)  Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).

(7)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(8)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(9)  Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1).

(10)  Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).

(11)  Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).

(13)  Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad van 11 juni 2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur (PB L 168 van 28.6.2007, blz. 1).

(14)  Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1).

(15)  Besluit 2010/718/EU van de Europese Raad van 29 oktober 2010 tot wijziging van de status van het eiland Saint-Barthélemy ten aanzien van de Europese Unie (PB L 325 van 9.12.2010, blz. 4).

(16)  Besluit 2012/419/EU van de Europese Raad van 11 juli 2012 tot wijziging van de status van Mayotte ten aanzien van de Europese Unie (PB L 204 van 31.7.2012, blz. 131).

(17)  Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).

(18)  Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56).

(19)  Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9).

(20)  Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de Richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 156 van 25.6.2003, blz. 17).

(21)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(22)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(23)  Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56).