19.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/23


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 665/2014 VAN DE COMMISSIE

van 11 maart 2014

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorwaarden voor het gebruik van de facultatieve kwaliteitsaanduiding „product uit de bergen”

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 31, leden 3 en 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 is een regeling voor facultatieve kwaliteitsaanduidingen vastgesteld om het producenten van landbouwproducten op de interne markt makkelijker te maken de waardetoevoegende kenmerken of eigenschappen van hun landbouwproducten kenbaar te maken. Bij die verordening zijn de voorwaarden voor het gebruik van de facultatieve kwaliteitsaanduiding „product uit de bergen” vastgesteld en wordt de Commissie ertoe gemachtigd om, in naar behoren gemotiveerde gevallen en om rekening te houden met de natuurlijke beperkingen die van invloed zijn op de landbouw in berggebieden, middels gedelegeerde handelingen afwijkingen van deze gebruiksvoorwaarden vast te stellen. Die verordening machtigt de Commissie ook tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen inzake de bepaling van de productiemethoden en andere criteria die relevant zijn voor de toepassing van die aanduiding.

(2)

Om misleiding van de consument te voorkomen, moet het gebruik van de aanduiding „product uit de bergen” voor producten van dierlijke oorsprong worden verduidelijkt. Voor producten die door dieren worden geproduceerd, zoals melk en eieren, moet de productie plaatsvinden in berggebieden. Voor producten van dierlijke oorsprong, zoals vlees, moeten de dieren in berggebieden worden gehouden. Aangezien landbouwers vaak jonge dieren kopen, moeten zulke dieren ten minste twee derde van hun leven in berggebieden doorbrengen.

(3)

In veel gebieden van de Unie wordt transhumance, met inbegrip van transhumance tussen berggebieden en niet-berggebieden, toegepast om gebruik te kunnen maken van de beschikbare begraasbare vegetatie. Dit waarborgt de instandhouding van hogergelegen weilanden die niet geschikt zijn voor standweiden en van traditionele cultuurlandschappen in berggebieden. Transhumance levert ook directe milieuvoordelen op, bijvoorbeeld een lager risico op erosie en lawines. Met het oog op de instandhouding van de transhumance moet daarom worden toegestaan dat de aanduiding „product uit de bergen” wordt toegepast op producten die afkomstig zijn van transhumante dieren die ten minste een kwart van hun leven op weilanden in berggebieden hebben doorgebracht.

(4)

Om ervoor te zorgen dat diervoeders voor landbouwhuisdieren hoofdzakelijk uit berggebieden komen, moet worden verduidelijkt dat, in beginsel, per jaar ten minste de helft van hun voeding, uitgedrukt als percentage droge stof, moet bestaan uit diervoeders uit berggebieden.

(5)

Aangezien herkauwers in berggebieden over diervoeders beschikken die meer dan de helft van hun jaarlijkse dieet vertegenwoordigen, moet dit percentage droge stof in hun geval hoger zijn.

(6)

Vanwege natuurlijke beperkingen en het feit dat in berggebieden geproduceerde diervoeders in de eerste plaats voor herkauwers zijn bestemd, is thans slechts een klein deel van het varkensvoer afkomstig uit berggebieden. Om het juiste evenwicht tussen beide doelstellingen van de aanduiding „product uit de bergen” zoals vastgesteld in overweging 45 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 te vinden, te waarborgen dat de varkensproductie in berggebieden kan doorgaan en aldus het plattelandsweefsel in stand te houden, dient te worden bepaald dat het uit dergelijke gebieden afkomstige aandeel varkensvoer minder dan de helft van het jaarlijkse dieet van de dieren moet bedragen.

(7)

De beperkingen inzake diervoeder voor transhumante dieren moeten gelden zolang deze dieren zich in berggebieden bevinden.

(8)

Aangezien ook het verplaatsen van bijenkasten als een vorm van transhumance kan worden gezien, moet de toepassing van de aanduiding „product uit de bergen” op producten van de bijenteelt worden verduidelijkt. Omdat voor bijenvoeding gebruikte suiker normaal echter niet uit berggebieden afkomstig is, dient te worden bepaald dat de beperkingen inzake diervoeder niet gelden ten aanzien van bijen.

(9)

Om misleiding van de consument te voorkomen, moet worden bepaald dat de aanduiding „product uit de bergen” uitsluitend mag worden gebruikt voor producten van plantaardige oorsprong indien de desbetreffende planten in berggebieden worden geteeld.

(10)

Bepaald moet worden dat verwerkte producten als ingrediënt grondstoffen zoals suiker, zout en kruiden die niet in berggebieden kunnen worden geproduceerd, mogen bevatten, voor zover deze niet meer dan 50 % van het totale gewicht van de ingrediënten uitmaken.

(11)

In berggebieden in bepaalde delen van de Unie zijn er onvoldoende faciliteiten voor het produceren van melk en zuivelproducten uit rauwe melk, het slachten van dieren en het uitsnijden en uitbenen van karkassen, en het persen van olijfolie. Natuurlijke beperkingen hebben een weerslag op de beschikbaarheid van geschikte verwerkingsfaciliteiten in berggebieden en maken verwerking moeilijk en onrendabel. Dat producten uit de bergen op andere plaatsen in de nabijheid van berggebieden worden verwerkt, doet geen afbreuk aan hun aard van uit de bergen afkomstig product. Daarom moet worden toegestaan dat de aanduiding „product uit de bergen” op zulke producten wordt toegepast wanneer zij buiten berggebieden worden verwerkt. Gezien de ligging van de verwerkingsfaciliteiten in bepaalde lidstaten en de behoefte om te voldoen aan de verwachtingen van de consument, moet de verwerking plaatsvinden binnen 30 km van het berggebied in kwestie.

(12)

Om ervoor te zorgen dat bestaande faciliteiten voor de productie van melk en zuivelproducten hun activiteiten kunnen voortzetten, mogen enkel faciliteiten die op de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1151/2012 in bedrijf waren, de aanduiding „product uit de bergen” gebruiken. Omdat de beschikbaarheid van zulke faciliteiten verschilt van berggebied tot berggebied, moeten de lidstaten worden gemachtigd strengere eisen met betrekking tot de afstand op te leggen of deze mogelijkheid geheel te schrappen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Producten van dierlijke oorsprong

1.   De aanduiding „product uit de bergen” mag worden toegepast op producten die door dieren worden geproduceerd in berggebieden als bedoeld in artikel 31, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 en in zulke gebieden worden verwerkt.

2.   De aanduiding „product uit de bergen” mag worden toegepast op producten van dieren die ten minste twee derde van hun leven in die berggebieden zijn gehouden, indien de producten in dergelijke gebieden worden verwerkt.

3.   In afwijking van lid 2 mag de aanduiding „product uit de bergen” worden toegepast op producten van transhumante dieren die ten minste een kwart van hun leven in het kader van het transhumancesysteem weiland in berggebieden hebben begraasd.

Artikel 2

Diervoeders

1.   Voor de toepassing van artikel 31, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 worden diervoeders voor landbouwhuisdieren geacht hoofdzakelijk uit berggebieden te komen indien het aandeel van het jaarlijkse dieet van de dieren dat niet in berggebieden kan worden geproduceerd, uitgedrukt als percentage droge stof, niet meer dan 50 % en, in het geval van herkauwers, 40 %, bedraagt.

2.   In afwijking van lid 1 bedraagt voor varkens het aandeel diervoeders dat niet in berggebieden kan worden geproduceerd, uitgedrukt als percentage droge stof, niet meer dan 75 % van het jaarlijkse dieet van de dieren.

3.   Lid 1 is niet van toepassing op diervoeders voor transhumante dieren als bedoeld in artikel 1, lid 3, wanneer deze buiten berggebieden worden gehouden.

Artikel 3

Producten van de bijenteelt

1.   De aanduiding „product uit de bergen” mag worden toegepast op producten van de bijenteelt indien de bijen de nectar en het stuifmeel uitsluitend in berggebieden hebben verzameld.

2.   In afwijking van artikel 31, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 hoeft voor bijenvoeding gebruikte suiker niet uit berggebieden afkomstig te zijn.

Artikel 4

Producten van plantaardige oorsprong

In afwijking van artikel 31, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 mag de aanduiding „product uit de bergen” uitsluitend op plantaardige producten worden toegepast indien de desbetreffende plant is geteeld in berggebieden als bedoeld in artikel 31, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012.

Artikel 5

Ingrediënten

Bij gebruik in de in artikel 1 en 4 bedoelde producten mogen de volgende ingrediënten van buiten berggebieden afkomstig zijn, op voorwaarde dat zij niet meer dan 50 % van het totale gewicht van de ingrediënten vertegenwoordigen:

a)

niet in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten, en

b)

kruiden, specerijen en suiker.

Artikel 6

Verwerkingsactiviteiten buiten berggebieden

1.   In afwijking van artikel 31, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 en artikel 1, leden 1 en 2, van de onderhavige verordening mogen de volgende verwerkingsactiviteiten plaatsvinden buiten berggebieden, voor zover de afstand van het berggebied in kwestie niet meer dan 30 km bedraagt:

a)

activiteiten voor de verwerking van melk en zuivelproducten in verwerkingsfaciliteiten die in bedrijf waren op 3 januari 2013;

b)

het slachten van dieren en het uitsnijden en ontbenen van karkassen;

c)

het persen van olijfolie.

2.   De lidstaten mogen ten aanzien van de op hun grondgebied verwerkte producten bepalen dat de afwijking van lid 1, onder a), niet van toepassing is of dat de verwerkingsfaciliteiten zich binnen een te specificeren afstand van minder dan 30 km van het berggebied in kwestie moeten bevinden.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.