14.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 141/51


VERORDENING (EU) Nr. 469/2014 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 16 april 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2157/1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4)

(ECB/2014/18)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 132, lid 3,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 34.3 en artikel 19.1,

Gezien Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (1), inzonderheid artikel 6, lid 2,

Overwegende:

(1)

De Europese Centrale Bank (ECB) heeft Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank (ECB/1999/4) (2) toegepast om sancties op te leggen binnen haar uiteenlopende bevoegdheidsgebieden, waaronder met name de tenuitvoerlegging van het monetaire beleid van de Unie, de werking van betalingssystemen en de verzameling van statistische gegevens.

(2)

Luidens Verordening (EU) nr. 1024/2013 (3) van de Raad kan de ECB administratieve financiële boeten aan de kredietinstellingen opleggen die onder haar supervisie staan, indien deze instellingen een direct toepasselijke bepaling van Unierecht schenden, alsook sancties opleggen ingeval van een schending van een ECB-verordening of -besluit.

(3)

De ECB heeft Verordening (EU) nr. YYY/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (4) vastgesteld tot nadere uitwerking van de procedures betreffende de uitoefening door de ECB, nationale bevoegde autoriteiten en nationale aangewezen autoriteiten van hun toezichttaken uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013. Verordening (EU) nr. YYY/2014 (ECB/2014/17) bevat bepalingen betreffende de procedure voor de oplegging van administratieve boeten door de ECB en nationale bevoegde toezichthoudende autoriteiten.

(4)

De ECB heeft Aanbeveling ECB/2014/19 (5) vastgesteld ter invoering van een consistente regeling voor het opleggen van sancties door de ECB ter uitoefening van haar toezichttaken uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en Verordening (EU) nr. YYY/2014 (ECB/2014/17).

(5)

In Verordening (EG) nr. 2157/1999 dient verduidelijkt te worden dat de verordening slechts van toepassing is op de sanctieoplegging door de ECB ter uitoefening van haar centralebanktaken die geen toezichthouding betreffen, terwijl Verordening (EU) nr. YYY/2014 (ECB/2014/17) van toepassing is op de oplegging van administratieve boeten door de ECB ter uitoefening van haar toezichttaken.

(6)

Bij de nadere uitwerking van de procedurele regels aangaande de initiatie en het voeren van de in Verordening (EG) nr. 2532/98 vastgelegde niet-nakomingsprocedures moet de ECB rekening houden met de ernst van de overwogen sanctie.

(7)

Verordening (EG) nr. 2157/1999 moet daarom dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT DEZE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Verordening (EG) nr. 2157/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Een nieuw artikel 1 bis wordt ingevoegd na artikel 1:

„Artikel 1 bis

Toepassingsgebied

Deze verordening is slechts van toepassing op sancties die de ECB kan opleggen ter uitoefening van haar centralebanktaken die geen toezichthouding betreffen. De verordening is niet van toepassing op administratieve boeten die de ECB kan opleggen ter uitoefening van haar toezichttaken.”.

2)

Nieuw artikel 1 ter wordt ingevoegd na artikel 1 bis:

„Artikel 1 ter

Onafhankelijke onderzoekseenheid

1.   Om al dan niet een niet-nakomingsprocedure te initiëren uit hoofde van artikel 2 en ter uitoefening van de in artikel 3 vastgelegde bevoegdheden, richt de ECB een interne onafhankelijke onderzoekseenheid op (hierna „onderzoekseenheid”) bestaande uit onderzoeksambtenaren die hun onderzoekstaken onafhankelijk van de directie en de Raad van bestuur uitoefenen, en die niet deelnemen aan het overleg van de directie en de Raad van bestuur.

2.   Indien de ECB redenen heeft te vermoeden dat een of meer schendingen worden of zijn begaan, wordt die aangelegenheid naar de directie verwezen.

3.   Indien de directie meent dat de toepasselijke sanctie hoger is dan de drempel van artikel 10, lid 1, dan is de vereenvoudigde procedure van artikel 10 niet van toepassing en verwijst de directie die aangelegenheid naar de onderzoekseenheid. De onderzoekseenheid besluit om al dan niet een niet-nakomingsprocedure te initiëren.

4.   Enige verwijzing naar de ECB in artikel 2 tot en met 4, artikel 5, lid 1 tot en met 3, en artikel 6, dient gelezen te worden als een verwijzing naar de onderzoekseenheid van de ECB dan wel, indien de vereenvoudigde procedure van artikel 10 van toepassing is, als verwijzing naar de directie.

5.   De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de bevoegde nationale centrale bank om een niet-nakomingsprocedure te initiëren en een onderzoek uit te voeren overeenkomstig deze verordening.”.

3)

In artikel 2 wordt lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

„1.   Op basis van dezelfde feiten wordt tegen dezelfde onderneming niet meer dan een niet-nalevingsprocedure geinitieerd. Te dien einde neemt de ECB of de bevoegde nationale centrale bank geen beslissing om al dan niet een niet-nalevingsprocedure te initiëren vooraleer zij elkaar hebben geïnformeerd en met elkaar overlegd hebben.”.

4)

In artikel 2 wordt lid 3 als volgt vervangen:

„3.   Hetzij de ECB of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, is, op verzoek, gerechtigd bijstand te verlenen aan en samen te werken met de andere bij de uitvoering van de niet-nalevingsprocedure, met name door het overhandigen van relevante geachte informatie.”.

5)

Een nieuw artikel 7 bis wordt ingevoegd na artikel 7:

„Artikel 7 bis

Indiening van een voorstel bij de directie

1.   Indien de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, van mening is dat na de voltooiing van de niet-nakomingsprocedure een sanctie aan de betrokken onderneming opgelegd moet worden, dient deze een voorstel in bij de directie waarin de onderzoekseenheid stelt dat de betrokken onderneming een schending heeft begaan en bepaalt het bedrag van de op te leggen sanctie.

2.   De onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, baseren hun voorstel slechts op feiten en bezwaren waar de betrokken onderneming opmerkingen over heeft kunnen maken.

3.   Indien de directie van mening is dat het door de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank ingediende dossier, al naar gelang, onvolledig is, kan zij het dossier aan de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank retourneren met een onderbouwd verzoek voor aanvullende informatie.

4.   Indien de directie op basis van een volledig dossier instemt met het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, om een sanctie aan de betrokken onderneming op te leggen, besluit zij overeenkomstig het door de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank ingediende voorstel.

5.   Indien de directie op basis van een volledig dossier meent dat de door de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, in het voorstel beschreven feiten niet voldoende bewijs voor een schending lijken te vormen, kan de directie besluiten de zaak te sluiten.

6.   Indien de directie op basis van een volledig dossier ermee instemt dat de betrokken onderneming een andere schending heeft begaan, zoals bedoeld in het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, maar het niet eens is met de voorgestelde sanctie, neemt zij een besluit waarin een door haar passend geachte sanctie wordt vastgelegd.

7.   Indien de directie op basis van een volledig dossier niet instemt met het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, maar vaststelt dat de betrokken onderneming een andere schending heeft begaan, dan wel dat er een andere feitelijke grondslag bestaat voor het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, stelt het de betrokken onderneming schriftelijk van haar bevindingen en van de tegen de betrokken onderneming opgeworpen bezwaren in kennis.

8.   De directie stelt in een besluit vast of de betrokken onderneming al dan niet een schending heeft begaan, alsook de op te leggen sanctie, indien van toepassing. Door de directie vastgestelde besluiten worden slechts gegrond op feiten en bezwaren waar de betrokken onderneming opmerkingen over heeft kunnen maken.”.

Artikel 2

Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Frankfurt am Main, .

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4.

(2)  Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank van 23 september 1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4) (PB L 264 van 12.10.1999, blz. 21).

(3)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

(4)  Verordening (EU) nr. YYY/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17). Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(5)  Aanbeveling ECB/2014/19 van 16 april 2014 voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2532/98 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (PB C ZZZ van 14.5.2014, blz. XXX).