15.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/50


RICHTLIJN 2014/48/EU VAN DE RAAD

van 24 maart 2014

tot wijziging van Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 115,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2003/48/EG van de Raad (3) is sinds 1 juli 2005 in de lidstaten van toepassing en is in de eerste drie jaar van toepassing effectief gebleken binnen de grenzen van haar toepassingsgebied. Uit het eerste Commissieverslag van 15 september 2008 over de toepassing blijkt evenwel dat de richtlijn niet geheel de ambities waarmaakt die in de door de Raad in diens zitting van 26 en 27 november 2000 unaniem aangenomen conclusies tot uiting waren gebracht. Meer bepaald vallen sommige met rentedragende effecten gelijk te stellen financiële instrumenten en sommige indirecte middelen tot het houden van rentedragende effecten buiten het toepassingsgebied van de richtlijn.

(2)

Om Richtlijn 2003/48/EG beter aan het beoogde doel te doen beantwoorden, moet ten eerste de informatie aan de hand waarvan de identiteit en woonplaats van uiteindelijk gerechtigden wordt vastgesteld, worden verbeterd. Desbetreffend dient de uitbetalende instantie gebruik te maken van de datum en plaats van geboorte, alsook van de in voorkomend geval door de lidstaten toegekende fiscale identificatienummers of vergelijkbare nummers. Richtlijn 2003/48/EG verplicht de lidstaten er geenszins toe fiscale identificatienummers in te voeren. In dit opzicht moet de informatie betreffende gemeenschappelijke rekeningen en andere gevallen van gedeelde uiteindelijke gerechtigheid eveneens worden verbeterd.

(3)

Richtlijn 2003/48/EG is slechts van toepassing op rentebetalingen ten onmiddellijke gunste van natuurlijke personen die hun woonplaats in de Unie hebben. Die natuurlijke personen kunnen Richtlijn 2003/48/EG dan ook omzeilen door gebruik te maken van een tussengeschoven entiteit of een juridische constructie, vooral indien die gevestigd is in een rechtsgebied waar belastingheffing over de aan deze entiteit of constructie betaalde inkomsten niet gegarandeerd is. Mede gelet op de antiwitwasmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), verdient het daarom aanbeveling van de uitbetalende instanties te verlangen dat zij een „doorkijkbenadering” toepassen op betalingen aan bepaalde entiteiten of juridische constructies die gevestigd zijn of hun plaats van werkelijke leiding hebben in bepaalde landen of gebieden waar noch Richtlijn 2003/48/EG noch maatregelen van gelijke strekking van toepassing zijn. Deze uitbetalende instanties moeten gebruikmaken van de informatie waarover zij reeds beschikken ten aanzien van de uiteindelijk gerechtigde(n) van dergelijke entiteiten of juridische constructies om te garanderen dat Richtlijn 2003/48/EG wordt toegepast wanneer de aldus geïdentificeerde uiteindelijk gerechtigde een natuurlijk persoon is die zijn woonplaats in een andere lidstaat heeft dan de lidstaat waar de uitbetalende instantie gevestigd is. Om de administratieve lasten voor uitbetalende instanties te beperken, moet een indicatieve lijst worden opgesteld van onder deze maatregel vallende entiteiten en juridische constructies in de derde landen en rechtsgebieden.

(4)

Omzeiling van Richtlijn 2003/48/EG door kunstmatige toeleiding van rentebetalingen via een buiten de Unie gevestigde marktdeelnemer moet eveneens worden voorkomen. Derhalve moet worden gespecificeerd wat de verantwoordelijkheden zijn van marktdeelnemers die er wetenschap van hebben dat een rentebetaling aan een buiten het territoriale toepassingsgebied van Richtlijn 2003/48/EG gevestigde marktdeelnemer wordt verricht ten gunste van een hun als woonachtig in een andere lidstaat bekende natuurlijk persoon die als hun klant kan worden aangemerkt. Die marktdeelnemers moeten in dergelijke omstandigheden geacht worden als uitbetalende instantie te handelen. Dit zou meer bepaald ook helpen voorkomen dat het internationale netwerk van financiële instellingen, namelijk bijkantoren, dochterondernemingen, geassocieerde vennootschappen of houdstermaatschappijen, wordt misbruikt om Richtlijn 2003/48/EG te omzeilen.

(5)

De ervaring heeft geleerd dat er meer duidelijkheid moet komen met betrekking tot de verplichting om bij ontvangst van een rentebetaling als uitbetalende instantie te handelen. Met name moet duidelijk worden gemaakt welke intermediaire structuren daartoe verplicht zijn. Entiteiten en juridische constructies die niet effectief belast worden, dienen Richtlijn 2003/48/EG toe te passen wanneer zij van een „upstream” marktdeelnemer een rentebetaling ontvangen. Een indicatieve lijst van die entiteiten en juridische constructies in iedere lidstaat zal de toepassing van de nieuwe bepalingen vergemakkelijken.

(6)

Uit het eerste verslag over de toepassing van Richtlijn 2003/48/EG is gebleken dat de richtlijn kan worden omzeild door gebruik te maken van financiële instrumenten die, wat risico, flexibiliteit en overeengekomen rendement betreft, met schuldvorderingen gelijk te stellen zijn. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de richtlijn niet slechts op rente betrekking heeft maar ook op andere, materieel vergelijkbare inkomsten.

(7)

Evenzo moeten bepaalde soorten levensverzekeringsovereenkomsten die een gegarandeerd rendement aan inkomsten behelzen of waarvan de prestaties voor meer dan 40 % gekoppeld zijn aan inkomsten uit schuldvorderingen of daarmee gelijk te stellen, onder Richtlijn 2003/48/EG vallende inkomsten, in het toepassingsgebied van die richtlijn worden opgenomen.

(8)

Wat in de Unie gevestigde beleggingsfondsen betreft, vallen momenteel onder Richtlijn 2003/48/EG uitsluitend de inkomsten die worden verkregen via instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) waaraan vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) waarmee, onder meer, Richtlijn 85/611/EEG van de Raad (6) ingetrokken en vervangen is. Daarmee gelijk te stellen inkomsten uit niet-icbe's vallen alleen onder Richtlijn 2003/48/EG wanneer de niet-icbe's entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid zijn en derhalve bij ontvangst van rentebetalingen als uitbetalende instantie handelen. Om ervoor te zorgen dat dezelfde regels gelden voor alle beleggingsfondsen en beleggingsregelingen, ongeacht hun rechtsvorm, moet de verwijzing in Richtlijn 2003/48/EG naar Richtlijn 85/611/EEG worden vervangen door een verwijzing naar hun inschrijving in een register overeenkomstig het recht van een lidstaat, of naar hun fondsreglement of statuten naar het recht van een van de lidstaten. Tevens moet gelijke behandeling worden gegarandeerd, rekening houdend met de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

(9)

Wat betreft beleggingsfondsen die niet in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, moet duidelijk worden gemaakt dat de richtlijn betrekking heeft op rente en met rente gelijk te stellen inkomsten uit al die fondsen, ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop zij aan beleggers worden aangeboden.

(10)

De definitie van rentebetaling moet worden verduidelijkt om ervoor te zorgen dat niet alleen rechtstreekse, maar ook onrechtstreekse beleggingen in schuldvorderingen in aanmerking worden genomen bij de berekening van het percentage van de activa die in dergelijke instrumenten belegd zijn. Ter vergemakkelijking van de toepassing van Richtlijn 2003/48/EG door uitbetalende instanties op inkomsten uit in andere landen gevestigde instellingen voor collectieve belegging, moet duidelijk worden gemaakt dat de berekening van de samenstelling van de activa voor de behandeling van bepaalde inkomsten van dergelijke instellingen onder de voorschriften valt van de lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte waarin zij gevestigd zijn.

(11)

Zowel de procedure op grond van een verklaring waarmee uiteindelijk gerechtigden met fiscale woonplaats in een lidstaat de heffing van bronbelasting kunnen vermijden op rentebetalingen die in een andere, in artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2003/48/EG vermelde lidstaat zijn ontvangen, als de alternatieve procedure van vrijwillige verstrekking van gegevens aan de woonstaat van de uiteindelijk gerechtigde heeft merites. Niettemin is de procedure van vrijwillige verstrekking van gegevens minder belastend voor de uiteindelijk gerechtigde en het is dan ook passend de keuze van de procedure aan hem te laten.

(12)

De lidstaten moeten cijfers verstrekken over de toepassing van Richtlijn 2003/48/EG om de kwaliteit te verbeteren van de informatie die de Commissie gebruikt voor het opstellen van het om de drie jaar bij de Raad in te dienen verslag over de toepassing van de richtlijn.

(13)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord inzake beter wetgeven (7) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze tabellen openbaar te maken,

(14)

Met het oog op eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2003/48/EG dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend. Deze bevoegdheden dienen te worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8).

(15)

Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het garanderen van een effectieve belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling die in het algemeen in alle lidstaten tot het belastbaar inkomen van ingezetenen worden gerekend, niet afdoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar beter, vanwege de omvang van het optreden, op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgenomen subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel opgenomen evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om dit doel te bereiken.

(16)

Richtlijn 2003/48/EG moet worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2003/48/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De lidstaten zien erop toe dat de uitbetalende instanties en andere marktdeelnemers die op hun grondgebied gevestigd zijn of, indien van toepassing, de plaats van werkelijke leiding op hun grondgebied hebben, de voor de uitvoering van de richtlijn noodzakelijke taken verrichten, ongeacht de vestigingsplaats van de debiteur van de rentedragende vordering.”.

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Definities van bepaalde termen

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

„marktdeelnemer”, een kredietinstelling of een financiële instelling, of enig andere natuurlijke of rechtspersoon die, handelend in het kader van de uitoefening van zijn beroepsactiviteiten, regelmatig of occasioneel een rentebetaling verricht of bewerkstelligt in de zin van deze richtlijn;

b)

„plaats van werkelijke leiding” van een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid, het adres waar belangrijke beheersbesluiten worden genomen die noodzakelijk zijn voor het verrichten van de algehele activiteit van de entiteit. Indien dergelijke beheersbesluiten in meer dan één land of rechtsgebied worden genomen, wordt de plaats van werkelijke leiding geacht zich te bevinden op het adres waar het merendeel van de belangrijke beheersbesluiten worden genomen met betrekking tot de activa die de rentebetalingen, in de zin van deze richtlijn, genereren;

c)

„plaats van werkelijke leiding” van een trust of een andere juridische constructie:

i)

het vaste adres van de natuurlijke persoon die primair verantwoordelijk is voor de belangrijke beheersbesluiten betreffende de activa van de juridische constructie, of, bij een trust, het vaste adres van de trustee (beheerder). Indien meer dan één natuurlijk persoon die primaire verantwoordelijkheid draagt, wordt de plaats van werkelijke leiding geacht zich te bevinden op het vaste adres van de persoon die primair verantwoordelijk is voor het merendeel van de belangrijke beheersbesluiten betreffende de activa die de rentebetalingen, in de zin van deze richtlijn, genereren, of

ii)

het adres waar de natuurlijke persoon die primair verantwoordelijk is voor het beheer van de activa van de juridische constructie de belangrijke beheersbesluiten met betrekking tot deze activa neemt, of, bij een trust, het adres van de trustee. Indien belangrijke beheersbesluiten in meer dan één land of rechtsgebied worden genomen, wordt de plaats van werkelijke leiding geacht zich te bevinden op het adres waar het merendeel van de belangrijke beheersbesluiten worden genomen met betrekking tot de activa die de rentebetalingen, in de zin van deze richtlijn, genereren;

d)

„effectief belast”, het feit dat een entiteit of een juridische constructie onderworpen is aan belasting, belasting op rentebetalingen daaronder begrepen, over al haar inkomsten of over het deel daarvan dat kan worden toegerekend aan haar niet-ingezeten deelnemers.”.

3)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Definitie van uiteindelijk gerechtigde

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn, en onverminderd de leden 2 tot en met 4, wordt onder „uiteindelijk gerechtigde” verstaan een natuurlijke persoon die een rentebetaling ontvangt of voor wie een rentebetaling wordt bewerkstelligd, tenzij hij aantoont dat de rentebetaling niet te zijner gunste is ontvangen of bewerkstelligd. Dit betekent:

a)

dat hij handelt als uitbetalende instantie in de zin van artikel 4, lid 1;

b)

dat hij handelt namens een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid en aan de marktdeelnemer die de rentebetaling verricht of bewerkstelligt de naam, de rechtsvorm en het adres van vestigingsplaats van de entiteit verstrekt, alsook het adres van de plaats van werkelijke leiding van de entiteit indien die plaats zich in een ander land of rechtsgebied bevindt;

c)

dat hij handelt namens een juridische constructie en aan de marktdeelnemer die de rentebetaling verricht of bewerkstelligt, de eventuele naam, de rechtsvorm en het adres van de plaats van werkelijke leiding van de juridische constructie verstrekt, alsook de naam van de in artikel 1 bis, onder c), bedoelde natuurlijke of rechtspersoon, of

d)

dat hij handelt namens een andere natuurlijke persoon, die de uiteindelijk gerechtigde is, en aan de uitbetalende instantie de identiteitsgegevens van die uiteindelijk gerechtigde overeenkomstig artikel 3, lid 2, verstrekt.

2.   Indien de uitbetalende instantie beschikt over gegevens die doen vermoeden dat de natuurlijke persoon die een rentebetaling ontvangt of voor wie een rentebetaling wordt bewerkstelligd, niet de uiteindelijk gerechtigde is, en indien punten a), b), of c) van lid 1 niet op deze persoon van toepassing is, neemt zij redelijke maatregelen om de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde vast te stellen, overeenkomstig artikel 3, lid 2. Indien de uitbetalende instantie de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde niet kan vaststellen, behandelt zij de natuurlijke persoon in kwestie als de uiteindelijk gerechtigde.

3.   Indien een marktdeelnemer die ook onder artikel 2 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (*1) valt, een rentebetaling verricht aan, of bewerkstelligt voor een entiteit of een juridische constructie die niet effectief belast wordt en haar vestigingsplaats of plaats van werkelijke leiding heeft buiten het in artikel 7 van deze richtlijn bedoelde grondgebied en buiten het territoriale toepassingsgebied van overeenkomsten en regelingen die voorzien in dezelfde maatregelen of maatregelen van gelijke strekking als die van deze richtlijn, zijn de tweede tot en met vijfde alinea's van dit lid van toepassing.

De betaling wordt beschouwd als zijnde verricht of bewerkstelligd ten onmiddellijke gunste van een natuurlijk persoon die zijn woonplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van de marktdeelnemer en die de in artikel 3, lid 6, van Richtlijn 2005/60/EG omschreven uiteindelijk begunstigde van de entiteit of de juridische constructie is. De identiteit van die natuurlijke persoon wordt vastgesteld overeenkomstig de klantenonderzoeksvereisten waarin artikel 7 en artikel 8, lid 1, onder b), van die richtlijn voorzien. Die natuurlijke persoon wordt voor de toepassing van deze richtlijn als de uiteindelijk gerechtigde beschouwd.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden de categorieën van entiteiten en juridische constructies die vermeld zijn in de indicatieve lijst van bijlage I, als niet effectief belast aangemerkt.

De in de eerste alinea bedoelde marktdeelnemer stelt de rechtsvorm en de plaats van vestiging of, indien van toepassing, de plaats van werkelijke leiding van de entiteit of de juridische constructie vast, met gebruikmaking van de informatie die is verstrekt door een in het bijzonder overeenkomstig lid 1, onder b) en c), namens de entiteit of de juridische constructie handelende natuurlijke persoon, tenzij de marktdeelnemer over betrouwbaardere informatie beschikt waaruit blijkt dat de ontvangen informatie onjuist of voor de toepassing van dit lid onvolledig is.

Indien een entiteit of een juridische constructie niet onder de in bijlage I vermelde categorieën valt, of wel onder die categorieën valt maar aanvoert effectief belast te worden, stelt de in de eerste alinea bedoelde marktdeelnemer vast of de entiteit of de juridische constructie effectief wordt belast; hiertoe baseert hij zich op algemeen bekende feiten of op door de entiteit of de juridische constructie overgelegde dan wel door de toepassing van klantenonderzoeksvereisten overeenkomstig Richtlijn 2005/60/EG beschikbare officiële documenten.

4.   Indien een entiteit of een juridische constructie overeenkomstig artikel 4, lid 2, bij ontvangst of bij bewerkstelliging van een rentebetaling als uitbetalende instantie wordt aangemerkt, wordt de rentebetaling geacht te worden verkregen door de volgende natuurlijke personen, die voor de toepassing van deze richtlijn als uiteindelijk gerechtigden worden beschouwd:

a)

iedere natuurlijk persoon die gerechtigd is tot ontvangst van de inkomsten uit de activa die de rentebetaling genereren of die gerechtigd is tot ontvangst van andere activa die een rentebetaling belichamen wanneer de entiteit of de juridische constructie de rentebetaling ontvangt of wanneer de rentebetaling voor haar wordt bewerkstelligd, naar rato van diens gerechtigdheid tot die inkomsten;

b)

voor enig gedeelte van de inkomsten uit de activa die een rentebetaling genereren of van de andere activa die een rentebetaling belichamen, waartoe geen van de natuurlijke personen bedoeld onder a), gerechtigd zijn wanneer de entiteit of de juridische constructie de rentebetaling ontvangt of wanneer de rentebetaling voor haar wordt bewerkstelligd, iedere natuurlijk persoon die rechtstreeks of middellijk heeft bijgedragen aan de activa van de betrokken entiteit of juridische constructie, ongeacht of die natuurlijke persoon tot de activa of de inkomsten van de entiteit of de juridische constructie gerechtigd is;

c)

indien op het tijdstip van ontvangst of bewerkstelliging van de rentebetaling geen van de natuurlijke personen bedoeld onder a) en b), gezamenlijk of hoofdelijk gerechtigd zijn tot alle inkomsten uit de activa die de rentebetaling genereren of tot alle andere activa die de rentebetaling belichamen, iedere natuurlijk persoon die, naar rato van diens gerechtigdheid tot die inkomsten, op een later tijdstip, gerechtigd wordt tot alle of een deel van de activa die de rentebetaling genereren of tot andere activa die de rentebetaling belichamen. Het totale bedrag dat geacht wordt door die natuurlijke persoon te worden verkregen, is niet hoger dan het bedrag van de rentebetaling die door de entiteit of de juridische constructie is ontvangen of voor haar is bewerkstelligd, na aftrek van enig gedeelte dat overeenkomstig dit lid is toegerekend aan een in onder a) of onder b), bedoelde natuurlijke persoon.

(*1)  Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).”."

4)

De artikelen 3 en 4 worden vervangen door:

„Artikel 3

Identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden

1.   Voor de toepassing van de artikelen 8 tot en met 12 bepaalt elke lidstaat de procedures die nodig zijn om de uitbetalende instantie in staat te stellen de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden vast te stellen en draagt de lidstaat zorg voor de toepassing van deze procedures op zijn grondgebied.

Deze procedures voldoen aan de minimumnormen als vastgesteld in de leden 2 en 3.

2.   De uitbetalende instantie stelt de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde vast op basis van minimumnormen die verschillen naar gelang van de aanvang van de betrekkingen tussen de uitbetalende instantie en de uiteindelijk gerechtigde:

a)

voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan vóór 1 januari 2004, stelt de uitbetalende instantie de identiteit vast van de uiteindelijk gerechtigde, bestaande uit diens naam en adres, aan de hand van de informatie waarover zij beschikt, met name ter uitvoering van de geldende voorschriften in de lidstaat van vestiging en van Richtlijn 2005/60/EG;

b)

voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan of voor transacties die, bij ontstentenis van contractuele betrekkingen, zijn verricht op of na 1 januari 2004, stelt de uitbetalende instantie de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde vast, bestaande uit naam, adres, datum en plaats van geboorte en, overeenkomstig de in lid 4 bedoelde lijst, het fiscaal identificatienummer of vergelijkbaar nummer dat hem is toegekend door de lidstaat waar hij zijn fiscale woonplaats heeft. Voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan of voor transacties die bij ontstentenis van contractuele betrekkingen zijn verricht vóór 1 juli 2015 is informatie over datum en plaats van geboorte enkel vereist indien een dergelijk fiscaal identificatienummer of vergelijkbaar nummer niet beschikbaar is.

De gegevens als bedoeld in de eerste alinea, onder b), worden vastgesteld aan de hand van een paspoort, een officiële identiteitskaart of een ander officieel identiteitsdocument, indien van toepassing als gespecificeerd in de in lid 4 bedoelde lijst, dat door de uiteindelijk gerechtigde wordt overgelegd. Gegevens die niet op deze documenten zijn vermeld, worden vastgesteld aan de hand van enig ander door de uiteindelijk gerechtigde overgelegd identiteitsbewijs.

3.   Indien de uiteindelijk gerechtigde vrijwillig een fiscalewoonplaatsverklaring overlegt die door de bevoegde instantie van een land is afgegeven uiterlijk drie jaar voor de datum van betaling of een latere datum waarop de betaling geacht wordt door een uiteindelijk gerechtigde te worden verkregen, wordt zijn woonplaats geacht in dat land te zijn gelegen. Indien hij een dergelijke verklaring niet overlegt, wordt zijn woonplaats geacht te zijn gelegen in het land waar hij zijn vaste adres heeft. De uitbetalende instantie stelt het vaste adres van de uiteindelijk gerechtigde vast aan de hand van de volgende minimumnormen:

a)

voor contractuele betrekkingen die vóór 1 januari 2004 zijn aangegaan, stelt de uitbetalende instantie het huidige vaste adres van de uiteindelijk gerechtigde vast aan de hand van de beste informatie waarover zij beschikt, met name ter uitvoering van geldende voorschriften in de lidstaat van vestiging en van Richtlijn 2005/60/EG;

b)

voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan, of voor transacties die, bij ontstentenis van contractuele betrekkingen, zijn verricht op of na 1 januari 2004 stelt de uitbetalende instantie het huidige vaste adres van de uiteindelijk gerechtigde vast aan de hand van de in lid 2, eerste alinea, onder b), beschreven identificatieprocedures en van de meest recente documenten waarover de uitbetalende instantie beschikt.

In de in de eerste alinea, onder b), bedoelde situatie wordt, indien uiteindelijk gerechtigden een door een lidstaat afgegeven paspoort, officiële identiteitskaart of ander officieel identiteitsdocument overleggen en verklaren woonachtig te zijn in een derde land, de woonplaats vastgesteld aan de hand van een fiscalewoonplaatsverklaring die binnen de drie jaar voorafgaande aan de betalingsdatum of een latere datum waarop de betaling geacht wordt door een uiteindelijk gerechtigde te worden verkregen, is afgegeven door de bevoegde autoriteit van het derde land waarin die uiteindelijk gerechtigde verklaart zijn woonplaats te hebben. Wordt een dergelijke verklaring niet overgelegd, dan wordt de natuurlijke persoon geacht zijn woonplaats te hebben in de lidstaat die het paspoort, de officiële identiteitskaart of een ander officieel identiteitsdocument heeft afgegeven. Voor uiteindelijk gerechtigden ten aanzien van wie de uitbetalende instantie officiële documenten ter beschikking heeft die het bewijs leveren dat zij hun fiscale woonplaats hebben in een ander land dan dat van hun vaste adres vanwege voorrechten op grond van hun diplomatieke status of op grond van andere internationale regelingen, wordt de woonplaats vastgesteld aan de hand van de officiële documenten waarover de uitbetalende instantie beschikt.

4.   Uiterlijk op 31 december 2014 stelt iedere lidstaat die fiscale identificatienummers of vergelijkbare nummers toekent, de Commissie in kennis van de structuur en het formaat van die nummers, alsmede van de officiële documenten die gegevens betreffende toegekende identificatienummers bevatten. De lidstaat stelt de Commissie ook in kennis van eventuele wijzigingen dienaangaande. De Commissie stelt aan de hand van de ontvangen gegevens een lijst op, die zij bekendmaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Uitbetalende instanties

1.   Een in een lidstaat gevestigde marktdeelnemer die een rentebetaling verricht aan of bewerkstelligt ten onmiddellijke gunste van de uiteindelijk gerechtigde, wordt voor de toepassing van deze richtlijn als uitbetalende instantie aangemerkt.

Voor de toepassing van dit lid doet het niet ter zake of de betrokken marktdeelnemer de debiteur of de emittent is van de vordering die, of het effect dat, inkomsten genereren, dan wel de marktdeelnemer die door de debiteur, de emittent of de uiteindelijk gerechtigde is belast met het uitbetalen van de inkomsten of het bewerkstelligen van de betaling van de inkomsten.

Een in een lidstaat gevestigde marktdeelnemer wordt ook als uitbetalende instantie in de zin van deze richtlijn aangemerkt wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn:

a)

hij verricht een rentebetaling aan of bewerkstelligt een dergelijke betaling voor een andere marktdeelnemer, daaronder begrepen een vaste inrichting of een dochteronderneming van de eerste marktdeelnemer, die gevestigd is buiten het in artikel 7 bedoelde grondgebied en buiten het territoriale toepassingsgebied van overeenkomsten en regelingen die voorzien in dezelfde maatregelen of maatregelen van gelijke strekking als die van deze richtlijn, en

b)

de eerste marktdeelnemer heeft op grond van de beschikbare informatie redenen om aan te nemen dat de tweede marktdeelnemer de inkomsten zal betalen aan of de betaling zal bewerkstelligen ten onmiddellijke gunste van een uiteindelijk gerechtigde die een natuurlijk persoon is ten aanzien van wie het de eerste marktdeelnemer bekend is dat deze zijn woonplaats heeft in een andere lidstaat, gelet op artikel 3.

Indien de in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde voorwaarden vervuld zijn, wordt de betaling die door de eerste marktdeelnemer is verricht of bewerkstelligd, beschouwd als zijnde verricht of bewerkstelligd ten onmiddellijke gunste van de in die alinea, onder b), bedoelde uiteindelijk gerechtigde.

2.   Een entiteit of een juridische constructie die haar plaats van werkelijke leiding in een lidstaat heeft en die, op grond van de algemene voorschriften inzake directe belastingen van hetzij die lidstaat of van de lidstaat waar zij gevestigd is, hetzij van een ander land of rechtsgebied waar zij anderszins haar fiscale woonplaats heeft, niet effectief belast wordt, wordt bij ontvangst of bij bewerkstelliging van een rentebetaling als uitbetalende instantie aangemerkt.

Voor de toepassing van dit lid worden de categorieën van entiteiten en juridische constructies die vermeld zijn in de indicatieve lijst van bijlage II, als niet effectief belast aangemerkt.

Indien een entiteit of een juridische constructie niet tot één van de in de indicatieve lijst van bijlage II vermelde categorieën behoort, of wel onder die bijlage valt maar aanvoert effectief belast te worden, stelt de marktdeelnemer vast of de entiteit of de juridische constructie effectief belast wordt; hiertoe baseert hij zich op algemeen bekende feiten of op door de entiteit of de juridische constructie overgelegde dan wel door de toepassing van klantenonderzoeksvereisten overeenkomstig Richtlijn 2005/60/EG beschikbare officiële documenten.

Een in een lidstaat gevestigde marktdeelnemer die een rentebetaling verricht aan of bewerkstelligt voor een in dit lid bedoelde entiteit of juridische constructie die haar plaats van werkelijke leiding heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de marktdeelnemer gevestigd is, stelt de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van vestiging, met gebruikmaking van de in artikel 2, lid 3, vierde alinea, bedoelde of anderszins beschikbare informatie, in kennis van het volgende:

i)

de eventuele naam van de entiteit of de juridische constructie;

ii)

haar rechtsvorm;

iii)

haar plaats van werkelijke leiding;

iv)

het overeenkomstig artikel 8 gespecificeerde totale bedrag van de rentebetaling die wordt verricht aan of bewerkstelligd voor de entiteit of de juridische constructie;

v)

de datum van de meest recente rentebetaling.

Overeenkomstig de voorschriften van artikel 2, lid 4, wordt bepaald welke natuurlijke personen worden beschouwd als uiteindelijk gerechtigden tot de rentebetaling die wordt verricht aan of bewerkstelligd voor de in de eerste alinea van dit lid bedoelde entiteiten of juridische constructies. Indien artikel 2, lid 4, onder c), van toepassing is, verstrekt de entiteit of de juridische constructie, telkens wanneer een natuurlijk persoon op een later tijdstip gerechtigd wordt tot de activa die de rentebetaling genereren of tot andere activa die de rentebetaling belichamen, de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij haar plaats van werkelijke leiding heeft, de in artikel 8, lid 1, tweede alinea, bedoelde informatie. De entiteit of de juridische constructie stelt die bevoegde autoriteit tevens in kennis van iedere verandering van haar plaats van werkelijke leiding.

De in de vijfde alinea bedoelde verplichtingen blijven bestaan gedurende tien jaar vanaf de datum van de laatste door de entiteit of juridische constructie ontvangen of voor haar bewerkstelligde rentebetaling of de laatste datum waarop een natuurlijk persoon gerechtigd werd tot de activa die de rentebetaling genereren of tot andere activa die de rentebetaling belichamen, indien deze datum later valt.

Indien een entiteit of een juridische constructie in een geval waarin artikel 2, lid 4, onder c), van toepassing is, haar plaats van werkelijke leiding naar een andere lidstaat heeft overgebracht, verstrekt de bevoegde autoriteit van de eerste lidstaat aan de bevoegde autoriteit van de nieuwe lidstaat de volgende informatie:

i)

het bedrag van de door de entiteit of de juridische constructie ontvangen of voor haar bewerkstelligde rentebetaling ten aanzien waarvan nog geen rechten op de desbetreffende activa geldig zijn gemaakt;

ii)

de datum van de laatste door de entiteit of de juridische constructie ontvangen of voor haar bewerkstelligde rentebetaling of de laatste datum waarop een natuurlijk persoon gerechtigd werd tot alle of een deel van de activa die de rentebetaling genereren of tot andere activa die de rentebetaling belichamen, indien deze datum later valt.

Dit lid is niet van toepassing indien de entiteit of juridische constructie aantoont dat zij:

a)

een instelling voor collectieve belegging of een ander fonds of een andere regeling voor collectieve belegging is als omschreven in artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder d, i), en iii), of onder e), i) en iii);

b)

een instelling is die pensioendiensten of verzekeringsdiensten aanbiedt of een onderneming die door een dergelijke instelling gemachtigd is haar activa te beheren;

c)

volgens de procedures die van toepassing zijn in de lidstaat waar zij haar fiscale woonplaats of haar plaats van werkelijke leiding heeft, erkend is als zijnde vrijgesteld van effectieve belasting op grond van de algemene voorschriften inzake directe belastingen, omdat zij uitsluitend charitatieve doelen van openbaar nut dient;

d)

een gedeelde uiteindelijk gerechtigdheid vormt waarvoor de marktdeelnemer die de betaling verricht of bewerkstelligt overeenkomstig artikel 3 de identiteit en woonplaats van alle uiteindelijk gerechtigden heeft vastgesteld en de marktdeelnemer derhalve overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel als de uitbetalende instantie aan te merken is.

3.   Een entiteit als bedoeld in lid 2 die gelijkenis vertoont met een instelling voor collectieve belegging of een fonds of regeling voor collectieve belegging als bedoeld in lid 2, achtste alinea, onder a), kan ervoor kiezen voor de toepassing van deze richtlijn als een instelling, fonds of regeling voor collectieve belegging te worden behandeld.

Wanneer een entiteit van de in dit lid, eerste alinea, bedoelde keuzemogelijkheid gebruikmaakt, geeft de lidstaat waar deze haar plaats van werkelijke leiding heeft een verklaring in die zin af. De entiteit legt die verklaring voor aan de marktdeelnemer die de rentebetaling verricht of bewerkstelligt. De marktdeelnemer is in dat geval vrijgesteld van de in lid 2, vierde alinea, neergelegde verplichtingen.

Met het oog op een doeltreffende toepassing van deze richtlijn stellen de lidstaten gedetailleerde regels betreffende de in dit lid, eerste alinea, bedoelde keuzemogelijkheid vast voor entiteiten die de plaats van werkelijke leiding op hun grondgebied hebben.”.

5)

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

Definitie van rentebetaling

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „rentebetaling” verstaan:

a)

rente, uitbetaald of bijgeschreven op een rekening, die is terug te voeren op enigerlei schuldvordering, al dan niet gedekt door hypotheek of voorzien van een winstdelingsclausule, en met name de opbrengsten van overheidspapier en obligatieleningen, inclusief daaraan gehechte premies en prijzen; boete voor te late betaling wordt niet als rente beschouwd;

b)

inkomsten, uitbetaald of gerealiseerd, of bijgeschreven op een rekening, die zijn terug te voeren op effecten, van welke aard dan ook, tenzij de inkomsten rechtstreeks zijn aan te merken als rentebetaling overeenkomstig punt a), c), d) of e), en

i)

de op de datum van uitgifte bepaalde voorwaarden voor een rendement een verbintenis omvatten dat de belegger aan het einde van de looptijd ten minste 95 % van het belegde kapitaal ontvangt, of

ii)

de op de datum van uitgifte bepaalde voorwaarden voorzien in een koppeling van ten minste 95 % van de inkomsten uit het effect aan rente of inkomsten van de soorten bedoeld onder a), c), d) of e);

c)

rente die is aangegroeid of gekapitaliseerd bij de verkoop, terugbetaling of aflossing van de onder a) bedoelde schuldvorderingen en inkomsten die zijn aangegroeid of gekapitaliseerd bij de verkoop, terugbetaling of aflossing van de onder b), bedoelde effecten;

d)

inkomsten uit de in dit lid, onder a), b) of c), bedoelde betalingen, hetzij rechtstreeks, hetzij middellijk, bijvoorbeeld via een entiteit of juridische constructie als bedoeld in artikel 4, lid 2, indien uitgekeerd door:

i)

instellingen voor collectieve belegging of andere fondsen of regelingen voor collectieve belegging die hetzij overeenkomstig het recht van een lidstaat of een van de niet tot de Unie behorende landen van de Europese Economische Ruimte als zodanig in een register zijn ingeschreven, hetzij een fondsreglement of statuten hebben naar de wetgeving betreffende fondsen of regelingen voor collectieve belegging van een van deze lidstaten of landen. Dit is van toepassing ongeacht de rechtsvorm van dergelijke instellingen, fondsen of regelingen en ongeacht een eventuele beperking van de koop, verkoop of aflossing van hun aandelen of deelnemingsbewijzen tot een beperkte groep beleggers;

ii)

entiteiten die gebruik hebben gemaakt van de in artikel 4, lid 3, geboden keuzemogelijkheid;

iii)

fondsen of regelingen voor collectieve belegging die buiten het in artikel 7 bedoelde grondgebied en buiten de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn. Dit is van toepassing ongeacht de rechtsvorm van dergelijke fondsen of regelingen en ongeacht een eventuele beperking van de koop, verkoop of aflossing van hun aandelen of deelnemingsbewijzen tot een beperkte groep beleggers;

e)

inkomsten die zijn gerealiseerd op het tijdstip van de verkoop, terugbetaling of aflossing van aandelen of bewijzen van deelneming in de volgende instellingen, entiteiten, beleggingsfondsen of beleggingsregelingen, indien deze rechtstreeks of middellijk, via andere dergelijke instellingen, fondsen of regelingen, of via entiteiten of juridische constructies als bedoeld in artikel 4, lid 2, meer dan 40 % van hun activa beleggen in schuldvorderingen als bedoeld in dit lid, onder a), of in effecten als bedoeld onder b):

i)

instellingen voor collectieve belegging of andere fondsen of regelingen voor collectieve belegging die hetzij overeenkomstig het recht van een lidstaat of een van de niet tot de Unie behorende landen van de Europese Economische Ruimte als zodanig in een register zijn ingeschreven, hetzij een fondsreglement of statuten hebben naar de wetgeving betreffende fondsen of regelingen voor collectieve belegging van een van deze lidstaten of landen. Dit is van toepassing ongeacht de rechtsvorm van dergelijke instellingen, fondsen of regelingen en ongeacht een eventuele beperking van de koop, verkoop of aflossing van hun aandelen of deelnemingsbewijzen tot een beperkte groep beleggers;

ii)

entiteiten die gebruik hebben gemaakt van de in artikel 4, lid 3, geboden keuzemogelijkheid;

iii)

fondsen of regelingen voor collectieve belegging die buiten het in artikel 7 bedoelde grondgebied en buiten de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn. Dit is van toepassing ongeacht de rechtsvorm van dergelijke fondsen of regelingen en ongeacht een eventuele beperking van de koop, verkoop of aflossing van hun aandelen of deelnemingsbewijzen tot een beperkte groep beleggers.

Voor de toepassing van dit punt worden de activa die de instellingen of entiteiten of de beleggingsfondsen of beleggingsregelingen krachtens hun overeenkomsten, contracten of andere juridische documenten als onderpand moeten aanhouden om hen in staat te stellen hun beleggingsdoelstellingen te verwezenlijken en ten aanzien waarvan de belegger geen partij is noch rechten kan doen gelden, niet beschouwd als schuldvorderingen als bedoeld in onder a), noch als effecten als bedoeld in onder b);

f)

uitkeringen uit hoofde van een levensverzekeringsovereenkomst indien:

i)

de overeenkomst een gegarandeerd rendement aan inkomsten behelst, of

ii)

de feitelijke prestatie van de overeenkomst voor meer dan 40 % gekoppeld is aan rente of inkomsten als bedoeld in de onderen a), b, c), d) en e).

Voor de toepassing van dit onder wordt het surplus van een volledige of gedeeltelijke terugbetaling die de levensverzekeraar vóór de vervaldatum van de levensverzekeringsovereenkomst heeft verricht, alsmede het surplus van eventuele door de levensverzekeraar uitbetaalde bedragen boven de som van alle betalingen aan de levensverzekeraar uit hoofde van diezelfde levensverzekeringsovereenkomst, geacht een uitkering uit hoofde van een levensverzekeringsovereenkomst te zijn. In geval van volledige of gedeeltelijke overdracht van een levensverzekering aan een derde wordt het surplus van de toegerekende waarde boven de som van alle aan de levensverzekeraar verrichte betalingen eveneens geacht een uitkering uit hoofde van een levensverzekeringsovereenkomst te zijn. Uitkeringen uit hoofde van een levensverzekeringsovereenkomst die uitsluitend voorziet in een pensioen dat of een vaste annuïteit die gedurende ten minste vijf jaar wordt uitbetaald, worden alleen als zodanig beschouwd indien de uitkering een terugbetaling of een overdracht van een levensverzekering aan een derde is die vóór het verstrijken van de periode van vijf jaar verricht is. Een uitsluitend in verband met overlijden of arbeidsongeschiktheid uitbetaald bedrag wordt niet geacht een uitkering uit hoofde van een levensverzekeringsovereenkomst te zijn.

De lidstaten kunnen er evenwel voor kiezen om, wat betreft instellingen voor collectieve belegging of andere fondsen of regelingen voor collectieve belegging die hetzij overeenkomstig hun voorschriften in een register zijn ingeschreven hetzij een fondsreglement of statuten naar hun recht hebben, de in de eerste alinea, onder e), vermelde inkomsten slechts onder de definitie van rentebetaling te laten vallen voor zover deze inkomsten rechtstreeks of middellijk afkomstig zijn van rentebetalingen in de zin van die alinea, onder a), b) of c).

Wat de eerste alinea, onder f), ii), betreft, kan een lidstaat ervoor kiezen om uitkeringen, ongeacht de samenstelling van de prestatie, die worden betaald door of verkregen van een in die lidstaat gevestigde levensverzekeraar, onder de definitie van rentebetaling te laten vallen.

Een lidstaat die gebruikmaakt van een van beide of beide keuzemogelijkheden die in de tweede en de derde alinea zijn bedoeld, stelt de Commissie hiervan in kennis. De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend dat van de keuzemogelijkheid gebruik is gemaakt; het feit dat er gebruik van wordt gemaakt, is met ingang van de datum van bekendmaking bindend voor de andere lidstaten.

2.   Wat betreft lid 1, eerste alinea, onder b), wordt, indien een uitbetalende instantie niet beschikt over informatie betreffende het bedrag van de inkomsten die zijn uitbetaald, gerealiseerd, of bijgeschreven, het totale bedrag van de betaling geacht een rentebetaling te zijn.

Wat betreft lid 1, eerste alinea, onder c), wordt, indien een uitbetalende instantie niet beschikt over informatie betreffende het bedrag van de rente die is of de inkomsten die zijn aangegroeid of gekapitaliseerd bij de verkoop, terugbetaling of aflossing, het totale bedrag van de betaling geacht een rentebetaling te zijn.

Wat betreft lid 1, eerste alinea, onder d) en e), wordt, indien een uitbetalende instantie niet beschikt over informatie betreffende het deel van de inkomsten dat is terug te voeren op rentebetalingen in de zin van die alinea, onder a), b) of c), het totale bedrag aan inkomsten geacht een rentebetaling te zijn.

Wat betreft lid 1, eerste alinea, onder f), wordt, indien een uitbetalende instantie niet beschikt over informatie betreffende het bedrag van de uitkering uit hoofde van een levensverzekeringsovereenkomst, het totale bedrag van de betaling geacht een rentebetaling te zijn.

3.   Wat betreft lid 1, eerste alinea, onder e), wordt, indien een uitbetalende instantie niet beschikt over informatie betreffende het percentage van de activa die belegd zijn in schuldvorderingen of de toepasselijke effecten, of in aandelen of deelnemingsbewijzen als omschreven in dat punt, dat percentage geacht meer dan 40 % te zijn. Indien zij het bedrag van de door de uiteindelijk gerechtigde gerealiseerde inkomsten niet kan bepalen, worden de inkomsten geacht de opbrengst van de verkoop, aflossing of terugbetaling van de aandelen of deelnemingsbewijzen te zijn.

Wat betreft lid 1, eerste alinea, onder f), ii), wordt, indien een uitbetalende instantie niet beschikt over informatie betreffende het percentage van de prestatie dat gekoppeld is aan rentebetalingen in de zin van die alinea, onder a), b), c), d) of e), dat percentage geacht meer dan 40 % te bedragen.

4.   Indien een rentebetaling als omschreven in lid 1 wordt verricht aan een entiteit of een juridische constructie als bedoeld in artikel 4, lid 2, of wordt bijgeschreven op een rekening van een dergelijke entiteit of juridische constructie, wordt die rentebetaling geacht te worden verkregen door een natuurlijk persoon als bedoeld in artikel 2, lid 4. In het geval van een entiteit geldt dit alleen indien de entiteit geen gebruik heeft gemaakt van de in artikel 4, lid 3, geboden keuzemogelijkheid.

5.   Wat betreft lid 1, eerste alinea, onder c) en e), kunnen de lidstaten ervoor kiezen om op hun grondgebied gevestigde uitbetalende instanties ertoe te verplichten de rente of andere toepasselijke inkomsten over een periode van ten hoogste één jaar op jaarbasis te berekenen en om die op jaarbasis berekende rente of andere toepasselijke inkomsten als een rentebetaling te behandelen, ook indien tijdens die periode geen verkoop, terugbetaling of aflossing heeft plaatsgevonden.

6.   In afwijking van lid 1, eerste alinea, onder d) en e), kunnen de lidstaten ervoor kiezen om de in die bepalingen bedoelde inkomsten die worden uitgekeerd door instellingen of entiteiten, of beleggingsfondsen of beleggingsregelingen die een fondsreglement of statuten naar hun recht hebben, van de definitie van rentebetaling uit te sluiten, indien de rechtstreekse of middellijke beleggingen van die instellingen, entiteiten, fondsen of regelingen in schuldvorderingen als bedoeld in die alinea, onder a), of in effecten als bedoeld in lid 1, onder b), ten hoogste 15 % van hun activa uitmaken.

In afwijking van lid 4 kunnen de lidstaten ervoor kiezen om de rentebetalingen die worden verricht aan of bijgeschreven op een rekening van een entiteit of een juridische constructie als bedoeld in artikel 4, lid 2, die haar plaats van werkelijke leiding op hun grondgebied heeft, van de definitie van rentebetaling in lid 1 uit te sluiten, indien de rechtstreekse of middellijke beleggingen van die entiteit of die juridische constructie in schuldvorderingen als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder a), of in effecten als bedoeld in die alinea, onder b), ten hoogste 15 % van haar activa uitmaken. In het geval van een entiteit geldt dit alleen indien de entiteit geen gebruik heeft gemaakt van de in artikel 4, lid 3, geboden keuzemogelijkheid.

Een lidstaat die gebruikmaakt van een van beide of beide keuzemogelijkheden die in de eerste en tweede alinea zijn bedoeld, stelt de Commissie hiervan in kennis. De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend dat van de keuzemogelijkheid gebruik is gemaakt; het feit dat er gebruik van wordt gemaakt, is met ingang van de datum van bekendmaking bindend voor de andere lidstaten.

7.   De in lid 1, eerste alinea, onder e) en onder f), ii), en in lid 3 bedoelde drempels van 40 % zijn vanaf 1 januari 2016 25 %.

8.   De in lid 1, eerste alinea, onder e), en in lid 6 bedoelde percentages worden bepaald op basis van het beleggingsbeleid of op basis van de beleggingsstrategie en de beleggingsdoelstellingen, vastgesteld in de documenten waarin de werking van de betrokken instellingen of entiteiten, of beleggingsfondsen of beleggingsregelingen is vastgelegd.

Voor de toepassing van dit lid wordt onder documenten verstaan:

a)

het fondsreglement of de statuten van de betrokken instellingen of entiteiten of beleggingsfondsen of beleggingsregelingen;

b)

de overeenkomsten, contracten of andere juridische documenten die door de betrokken instellingen of entiteiten, of beleggingsfondsen of beleggingsregelingen zijn aangegaan en aan een marktdeelnemer ter beschikking worden gesteld, en

c)

de prospectussen of soortgelijke documenten die door of namens de betrokken instellingen of entiteiten, of beleggingsfondsen of beleggingsregelingen zijn uitgegeven en aan de beleggers ter beschikking worden gesteld.

Indien in deze documenten geen beleggingsbeleid of beleggingsstrategie en beleggingsdoelstellingen zijn beschreven, worden deze percentages bepaald aan de hand van de feitelijke samenstelling van de activa van de betrokken instellingen of entiteiten, of beleggingsfondsen of beleggingsregelingen, dat wil zeggen aan de hand van het gemiddelde van de activa aan het begin, of op de datum van het eerste halfjaarlijks verslag, en aan het einde van het laatste boekjaar voordat de rentebetaling door de uitbetalende instantie aan de uiteindelijk gerechtigde wordt verricht of voor hem wordt bewerkstelligd. Voor pas opgerichte instellingen of entiteiten, of beleggingsfondsen of beleggingsregelingen is de feitelijke samenstelling het gemiddelde van de activa op de aanvangsdatum en op de datum van de eerste berekening van de activa als beschreven in de documenten waarin de werking van de betrokken instellingen of entiteiten, of beleggingsfondsen of beleggingsregelingen wordt beschreven.

De samenstelling van de activa is bindend voor de overige lidstaten, indien gemeten overeenkomstig de voorschriften van de lidstaat of van een niet tot de Unie behorend land van de Europese Economische Ruimte waar een instelling voor collectieve belegging of een ander fonds of een andere regeling voor collectieve belegging als zodanig in het register is ingeschreven of naar het recht waarvan zij/het een fondsreglement of statuten heeft. De aldus gemeten samenstelling is bindend voor de andere lidstaten.

9.   In lid 1, eerste alinea, onder b), bedoelde inkomsten worden alleen als een rentebetaling beschouwd voor zover de effecten die deze inkomsten genereren voor het eerst werden uitgegeven op of na 1 juli 2014. Voor de in die alinea, onder e), en in lid 6 bedoelde percentages wordt geen rekening gehouden met de vóór die datum uitgegeven effecten.

10.   Uitkeringen uit hoofde van een levensverzekeringsovereenkomst worden alleen als een rentebetaling overeenkomstig lid 1, eerste alinea, onder f), beschouwd voor zover de levensverzekeringsovereenkomst uit hoofde waarvan die uitkeringen worden gedaan voor het eerst werd gesloten op of na 1 juli 2014.

11.   De lidstaten kunnen ervoor kiezen om inkomsten als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder e), i), die gerealiseerd zijn op het tijdstip van de verkoop, terugbetaling of aflossing van aandelen of bewijzen van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging met rechtspersoonlijkheid dan icbe's waaraan vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (*2), slechts als rentebetalingen te beschouwen voor zover die inkomsten door die instellingen zijn verkregen op of na 1 juli 2014.

(*2)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).”."

6)

Artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

Renseignering door de uitbetalende instantie

1.   Wanneer de uiteindelijk gerechtigde woonachtig is in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de uitbetalende instantie is gevestigd, renseigneert de uitbetalende instantie de bevoegde autoriteit van de lidstaat van vestiging minimaal de volgende gegevens:

a)

de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde, vastgesteld overeenkomstig artikel 3 of, in gevallen van gedeelde uiteindelijk gerechtigdheid, de identiteit en woonplaats van alle uiteindelijk gerechtigden die onder het toepassingsgebied van artikel 1, lid 1, vallen;

b)

naam en adres van de uitbetalende instantie;

c)

het rekeningnummer van de uiteindelijk gerechtigde of, bij gebreke daarvan, een eenduidige omschrijving van de schuldvordering waaruit de rentebetaling voortvloeit of van de levensverzekeringsovereenkomst, het effect, het aandeel of het deelnemingsbewijs waaruit die betaling voortvloeit;

d)

de gegevens betreffende de rentebetaling overeenkomstig lid 2.

Indien de uiteindelijk gerechtigde zijn woonplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de uitbetalende instantie als bedoeld in artikel 4, lid 2, haar plaats van werkelijke leiding heeft, verstrekt die uitbetalende instantie de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij haar plaats van werkelijke leiding heeft de in dit lid, eerste alinea, onder a) tot en met d), vermelde gegevens. Daarnaast renseigneert die uitbetalende instantie de volgende gegevens:

i)

het totale bedrag van de door haar ontvangen of voor haar bewerkstelligde rentebetalingen die worden geacht door de uiteindelijk gerechtigden van die betalingen te worden verkregen;

ii)

in het geval van een natuurlijk persoon die een uiteindelijk gerechtigde wordt overeenkomstig artikel 2, lid 4, onder c), het bedrag dat geacht wordt door die natuurlijke persoon te worden verkregen, en de datum waarop dat bedrag geacht wordt te worden gekregen.

2.   De minimale gegevens over de rentebetaling die de uitbetalende instantie gehouden is te renseigneren, onderscheiden de volgende categorieën van rentebetaling en vermelden:

a)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder a): het bedrag van de uitbetaalde of bijgeschreven rente;

b)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder b): hetzij het bedrag van de inkomsten die zijn uitbetaald, gerealiseerd, of bijgeschreven, hetzij het totale bedrag van de betaling;

c)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder c) of e): hetzij het bedrag van de rente of inkomsten als bedoeld in die punten, hetzij het totale bedrag van de opbrengst van de verkoop, terugbetaling of aflossing;

d)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder d): hetzij het bedrag van de inkomsten als bedoeld in dat punt, hetzij het totale bedrag van de uitkering;

e)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 4: het bedrag aan rente dat is toe te rekenen aan elk van de uiteindelijk gerechtigden die onder het toepassingsgebied van artikel 1, lid 1, vallen;

f)

indien een lidstaat van de keuzemogelijkheid van artikel 6, lid 5, gebruikmaakt: het bedrag van de op jaarbasis berekende rente of andere toepasselijke inkomsten;

g)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f): hetzij de uitkering die overeenkomstig die bepaling is berekend, hetzij het totale bedrag van de betaling. Indien de uitbetalende instantie in het geval van overdracht aan een derde geen informatie over de toegerekende waarde heeft: de som van de uit hoofde van de levensverzekeringsovereenkomst aan de levensverzekeraar verrichte betalingen.

De uitbetalende instantie stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is of, in het geval van een uitbetalende instantie als bedoeld in artikel 4, lid 2, de lidstaat waar zij haar plaats van werkelijke leiding heeft, in kennis van het feit dat zij de totale bedragen overeenkomstig onderhavig lid, eerste alinea, onder b), c), d) en g), renseigneert.

3.   In het geval van gedeelde uiteindelijk gerechtigheid deelt de uitbetalende instantie de bevoegde autoriteit van haar lidstaat waar zij gevestigd is of, in het geval van een uitbetalende instantie als bedoeld in artikel 4, lid 2, de lidstaat waar zij haar plaats van werkelijke leiding heeft, mee of het voor elke uiteindelijk gerechtigde gerenseigneerde bedrag het volledige bedrag is dat aan de uiteindelijk gerechtigden gezamenlijk toe te rekenen is, dan wel het feitelijke aandeel dat aan de betrokken uiteindelijk gerechtigde toekomt of een gelijk deel.

4.   Niettegenstaande lid 2 kunnen lidstaten toestaan dat uitbetalende instanties slechts de volgende gegevens renseigneren:

a)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder a), b) of d): het totale bedrag aan rente of inkomsten;

b)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder c) of e): het totale bedrag van de opbrengsten van de verkoop, terugbetaling of aflossing in verband met die betalingen;

c)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f): hetzij de uitkeringen die op grond van andere wettelijke bepalingen dan die welke voor de uitvoering van deze richtlijn noodzakelijk zijn, door de uitbetalende instantie of haar fiscale vertegenwoordiger niet op andere wijze, ofwel rechtstreeks, ofwel via haar fiscale vertegenwoordiger of de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat zijn gerenseigneerd aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de uiteindelijk gerechtigde zijn woonplaats heeft, hetzij het totale bedrag dat is uitbetaald uit hoofde van levensverzekeringsovereenkomsten die dergelijke betalingen genereren.

De uitbetalende instantie vermeldt of zij de totale bedragen overeenkomstig dit lid, eerste alinea, onder a), b) en c), renseigneert.”.

7)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende leden worden toegevoegd:

„1 bis.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de marktdeelnemer gevestigd is, geeft de in artikel 4, lid 2, vierde alinea, bedoelde informatie door aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat waar de entiteit of de juridische constructie haar plaats van werkelijke leiding heeft.

1 ter.   Indien een uitbetalende instantie in de zin van artikel 4, lid 2, haar plaats van werkelijke leiding naar een andere lidstaat overbrengt, geeft de bevoegde autoriteit van de eerste lidstaat de in artikel 4, lid 2, zevende alinea, bedoelde informatie door aan de bevoegde autoriteit van de nieuwe lidstaat.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De gegevensverstrekking gebeurt automatisch en ten minste eenmaal per jaar, binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar van de lidstaat van de uitbetalende instantie, voor alle gedurende dat jaar verrichte rentebetalingen en heeft betrekking op de volgende gebeurtenissen die gedurende dat jaar hebben plaatsgevonden:

i)

alle rentebetalingen;

ii)

alle gelegenheden waarbij een natuurlijk persoon gedurende dat jaar uiteindelijk gerechtigde wordt overeenkomstig artikel 2, lid 4;

iii)

alle veranderingen van de plaats van werkelijke leiding van een betalingsinstantie als bedoeld in artikel 4, lid 2.”.

8)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Gedurende een overgangsperiode die begint op de in artikel 17, leden 2 en 3, vermelde datum, en behoudens het bepaalde in artikel 13, lid 1, zijn Luxemburg en Oostenrijk niet gehouden tot toepassing van de bepalingen van hoofdstuk II.

Zij ontvangen echter gegevens van de andere lidstaten overeenkomstig hoofdstuk II.

Gedurende de overgangsperiode heeft deze richtlijn ten doel een minimum aan effectieve belastingheffing te garanderen op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetalingen die in de Gemeenschap worden verricht aan uiteindelijk gerechtigden die een natuurlijke persoon zijn en hun fiscale woonplaats in een andere lidstaat hebben.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Aan het einde van de overgangsperiode zal Luxemburg en Oostenrijk worden gevraagd de bepalingen van Hoofdstuk II toe te passen en zullen zij niet langer bronbelasting en verdeling van belastingopbrengsten als bedoeld in de artikelen 11 en 12 toepassen. Als Luxemburg of Oostenrijk er tijdens de overgangsperiode voor kiest de bepalingen van hoofdstuk II toe te passen, zal het niet langer bronbelasting en verdeling van belastingopbrengsten als bedoeld in de artikelen 11 en 12 toepassen.”.

9)

Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:

a)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

„1.   Indien de uiteindelijk gerechtigde woonachtig is in een andere lidstaat dan die waar de uitbetalende instantie gevestigd is of, in het geval van een uitbetalende instantie als bedoeld in artikel 4, lid 2, waar die uitbetalende instantie haar plaats van werkelijke leiding heeft, heffen Luxemburg en Oostenrijk gedurende de in artikel 10 bedoelde overgangsperiode bronbelasting, gedurende de eerste drie jaar van de overgangsperiode tegen een tarief van 15 %, gedurende de volgende drie jaar tegen een tarief van 20 %, en daarna tegen een tarief van 35 %.

2.   De uitbetalende instantie houdt de bronbelasting in als volgt:

a)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder a): op het bedrag van de uitbetaalde of bijgeschreven rente;

b)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder b): op het bedrag van de uitbetaalde, gerealiseerde of bijgeschreven inkomsten;

c)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder c) of e): hetzij op het bedrag van de rente of inkomsten als bedoeld onder die punten, hetzij door een heffing van vergelijkbare omvang, ten laste van de uiteindelijk gerechtigde, over het volledige bedrag van de opbrengst van de verkoop, terugbetaling of aflossing;

d)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder d): op het bedrag van de inkomsten als bedoeld onder dat punt;

e)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 4: op het bedrag aan rente dat is toe te rekenen aan elk van de uiteindelijk gerechtigden die onder het toepassingsgebied van artikel 1, lid 1, vallen. Het totale bedrag waarop bronbelasting wordt ingehouden is niet hoger dan het bedrag van de rentebetaling die door de entiteit of de juridische constructie is ontvangen of bewerkstelligd;

f)

indien een lidstaat van de keuzemogelijkheid van artikel 6, lid 5, gebruikmaakt: op het bedrag van de op jaarbasis berekende rente of andere toepasselijke inkomsten;

g)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f): op de uitkering die overeenkomstig die bepaling is berekend. De lidstaten kunnen de uitbetalende instanties toestaan alleen bronbelasting in te houden op de uitkeringen die op grond van andere wettelijke bepalingen dan die welke voor de uitvoering van deze richtlijn noodzakelijk zijn, nog niet door de uitbetalende instantie of haar fiscale vertegenwoordigers zijn gerenseigneerd aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de uiteindelijk gerechtigde zijn woonplaats heeft.

Bij het overmaken van de bronbelasting aan de bevoegde autoriteit deelt de uitbetalende instantie haar het aantal uiteindelijk gerechtigden mee dat bij het inhouden van de bronbelasting is betrokken, ingedeeld naar lidstaat van woonplaats.”;

b)

in lid 3 wordt de term „lid 2, onder a) en b)” vervangen door „lid 2, onder a), b) en c)”;

c)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   Tijdens de overgangsperiode kunnen de lidstaten die bronbelasting heffen, bepalen dat een marktdeelnemer die een rentebetaling verricht aan of een dergelijke betaling bewerkstelligt voor een entiteit of een juridische constructie als bedoeld in artikel 4, lid 2, die haar plaats van werkelijke leiding in een andere lidstaat heeft, in de plaats van de entiteit of de juridische constructie als uitbetalende instantie wordt aangemerkt en de bronbelasting op die rentebetaling inhoudt, tenzij de entiteit of de juridische constructie formeel heeft aanvaard dat haar eventuele naam, haar rechtsvorm, haar plaats van werkelijke leiding en het totale bedrag van de aan haar verrichte of voor haar bewerkstelligde rentebetaling, wordt meegedeeld overeenkomstig artikel 4, lid 2, vierde alinea.”.

10)

Artikel 13 wordt vervangen door:

„Artikel 13

Uitzonderingen op de procedure van bronbelasting

1.   Lidstaten die overeenkomstig artikel 11 bronbelasting heffen, voorzien in de volgende procedures om ervoor te zorgen dat een uiteindelijk gerechtigde een verzoek om niet-inhouding van bronbelasting kan indienen:

a)

een procedure waarbij het de uiteindelijk gerechtigde uitdrukkelijk wordt toegestaan de uitbetalende instantie te machtigen tot renseignering overeenkomstig hoofdstuk II; die machtiging moet betrekking hebben op alle rentebetalingen die de uitbetalende instantie aan die uiteindelijk gerechtigde kan toerekenen. In dat geval is artikel 9 van toepassing;

b)

een procedure die garandeert dat er geen bronbelasting wordt geheven indien de uiteindelijk gerechtigde aan zijn uitbetalende instantie een overeenkomstig lid 2 door de bevoegde autoriteit van zijn fiscale woonstaat op zijn naam gestelde verklaring voorlegt.

2.   Op verzoek van de uiteindelijk gerechtigde geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij zijn fiscale woonplaats heeft een verklaring af met daarin de volgende gegevens:

a)

naam, adres, fiscaal identificatienummer of vergelijkbaar nummer, en plaats en datum van geboorte van de uiteindelijk gerechtigde;

b)

naam en adres van de uitbetalende instantie;

c)

rekeningnummer van de uiteindelijk gerechtigde of, bij ontstentenis daarvan, een eenduidige omschrijving van het schuldinstrument.

Deze verklaring is geldig voor ten hoogste drie jaar. De verklaring wordt afgegeven aan elke uiteindelijk gerechtigde die daarom vraagt, binnen twee maanden nadat het desbetreffende verzoek is ingediend.”.

11)

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt de eerste zin vervangen door:

„Indien een aan een uiteindelijk gerechtigde toegerekende rentebetaling in de lidstaat van de uitbetalende instantie aan bronbelasting werd onderworpen, kent de lidstaat waar de uiteindelijk gerechtigde zijn fiscale woonplaats heeft, hem overeenkomstig het nationale recht een belastingverrekening toe die gelijk is aan het bedrag van de ingehouden belasting.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Indien een aan de uiteindelijk gerechtigde toegerekende rentebetaling, behalve aan de in artikel 11 bedoelde bronbelasting ook onderworpen werd aan andere vormen van bronbelasting, en de lidstaat van de fiscale woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde overeenkomstig het nationale recht of verdragen ter voorkoming van dubbele belasting voor die bronbelasting belastingverrekening toekent, wordt deze andere bronbelasting verrekend alvorens de procedure van lid 2 wordt toegepast.”.

12)

In artikel 15, lid 1, tweede alinea, wordt het woord „de bijlage” vervangen door „bijlage III”.

13)

In artikel 18 wordt de eerste zin vervangen door:

„De Commissie brengt om de drie jaar bij de Raad verslag uit over de werking van deze richtlijn aan de hand van de in de bijlage IV vermelde gegevens, die elke lidstaat aan de Commissie moet verstrekken.”.

14)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 18 bis

Uitvoeringsmaatregelen

1.   De Commissie kan volgens de in artikel 18 ter, lid 2, bedoelde procedure maatregelen vaststellen voor de volgende doeleinden:

a)

het specificeren van de gegevensverstrekkers waarop uitbetalende instanties een beroep kunnen doen om de nodige informatie te verkrijgen voor de passende behandeling, bij toepassing van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder b), d) en e);

b)

het bepalen van gemeenschappelijke methoden en praktische regelingen die nodig zijn voor de elektronische gegevensuitwisseling als bedoeld in artikel 9;

c)

het opstellen van gemeenschappelijke formulieren voor verklaringen en andere documenten die de correcte toepassing van deze richtlijn vergemakkelijken, met name voor de documenten welke worden afgegeven in lidstaten die bronbelasting heffen en welke bij toepassing van artikel 14 worden gebruikt door de lidstaat waar de uiteindelijk gerechtigde zijn fiscale woonplaats heeft.

2.   De Commissie actualiseert de lijst in bijlage III op verzoek van de rechtstreeks betrokken lidstaten.

Artikel 18 ter

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité „Samenwerking tussen belastingdiensten” („het comité”).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.”.

15)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 1 januari 2016 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Zij passen deze bepalingen toe vanaf de eerste dag van het derde kalenderjaar volgende op het kalenderjaar waarin deze richtlijn in werking treedt.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 24 maart 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

A. TSAFTARIS


(1)  PB C 184 E van 8.7.2010, blz. 488.

(2)  PB C 277 van 17.11.2009, blz. 109.

(3)  Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38).

(4)  Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).

(5)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(6)  Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3).

(7)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(8)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).


BIJLAGE

De bijlage bij Richtlijn 2003/48/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De bijlage wordt „bijlage III”.

2)

De volgende bijlage wordt ingevoegd als „bijlage I”:

„BIJLAGE I

Indicatieve lijst van categorieën van entiteiten en juridische constructies die voor de toepassing van artikel 2, lid 3, als niet effectief belast worden beschouwd

1.

Entiteiten en juridische constructies waarvan de plaats van vestiging of van werkelijke leiding is gelegen in een land of rechtsgebied buiten het territoriale toepassingsgebied van deze richtlijn zoals omschreven in artikel 7 en die verschillend is van die welke in artikel 17, lid 2, zijn vermeld:

Landen en rechtsgebieden

Categorieën van entiteiten en juridische constructies

Antigua en Barbuda

International business company

Anjouan (Comoren)

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International business company

Bahama's

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Foundation (stichting)

International business company

Bahrein

Financiële trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Barbados

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International business company

International Society with Restricted Liability (internationale vennootschap met beperkte aansprakelijkheid)

Belize

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International business company

Bermuda

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Exempt company (vrijgestelde onderneming)

Brunei

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International business company

International trust

International Limited Partnership (internationale besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid)

Cookeilanden

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International trust

International company

International partnership

Costa Rica

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Company

Djibouti

Exempt company (vrijgestelde onderneming)

Trust, naar vreemd recht

Dominica

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International business company

Fiji

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Frans-Polynesië

Société (Company) (onderneming)

Société de personnes (Partnership) (vennootschap)

Société en participation (Joint venture) (deelgenootschap)

Trust, naar vreemd recht

Grenada

International business company

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Guam

Company

Sole proprietorship (eenmansbedrijf)

Partnership

Trust, naar vreemd recht

Guatemala

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Fundación (Foundation) (stichting)

Hongkong

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Private Limited Company

Kiribati

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Labuan (Maleisië)

Offshore company

Malaysian offshore bank,

Offshore limited partnership

Offshore trust

Libanon

Companies benefiting from the Offshore company regime (ondernemingen die in aanmerking komen voor het „offshore company regime”)

Trust, naar vreemd recht

Liberia

Non-resident company (niet-ingezeten vennootschap)

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Macau

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Fundação (Foundation) (stichting)

Maldiven

Company

Partnership

Trust, naar vreemd recht

Noordelijke Marianen

Foreign sales corporation (buitenlandse verkoopmaatschappij)

Offshore banking corporation

Trust, naar vreemd recht

Marshalleilanden

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International business company

Mauritius

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Global business company categories 1 and 2

Micronesië

Company

Partnership

Trust, naar vreemd recht

Nauru

Trust/nominee company

Company

Partnership

Sole proprietorship (eenmansbedrijf)

Foreign will (buitenlands testament)

Foreign estate (buitenlandse goederen)

Other form of business negotiated with the Government (andere met de overheid onderhandelde ondernemingsvormen)

Nieuw-Caledonië

Société (Company) (onderneming)

Société civile (Civil company) (burgerlijke vennoostchap)

Société de personnes (Partnership) (vennootschap)

Joint venture (deelgenootschap)

Estate of deceased person (nalatenschap)

Trust, naar vreemd recht

Nieuw-Zeeland

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Niue

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International business company

Panama

Fideicomiso (Trust, naar plaatselijk recht) en trust naar vreemd recht

Fundación de interés privado (Foundation) (stichting)

International business company

Palau

Company

Partnership

Sole proprietorship (eenmansbedrijf)

Representative office (vertegenwoordiging)

Credit union (financial cooperative) (financiële coöperatie)

Cooperative (coöperatie)

Trust, naar vreemd recht

Filipijnen

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Puerto Rico

Estate

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International banking entity

Saint Kitts en Nevis

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Foundation (stichting)

Exempt company (vrijgestelde onderneming)

Exempt Limited Partnership (vrijgestelde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid)

Saint Lucia

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International business company

Saint Vincent en de Grenadines

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International business company

Sao Tomé en Principe

International business company

Trust, naar vreemd recht

Samoa

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International trust

International company

Offshore bank

Offshore insurance company

International partnership

Limited partnership (besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid)

Seychellen

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International business company

Singapore

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Salomonseilanden

Company

Partnership

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Zuid-Afrika

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Tonga

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Tuvalu

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Provident fund (fonds voor sociale voorzieningen)

Verenigde Arabische Emiraten

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Offshore company

Amerikaanse staat Delaware

Limited Liability Company

Amerikaanse staat Wyoming

Limited Liability Company

Amerikaanse Maagdeneilanden

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Exempt company (vrijgestelde onderneming)

Uruguay

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Sociedad Anónima Financiera de Inversión

Vanuatu

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Exempt company (vrijgestelde onderneming)

International company

2.

Entiteiten en juridische constructies waarvan de plaats van vestiging of de plaats van werkelijke leiding gelegen is in een in artikel 17, lid 2, genoemd land of rechtsgebied, waarop artikel 2, lid 3, van toepassing is in afwachting van de aanneming door het betrokken land of rechtsgebied van bepalingen van gelijke strekking als die van artikel 4, lid 2:

Landen en rechtsgebieden

Categorieën van entiteiten en juridische constructies

Andorra

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Anguilla

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International business company

Aruba

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Stichting Particulier Fonds

Britse Maagdeneilanden

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Company

Caymaneilanden

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Exempt company (vrijgestelde onderneming)

Guernsey

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Company

Foundation (stichting)

eiland Man

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Company

Jersey

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Company

Foundation (stichting)

Liechtenstein

Anstalt (Trust, naar plaatselijk recht) en trust, naar vreemd recht

Stiftung (Foundation) (stichting)

Monaco

Trust, naar vreemd recht

Fondation (Foundation) (stichting)

Montserrat

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

International business company

Nederlandse Antillen

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Stichting Particulier Fonds

San Marino

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Fondazione (Foundation) (stichting)

Zwitserland

Trust, naar vreemd recht

Foundation

Turks- en Caicoseilanden

Exempted company (vrijgestelde onderneming)

Limited partnership

Trust, naar plaatselijk of naar vreemd recht”.

3)

De volgende bijlage wordt toegevoegd als „bijlage II”:

„BIJLAGE II

Indicatieve lijst van categorieën van entiteiten en juridische constructies die voor de toepassing van artikel 4, lid 2, als niet effectief belast worden beschouwd

Land

Categorieën van entiteiten en juridische constructies

Opmerkingen

Alle EU-lidstaten

Europees economisch samenwerkingsverband (EEIG)

 

België

Maatschap/Société de droit commun (burgerlijke of handelsvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid)

Tijdelijke handelsvennootschap/Société momentanée (vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid die een of meer specifieke handelsverrichtingen tot doel heeft)

Stille handelsvennootschap/Société interne (vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid via welke een of meer personen een belang hebben in transacties die een of meer andere personen namens hen beheren)

Enkel opgenomen indien de „upstream”-marktdeelnemer die de rentebetaling aan de vennootschap verricht of de betaling voor haar bewerkstelligt, niet de identiteit en de woonplaats van alle uiteindelijk gerechtigden heeft vastgesteld, anders vallen deze vennootschappen onder artikel 4, lid 2, onder d).

Deze vennootschappen hebben geen rechtspersoonlijkheid en uit het oogpunt van belastingheffing is de „doorkijkbenadering” van toepassing.

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Bulgarije

Дружество със специална инвестиционна цел(Beleggingsmaatschappij met een bijzonder doel)

Инвестиционно дружество (Beleggingsmaatschappij die niet onder artikel 6 valt)

Van vennootschapsbelasting vrijgestelde entiteit

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

Tenzij de beheerder kan aantonen dat de trust feitelijk onderworpen is aan de Bulgaarse inkomstenbelasting.

Tsjechië

Veřejná obchodní společnost (veř. obch. spol. of v.o.s.) (Personenvennootschap)

Sdružení (vereniging)

Komanditní společnost

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Denemarken

Interessentskaber (Vennootschap onder firma)

Kommanditselskaber (Commanditaire vennootschap)

Kommanditaktieselskab/Partnerselskab

Partrederi

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Duitsland

Gesellschaft bürgerlichen Rechts (Vennootschap naar burgerlijk recht)

Kommanditgesellschaft — KG, offene Handelsgesellschaft — OHG (Vennootschap onder firma)

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Estland

Seltsing (Persoonlijke vennootschap)

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Ierland

Personenvennootschap en beleggingsclub

Een beheerder met woonplaats in Ierland is doorgaans belasting verschuldigd over de inkomsten uit de trust. Indien de gerechtigde of de beheerder zijn woonplaats evenwel niet in Ierland heeft, is hij alleen belasting verschuldigd over de uit Ierse bron verkregen inkomsten.

Griekenland

Ομόρρυθμος εταιρεία (OE) (Vennootschap onder firma)

Ετερόρρυθμος εταιρεία (EE) (Commanditaire vennootschap)

De vennootschapsbelasting is van toepassing op deze personenvennootschappen. Tot 50 % van de winsten van de personenvennootschap wordt echter belast tegen het tarief van de personenbelasting bij de afzonderlijke vennoten.

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Spanje

Entiteiten die zijn onderworpen aan de belasting op de winstverdeling:

Sociedad civil con o sin personalidad jurídica (Maatschap met of zonder rechtspersoonlijkheid),

Herencias yacentes (Nalatenschap),

Comunidad de bienes (Gemeenschappelijk eigendom)

Andere entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid die een afzonderlijke economische eenheid of een afzonderlijke groep activa vormen (artikel 35, lid 4, van de Ley General Tributaria).

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Frankrijk

Société en participation (Gemeenschappelijke onderneming)

Société ou association de fait (Feitelijke onderneming)

Indivision (Gemeenschappelijk eigendom)

Fiducie

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Italië

Alle personenvennootschappen en daarmee gelijkgestelde entiteiten

De categorie van personenvennootschappen omvat: „società in accomandita semplice”, „società semplici”, associazioni (verenigingen) van kunstenaars of beroepsbeoefenaars voor de beoefening van hun kunst of de uitoefening van hun beroep, zonder rechtspersoonlijkheid, „società in nome collettivo”, „società di fatto” (onregelmatige of feitelijke maatschappen) en „società di armamento”.

Ondernemingen met een beperkt aantal aandeelhouders die voor fiscale transparantie kiezen

De regeling inzake fiscale transparantie staat open voor vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid of coöperaties waarvan de leden natuurlijke personen zijn (artikel 116 TUIR (Wet inkomstenbelasting)).

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

Tenzij de beheerder stukken kan voorleggen waaruit blijkt dat de trust zijn fiscale woonplaats in Italië heeft en aldaar onderworpen is aan effectieve vennootschapsbelasting.

Cyprus

Συνεταιρισμός (Personenvennootschap)

Σύνδεσμοςof σωματείο (Vereniging)

 

Συνεργατικές(coöperatie)

Louter transacties met leden

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar plaatselijk of naar vreemd recht

Trusts naar Cypriotisch recht worden als transparante entiteiten naar dat recht aangemerkt.

Letland

Pilnsabiedrība (Vennootschap onder firma)

Komandītsabiedrība (Commanditaire vennootschap)

Biedrība un nodibinājums (Vereniging en stichting);

Lauksaimniecības kooperatīvs (Landbouwcoöperatie)

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Litouwen

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Luxemburg

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Hongarije

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

Hongarije erkent trusts als „entiteiten” naar nationaal recht.

Malta

Soċjetà In Akkomandita (Commanditaire vennootschap waarvan het kapitaal niet in aandelen is verdeeld)

Arrangement in participation (Deelgenootschap)

Soċjetà Kooperattiva (Coöperatie)

De commanditaire vennootschap waarvan het kapitaal in aandelen is verdeeld, is aan de algemene vennootschapsbelasting onderworpen.

Nederland

Vennootschap onder firma

Commanditaire vennootschap

Vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen en Europese economische samenwerkingsverbanden zijn fiscaal transparant.

Vereniging

Stichting

Verenigingen en stichtingen zijn vrijgesteld van belastingen tenzij zij commerciële of zakelijke activiteiten verrichten.

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Oostenrijk

Offene Gesellschaft (OG)(vennootschap onder firma)

Offene Handelsgesellschaft (OHG)(vennootschap onder firma)

Kommanditgesellschaft (KG)(commanditaire vennootschap)

Gesellschaft nach bürgerlichem Recht (Maatschap)

„Trust”of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Polen

Spółka jawna (Sp. j.) (vennootschap onder firma)

Spółka jawna (Sp. j.) (commanditaire vennootschap)

Spółka komandytowo-akcyjna (S.K.A.) (Commanditaire vennootschap op aandelen)

Spółka partnerska (Sp. p.) (maatschap)

Spolka cywilna (s.c.) (personenvennootschap)

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Portugal

Maatschappen die geen commerciële rechtspersoon zijn

Rechtspersonen die zich met bepaalde beroepsactiviteiten bezighouden waarvan alle vennoten natuurlijke personen zijn met kwalificaties voor hetzelfde beroep

Vennootschappen die uitsluitend activa houden en waarover een familie zeggenschap heeft of waarvan ten hoogste vijf personen eigenaar zijn;

 

Vennootschappen met vergunning om hun activiteit uit te oefenen in het International Business Centre van Madeira en die in aanmerking komen voor vrijstelling van de vennootschapsbelasting (artikel 33 van het EBF (Statuut belastingvoordelen))

Artikel 33 van het EBF, van toepassing op vennootschappen met een vergunning tot en met 31 december 2000, voorziet in een vrijstelling van vennootschapsbelasting tot en met 31 december 2011.

Verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid

 

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

De enige volgens de Portugese wet toegestane trusts zijn die welke zijn opgericht naar vreemd recht door rechtspersonen in het International Business Centre van Madeira.

Roemenië

Vereniging (personenvennootschap)

Cooperative (Coöperatie)

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Slovenië

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Slowakije

Verejná obchodná spoločnosť (Vennootschap onder firma)

Komanditná spoločnosť (commanditaire vennootschap)

Združenie (Vereniging)

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Finland

avoin yhtiö/öppet bolag (Personenvennootschap)

kommandiittiyhtiö/kommanditbolag (commanditaire vennootschap)

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Zweden

handelsbolag (Vennootschap onder firma)

kommanditbolag (Commanditaire vennootschap)

enkelt bolag (Personenvennootschap)

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar vreemd recht

 

Verenigd Koninkrijk:

General partnership (Vennootschap onder firma)

Limited partnership (commanditaire vennootschap)

Limited liability partnership (vennootschap met beperkte aansprakelijkheid)

Vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen; vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid zijn transparant voor belastingdoeleinden.

Investment club (beleggingsclub waarvan de leden recht hebben op een bepaald aandeel van het vermogen)

 

Gibraltar (1)

„Trust” of soortgelijke juridische constructie, naar plaatselijk of naar vreemd recht

De inkomsten van de trust zijn volgens de wet op de inkomstenbelasting van 1992 vrijgesteld van belasting indien:

a)

de trust is opgericht door of namens een niet-ingezetene, en

b)

de inkomsten

buiten Gibraltar zijn verkregen of van buiten Gibraltar komen, of

worden ontvangen door een trust en als zij rechtstreeks door de gerechtigde waren ontvangen, volgens de wet op de inkomstenbelasting niet onderworpen aan belasting zouden zijn geweest.

Dit geldt niet voor trusts die zijn opgericht vóór 1 juli 1983 en waarvan de statuten ingezetenen van Gibraltar uitdrukkelijk uitsluiten als gerechtigde.

4)

De volgende bijlage wordt toegevoegd als „bijlage IV”:

„BIJLAGE IV

GEGEVENS DIE DE LIDSTATEN JAARLIJKS VOOR STATISTISCHE DOELEINDEN AAN DE COMMISSIE VERSTREKKEN

1.   Economische gegevens

1.1.   Bronbelasting:

Voor Luxemburg en Oostenrijk (zolang zij de overgangsbepalingen van hoofdstuk III toepassen): het totaalbedrag van uit de bronbelasting afkomstige gedeelde belastinginkomsten, onderverdeeld naar lidstaat van woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden.

Voor Luxemburg en Oostenrijk (zolang zij de overgangsbepalingen van hoofdstuk III toepassen): het totaalbedrag van met andere lidstaten gedeelde belastinginkomsten uit de bronbelasting die op grond van artikel 11, lid 5, is geheven.

De gegevens over de totaalbedragen aan bronbelasting, onderverdeeld naar lidstaat van woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden, moeten ook naar het nationale bureau worden gezonden dat de betalingsbalansstatistieken opstelt.

1.2.   Bedrag aan rentebetalingen/verkoopopbrengsten:

Voor de lidstaten die informatie uitwisselen of die voor de vrijwillige verstrekking van gegevens op grond van artikel 13 hebben gekozen: het bedrag aan rentebetalingen op hun grondgebied dat onderwerp is van de informatie-uitwisseling op grond van artikel 9, onderverdeeld naar lidstaat of afhankelijk of geassocieerd gebied waarin de uiteindelijk gerechtigden wonen.

Voor de lidstaten die informatie uitwisselen of die voor de vrijwillige verstrekking van gegevens op grond van artikel 13 hebben gekozen: het bedrag van de verkoopopbrengsten op hun grondgebied dat onderwerp is van de informatie-uitwisseling op grond van artikel 9, onderverdeeld naar lidstaat of afhankelijk of geassocieerd gebieden waarin de uiteindelijk gerechtigden wonen.

Voor lidstaten die informatie uitwisselen of die hebben gekozen voor de vrijwillige verstrekking van gegevens, het bedrag aan rentebetalingen dat het onderwerp is van de informatie-uitwisseling, onderverdeeld naar soort rentebetaling volgens de in artikel 8, lid 2, vermelde categorieën.

De gegevens over de totaalbedragen aan rentebetalingen en verkoopopbrengsten, onderverdeeld naar lidstaat van woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden, moeten ook naar het nationale bureau worden gezonden dat de betalingsbalansstatistieken opstelt.

1.3.   Uiteindelijke gerechtigde:

Voor alle lidstaten: het aantal uiteindelijk gerechtigden dat in andere lidstaten en afhankelijke of geassocieerde gebieden woont, onderverdeeld naar lidstaat en afhankelijk of geassocieerd gebied.

1.4.   Uitbetalende instanties:

Voor alle lidstaten: het aantal uitbetalende instanties (per verzendende lidstaat) dat betrokken is bij de informatie-uitwisseling en de bronbelasting in de zin van deze richtlijn.

1.5.   Uitbetalende instanties bij ontvangst:

Voor alle lidstaten: het aantal uitbetalende instanties bij ontvangst die rentebetalingen in de zin van artikel 6, lid 4, hebben ontvangen. Dit geldt zowel voor de verzendende lidstaten, dat wil zeggen de lidstaten waarin rentebetalingen zijn verricht aan uitbetalende instanties bij ontvangst waarvan de feitelijke plaats van beheer in een andere lidstaat is gelegen, als voor de ontvangende lidstaten op het grondgebied waarvan dergelijke rechtspersonen of juridische constructies zich bevinden.

2.   Technische gegevens

2.1.   Registratie:

Voor de lidstaten die informatie uitwisselen of die voor de vrijwillige verstrekking van gegevens hebben gekozen overeenkomstig artikel 13: het aantal verzonden en ontvangen registraties. Een registratie betekent één betaling aan één uiteindelijk gerechtigde.

2.2.   Behandelde/gecorrigeerde registraties:

Aantal en percentage van syntactisch ongeldige registraties dat kan worden verwerkt;

Aantal en percentage van syntactisch ongeldige registraties dat niet kan worden verwerkt;

Aantal en percentage van niet-behandelde registraties;

Aantal en percentage van op verzoek gecorrigeerde registraties;

Aantal en percentage van op eigen initiatief gecorrigeerde registraties;

Aantal en percentage van met goed gevolg behandelde registraties.

3.   Niet-verplicht te verstrekken gegevens:

3.1.

Voor de lidstaten: het bedrag van de rentebetalingen aan entiteiten of juridische constructies waarover overeenkomstig artikel 4, lid 2, informatie is uitgewisseld, onderverdeeld naar lidstaat van de plaats van werkelijke leiding van de entiteit of juridische constructie.

3.2.

Voor de lidstaten: het bedrag van de verkoopopbrengsten aan entiteiten of juridische constructies waarover overeenkomstig artikel 4, lid 2, informatie is uitgewisseld, onderverdeeld naar lidstaat van vestiging van de entiteit of juridische constructie.

3.3.

Het respectieve aandeel van de totale jaarlijkse belastingontvangsten die bij ingezeten belastingplichtigen zijn geheven op aan hen verrichte rentebetalingen, zowel door binnenlandse als buitenlandse uitbetalende instanties.”.

(1)  Het Verenigd Koninkrijk is de lidstaat die overeenkomstig artikel 355, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de buitenlandse betrekkingen van Gibraltar behartigt.”.