29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 96/251


RICHTLIJN 2014/33/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 februari 2014

betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake liften en veiligheidscomponenten voor liften

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende liften (3) is ingrijpend gewijzigd (4). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten (5) stelt regels vast inzake de accreditatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties, verschaft een kader voor het markttoezicht op producten en voor de controle van producten uit derde landen, en voorziet in de algemene beginselen inzake CE-markering.

(3)

Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten (6) stelt algemene beginselen en referentiebepalingen vast die bedoeld zijn om in alle sectorale wetgeving te worden toegepast, zodat een coherente basis voor de herziening of herschikking van die wetgeving wordt gelegd. Richtlijn 95/16/EG moet aan dat besluit worden aangepast.

(4)

Deze richtlijn heeft betrekking op liften die pas als eindproducten ontstaan nadat zij permanent in gebouwen of constructies zijn geïnstalleerd. Derhalve kunnen liften niet in de Unie worden ingevoerd en worden zij enkel in de handel gebracht en niet vervolgens ter beschikking gesteld: er bestaan geen „importeurs” of „distributeurs” van liften.

(5)

Deze richtlijn is van toepassing op veiligheidscomponenten voor liften die nieuw zijn voor de markt van de Unie wanneer zij in de handel worden gebracht. Dit houdt in dat het ofwel nieuwe veiligheidscomponenten zijn gemaakt door een in de Unie gevestigde fabrikant, ofwel veiligheidscomponenten, nieuwe of tweedehandse, die zijn ingevoerd uit een derde land.

(6)

De Commissie heeft Aanbeveling 95/216/EG van 8 juni 1995 betreffende een betere beveiliging van bestaande liften8 juni 1995 (7) aangenomen.

(7)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn op alle leveringsvormen, inclusief verkoop op afstand.

(8)

Het is de verantwoordelijkheid van de marktdeelnemers dat liften en veiligheidscomponenten voor liften in overeenstemming zijn met deze richtlijn, gelet op de respectievelijke rol die zij vervullen in de toeleveringsketen, teneinde een hoog beschermingsniveau van de veiligheid en de gezondheid van personen en, in voorkomend geval, de veiligheid van goederen te garanderen, en eerlijke mededinging op de markt van de Unie te waarborgen.

(9)

Alle marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen moeten passende maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend liften in de handel brengen en veiligheidscomponenten voor liften op de markt aanbieden die aan deze richtlijn voldoen. Er moet worden gezorgd voor een duidelijke en evenredige verdeling van de verplichtingen overeenkomstig de rol van iedere marktdeelnemer in de toeleverings- en distributieketen.

(10)

Om de communicatie tussen marktdeelnemers, markttoezichtautoriteiten en consumenten te vergemakkelijken, moeten de lidstaten de marktdeelnemers ertoe aansporen om naast hun postadres ook een webadres te vermelden.

(11)

De fabrikant en de installateur, die op de hoogte zijn van de details van het ontwerp- en productieproces, zijn het best in staat om de conformiteitsbeoordelingsprocedure uit te voeren. De verplichting voor de conformiteitsbeoordeling moet daarom uitsluitend op de fabrikant of de installateur blijven rusten.

(12)

Er moet worden gewaarborgd dat veiligheidscomponenten voor liften die vanuit derde landen in de Unie in de handel komen, aan deze richtlijn voldoen, en met name dat de fabrikant adequate conformiteitsbeoordelingsprocedures met betrekking tot deze veiligheidscomponenten voor liften heeft uitgevoerd. Bijgevolg moet worden bepaald dat importeurs erop toezien dat de veiligheidscomponenten voor liften die zij in de handel brengen aan de eisen van deze richtlijn voldoen en dat zij geen veiligheidscomponenten voor liften in de handel brengen die niet aan deze eisen voldoen of een risico inhouden. Er moet eveneens worden bepaald dat importeurs erop toezien dat er conformiteitsbeoordelingsprocedures hebben plaatsgevonden en dat markering van veiligheidscomponenten voor liften en documenten die de fabrikanten opstellen ter beschikking staan van de bevoegde nationale autoriteiten.

(13)

Iedere importeur die een veiligheidscomponent voor liften in de handel brengt, moet zijn naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en postadres waarop contact met hem kan worden opgenomen op de veiligheidscomponent vermelden. Er moet in uitzonderingen hierop worden voorzien wanneer dit door de omvang of aard van de veiligheidscomponent voor liften niet mogelijk is.

(14)

De distributeur biedt een veiligheidscomponent voor liften pas aan op de markt nadat het door de fabrikant of de importeur in de handel is gebracht, en hij moet de nodige zorgvuldigheid betrachten om ervoor te zorgen dat de wijze waarop hij met de veiligheidscomponent voor liften omgaat geen negatieve invloed heeft op de conformiteit van de veiligheidscomponent voor liften.

(15)

Wanneer een marktdeelnemer een veiligheidscomponent voor liften onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt of een veiligheidscomponent voor liften zodanig wijzigt dat de conformiteit met deze richtlijn in het gedrang kan komen, moet hij als fabrikant worden beschouwd en de verplichtingen van de fabrikant opnemen.

(16)

Omdat distributeurs en importeurs dicht bij de markt staan, moeten zij worden betrokken bij de markttoezichttaken van de bevoegde nationale autoriteiten, en moeten zij bereid zijn actief medewerking te verlenen door die autoriteiten alle nodige informatie over de veiligheidscomponenten voor liften te verstrekken.

(17)

Het markttoezicht wordt eenvoudiger en doeltreffender wanneer gewaarborgd wordt dat een veiligheidscomponent voor liften in de hele toeleveringsketen traceerbaar is. Een efficiënt traceringssysteem verlicht de taak van de markttoezichtautoriteiten wanneer zij marktdeelnemers dienen op te sporen die niet-conforme veiligheidscomponenten voor liften op de markt hebben aangeboden. Van de marktdeelnemers mag niet gevraagd worden dat zij, wanneer zij de bij deze richtlijn voorgeschreven gegevens voor de identificatie van andere marktdeelnemers bewaren, die gegevens bijwerken voor wat betreft andere marktdeelnemers die een veiligheidscomponent voor liften aan hen hebben geleverd of aan wie zij een veiligheidscomponent voor liften hebben geleverd.

(18)

Deze richtlijn moet beperkt blijven tot het formuleren van de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen. Om de beoordeling van de conformiteit van liften en veiligheidscomponenten voor liften met die eisen te vergemakkelijken, moet worden voorzien in een vermoeden van conformiteit voor liften en veiligheidscomponenten voor liften die voldoen aan geharmoniseerde normen die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie (8) zijn vastgesteld om die eisen in gedetailleerde technische specificaties om te zetten. De essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van deze richtlijn waarborgen het beoogde veiligheidsniveau alleen voor zover passende conformiteitsbeoordelingsprocedures de naleving van die eisen waarborgen.

(19)

Verordening (EU) nr. 1025/2012 voorziet in een procedure voor bezwaren tegen geharmoniseerde normen die niet volledig aan de eisen van deze richtlijn voldoen.

(20)

De voor deze richtlijn ter zake doende geharmoniseerde normen moeten recht doen aan het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (9).

(21)

Er moet worden gezorgd voor conformiteitsbeoordelingsprocedures waarmee marktdeelnemers kunnen aantonen en de bevoegde instanties kunnen waarborgen dat in de handel gebrachte liften en op de markt aangeboden veiligheidscomponenten voor liften aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen voldoen. Besluit nr. 768/2008/EG stelt modules voor conformiteitsbeoordelingsprocedures vast, uiteenlopend van de minst tot de meest stringente procedure, afhankelijk van de hoogte van het risico en het vereiste veiligheidsniveau. Om voor coherentie tussen de sectoren te zorgen en ad-hocvarianten te voorkomen, moeten conformiteitsbeoordelingsprocedures uit die modules worden gekozen.

(22)

Installateurs of fabrikanten moeten een EU-conformiteitsverklaring opstellen waarin zij de bij deze richtlijn voorgeschreven informatie verstrekken over de conformiteit van een lift of een veiligheidscomponent voor liften met deze richtlijn en met overige relevante harmonisatiewetgeving van de Unie.

(23)

Om effectieve toegang tot informatie voor markttoezichtdoeleinden te waarborgen, moet de informatie die vereist is om alle toepasselijke handelingen van de Unie te identificeren in één EU-conformiteitsverklaring beschikbaar zijn. Om de administratieve lasten voor marktdeelnemers te verkleinen, mag die EU-conformiteitsverklaring bestaan uit een dossier van afzonderlijke relevante conformiteitsverklaringen.

(24)

De CE-markering, waarmee de conformiteit van een lift of een veiligheidscomponent voor liften wordt aangegeven, is de zichtbare uitkomst van het proces van conformiteitsbeoordeling in brede zin. In Verordening (EG) nr. 765/2008 zijn algemene beginselen voor het gebruik van de CE-markering vastgesteld. In deze richtlijn moeten voorschriften met betrekking tot het aanbrengen van de CE-markering worden vastgesteld.

(25)

Conformiteitsbeoordelingsinstanties, die door de lidstaten bij de Commissie worden aangemeld, moeten een rol spelen bij de in deze richtlijn beschreven conformiteitsbeoordelingsprocedures.

(26)

De ervaring heeft geleerd dat de in Richtlijn 95/16/EG vastgestelde criteria waaraan conformiteitsbeoordelingsinstanties moeten voldoen om bij de Commissie aangemeld te kunnen worden, ontoereikend zijn om een uniform, hoog prestatieniveau van aangemelde instanties in de hele Unie te waarborgen. Het is echter essentieel dat alle aangemelde instanties hun functies op hetzelfde niveau en onder eerlijke concurrentievoorwaarden uitoefenen. Hiertoe moeten verplichte eisen worden vastgesteld voor conformiteitsbeoordelingsinstanties die aangemeld willen worden met het oog op het verlenen van conformiteitsbeoordelingsdiensten.

(27)

Wanneer een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in geharmoniseerde normen, moet zij geacht worden aan de overeenkomstige eisen in deze richtlijn te voldoen.

(28)

Om een samenhangend kwaliteitsniveau van de conformiteitsbeoordeling te kunnen waarborgen, moeten ook eisen worden vastgesteld voor de aanmeldende autoriteiten en andere instanties die bij de beoordeling en aanmelding van en bij het toezicht op aangemelde instanties betrokken zijn.

(29)

Het in deze richtlijn beschreven systeem moet worden aangevuld door het accreditatiesysteem van Verordening (EG) nr. 765/2008. Omdat accreditatie een essentieel middel is om te controleren of de conformiteitsbeoordelingsinstanties bekwaam zijn, zou accreditatie ook bij aanmelding moeten worden bevorderd.

(30)

Accreditatie die zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 765/2008 op transparante wijze georganiseerd is en het nodige vertrouwen in conformiteitscertificaten waarborgt, zou door de nationale autoriteiten in de hele Unie moeten worden beschouwd als het geschiktste middel waarmee de technische bekwaamheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties kan worden aangetoond. De nationale autoriteiten kunnen evenwel van oordeel zijn dat zij over de passende middelen beschikken om deze beoordeling zelf te verrichten. In dit geval moeten zij, om te waarborgen dat de beoordeling door de andere nationale autoriteiten voldoende betrouwbaar is, aan de Commissie en de andere lidstaten het nodige bewijsmateriaal overleggen waaruit blijkt dat de beoordeelde conformiteitsbeoordelingsinstanties aan de relevante regelgevingseisen voldoen.

(31)

Conformiteitsbeoordelingsinstanties besteden veelal een deel van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit of maken gebruik van een dochteronderneming. Om het beschermingsniveau te kunnen garanderen dat nodig is voor liften of veiligheidscomponenten voor liften die in de Unie in de handel worden gebracht, is het essentieel dat onderaannemers en dochterondernemingen bij de uitvoering van conformiteitsbeoordelingstaken aan dezelfde eisen voldoen als aangemelde instanties. Daarom is het belangrijk dat ook de activiteiten die door onderaannemers en dochterondernemingen worden verricht, worden betrokken in de beoordeling van de bekwaamheid en de prestaties van instanties die worden aangemeld en in het toezicht op reeds aangemelde instanties.

(32)

De aanmeldingsprocedure moet efficiënter en transparanter worden, en met name worden aangepast aan nieuwe technologie, zodat de aanmelding online kan worden verricht.

(33)

Omdat aangemelde instanties hun diensten in de hele Unie kunnen aanbieden, moeten de andere lidstaten en de Commissie in staat worden gesteld bezwaren in te brengen tegen een aangemelde instantie. Daarom is het belangrijk te voorzien in een termijn waarbinnen twijfels of bedenkingen omtrent de bekwaamheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties kunnen worden weggenomen alvorens zij als aangemelde instantie gaan functioneren.

(34)

Uit concurrentieoogpunt is het cruciaal dat de aangemelde instanties bij de toepassing van de conformiteitsbeoordelingsprocedures geen onnodige lasten voor marktdeelnemers creëren. Bij de technische uitvoering van de conformiteitsbeoordelingsprocedures moet om dezelfde reden worden gezorgd voor consistentie, zodat de marktdeelnemers gelijk worden behandeld. Dit kan het best worden bereikt door passende coördinatie en samenwerking tussen de aangemelde instanties.

(35)

De lidstaten moeten alle passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat veiligheidscomponenten voor liften alleen in de handel mogen worden gebracht indien deze, wanneer zij worden opgeslagen zoals het hoort en worden gebruikt waarvoor zij zijn bestemd of onder gebruiksomstandigheden die redelijkerwijs kunnen worden voorzien, de gezondheid en veiligheid van personen niet in gevaar brengen. Veiligheidscomponenten voor liften moeten alleen als niet-conform aan de in deze richtlijn neergelegde essentiële gezondheids- en veiligheidseisen worden beschouwd als zij gebruikt worden in omstandigheden die redelijkerwijs te voorzien zijn, d.w.z. een gebruik dat het gevolg zou kunnen zijn van legitiem en gemakkelijk voorspelbaar menselijk gedrag.

(36)

Om rechtszekerheid te waarborgen, moet duidelijk worden gemaakt dat de in Verordening (EG) nr. 765/2008 vastgestelde voorschriften inzake markttoezicht in de Unie en controle van producten die de markt van de Unie binnenkomen, van toepassing zijn op liften en veiligheidscomponenten voor liften die onder deze richtlijn vallen. Deze richtlijn mag de lidstaten niet beletten te kiezen welke autoriteiten voor de uitvoering van die taken bevoegd zijn.

(37)

Om de transparantie te vergroten en tijdverlies te beperken, moet de bestaande vrijwaringsprocedure worden verbeterd teneinde de efficiëntie te vergroten en van de deskundigheid in de lidstaten te profiteren.

(38)

Het bestaande systeem moet worden aangevuld met een procedure om belanghebbenden te informeren over voorgenomen maatregelen tegen liften of veiligheidscomponenten voor liften die een risico meebrengen voor de gezondheid of veiligheid van personen of in voorkomend geval, voor de veiligheid van goederen. Deze procedure moet ook markttoezichtautoriteiten in staat stellen samen met de betrokken marktdeelnemers vroegtijdig tegen dergelijke liften en veiligheidscomponenten voor liften op te treden.

(39)

Indien de lidstaten en de Commissie het eens zijn dat een maatregel van een lidstaat gerechtvaardigd is, is nadere betrokkenheid van de Commissie hierbij niet nodig, behalve wanneer de niet-conformiteit kan worden toegeschreven aan tekortkomingen van de geharmoniseerde norm.

(40)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (10).

(41)

Voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen teneinde de aanmeldende lidstaat te verzoeken de nodige corrigerende maatregelen te nemen ten aanzien van aangemelde instanties die niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoen, moet de raadplegingsprocedure worden toegepast.

(42)

Voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen met betrekking tot conforme liften of veiligheidscomponenten voor liften die een gevaar opleveren voor de gezondheid of veiligheid van personen of tot andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang moet de onderzoeksprocedure worden toegepast.

(43)

De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met conforme liften of veiligheidscomponenten voor liften die een gevaar opleveren voor de gezondheid of veiligheid van personen, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

(44)

In overeenstemming met de vaste praktijk kan het bij deze richtlijn ingestelde comité overeenkomstig zijn reglement van orde een nuttige rol spelen bij het onderzoeken van kwesties in verband met de toepassing van deze richtlijn die door zijn voorzitter of door een vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde worden gesteld.

(45)

Wanneer kwesties in verband met deze richtlijn, anders dan de uitvoering ervan of inbreuken erop, onderzocht worden, meer bepaald in een deskundigengroep van de Commissie, moet het Europees Parlement overeenkomstig de bestaande praktijk volledige informatie en documentatie ontvangen, alsook, voor zover passend, een uitnodiging om deze vergaderingen bij te wonen.

(46)

De Commissie moet, door middel van uitvoeringshandelingen en, gezien het bijzondere karakter ervan, zonder Verordening (EU) nr. 182/2011 toe te passen, bepalen of de maatregelen die de lidstaten hebben getroffen met betrekking tot niet-conforme liften of veiligheidscomponenten voor liften gerechtvaardigd zijn of niet.

(47)

De lidstaten moeten regels voor sancties op overtredingen van ingevolge deze richtlijn vastgestelde bepalingen van nationaal recht vaststellen en ervoor zorgen dat deze regels worden gehandhaafd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(48)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk waarborgen dat liften en veiligheidscomponenten voor liften op de markt aan de eisen voldoen die een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid bieden zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de werking van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en gevolgen ervan beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(49)

Er moet in een redelijke overgangsregeling worden voorzien zodat veiligheidscomponenten voor liften die vóór de datum van toepassing van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn al overeenkomstig Richtlijn 95/16/EG in de handel zijn gebracht, op de markt kunnen worden aangeboden zonder dat zij aan verdere productvereisten hoeven te voldoen. Distributeurs moeten derhalve veiligheidscomponenten voor liften die vóór de toepassingsdatum van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn in de handel zijn gebracht, m.a.w. voorraden die zich reeds in de distributieketen bevinden, kunnen leveren.

(50)

Om de correcte toepassing en werking van deze richtlijn te kunnen controleren en waarborgen, wordt de Commissie verzocht om bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in te dienen, waarin onder andere de behoefte aan een nieuw wetgevingsvoorstel op dit gebied wordt onderzocht.

(51)

De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.

(52)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage XIII, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en de toepassingsdata van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn is van toepassing op vast opgestelde liften in gebouwen en bouwwerken die bestemd zijn voor vervoer van:

a)

personen;

b)

personen en goederen;

c)

alleen goederen indien de drager toegankelijk is, dat wil zeggen dat een persoon deze zonder probleem kan betreden, en dat deze uitgerust is met bedieningsapparatuur in de drager of binnen het bereik van een persoon in de drager.

Deze richtlijn is ook van toepassing op de veiligheidscomponenten voor liften opgenomen in bijlage III die worden gebruikt in de in de eerste alinea bedoelde liften.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a)

hijs- en hefwerktuigen met een maximumsnelheid van 0,15 m/s;

b)

bouwliften;

c)

kabelinstallaties, met inbegrip van kabelsporen;

d)

liften die speciaal zijn ontworpen en gebouwd voor militaire of politiële doeleinden;

e)

hijs- en hefwerktuigen van waaruit werkzaamheden verricht kunnen worden;

f)

mijnliften;

g)

hijs- en hefwerktuigen voor het heffen van kunstenaars tijdens een optreden;

h)

hijs- en hefwerktuigen die in vervoermiddelen zijn ingebouwd;

i)

hijs- en hefwerktuigen die met een machine zijn verbonden en uitsluitend bestemd zijn om de toegang tot de werkplek, inclusief onderhouds- en inspectiepunten op de machine, mogelijk te maken;

j)

tandradbanen;

k)

roltrappen en rolpaden.

3.   Indien voor een bepaalde lift of veiligheidscomponent voor liften de in deze richtlijn bedoelde risico’s geheel of gedeeltelijk onder bijzondere recht van de Unie vallen, is deze richtlijn voor die liften of veiligheidscomponenten voor liften en die risico’s niet of niet meer van toepassing, zodra dat bijzondere recht van de Unie van toepassing wordt.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   „lift”: een hijs- of hefwerktuig dat bepaalde niveaus bedient met behulp van een drager die langs starre, ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellende geleiders beweegt, of een hijs- of hefwerktuig dat een vaste, ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellende baan volgt zelfs indien het niet langs starre geleiders beweegt;

2.   „drager”: het deel van de lift waarop personen en/of goederen zich bevinden om naar boven of beneden gebracht te worden;

3.   „modellift”: een representatieve lift waarvan de technische documentatie laat zien hoe de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I in acht worden genomen voor liften die zijn afgeleid van de met behulp van objectieve parameters gedefinieerde modellift en waarin identieke veiligheidscomponenten voor liften worden gebruikt;

4.   „op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een veiligheidscomponent voor liften met het oog op distributie of gebruik op de markt van de Unie;

5.   „in de handel brengen”:

het voor het eerst op de markt aanbieden van een veiligheidscomponent voor liften, of

het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een lift met het oog op gebruik op de markt van de Unie;

6.   „installateur”: de natuurlijke of rechtspersoon die de verantwoordelijkheid aanvaardt voor het ontwerp, de vervaardiging, de installatie en het in de handel brengen van de lift;

7.   „fabrikant”: een natuurlijke of rechtspersoon die een veiligheidscomponent voor liften vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en de component onder zijn naam of merknaam verhandelt;

8.   „gemachtigde”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door een installateur of fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen;

9.   „importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een veiligheidscomponent voor liften uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

10.   „distributeur”: een natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, verschillend van de fabrikant of de importeur, die een veiligheidscomponent voor liften op de markt aanbiedt;

11.   „marktdeelnemers”: de installateur, de fabrikant, de gemachtigde, de importeur en de distributeur;

12.   „technische specificatie”: een document dat de technische eisen voorschrijft waaraan een lift of een veiligheidscomponent voor liften moet voldoen;

13.   „geharmoniseerde norm”: een geharmoniseerde norm zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

14.   „accreditatie”: accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 10, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

15.   „nationale accreditatie-instantie”: nationale accreditatie-instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

16.   „conformiteitsbeoordeling”: het proces waarin wordt aangetoond of voor een lift of een veiligheidscomponent voor liften voldaan is aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van deze richtlijn;

17.   „conformiteitsbeoordelingsinstantie”: een instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, zoals onder meer ijken, testen, certificeren en inspecteren;

18.   „terugroepen”: met betrekking tot liften, een maatregel waarmee wordt beoogd een lift te ontmantelen en zich er veilig van te ontdoen, en met betrekking tot veiligheidscomponenten voor liften, een maatregel waarmee wordt beoogd een veiligheidscomponent voor liften te doen terugkeren die al aan de installateur of eindgebruiker ter beschikking is gesteld;

19.   „uit de handel nemen”: maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat een veiligheidscomponent voor liften in de toeleveringsketen op de markt wordt aangeboden;

20.   „harmonisatiewetgeving van de Unie”: alle wetgeving van de Unie die de voorwaarden voor het verhandelen van producten harmoniseert;

21.   „CE-markering”: een markering waarmee de installateur of de fabrikant aangeeft dat de lift of de veiligheidscomponent voor liften in overeenstemming is met alle toepasselijke eisen van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in het aanbrengen ervan voorziet.

Artikel 3

Vrij verkeer

1.   De lidstaten mogen het in de handel brengen en het in bedrijf stellen van liften die aan deze richtlijn voldoen of het op de markt aanbieden van veiligheidscomponenten voor liften die aan deze richtlijn voldoen op hun grondgebied niet verbieden, beperken of belemmeren.

2.   De lidstaten beletten niet dat op jaarbeurzen, exposities of bij demonstraties liften of veiligheidscomponenten voor liften worden getoond die niet aan deze richtlijn voldoen, mits op een zichtbaar bord duidelijk is aangegeven dat zij niet aan de voorschriften voldoen en niet in de handel worden gebracht of op de markt worden aangeboden voordat zij aan de voorschriften zijn aangepast. Bij demonstraties moeten de juiste veiligheidsmaatregelen worden genomen om de bescherming van personen te waarborgen.

3.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om onder inachtneming van het recht van de Unie eisen voor te schrijven die zij noodzakelijk achten ter bescherming van personen bij het in bedrijf stellen en het gebruik van de betrokken liften, mits die liften aan deze richtlijn blijven voldoen.

Artikel 4

Het in de handel brengen, op de markt aanbieden en in bedrijf stellen

1.   De lidstaten treffen alle dienstige maatregelen om ervoor te zorgen dat de liften waarop deze richtlijn van toepassing is uitsluitend in de handel gebracht en in bedrijf gesteld kunnen worden indien zij aan de eisen van deze richtlijn voldoen, wanneer zij op passende wijze worden geïnstalleerd en onderhouden en worden gebruikt overeenkomstig hun bestemming.

2.   De lidstaten treffen alle dienstige maatregelen om ervoor te zorgen dat de veiligheidscomponenten voor liften waarop deze richtlijn van toepassing is uitsluitend op de markt aangeboden en in bedrijf gesteld kunnen worden indien zij aan de eisen van deze richtlijn voldoen, wanneer zij op passende wijze worden ingebouwd en onderhouden en worden gebruikt overeenkomstig hun bestemming.

Artikel 5

Essentiële veiligheids- en gezondheidseisen

1.   De liften waarop deze richtlijn van toepassing is voldoen aan de in bijlage I opgenomen essentiële veiligheids- en gezondheidsvoorschriften.

2.   Veiligheidscomponenten voor liften waarop deze richtlijn van toepassing is, voldoen aan de in bijlage I opgenomen essentiële veiligheids- en gezondheidseisen en zijn zodanig dat de liften waarin zij zijn ingebouwd, aan deze eisen voldoen.

Artikel 6

Gebouwen of bouwwerken waarin liften worden geïnstalleerd

1.   De lidstaten treffen alle dienstige maatregelen om ervoor te zorgen dat degene die verantwoordelijk is voor de verwezenlijking van het gebouw of het bouwwerk en de installateur elkaar de nodige gegevens verstrekken voor de goede werking en het veilige gebruik van de lift en passende maatregelen treffen teneinde de goede werking en het veilige gebruik van de lift te waarborgen.

2.   De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat er in liftschachten geen leidingen of installaties aanwezig zijn die niet voor de werking of veiligheid van de lift vereist zijn.

HOOFDSTUK II

VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS

Artikel 7

Verplichtingen van installateurs

1.   Wanneer installateurs een lift in de handel brengen, waarborgen zij dat de lift werd ontworpen, vervaardigd, geïnstalleerd en beproefd overeenkomstig de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen beschreven in bijlage I.

2.   Installateurs stellen de technische documentatie op en voeren de relevante conformiteitsbeoordelingsprocedure van artikel 16 uit of laten deze uitvoeren.

Wanneer met die procedure is aangetoond dat de lift aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen voldoet, stelt de installateur een EU-conformiteitsverklaring op, zorgt hij ervoor dat deze de lift vergezelt en brengt hij de CE-markering aan.

3.   De installateur bewaart de technische documentatie, de EU-conformiteitsverklaring en, indien van toepassing, de goedkeuringsbeslissing(en) gedurende tien jaar nadat de lift in de handel is gebracht.

4.   Indien dit rekening houdend met de risico’s van een lift passend wordt geacht, onderzoeken installateurs met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten klachten en niet-conforme liften en houden zij daarvan zo nodig een register bij.

5.   Installateurs zorgen ervoor dat op de liften een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander identificatiemiddel is aangebracht.

6.   Installateurs vermelden op de lift hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het postadres waarop contact met hen kan worden opgenomen. Het adres moet één enkele plaats aangeven waar de installateur kan worden gecontacteerd. De contactgegevens worden gesteld in een voor eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk te begrijpen taal.

7.   Installateurs zien erop toe dat de lift vergezeld gaat van de in bijlage I, punt 6.2, bedoelde instructies, in een door de lidstaat waar de lift in de handel wordt gebracht bepaalde taal die de eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen. Deze instructies en eventuele etikettering zijn duidelijk en begrijpelijk.

8.   Installateurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebrachte lift niet in overeenstemming is met deze richtlijn, nemen onmiddellijk de corrigerende maatregelen die nodig zijn om die lift in overeenstemming te maken. Bovendien brengen installateurs, indien de lift een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij de lift in de handel hebben gebracht hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

9.   Installateurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit op papier of elektronisch alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van de lift met deze richtlijn aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen.

Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen om de risico’s van de door hen in de handel gebrachte liften uit te sluiten.

Artikel 8

Verplichtingen van fabrikanten

1.   Wanneer zij veiligheidscomponenten voor liften in de handel brengen, waarborgen fabrikanten dat deze werden ontworpen en vervaardigd overeenkomstig artikel 5, lid 2.

2.   Fabrikanten stellen de vereiste technische documentatie op en voeren de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure van artikel 15 uit of laten deze uitvoeren.

Wanneer met die procedure is aangetoond dat een veiligheidscomponent voor liften aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen voldoet, stellen fabrikanten een EU-conformiteitsverklaring op, zorgen zij ervoor dat deze de veiligheidscomponent voor liften vergezelt en brengen zij de CE-markering aan.

3.   Fabrikanten bewaren de technische documentatie, de EU-conformiteitsverklaring en, indien van toepassing, de goedkeuringsbeslissing(en) gedurende tien jaar nadat de veiligheidscomponent voor liften in de handel is gebracht.

4.   Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van hun serieproductie met deze richtlijn te blijven waarborgen. Er wordt terdege rekening gehouden met veranderingen in het ontwerp of in de kenmerken van het product en met veranderingen in de geharmoniseerde normen of andere technische specificaties waarnaar in de conformiteitsverklaring van een veiligheidscomponent voor liften is verwezen.

Indien dit rekening houdend met de risico’s van een veiligheidscomponent voor liften passend wordt geacht, voeren fabrikanten met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten steekproeven uit op de op de markt aangeboden veiligheidscomponenten voor liften, onderzoeken zij klachten, niet-conforme veiligheidscomponenten voor liften en teruggeroepen veiligheidscomponenten voor liften en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs en installateurs op de hoogte van dergelijk toezicht.

5.   Fabrikanten zorgen ervoor dat op door hen in de handel gebrachte veiligheidscomponenten voor liften een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander identificatiemiddel is aangebracht, of wanneer dit door de omvang of aard van de veiligheidscomponent voor liften niet mogelijk is, dat de vereiste informatie op het in artikel 19, lid 1, bedoelde etiket is vermeld.

6.   Fabrikanten vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het postadres waarop contact met hen kan worden opgenomen op de veiligheidscomponent voor liften of, wanneer dit niet mogelijk is, op het in artikel 19, lid 1, bedoelde etiket. Het adres geeft één enkele plaats aan waar contact met de fabrikant kan worden opgenomen. De contactgegevens worden gesteld in een voor eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk te begrijpen taal.

7.   De fabrikanten zien erop toe dat de veiligheidscomponent voor liften vergezeld gaat van de in punt 6.1 van bijlage I bedoelde instructies, in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen. Deze instructies en eventuele etikettering zijn duidelijk en begrijpelijk.

8.   Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebrachte veiligheidscomponent voor liften niet in overeenstemming is met deze richtlijn, nemen onmiddellijk de corrigerende maatregelen die nodig zijn om die veiligheidscomponent voor liften in overeenstemming te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen fabrikanten, indien de veiligheidscomponent voor liften een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij de veiligheidscomponent voor liften op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

9.   Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit op papier of elektronisch alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van de veiligheidscomponent voor liften met deze richtlijn aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen.

Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen om de risico’s van de door hen in de handel gebrachte veiligheidscomponenten voor liften uit te sluiten.

Artikel 9

Gemachtigden

1.   Een fabrikant of een installateur kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen.

De verplichtingen uit hoofde van artikel 7, lid 1, of artikel 8, lid 1, en de verplichting tot opstelling van het in artikel 7, lid 2 of artikel 8, lid 2, bedoelde technische documentatie maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

2.   Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant of de installateur heeft ontvangen. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te verrichten:

a)

hij houdt de EU-conformiteitsverklaring, indien van toepassing de goedkeuringsbeslissing(en) met betrekking tot het kwaliteitssysteem van de fabrikant of de installateur, en de technische documentatie gedurende tien jaar nadat de veiligheidscomponent voor liften of de lift in de handel is gebracht, ter beschikking van de nationale markttoezichtautoriteiten;

b)

hij verstrekt een bevoegde nationale autoriteit op grond van een met redenen omkleed verzoek alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van de veiligheidscomponent voor liften of de lift aan te tonen;

c)

hij verleent op verzoek van de bevoegde nationale autoriteiten medewerking aan eventueel genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van veiligheidscomponenten voor liften of liften die onder het mandaat van de gemachtigde vallen.

Artikel 10

Verplichtingen van importeurs

1.   Importeurs brengen alleen veiligheidscomponenten voor liften in de handel die aan de gestelde eisen voldoen.

2.   Alvorens een veiligheidscomponent voor liften in de handel te brengen, zien importeurs erop toe dat de fabrikant de in artikel 15 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd. Zij zorgen ervoor dat de fabrikant de technische documentatie heeft opgesteld, dat de veiligheidscomponent voor liften voorzien is van de CE-markering en vergezeld gaat van de EU-conformiteitsverklaring en de voorgeschreven documenten, en dat de fabrikant aan de eisen in artikel 8, leden 5 en 6, heeft voldaan.

Wanneer een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een veiligheidscomponent voor liften niet in overeenstemming is met artikel 5, lid 2, brengt hij de veiligheidscomponent voor liften niet in de handel alvorens deze in overeenstemming is gemaakt. Wanneer de veiligheidscomponent voor liften een risico vertoont, brengt de importeur de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten hiervan bovendien op de hoogte.

3.   Importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het postadres waarop contact met hen kan worden opgenomen op de veiligheidscomponent voor liften, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking ervan of in een bij de veiligheidscomponent voor liften gevoegd document. De contactgegevens worden gesteld in een voor eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk te begrijpen taal.

4.   Importeurs zien erop toe dat de veiligheidscomponent voor liften vergezeld gaat van de in punt 6.1 van bijlage I bedoelde instructies, in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen.

5.   Importeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor de veiligheidscomponent voor liften verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van de veiligheidscomponent met de in artikel 5, lid 2, bedoelde essentiële veiligheids- en gezondheidseisen niet in het gedrang komt.

6.   Indien dit gezien de risico’s van een veiligheidscomponent voor liften passend wordt geacht, voeren importeurs met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten steekproeven uit op de op de markt aangeboden veiligheidscomponenten voor liften, onderzoeken zij klachten, niet-conforme veiligheidscomponenten voor liften en teruggeroepen veiligheidscomponenten voor liften en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs en installateurs op de hoogte van dergelijk, eventueel uitgeoefend toezicht.

7.   Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebrachte veiligheidscomponent voor liften niet in overeenstemming is met deze richtlijn, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om die veiligheidscomponent voor liften in overeenstemming te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen importeurs, indien de veiligheidscomponent voor liften een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij de veiligheidscomponent voor liften op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

8.   Importeurs houden gedurende tien jaar nadat de veiligheidscomponent voor liften in de handel is gebracht een kopie van de EU-conformiteitsverklaring en, indien van toepassing, de goedkeuringsbeslissing(en) ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt.

9.   Importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit op papier of elektronisch alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van een veiligheidscomponent voor liften aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen om de risico’s van de door hen in de handel gebrachte veiligheidscomponenten voor liften uit te sluiten.

Artikel 11

Verplichtingen van distributeurs

1.   Distributeurs die een veiligheidscomponent voor liften op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de eisen van deze richtlijn.

2.   Alvorens een veiligheidscomponent voor liften op de markt aan te bieden, controleren distributeurs of de veiligheidscomponent voor liften voorzien is van de CE-markering en vergezeld gaat van de EU-conformiteitsverklaring, de voorgeschreven documenten en de in punt 6.1 van bijlage I bedoelde instructies, in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen, en of de fabrikant en de importeur aan de voorschriften van respectievelijk artikel 8, leden 5 en 6, en artikel 10, lid 3, hebben voldaan.

Wanneer een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een veiligheidscomponent voor liften niet in overeenstemming is met artikel 5, lid 2, biedt hij de veiligheidscomponent voor liften pas op de markt aan nadat deze in overeenstemming is gemaakt. Wanneer de veiligheidscomponent voor liften een risico vertoont, brengt de distributeur voorts de fabrikant of de importeur hiervan op de hoogte, evenals de markttoezichtautoriteiten.

3.   Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor een veiligheidscomponent voor liften verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden ervan dat de conformiteit van de veiligheidscomponent met artikel 5, lid 2 niet in het gedrang komt.

4.   Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden veiligheidscomponent voor liften niet in overeenstemming is met deze richtlijn, zien erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om die veiligheidscomponent voor liften in overeenstemming te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen distributeurs, indien de veiligheidscomponent voor liften een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij de veiligheidscomponent voor liften op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

5.   Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit op papier of elektronisch alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van een veiligheidscomponent voor liften aan te tonen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen om de risico’s van de door hen op de markt aangeboden veiligheidscomponenten voor liften uit te sluiten.

Artikel 12

Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn

op importeurs of distributeurs Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van deze richtlijn als een fabrikant beschouwd en hij moet aan de in artikel 8 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen wanneer hij een veiligheidscomponent voor liften onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt of een reeds in de handel gebrachte veiligheidscomponent voor liften zodanig wijzigt dat de conformiteit deze richtlijn in het gedrang kan komen.

Artikel 13

Identificatie van marktdeelnemers

Marktdeelnemers delen, op verzoek, aan de markttoezichtautoriteiten mee:

a)

welke marktdeelnemer een veiligheidscomponent voor liften aan hen heeft geleverd;

b)

aan welke marktdeelnemer zij een veiligheidscomponent voor liften hebben geleverd.

Marktdeelnemers moeten tot tien jaar nadat een veiligheidscomponent voor liften aan hen is geleverd en tot tien jaar nadat zij een veiligheidscomponent voor liften hebben geleverd, de in de eerste alinea bedoelde informatie kunnen verstrekken.

HOOFDSTUK III

CONFORMITEIT VAN LIFTEN EN VEILIGHEIDSCOMPONENTEN VOOR LIFTEN

Artikel 14

Vermoeden van conformiteit van liften en veiligheidscomponenten voor liften

Liften en veiligheidscomponenten voor liften die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de in bijlage I beschreven essentiële veiligheids- en gezondheidseisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken.

Artikel 15

Conformiteitsbeoordelingsprocedures voor veiligheidscomponenten voor liften

Veiligheidscomponenten voor liften worden onderworpen aan een van de volgende conformiteitsbeoordelingsprocedures:

a)

het model van de veiligheidscomponent voor liften ondergaat een EU-typeonderzoek zoals omschreven in bijlage IV, deel A, en de conformiteit met het type wordt gewaarborgd met steekproefcontroles van de veiligheidscomponenten voor liften zoals omschreven in bijlage IX;

b)

het model van de veiligheidscomponent voor liften ondergaat een EU-typeonderzoek zoals omschreven in bijlage IV, deel A, en wordt onderworpen aan conformiteit met het type op basis van productkwaliteitsborging overeenkomstig bijlage VI;

c)

conformiteit op grond van volledige kwaliteitsborging zoals omschreven in bijlage VII.

Artikel 16

Conformiteitsbeoordelingsprocedures voor liften

1.   Liften worden onderworpen aan een van de volgende conformiteitsbeoordelingsprocedures:

a)

indien de lift is ontworpen en vervaardigd in overeenstemming met een modellift die het EU-typeonderzoek beschreven in bijlage IV, deel B, heeft ondergaan:

i)

de eindcontrole voor liften als beschreven in bijlage V;

ii)

typeovereenstemming op grond van productkwaliteitsborging voor liften als beschreven in bijlage X;

iii)

typeovereenstemming op grond van productkwaliteitsborging voor liften als beschreven in bijlage XII;

b)

indien de lift is ontworpen en vervaardigd in overeenstemming met een kwaliteitssysteem dat is goedgekeurd overeenkomstig bijlage XI:

i)

de eindcontrole van liften als beschreven in bijlage V;

ii)

typeovereenstemming op grond van productkwaliteitsborging voor liften als beschreven in bijlage X;

iii)

typeovereenstemming op grond van productkwaliteitsborging voor liften als beschreven in bijlage XII;

c)

overeenstemming op grond van de eenheidskeuring voor liften als beschreven in bijlage VIII;

d)

overeenstemming op grond van de volledige kwaliteitsborging plus het onderzoek van het ontwerp voor liften als beschreven in bijlage XI.

2.   In de in lid 1, onder a) en b), genoemde gevallen, indien de voor het ontwerp en de vervaardiging van de lift verantwoordelijke persoon en de voor de installatie en de keuring van de lift verantwoordelijke persoon niet dezelfde persoon zijn, verstrekt de eerste aan de laatste alle nodige documenten en gegevens zodat de laatste de lift correct en veilig kan installeren en keuren.

3.   Alle variaties die zijn toegestaan tussen de modellift en de daarvan afgeleide liften worden duidelijk (met de maximum- en minimumwaarden) in de technische documentatie aangegeven.

4.   De onderlinge overeenkomst tussen een serie voorzieningen of inrichtingen die aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen in bijlage I voldoen, mag met berekeningen en/of aan de hand van het ontwerp worden aangetoond.

Artikel 17

EU-conformiteitsverklaring

1.   In de EU-conformiteitsverklaring wordt vermeld dat aangetoond is dat aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen in bijlage I is voldaan.

2.   De EU-conformiteitsverklaring komt qua structuur overeen met het model in bijlage II, bevat de in de desbetreffende bijlagen V tot en met XII vermelde elementen en wordt voortdurend bijgewerkt. Zij wordt vertaald in de taal of talen zoals gevraagd door de lidstaat waar de lift of de veiligheidscomponent voor liften in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden.

3.   Indien voor de lift of een veiligheidscomponent voor liften uit hoofde van meer dan één handeling van de Unie een EU-conformiteitsverklaring vereist is, wordt één EU-conformiteitsverklaring met betrekking tot al die handelingen van de Unie opgesteld. In die verklaring moet duidelijk worden aangegeven om welke handelingen van de Unie het gaat, met vermelding van de publicatiereferenties ervan.

4.   Door de EU-conformiteitsverklaring op te stellen, neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid op zich voor de conformiteit van de veiligheidscomponent voor liften en neemt de installateur de verantwoordelijkheid op zich voor de conformiteit van de lift met de eisen van deze richtlijn.

Artikel 18

Algemene beginselen van de CE-markering

De CE-markering is onderworpen aan de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008.

Artikel 19

Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering en andere markeringen

1.   De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar in elke liftkooi en op elk veiligheidscomponent voor liften aangebracht. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt de CE-markering aangebracht op een etiket dat vast met de veiligheidscomponent voor liften is verbonden.

2.   De CE-markering wordt aangebracht voordat de lift of het veiligheidscomponent voor liften in de handel wordt gebracht.

3.   De CE-markering op liften wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die betrokken is bij een van de volgende conformiteitsbeoordelingsprocedures:

a)

de eindcontrole zoals bedoeld in bijlage V;

b)

eenheidskeuring zoals bedoeld in bijlage VIII;

c)

kwaliteitsborging zoals bedoeld in de bijlagen X, XI of XII.

4.   De CE-markering op veiligheidscomponenten voor liften wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die betrokken is bij een van de volgende conformiteitsbeoordelingsprocedures:

a)

productkwaliteitsborging zoals bedoeld in bijlage VI;

b)

volledige kwaliteitsborging zoals bedoeld in bijlage VII;

c)

conformiteit met het type met steekproefcontroles van de veiligheidscomponenten voor liften zoals bedoeld in bijlage IX.

5.   Het identificatienummer van de aangemelde instantie wordt aangebracht door die instantie zelf dan wel overeenkomstig haar instructies door de fabrikant of diens gemachtigde of door de installateur of diens gemachtigde.

De CE-markering en het identificatienummer van de aangemelde instantie kunnen worden gevolgd door een ander teken dat een bijzonder risico of gebruik aanduidt.

6.   De lidstaten bouwen voort op bestaande mechanismen om te zorgen voor een juiste toepassing van de voorschriften voor de CE-markering en nemen passende maatregelen in geval van oneigenlijk gebruik van dat merkteken.

HOOFDSTUK IV

AANMELDING VAN CONFORMITEITSBEOORDELINGSINSTANTIES

Artikel 20

Aanmelding

De instanties die bevoegd zijn om conformiteitsbeoordelingstaken van derden uit hoofde van deze richtlijn te verrichten, worden door de lidstaten bij de Commissie en de andere lidstaten aangemeld.

Artikel 21

Aanmeldende autoriteiten

1.   De lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en het toezicht op de aangemelde instanties, met inbegrip van de naleving van artikel 26.

2.   De lidstaten kunnen de beoordeling en het toezicht als bedoeld in lid 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 laten uitvoeren door een nationale accreditatie-instantie, zoals gedefinieerd in die verordening.

3.   Indien de aanmeldende autoriteit de beoordeling, de aanmelding of het toezicht als bedoeld in lid 1 delegeert of op andere wijze toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, is deze instantie een rechtspersoon en voldoet zij mutatis mutandis aan de eisen die zijn vastgesteld in artikel 22. Bovendien moet deze instantie maatregelen treffen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken.

4.   De aanmeldende autoriteit is volledig aansprakelijk voor de taken die de in lid 3 bedoelde instantie verricht.

Artikel 22

Eisen voor aanmeldende autoriteiten

1.   Een aanmeldende autoriteit is zodanig opgericht dat zich geen belangenconflicten met conformiteitsbeoordelingsinstanties voordoen.

2.   Een aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn.

3.   Een aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt genomen door bekwame personen die niet de beoordeling hebben verricht.

4.   Een aanmeldende autoriteit verricht geen activiteiten die worden uitgevoerd door conformiteitsbeoordelingsinstanties en verleent geen adviesdiensten op commerciële basis of in concurrentie en biedt evenmin aan dergelijke activiteiten te verrichten of dergelijke adviezen te verlenen.

5.   Een aanmeldende autoriteit waarborgt dat de verkregen informatie vertrouwelijk wordt behandeld.

6.   Een aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame personeelsleden om haar taken naar behoren uit te voeren.

Artikel 23

Informatieverplichting voor aanmeldende autoriteiten

De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en voor het toezicht op aangemelde instanties, en van alle wijzigingen daarin.

De Commissie maakt deze informatie openbaar.

Artikel 24

Eisen in verband met aangemelde instanties

1.   Om te kunnen worden aangemeld moeten conformiteitsbeoordelingsinstanties aan de eisen in de leden 2 tot en met 11 voldoen.

2.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is naar nationaal recht van een lidstaat opgericht en heeft rechtspersoonlijkheid.

3.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of liften of veiligheidscomponenten voor liften.

Een instantie die lid is van een organisatie van ondernemers en/of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering, de montage, het gebruik of het onderhoud van de door haar beoordeelde liften of veiligheidscomponenten voor liften, kan als een dergelijke instantie worden beschouwd op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten aangetoond worden.

4.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de door hen beoordeelde liften of veiligheidscomponenten voor liften, noch de vertegenwoordiger van een van die partijen.

Dit belet echter niet het gebruik van beoordeelde liften of veiligheidscomponenten voor liften die nodig zijn voor de activiteiten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie of het gebruik van de liften of veiligheidscomponenten voor liften voor persoonlijke doeleinden.

Een eventuele uitwisseling van technische informatie tussen fabrikant of installateur en keuringsinstantie wordt door deze bepaling niet uitgesloten.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van deze liften of veiligheidscomponenten voor liften.

Zij oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten.

Conformiteitsbeoordelingsinstanties zorgen ervoor dat de activiteiten van hun dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten.

5.   Conformiteitsbeoordelingsinstanties en hun personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, met name van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.

6.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is in staat alle conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten die in de bijlagen IV tot en met XII aan haar zijn toegewezen en waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de conformiteitsbeoordelingsinstantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.

De conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elke soort of elke categorie liften of veiligheidscomponenten voor liften waarvoor zij is aangemeld over:

a)

het benodigde personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten;

b)

de beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures worden gewaarborgd. Zij beschikt over een gepast beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen taken die zij als aangemelde instantie verricht en andere activiteiten;

c)

procedures voor de uitoefening van haar activiteiten die naar behoren rekening houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, de structuur ervan, de relatieve complexiteit van de producttechnologie in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt over de middelen die nodig zijn om de technische en administratieve taken in verband met de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten ten behoeve van de overeenstemming op passende wijze uit te voeren en heeft toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten.

7.   Het voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingstaken verantwoordelijke personeel beschikt over:

a)

een gedegen technische en beroepsopleiding die alle relevante conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld;

b)

een bevredigende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren;

c)

voldoende kennis over en inzicht in de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen in bijlage I, de toepasselijke geharmoniseerde normen en de relevante bepalingen van de harmonisatiewetgeving van de Unie en de relevante nationale wetgeving;

d)

de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht.

8.   De onpartijdigheid van de conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, wordt gewaarborgd.

De beloning van de hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken van de conformiteitsbeoordelingsinstantie verricht, hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.

9.   Conformiteitsbeoordelingsinstanties sluiten een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de staat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.

10.   Het personeel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de uitoefening van haar taken uit hoofde van de bijlagen IV tot en met XII of bepalingen van nationaal recht die daaraan uitvoering geven, behalve ten opzichte van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de werkzaamheden plaatsvinden. De eigendomsrechten worden beschermd.

11.   Conformiteitsbeoordelingsinstanties nemen deel aan, of zorgen ervoor dat het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties voor liften die is opgericht uit hoofde van artikel 36. Conformiteitsbeoordelingsinstanties hanteren de door die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren.

Artikel 25

Vermoeden van conformiteit van aangemelde instanties

Wanneer een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de ter zake doende geharmoniseerde normen of delen ervan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt zij geacht aan de eisen in artikel 24 te voldoen, op voorwaarde dat de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen deze eisen dekken.

Artikel 26

Dochterondernemingen en uitbesteding door aangemelde instanties

1.   Wanneer de aangemelde instantie specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de eisen in artikel 24 voldoet, en brengt zij de aanmeldende autoriteit hiervan op de hoogte.

2.   Aangemelde instanties nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of dochterondernemingen, ongeacht waar deze gevestigd zijn.

3.   Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed of door een dochteronderneming worden uitgevoerd.

4.   Aangemelde instanties houden de relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of de dochteronderneming en over de door de onderaannemer of dochteronderneming uit hoofde van de bijlagen IV tot en met XII uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende autoriteit.

Artikel 27

Verzoek om aanmelding

1.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie dient een verzoek om aanmelding in bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is.

2.   Het verzoek om aanmelding gaat vergezeld van een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsprocedure(s) en de liften of veiligheidscomponenten voor liften waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn en, indien dit bestaat, van een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie, waarin wordt verklaard dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de eisen in artikel 24.

3.   Wanneer de betrokken conformiteitsbeoordelingsinstantie geen accreditatiecertificaat kan overleggen, verschaft zij de aanmeldende autoriteit alle bewijsstukken die nodig zijn om haar conformiteit met de eisen in artikel 24 te verifiëren en te erkennen en daar geregeld toezicht op te houden.

Artikel 28

Aanmeldingsprocedure

1.   Aanmeldende autoriteiten mogen uitsluitend conformiteitsbeoordelingsinstanties aanmelden die aan de eisen in artikel 24 hebben voldaan.

2.   Zij verrichten de aanmelding bij de Commissie en de andere lidstaten door middel van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem.

3.   Bij de aanmelding worden de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsprocedure(s) en de liften of de veiligheidscomponenten voor liften, en de bekwaamheidsattestatie uitvoerig beschreven.

4.   Wanneer een aanmelding niet gebaseerd is op een accreditatiecertificaat als bedoeld in artikel 27, lid 2, verschaft de aanmeldende autoriteit de Commissie en de andere lidstaten de bewijsstukken waaruit de bekwaamheid van de conformiteitsbeoordelingsinstantie blijkt, evenals de regeling die waarborgt dat de instantie regelmatig wordt gecontroleerd en zal blijven voldoen aan de eisen van artikel 24.

5.   De betrokken instantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie en de andere lidstaten binnen twee weken na een aanmelding indien een accreditatiecertificaat wordt gebruikt en binnen twee maanden na een aanmelding indien geen accreditatiecertificaat wordt gebruikt, geen bezwaren hebben ingediend.

Alleen een dergelijke instantie wordt voor de toepassing van deze richtlijn als aangemelde instantie beschouwd.

6.   De aanmeldende autoriteit stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van alle relevante latere wijzigingen in de aanmelding.

Artikel 29

Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties

1.   De Commissie kent aan aangemelde instanties een identificatienummer toe.

Zij kent per instantie slechts één nummer toe, ook als de instantie uit hoofde van diverse handelingen van de Unie is aangemeld.

2.   De Commissie maakt de lijst van uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties openbaar, onder vermelding van de aan die instanties toegekende identificatienummers en de activiteiten waarvoor zij zijn aangemeld.

De Commissie zorgt ervoor dat de lijst wordt bijgewerkt.

Artikel 30

Wijzigingen van de aanmelding

1.   Wanneer een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de eisen in artikel 24 voldoet of haar verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt, geschorst of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan die eisen of het niet-nakomen van die verplichtingen. Zij brengt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte.

2.   Wanneer de aanmelding wordt beperkt, geschorst of ingetrokken, of de aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende lidstaat het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij aan de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten op hun verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 31

Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties

1.   De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt of in kennis wordt gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een aangemelde instantie of over de vraag of een aangemelde instantie nog aan de eisen voldoet en haar verantwoordelijkheden nakomt.

2.   De aanmeldende lidstaat verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie over de grondslag van de aanmelding of het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken aangemelde instantie.

3.   Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.

4.   Indien de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, stelt zij een uitvoeringshandeling vast die de aanmeldende lidstaat verzoekt de nodige corrigerende maatregelen te nemen, en zo nodig de aanmelding in te trekken.

Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 42, lid 2, bedoelde adviesprocedure vastgesteld.

Artikel 32

Operationele verplichtingen van aangemelde instanties

1.   Aangemelde instanties voeren conformiteitsbeoordelingen uit volgens de conformiteitsbeoordelingsprocedures in de artikelen 15 en 16.

2.   De conformiteitsbeoordelingen worden op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij voorkomen wordt de marktdeelnemers onnodig te belasten. De aangemelde instantie houdt bij de uitoefening van haar activiteiten naar behoren rekening met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve technologische complexiteit van de lift of veiligheidscomponent voor liften en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Hierbij eerbiedigt zij echter de striktheid en het beschermingsniveau die nodig zijn opdat de liften of veiligheidscomponenten voor liften voldoen aan deze richtlijn.

3.   Wanneer een aangemelde instantie vaststelt dat een installateur of een fabrikant niet heeft voldaan aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van deze richtlijn of aan de overeenkomstige geharmoniseerde normen of andere technische specificaties, verlangt zij van die installateur of fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt en verleent zij geen certificaat.

4.   Wanneer een aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit na verlening van een certificaat of een goedkeuring naargelang het geval, vaststelt dat een lift of een veiligheidscomponent voor liften niet meer in overeenstemming is, verlangt zij van de installateur of de fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt; zo nodig schorst zij het certificaat of de goedkeuring of trekt zij het certificaat of de goedkeuring in.

5.   Wanneer geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de certificaten of goedkeuring(en) door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, geschorst of ingetrokken.

Artikel 33

Beroep tegen besluiten van aangemelde instanties

De lidstaten voorzien in een beroepsprocedure tegen besluiten van de aangemelde instanties.

Artikel 34

Informatieverplichting voor aangemelde instanties

1.   Aangemelde instanties brengen de aanmeldende autoriteit op de hoogte van:

a)

elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van certificaten of goedkeuringen;

b)

omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van of de voorwaarden voor aanmelding;

c)

informatieverzoeken over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen;

d)

op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

2.   Aangemelde instanties verstrekken de andere uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde soort liften of dezelfde veiligheidscomponenten voor liften verrichten, relevante informatie over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten.

Artikel 35

Uitwisseling van ervaringen

De Commissie voorziet in de organisatie van de uitwisseling van ervaringen tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid.

Artikel 36

Coördinatie van aangemelde instanties

De Commissie zorgt voor passende coördinatie en samenwerking tussen instanties die zijn aangemeld uit hoofde van deze richtlijn in de vorm van een coördinatiegroep van aangemelde instanties voor liften.

De lidstaten zorgen ervoor dat de door hen aangemelde instanties rechtstreeks of via aangestelde vertegenwoordigers aan de werkzaamheden van die groep deelnemen.

HOOFDSTUK V

MARKTTOEZICHT IN DE UNIE, CONTROLE VAN LIFTEN OF VEILIGHEIDSCOMPONENTEN VOOR LIFTEN DIE DE MARKT VAN DE UNIE BINNENKOMEN EN VRIJWARINGSPROCEDURE VAN DE UNIE

Artikel 37

Markttoezicht in de Unie en controle van liften of veiligheidscomponenten voor liften die de markt van de Unie binnenkomen

Artikel 15, lid 3, en de artikelen 16 tot en met 29 van Verordening (EG) nr. 765/2008 zijn van toepassing op liften en veiligheidscomponenten voor liften.

Artikel 38

Procedure voor liften of veiligheidscomponenten voor liften die op nationaal niveau een risico vertonen

1.   Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een onder deze richtlijn vallende lift of veiligheidscomponent voor liften een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen of, in voorkomend geval, voor de veiligheid van goederen vormt, voeren zij een beoordeling van de lift of de veiligheidscomponent voor liften uit in het licht van alle relevante eisen die bij deze richtlijn zijn vastgesteld. De desbetreffende marktdeelnemers werken hiertoe op elke vereiste wijze met de markttoezichtautoriteiten samen.

Wanneer de markttoezichtautoriteiten bij de in de eerste alinea bedoelde beoordeling vaststellen dat een lift niet aan de eisen van deze richtlijn voldoet, verlangen zij onverwijld van de installateur dat hij passende corrigerende maatregelen neemt om de lift met deze eisen in overeenstemming te maken binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico.

Wanneer de markttoezichtautoriteiten bij de in de eerste alinea bedoelde beoordeling vaststellen dat een veiligheidscomponent voor liften niet aan de eisen van deze richtlijn voldoet, verlangen zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat hij passende corrigerende maatregelen neemt om de veiligheidscomponent voor liften met deze eisen in overeenstemming te maken, uit de handel te nemen of terug te roepen binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico.

De markttoezichtautoriteiten brengen de desbetreffende aangemelde instantie hiervan op de hoogte.

Artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008 is van toepassing op de in de tweede en de derde alinea van dit lid genoemde maatregelen.

2.   Wanneer de markttoezichtautoriteiten van mening zijn dat de niet-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de marktdeelnemers hebben verlangd.

3.   De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle passende corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken liften en veiligheidscomponenten voor liften die hij in de Unie in de handel heeft gebracht of op de markt heeft aangeboden.

4.   Wanneer de installateur niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het in hun lidstaat in de handel brengen of het gebruik van de lift in kwestie te beperken of te verbieden, of de lift terug te roepen.

Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, derde alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markt aanbieden van de veiligheidscomponent voor liften te verbieden of te beperken, dan wel de veiligheidscomponent voor liften in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteiten brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze maatregelen op de hoogte.

5.   De in lid 4, derde alinea, bedoelde informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om de niet-conforme lift of veiligheidscomponent voor liften te identificeren en om de oorsprong van de niet-conforme lift of veiligheidscomponent voor liften, de aard van de beweerde niet-conformiteit en van het risico, en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die worden aangevoerd door de desbetreffende marktdeelnemers. De markttoezichtautoriteiten vermelden met name of de niet-conformiteit een van de volgende redenen heeft:

a)

de lift of de veiligheidscomponent voor liften voldoet niet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van deze richtlijn, of

b)

tekortkomingen in de geharmoniseerde normen waarnaar in artikel 14 wordt verwezen als normen die een vermoeden van conformiteit vestigen.

6.   De andere lidstaten dan die welke de procedure krachtens dit artikel in gang heeft gezet, brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie over de niet-conformiteit van de lift of veiligheidscomponent voor liften waarover zij beschikken, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de genomen nationale maatregel.

7.   Indien binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 4, derde alinea, bedoelde informatie geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat is ingebracht door een lidstaat of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de betrokken lift of veiligheidscomponent voor liften onmiddellijk de passende beperkende maatregelen worden genomen, zoals het uit de handel nemen van een veiligheidscomponent voor liften.

Artikel 39

Vrijwaringsprocedure van de Unie

1.   Wanneer na voltooiing van de procedure in artikel 38, leden 3 en 4, bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat de nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en voert zij een evaluatie van de nationale maatregel uit. Aan de hand van die evaluatie stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast teneinde te bepalen of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onmiddellijk van op de hoogte.

2.   Indien de nationale maatregel met betrekking tot een lift gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om het in de handel brengen of het gebruik van de niet-conforme lift in kwestie te beperken of te verbieden, of de lift terug te roepen.

Indien de nationale maatregel met betrekking tot een veiligheidscomponent voor liften gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om de niet-conforme veiligheidscomponent voor liften uit de handel te nemen.

De lidstaten stellen de Commissie daarvan in kennis.

Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat die maatregel in.

3.   Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de niet-conformiteit van de lift of de veiligheidscomponent voor liften wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de geharmoniseerde normen als bedoeld in artikel 38, lid 5, onder b), van deze richtlijn, past de Commissie de in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 bedoelde procedure toe.

Artikel 40

Conforme liften of veiligheidscomponenten voor liften die toch een risico meebrengen

1.   Wanneer een lidstaat na een beoordeling overeenkomstig artikel 38, lid 1, te hebben verricht, vaststelt dat een lift die in overeenstemming is met deze Richtlijn toch een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen en, waar van toepassing, voor de veiligheid van eigendommen, meebrengt, verlangt deze lidstaat van de installateur dat hij alle passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de lift in kwestie dat risico niet meer meebrengt, of om de lift terug te roepen of het gebruik ervan te beperken of te verbieden binnen een door de lidstaat vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico.

Wanneer een lidstaat na een beoordeling overeenkomstig artikel 38, lid 1, te hebben verricht, vaststelt dat een veiligheidscomponent voor liften die in overeenstemming is met deze Richtlijn toch een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen en, waar van toepassing, voor de veiligheid van eigendommen, meebrengt, verlangt deze lidstaat van de desbetreffende marktdeelnemer dat hij alle passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de veiligheidscomponent voor liften in kwestie dat risico niet meer meebrengt wanneer het in de handel wordt gebracht, of om de veiligheidscomponent voor liften binnen een door de lidstaat vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico uit de handel te nemen of terug te roepen.

2.   De marktdeelnemer zorgt ervoor dat de door hem genomen corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken liften of veiligheidscomponenten voor liften die hij in de Unie in de handel heeft gebracht of op de markt heeft aangeboden.

3.   De lidstaat brengt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk op de hoogte. Die informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om de liften of veiligheidscomponenten voor liften te identificeren en om de oorsprong en de toeleveringsketen van de liften of veiligheidscomponenten voor liften, de aard van het risico en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen.

4.   De Commissie treedt onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en beoordeelt de nationale maatregelen die zijn genomen. Aan de hand van die beoordeling besluit de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is, en stelt zij zo nodig passende maatregelen voor.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 42, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met de bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen stelt de Commissie volgens de in artikel 42, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

5.   De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onmiddellijk van op de hoogte.

Artikel 41

Formele niet-conformiteit

1.   Onverminderd artikel 38 verlangt een lidstaat, wanneer hij een van de volgende feiten vaststelt, van de betrokken marktdeelnemer dat deze een einde maakt aan de niet-conformiteit:

a)

de CE-markering is in strijd met artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008 of artikel 19 van deze richtlijn aangebracht;

b)

de CE-markering is niet aangebracht;

c)

het identificatienummer van de aangemelde instantie is in strijd met artikel 19 aangebracht of is niet aangebracht, ondanks vereist in artikel 19;

d)

de EU-conformiteitsverklaring is niet opgesteld;

e)

de EU-conformiteitsverklaring is niet correct opgesteld;

f)

de in bijlage IV, delen A en B, en de bijlagen VII, VIII en XI bedoelde technische documentatie is niet beschikbaar of onvolledig;

g)

de naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam of het adres van de installateur, fabrikant of importeur is niet aangegeven in overeenstemming met artikel 7, lid 6, artikel 8, lid 6, of artikel 10, lid 3;

h)

de informatie op basis waarvan de lift of de veiligheidscomponent voor liften kan worden geïdentificeerd is niet aangebracht in overeenstemming met artikel 7, lid 5, of artikel 8, lid 5;

i)

de lift of de veiligheidscomponent voor liften gaat niet vergezeld van de documenten zoals bedoeld in artikel 7, lid 7, of artikel 8, lid 7, of deze documenten zijn niet in overeenstemming met de toepasselijke eisen.

2.   Wanneer de in lid 1 bedoelde niet-conformiteit voortduurt, neemt de betrokken lidstaat alle passende maatregelen om het gebruik van de lift te beperken of te verbieden of de lift terug te roepen, of om het op de markt aanbieden van de veiligheidscomponent voor liften te beperken of te verbieden of om ervoor te zorgen dat het wordt teruggeroepen of uit de handel wordt genomen.

HOOFDSTUK VI

COMITÉPROCEDURE, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 42

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake liften. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing.

5.   Het comité wordt door de Commissie geraadpleegd over elke aangelegenheid waarvoor krachtens Verordening (EU) nr. 1025/2012 of andere wetgeving van de Unie raadpleging van deskundigen uit de sector vereist is.

Het comité kan voorts overeenkomstig zijn reglement van orde elke kwestie in verband met de toepassing van deze richtlijn onderzoeken, die door zijn voorzitter of door een vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde wordt gesteld.

Artikel 43

Sancties

De lidstaten stellen regels vast voor sancties op overtredingen door marktdeelnemers van ingevolge deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden gehandhaafd. Deze regels kunnen strafrechtelijke sancties voor ernstige overtredingen omvatten.

Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

Artikel 44

Overgangsbepalingen

De lidstaten belemmeren niet dat liften in bedrijf worden gesteld of veiligheidscomponenten voor liften op de markt worden aangeboden die onder Richtlijn 95/16/EG vallen en in overeenstemming met die richtlijn zijn, wanneer zij vóór 20 april 2016 in de handel zijn gebracht.

Uit hoofde van Richtlijn 95/16/EG door aangemelde instanties verstrekte certificaten en besluiten zijn uit hoofde van deze richtlijn geldig.

Artikel 45

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk 19 april 2016 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om te voldoen aan artikel 2, leden 4 tot en met 21, de artikelen 7 tot en met 14, de artikelen 17 en 18, artikel 19, lid 5, de artikelen 20 tot en met 44, artikel 45, lid 1, de artikelen 47 tot en met 48 en bijlage II, deel A, punten f), k), l) en m), bijlage II, deel B, punten e), k), l) en m), bijlage IV, deel A, punten 2.e), 3.c), 3.d) en 3.f), punten 4.b) tot en met e), punten 5 tot en met 9, bijlage IV, deel B, punten 2.e), 3.c), 3.e) en 3.h), punten 4.c) tot en met e), punt 6, tweede tot en met vierde alinea, punten 7 tot en met 10, bijlage V, punt 3.2.b), punten 5 en 6, bijlage VI, punten 3.1 a) tot en met c), punt 3.3, vierde en vijfde alinea, punt 4.3, punt 7, bijlage VII, punten 3.1.a), b), d) en f), punt 3.3, punt 4.2, punt 7, bijlage VIII, punt 3.c), e) en h), punt 4, bijlage IX, punten 3.a) tot en met d), bijlage X, punten 3.1.a) en 3.1.e), punt 3.4, punt 6, bijlage XI, punten 3.1.a) tot en met c), punt 3.1.e), punten 3.3.4 en 3.3.5, punten 3.4 en 3.5, punt 5.b), punt 6, bijlage XII, punt 3.1.a), punt 3.3 en punt 6. Zij delen de tekst van die bepalingen onverwijld mede aan de Commissie.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 20 april 2016.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar deze richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 46

Herziening

1.   Uiterlijk op 19 april 2018 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in betreffende de tenuitvoerlegging en werking van deze richtlijn.

2.   Het verslag wordt gebaseerd op een raadpleging van de relevante belanghebbenden.

3.   Het verslag gaat, waar passend, vergezeld van een voorstel voor herziening van deze richtlijn.

Artikel 47

Intrekking

Richtlijn 95/16/EG, zoals gewijzigd bij de in deel A van bijlage XIII vermelde handelingen, wordt met ingang van 20 april 2016 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in deel B van bijlage XIII genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassingsdata van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XIV.

Artikel 48

Inwerkingtreding en toepassing

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, artikel 2, punten 1 tot en met 4, de artikelen 3 tot en met 6, de artikelen 15 en 16, artikel 19, leden 1 tot en met 4, artikel 44, artikel 45, lid 2, artikel 49 en bijlage I, bijlage II, deel A, punten a) tot en met e) en g) tot en met j), bijlage II, deel B, punten a), c), d) en f) tot en met j), bijlage III, bijlage IV, deel A, punten 1, 2.a) tot en met d), 3.a) en b), 3.e), 3.g) en h), punt 4.a) en punt 10, bijlage IV, deel B, punten 1, 2.a) tot en met d), 3.a) en b), d), f), g), i) en j), punten 4.a) en b), punt 6, eerste alinea, punt 11, bijlage V, punten 1 tot en met 3.1, punt 3.2.a), punten 3.3 tot en met 4, bijlage VI, punten 1 en 2, punten 3.1.d) tot en met f), punt 3.2, punt 3.3, eerste tot en met derde alinea, punten 3.4 tot en met 4.2, punt 6, bijlage VII, punten 1 en 2, punten 3.1.c) en e), punt 3.2, punt 3.4, punt 4.1, punten 4.3 tot en met 6, bijlage VIII, punten 1 en 2, punten 3.a), b), f), g) en i), punt 6, bijlage IX, punten 1 en 2, en punten 4 tot en met 6, bijlage X, punten 1 en 2, punten 3.1.b) tot en met d), punten 3.2 en 3.3, en punten 4 en 5, bijlage XI, punten 1 en 2, punt 3.1.d), punt 3.2, punt 3.3.1, punt 4, en punten 5.a), c) en d), bijlage XII, punten 1 en 2, punten 3.1.b) tot en met d), punt 3.2, punt 3.4, punten 4 en 5 zijn van toepassing met ingang van 19 april 2016.

Artikel 49

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 26 februari 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  PB C 181 van 21.6.2012, blz. 105.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 5 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 februari 2014.

(3)  PB L 213 van 7.9.1995, blz. 1.

(4)  Zie bijlage XIII, deel A.

(5)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.

(6)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.

(7)  PB L 134 van 20.6.1995, blz. 37.

(8)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(9)  Goedgekeurd bij Besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35).

(10)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.


BIJLAGE I

ESSENTIËLE VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSEISEN

OPMERKINGEN VOORAF

1.

De verplichtingen, vervat in de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen, zijn alleen van toepassing indien het betrokken risico zich voordoet bij de lift of de veiligheidscomponent voor liften waarom het gaat bij gebruik op de door de installateur of de fabrikant bedoelde wijze.

2.

De in de richtlijn vermelde essentiële veiligheids- en gezondheidseisen zijn dwingend. Gezien de stand van de techniek is het evenwel mogelijk dat de gestelde doelstellingen niet worden bereikt. In dat geval moeten deze doelstellingen bij ontwerp en bouw van de lift of de veiligheidscomponent voor liften zoveel mogelijk worden nagestreefd.

3.

De fabrikant en de installateur hebben de plicht een risicoanalyse te verrichten teneinde na te gaan welke risico’s voor hun product relevant zijn; zij dienen vervolgens bij het ontwerp en de bouw van het product met die analyse rekening te houden.

1.   Algemeen

1.1.   Toepassing van Richtlijn 2006/42/EG

Wanneer het betrokken risico bestaat en niet in deze bijlage wordt behandeld, zijn de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) van toepassing. De essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van punt 1.1.2 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG zijn in elk geval van toepassing.

1.2.   Drager

De drager van iedere lift moet uit een kooi bestaan. Deze kooi moet zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat zij qua ruimte en sterkte berekend is op het maximale aantal personen en de nominale belasting van de lift die door de installateur zijn vastgesteld.

Wanneer de lift bedoeld is voor het vervoer van personen en de afmetingen ervan dit mogelijk maken, moeten het ontwerp en de bouw van de kooi zodanig zijn dat de toegang en het gebruik door gehandicapten niet door de structurele eigenschappen van de kooi worden belemmerd of verhinderd en dat de nodige aanpassingen kunnen worden aangebracht om hun het gebruik te vergemakkelijken.

1.3.   Ophang- en draagmiddelen

De ophang- en/of draagmiddelen van de kooi, de bevestiging en de uiteinden daarvan, moeten zodanig zijn gekozen en ontworpen dat, rekening houdende met de gebruiksomstandigheden, de gebruikte materialen en de fabricageomstandigheden, een voldoende algeheel veiligheidsniveau wordt gegarandeerd en het risico dat de kooi valt zo klein mogelijk is.

Wanneer de kooi is opgehangen met behulp van kabels of kettingen, moeten er ten minste twee onafhankelijke kabels of kettingen zijn, elk met eigen bevestigingsmiddelen. Deze kabels en kettingen mogen geen andere verbindingen of splitsen bevatten dan die welke voor bevestiging of lusvorming nodig zijn.

1.4.   Belastingsbegrenzing (inclusief te hoge snelheid)

1.4.1.

Liften moeten zodanig zijn ontworpen, gebouwd en geïnstalleerd dat geen opdracht tot bewegen kan worden gegeven zolang de belasting de nominale waarde overschrijdt.

1.4.2.

Liften moeten uitgerust zijn met een snelheidsbegrenzer.

Deze eisen zijn niet van toepassing op liften waarbij een te hoge snelheid ingevolge het ontwerp van het aandrijfsysteem niet mogelijk is.

1.4.3.

Snelle liften moeten uitgerust zijn met een inrichting voor het controleren en regelen van de snelheid.

1.4.4.

Liften waarbij gebruik wordt gemaakt van frictieschijven moeten zo zijn ontworpen dat de kabels gelijkmatig over de schijf blijven lopen.

1.5.   Machine

1.5.1.

Iedere personenlift moet een eigen machine hebben. Deze eis geldt niet voor liften waarbij het tegengewicht vervangen is door een tweede kooi.

1.5.2.

De installateur moet ervoor zorgen dat de machine en de bijbehorende voorzieningen van een lift alleen voor onderhoud en in noodgevallen toegankelijk zijn.

1.6.   Bedieningsorganen

1.6.1.

De bedieningsorganen in liftkooien die bestemd zijn voor gebruik door gehandicapten zonder begeleider moeten op passende wijze zijn ontworpen en op passende plaatsen worden aangebracht.

1.6.2.

De functie van de bedieningsorganen moet duidelijk zijn aangegeven.

1.6.3.

De oproepcircuits van een liftbatterij mogen gemeenschappelijk of gekoppeld zijn.

1.6.4.

De elektrische apparatuur moet zodanig geïnstalleerd en geschakeld zijn dat:

a)

verwisselingen met niet tot de lift behorende circuits uitgesloten zijn;

b)

de energievoorziening onder belasting geschakeld kan worden;

c)

de bewegingen van de lift afhankelijk zijn van veiligheidsmechanismen die in een bedieningscircuit met eigen veiligheid zijn opgenomen;

d)

een defect in de elektrische installatie niet tot een gevaarlijke toestand leidt.

2.   Risico’s voor personen buiten de kooi

2.1.

De lift moet zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat de toegang tot de ruimte waarin de kooi zich verplaatst onmogelijk is, behalve voor onderhoud en in noodgevallen. Voordat een persoon zich in deze ruimte begeeft, moet normaal gebruik van de lift onmogelijk worden gemaakt.

2.2.

De lift moet zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat er geen gevaar van verplettering bestaat, wanneer de kooi zich in één van de uiterste standen bevindt.

Dit is het geval, wanneer er een vrije ruimte of schuilruimte voorbij de uiterste standen aanwezig is.

In uitzonderlijke gevallen evenwel, met name wanneer bovengenoemde oplossing in bestaande gebouwen niet uitvoerbaar is en mits de lidstaten in de gelegenheid worden gesteld hiermee vooraf in te stemmen, kunnen andere passende middelen worden gebruikt om dit risico te voorkomen.

2.3.

De in- en uitgangen van de kooi moeten voorzien zijn van schachtdeuren waarvan de mechanische sterkte is afgestemd op de beoogde gebruiksomstandigheden.

Een inrichting voor onderlinge vergrendeling moet het onmogelijk maken dat bij normaal bedrijf:

a)

de kooi, al dan niet na een daartoe gegeven signaal, in beweging komt terwijl niet alle schachtdeuren gesloten en vergrendeld zijn;

b)

een schachtdeur wordt geopend wanneer de kooi nog niet stilstaat en wanneer zij zich buiten een voorgeschreven stopzone bevindt.

Bewegingen waarbij de liftvloer met de vloer van de bediende stopplaats op gelijke hoogte wordt gebracht, zijn binnen bepaalde zones evenwel toegestaan met geopende deuren, mits de snelheid van deze bewegingen onder controle blijft.

3.   Risico’s voor personen in de kooi

3.1.

Liftkooien moeten volledig afgesloten zijn met volle wanden (vloer en plafond incluis), met uitzondering van de ventilatieopeningen, en voorzien zijn van volle deuren. De deuren van de kooien moeten zo zijn ontworpen en geïnstalleerd dat de kooi geen andere dan de in punt 2.3, derde alinea, bedoelde bewegingen kan maken als de deuren niet gesloten zijn, en dat zij stopt als de deuren opengaan.

Bij een stilstand tussen twee stopplaatsen moeten de deuren van de kooien gesloten en vergrendeld blijven, indien er gevaar bestaat voor een val tussen de kooi en de schacht of bij afwezigheid van een schacht.

3.2.

Voor het geval van een storing in de energietoevoer of een onderdeel moet de lift voorzieningen bezitten die de vrije val of ongecontroleerde bewegingen van de kooi verhinderen.

De vanginrichting van de kooi moet onafhankelijk van de ophangmiddelen van de kooi zijn.

Deze inrichting moet in staat zijn de kooi bij nominale belasting en bij de door de installateur bepaalde maximumsnelheid tot stilstand te brengen. In geen enkele beladingstoestand mag de kooi door de werking van deze inrichting zodanig tot stilstand komen dat een voor de gebruikers gevaarlijke vertraging wordt veroorzaakt.

3.3.

Tussen de bodem van de schacht en de vloer van de kooi moeten buffers zijn aangebracht.

In dat geval moet de in punt 2.2 voorgeschreven vrije ruimte gemeten zijn met de buffers volledig ingedrukt.

Deze eis geldt niet voor liften waarvan de kooi ingevolge het ontwerp van het aandrijfsysteem onmogelijk in de in punt 2.2 bedoelde vrije ruimte kan binnendringen.

3.4.

De liften moeten zo zijn ontworpen en gebouwd dat zij niet in beweging kunnen worden gebracht indien de in punt 3.2 bedoelde voorzieningen niet bedrijfsklaar zijn.

4.   Andere risico’s

4.1.

Indien zij gemotoriseerd zijn, moeten de schachtdeuren, de kooideuren of beide samen, voorzien zijn van een inrichting die eventuele klemming tussen de bewegende deuren voorkomt.

4.2.

Wanneer schachtdeuren, ook die met glazen delen, moeten bijdragen tot de brandveiligheid van het gebouw, moeten zij een adequate brandwerendheid hebben, die gekenmerkt wordt door hun onvervormbaarheid en hun isolatie-eigenschappen (niet-uitbreiding van de vlammen) en de warmtetransmissie (thermische straling).

4.3.

Eventuele tegengewichten moeten zo zijn geïnstalleerd dat zij in geen geval met de kooi in botsing kunnen komen of daarop kunnen vallen.

4.4.

De liften moeten zijn uitgerust met voorzieningen om in de kooi opgesloten personen te bevrijden en te evacueren.

4.5.

De kooien moeten zijn uitgerust met communicatiemiddelen voor verkeer in twee richtingen waardoor voortdurend een verbinding tot stand kan worden gebracht met een hulpdienst.

4.6.

Liften moeten zo zijn ontworpen en gebouwd dat zij bij overschrijding van de door de installateur voorgeschreven maximumtemperatuur in de machinekamer de aan de gang zijnde bewegingen kunnen voltooien, maar geen nieuwe bedieningscommando’s uitvoeren.

4.7.

Kooien moeten zo zijn ontworpen en gebouwd dat voor de passagiers ook bij langdurige stilstand een toereikende ventilatie is gewaarborgd.

4.8.

Bij gebruik van de lift of wanneer een deur wordt geopend moet er voldoende licht in de kooi zijn; ook moet er een noodverlichting aanwezig zijn.

4.9.

De in punt 4.5 bedoelde communicatiemiddelen en de in punt 4.8 bedoelde noodverlichting moeten zodanig zijn ontworpen en gebouwd, dat zij zelfs na het uitvallen van de normale stroomvoorziening kunnen blijven werken. Zij moeten voldoende lang in werking blijven om een normaal ingrijpen van hulpdiensten mogelijk te maken.

4.10.

Het besturingscircuit van liften die bij brand kunnen worden gebruikt, moet zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat de bediening van bepaalde stopplaatsen kan worden belet en prioritaire bediening van de lift door hulpdiensten mogelijk is.

5.   Markering

5.1.

Behalve de voor elke machine overeenkomstig punt 1.7.3 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG vereiste minimumaanwijzingen moet elke kooi zijn voorzien van een goed zichtbare plaat waarop duidelijk de in kilogram uitgedrukte nominale belasting en het maximaal toegelaten aantal personen staan vermeld.

5.2.

Indien de lift zo is ontworpen dat opgesloten personen zich zonder hulp van buiten uit de kooi kunnen bevrijden, moeten de desbetreffende instructies duidelijk leesbaar in de kooi zijn aangebracht.

6.   Instructies

6.1.

De in bijlage III bedoelde veiligheidscomponenten voor liften moeten vergezeld gaan van instructies, opdat de volgende werkzaamheden op doeltreffende wijze en zonder gevaar kunnen plaatsvinden:

a)

montage;

b)

aansluiting;

c)

afstelling;

d)

onderhoud.

6.2.

Elke lift moet vergezeld gaan van instructies Deze instructies omvatten ten minste de volgende documenten:

a)

instructies die de voor normaal gebruik benodigde tekeningen en schema’s bevatten, alsmede die voor onderhoud, inspectie, reparatie, periodieke controle en de in punt 4.4 bedoelde hulpverlening;

b)

een liftboek waarin de reparaties en eventueel de periodieke controles kunnen worden opgetekend.


(1)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.


BIJLAGE II

A.   INHOUD VAN DE EU-CONFORMITEITSVERKLARING VOOR VEILIGHEIDSCOMPONENTEN VOOR LIFTEN

De EU-conformiteitsverklaring voor veiligheidscomponenten voor liften bevat de volgende gegevens:

a)

handelsnaam en adres van de fabrikant;

b)

in voorkomend geval, handelsnaam en adres van de gemachtigde;

c)

beschrijving van de veiligheidscomponent voor liften, type- of serieaanduiding, serienummer indien aanwezig; indien noodzakelijk voor de identificatie van het veiligheidscomponent voor liften mag er een afbeelding worden toegevoegd;

d)

veiligheidsfunctie van de veiligheidscomponent voor liften indien deze niet duidelijk uit de beschrijving blijkt;

e)

bouwjaar van de veiligheidscomponent voor liften;

f)

alle relevante bepalingen waaraan de veiligheidscomponent voor liften voldoet;

g)

een verklaring dat de veiligheidscomponent voor liften in overeenstemming is met de relevante harmonisatiewetgeving van de Unie;

h)

indien van toepassing, de referentie(s) van de gebruikte geharmoniseerde norm(en);

i)

indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die het EU-typeonderzoek van veiligheidscomponenten voor liften heeft verricht als vermeld in bijlage IV, deel A, en bijlage V, en de referentie van het door die aangemelde instantie afgegeven certificaat van EU-typeonderzoek;

j)

indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die de conformiteit met het type met steekproefcontroles van de veiligheidscomponenten voor liften als vermeld in bijlage IX heeft verricht;

k)

indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die het door de fabrikant gebruikte kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd overeenkomstig de conformiteitsbeoordelingsprocedure als vermeld in bijlage VI of VII;

l)

naam en functie van de persoon die bevoegd is om namens de fabrikant of zijn gemachtigde de verklaring te ondertekenen;

m)

plaats en datum van ondertekening;

n)

handtekening.

B.   INHOUD VAN DE EU-CONFORMITEITSVERKLARING VOOR LIFTEN

De EU-conformiteitsverklaring voor liften wordt opgesteld in dezelfde taal als de in bijlage I, punt 6.2, bedoelde instructies, bevat de volgende gegevens:

a)

handelsnaam en adres van de installateur;

b)

in voorkomend geval, handelsnaam en adres van de gemachtigde;

c)

beschrijving van de lift, type- of serieaanduiding, serienummer en adres waar de lift is geïnstalleerd;

d)

jaar waarin de lift is geïnstalleerd;

e)

alle relevante bepalingen waaraan de lift voldoet;

f)

een verklaring dat de lift in overeenstemming is met de relevante harmonisatiewetgeving van de Unie;

g)

indien van toepassing, referentie(s) van de gebruikte geharmoniseerde norm(en);

h)

indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die het EU-typeonderzoek van liften als vermeld in bijlage IV heeft verricht overeenkomstig artikel 16, lid 1), onder a), en de referentie van het door die aangemelde instantie afgegeven certificaat van EU-typeonderzoek;

i)

indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die de eenheidskeuring voor liften als vermeld in bijlage VIII heeft verricht;

j)

indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die de eindcontrole voor liften als vermeld in bijlage V heeft verricht;

k)

indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die het door de installateur gebruikte kwaliteitsborgingssysteem heeft goedgekeurd overeenkomstig de conformiteitsbeoordelingsprocedure als vermeld in bijlage X, XI of XII;

l)

naam en functie van de persoon die bevoegd is om namens de installateur of diens gemachtigde de verklaring te ondertekenen;

m)

plaats en datum van ondertekening;

n)

handtekening.


BIJLAGE III

LIJST VAN VEILIGHEIDSCOMPONENTEN VOOR LIFTEN

1.

Grendelinrichtingen van schachtdeuren.

2.

In bijlage I, punt 3.2, bedoelde vanginrichtingen die de vrije val van de kooi of ongecontroleerde bewegingen moeten verhinderen.

3.

Snelheidsbegrenzers.

4.

a)

Energieopnemende buffers met

i)

niet-lineaire karakteristiek, of

ii)

terugslagdemping.

b)

Energieafvoerende buffers.

5.

Veiligheidsinrichtingen op vijzels van de hydraulische circuits wanneer deze als vanginrichtingen worden gebruikt.

6.

Elektrische veiligheidsinrichtingen in de vorm van veiligheidscircuits met elektronische componenten.


BIJLAGE IV

EU-TYPEONDERZOEK VOOR LIFTEN EN VEILIGHEIDSCOMPONENTEN VOOR LIFTEN

(Module B)

A.   EU-typeonderzoek van veiligheidscomponenten voor liften

1.

Met „EU-typeonderzoek” wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin een aangemelde instantie het technisch ontwerp van een veiligheidscomponent voor liften onderzoekt om na te gaan of het technische ontwerp van de veiligheidscomponent voor liften voldoet aan de toepasselijke essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van bijlage I en geschikt is om de lift waarop deze op de juiste wijze is aangebracht te doen beantwoorden aan deze eisen, en een verklaring hierover verstrekt.

2.

De aanvraag voor een EU-typeonderzoek wordt door de fabrikant of door zijn gemachtigde ingediend bij één enkele aangemelde instantie van zijn keuze.

De aanvraag omvat:

a)

naam en adres van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door zijn gemachtigde, ook diens naam en adres alsmede de plaats waar de veiligheidscomponenten voor liften zijn vervaardigd;

b)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend;

c)

de technische documentatie;

d)

een representatief monster van de veiligheidscomponent voor liften of vermelding van de plaats waar dit kan worden onderzocht. De aangemelde instantie kan meer monsters verlangen als dit voor het testprogramma nodig is;

e)

het bewijsmateriaal voor de geschiktheid van het technisch ontwerp. Hierin worden de gevolgde documenten, inclusief andere relevante technische specificaties vermeld, in het bijzonder wanneer de desbetreffende geharmoniseerde normen niet volledig zijn toegepast. Zo nodig worden ook de resultaten vermeld van tests die overeenkomstig andere relevante technische specificaties door het geschikte laboratorium van de fabrikant of namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid door een ander laboratorium zijn verricht.

3.

Aan de hand van de technische documentatie kan worden beoordeeld of de veiligheidscomponent voor liften aan de in punt 1 bedoelde voorwaarden voldoet; zij omvat een adequate risicoanalyse en -beoordeling. In de technische documentatie worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en de werking van de veiligheidscomponent voor liften.

De technische documentatie bevat, indien van toepassing, de volgende stukken:

a)

een beschrijving van de veiligheidscomponent voor liften, met inbegrip van het gebruiksterrein (met name de eventuele snelheidsgrenzen, de belasting, de energie) en de gebruiksomstandigheden (met name plaatsen waar ontploffingsgevaar bestaat, slecht weer);

b)

ontwerp- en fabricagetekeningen en -schema’s;

c)

toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema’s en van de werking van de veiligheidscomponent voor liften;

d)

een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop ervoor is gezorgd dat de veiligheidscomponent voor liften aan de voorwaarden zoals bedoeld in punt 1 voldoet, inclusief een lijst van andere relevante technische specificaties die zijn toegepast. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast;

e)

de resultaten van de door of voor de fabrikant uitgevoerde berekeningen voor ontwerpen;

f)

testrapporten;

g)

een kopie van de instructies voor de veiligheidscomponenten voor liften;

h)

de maatregelen die bij de fabricage zullen worden genomen om ervoor te zorgen dat in serie vervaardigde veiligheidscomponenten voor liften in overeenstemming zijn met het type.

4.

De aangemelde instantie:

a)

onderzoekt de technische documentatie en het bewijsmateriaal om te beoordelen of het technisch ontwerp van de veiligheidscomponent voor liften geschikt is;

b)

stelt in overleg met de aanvrager de plaats vast waar de onderzoeken en tests zullen worden uitgevoerd;

c)

controleert of het (de) representatieve exempla(a)r(en) overeenkomstig de technische documentatie is (zijn) vervaardigd en stelt vast welke elementen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de relevante geharmoniseerde normen zijn ontworpen, alsook welke elementen zijn ontworpen overeenkomstig andere relevante technische specificaties;

d)

verricht de nodige onderzoeken en tests, of laat die verrichten om, ingeval de fabrikant heeft gekozen voor de specificaties uit de relevante geharmoniseerde normen, te controleren of deze op de juiste wijze zijn toegepast;

e)

verricht de nodige onderzoeken en tests, of laat die verrichten om, ingeval de specificaties uit de relevante geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, te controleren of de door de fabrikant gekozen oplossingen waarbij andere relevante technische specificaties zijn toegepast, ertoe leiden dat de veiligheidscomponent voor liften aan de voorwaarden zoals bedoeld in punt 1 voldoet.

De aangemelde instantie stelt een evaluatieverslag op over de verrichte onderzoeken, controles en tests en de resultaten daarvan. Onverminderd haar verplichtingen jegens de aanmeldende autoriteiten maakt de aangemelde instantie de inhoud van het verslag uitsluitend met instemming van de fabrikant geheel of gedeeltelijk openbaar.

5.

Indien het type veiligheidscomponent voor liften aan de in punt 1 bedoelde voorwaarden voldoet, verstrekt de aangemelde instantie de fabrikant een certificaat van EU-typeonderzoek. Dat certificaat bevat de naam en het adres van de fabrikant, de conclusies van het EU-typeonderzoek, de eventuele voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde type.

Het certificaat van EU-typeonderzoek kan vergezeld gaan van een of meer bijlagen.

Het certificaat van EU-typeonderzoek en de bijlagen bevatten alle informatie die nodig is om de conformiteit van de gefabriceerde veiligheidscomponenten voor liften met het onderzochte type te kunnen toetsen en controles tijdens het gebruik te kunnen verrichten.

Wanneer het type veiligheidscomponent voor liften niet aan de in punt 1 bedoelde voorwaarden voldoet, weigert de aangemelde instantie een certificaat van EU-typeonderzoek te verstrekken en brengt zij de aanvrager hiervan op de hoogte met vermelding van de precieze redenen voor de weigering.

De aangemelde instantie bewaart tot 15 jaar na de datum van afgifte van dat certificaat van EU-typeonderzoek een kopie van het certificaat, de bijlagen en aanvullingen, alsook de technische documentatie en het evaluatieverslag.

6.

De aangemelde instantie volgt de ontwikkeling van de algemeen erkende stand van de techniek; indien het goedgekeurde type vanwege deze ontwikkeling mogelijk niet meer aan de in punt 1 bedoelde voorwaarden voldoet, beoordeelt zij of nader onderzoek nodig is. Als dit het geval is, stelt de aangemelde instantie de fabrikant daarvan in kennis.

7.

De fabrikant brengt de aangemelde instantie die de technische documentatie betreffende het certificaat van EU-typeonderzoek bewaart op de hoogte van alle wijzigingen van het goedgekeurde type die van invloed kunnen zijn op de conformiteit van de veiligheidscomponent voor liften met de in punt 1 bedoelde voorwaarden of de voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat van EU-typeonderzoek.

De aangemelde instantie onderzoekt de wijzigingen en deelt de aanvrager mede of het certificaat van EU-typeonderzoek nog geldig is dan wel of nadere onderzoeken, controles en tests nodig zijn. Naargelang van het geval verstrekt de aangemelde instantie een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EU-typeonderzoek of verlangt zij dat een nieuwe aanvraag voor een EU-typeonderzoek wordt ingediend.

8.

Elke aangemelde instantie brengt de autoriteit die haar heeft aangemeld op de hoogte van de door haar verstrekte of ingetrokken certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop en verstrekt deze autoriteit op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop.

Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, ingetrokken, geschorste of anderszins beperkte certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop alsmede, op verzoek, van dergelijke door haar verstrekte certificaten en/of aanvullingen daarop.

9.

De Commissie, de lidstaten en de andere aangemelde instanties kunnen op verzoek een kopie van de certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop ontvangen. De Commissie en de lidstaten kunnen op verzoek een kopie van de technische documentatie en van het verslag over de door de aangemelde instantie verrichte onderzoeken, controles en tests ontvangen.

10.

De fabrikant houdt gedurende tien jaar na het in de handel brengen van de veiligheidscomponent voor liften een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek, de bijlagen ervan en aanvullingen, samen met de technische documentatie, ter beschikking van de nationale autoriteiten.

11.

Gemachtigde

De gemachtigde van de fabrikant kan de in punt 2 bedoelde aanvraag indienen en de in de punten 7 en 10 vermelde verplichtingen vervullen, op voorwaarde dat deze in het mandaat gespecificeerd zijn.

B.   EU-typeonderzoek van liften

1.

Met „EU-typeonderzoek van liften” wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin een aangemelde instantie het technische ontwerp onderzoekt van een modellift of een lift waarvoor in geen enkele uitbreiding of variant is voorzien, en controleert of het technische ontwerp van de modellift of de lift voldoet aan de toepasselijke essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van bijlage I voldoet, en een verklaring hierover verstrekt.

Een EU-typeonderzoek van een lift omvat een onderzoek van een voor een volledige lift representatief monster.

2.

De aanvraag voor een EU-typeonderzoek wordt door de installateur of zijn gemachtigde ingediend bij één enkele aangemelde instantie van zijn keuze.

De aanvraag omvat:

a)

naam en adres van de installateur; en, indien de aanvraag wordt ingediend door de gemachtigde, ook diens naam en adres;

b)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend;

c)

de technische documentatie;

d)

de vermelding van de plaats waar het monster van de lift kan worden onderzocht. Het monster van de lift omvat de einddelen en heeft een bereik van minstens drie niveaus (boven-, beneden- en tussenniveau);

e)

het bewijsmateriaal voor de geschiktheid van het technisch ontwerp. Hierin worden de gevolgde documenten, inclusief andere relevante technische specificaties vermeld, in het bijzonder wanneer de desbetreffende geharmoniseerde normen niet volledig zijn toegepast. Zo nodig worden ook de resultaten vermeld van tests die overeenkomstig andere relevante technische specificaties door een geschikt laboratorium van de installateur of namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid door een ander laboratorium zijn verricht.

3.

Aan de hand van de technische documentatie kan worden beoordeeld of de lift aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I.

De technische documentatie bevat, indien van toepassing, de volgende stukken:

a)

een beschrijving van de modellift waarin duidelijk alle toegestane variaties van de modellift worden vermeld;

b)

ontwerp- en fabricagetekeningen en -schema’s;

c)

toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema’s en van de werking van de lift;

d)

een lijst van de beoogde essentiële veiligheids- en gezondheidseisen;

e)

een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van de richtlijn is voldaan, inclusief een lijst van andere relevante technische specificaties die zijn toegepast. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast;

f)

een kopie van de EU-conformiteitsverklaringen van de in de lift aangebrachte veiligheidscomponenten voor liften;

g)

de resultaten van de door of voor de installateur uitgevoerde berekeningen voor ontwerpen;

h)

testrapporten;

i)

een kopie van de in bijlage I, punt 6.2, bedoelde instructies;

j)

de maatregelen die bij het installeren zullen worden genomen om ervoor te zorgen dat de in serie vervaardigde liften in overeenstemming zijn met de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I.

4.

De aangemelde instantie:

a)

onderzoekt de technische documentatie en het bewijsmateriaal om te beoordelen of het technisch ontwerp van de modellift of van een lift waarvoor in geen enkele uitbreiding of variant is voorzien, geschikt is;

b)

stelt in overleg met de installateur de plaats vast waar de onderzoeken en tests zullen worden uitgevoerd;

c)

onderzoekt het monster van de lift om na te gaan of deze overeenkomstig de technische documentatie is vervaardigd en stelt vast welke elementen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de relevante geharmoniseerde normen zijn ontworpen, alsook welke elementen zijn ontworpen overeenkomstig andere relevante technische specificaties;

d)

verricht de nodige onderzoeken en tests, of laat die verrichten om, ingeval de installateur heeft gekozen voor de specificaties uit de relevante geharmoniseerde normen, te controleren of deze op de juiste wijze zijn toegepast;

e)

verricht de nodige onderzoeken en tests, of laat die verrichten om, ingeval de specificaties uit de relevante geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, te controleren of de door de installateur gekozen oplossingen waarbij andere relevante technische specificaties zijn toegepast aan de desbetreffende essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van deze richtlijn voldoen;

5.

De aangemelde instantie stelt een evaluatieverslag op over de verrichtte onderzoeken, controles en tests en de resultaten daarvan. Onverminderd haar verplichtingen jegens de aanmeldende autoriteiten maakt de aangemelde instantie de inhoud van het verslag uitsluitend met instemming van de installateur geheel of gedeeltelijk openbaar.

6.

Indien het type voldoet aan de op de lift in kwestie betrekking hebbende essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I, verstrekt de aangemelde instantie aan de installateur een certificaat van EU-typeonderzoek. Dat certificaat bevat de naam en het adres van de installateur, de conclusies van het EU-typeonderzoek, de voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde type.

Het certificaat van EU-typeonderzoek kan vergezeld gaan van een of meer bijlagen.

Het certificaat van EU-typeonderzoek en de bijlagen erbij bevatten alle gegevens op basis waarvan tijdens de eindcontrole kan worden beoordeeld of de liften in overeenstemming met het goedgekeurde type zijn.

Wanneer het type niet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I voldoet, weigert de aangemelde instantie een certificaat van EU-typeonderzoek te verstrekken en brengt zij de installateur hiervan op de hoogte met vermelding van de precieze redenen voor de weigering.

De aangemelde instantie bewaart tot 15 jaar na de datum van afgifte van dat certificaat van EU-typeonderzoek een kopie van het certificaat, de bijlagen en aanvullingen, alsook de technische documentatie en het evaluatieverslag.

7.

De aangemelde instantie volgt de ontwikkeling van de algemeen erkende stand van de techniek; indien het goedgekeurde type vanwege deze ontwikkeling mogelijk niet meer aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I voldoet, beoordeelt zij of nader onderzoek nodig is. Als dit het geval is, stelt de aangemelde instantie de installateur daarvan in kennis.

8.

De installateur brengt de aangemelde instantie op de hoogte van alle wijzigingen van het goedgekeurde type, met inbegrip van niet in de oorspronkelijke technische documentatie aangegeven variaties, die van invloed kunnen zijn op de conformiteit van de lift met de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I of de voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat van EU-typeonderzoek.

De aangemelde instantie onderzoekt de wijzigingen en deelt de installateur mede of het certificaat van EU-typeonderzoek nog geldig is dan wel of nadere onderzoeken, controles en tests nodig zijn. Naargelang van het geval verstrekt de aangemelde instantie een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EU-typeonderzoek of verlangt zij dat een nieuwe aanvraag voor een EU-typeonderzoek wordt ingediend.

9.

Elke aangemelde instantie brengt de autoriteit die haar heeft aangemeld op de hoogte van de door haar verstrekte of ingetrokken certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop en verstrekt deze autoriteit op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop.

Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, ingetrokken, geschorste of anderszins beperkte certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop alsmede, op verzoek, van de door haar verstrekte certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop.

10.

De Commissie, de lidstaten en de andere aangemelde instanties kunnen op verzoek een kopie van de certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop ontvangen. De Commissie en de lidstaten kunnen op verzoek een kopie van de technische documentatie en van het verslag over de door de aangemelde instantie verrichtte onderzoeken, controles en tests ontvangen.

11.

De installateur houdt gedurende tien jaar na het in de handel brengen van de lift een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek, met inbegrip van de bijlagen en aanvullingen, samen met de technische documentatie, ter beschikking van de nationale autoriteiten.

12.

Gemachtigde

De gemachtigde van de installateur kan de in punt 2 bedoelde aanvraag indienen en de in de punten 8 en 11 vermelde verplichtingen vervullen, op voorwaarde dat deze in het mandaat gespecificeerd zijn.


BIJLAGE V

EINDCONTROLE VOOR LIFTEN

1.   Met „eindcontrole” wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin een aangemelde instantie vaststelt en verklaart dat een lift die onder een certificaat van EU-typeonderzoek valt of die volgens een goedgekeurd systeem voor kwaliteit ontworpen en vervaardigd is, aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I voldoet.

2.   Verplichtingen van de installateur

De installateur neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de lift die wordt geïnstalleerd voldoet aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I en overeenkomt met:

a)

een goedgekeurd type als beschreven in een certificaat van EU-typeonderzoek, of

b)

een lift die ontworpen en vervaardigd is volgens een kwaliteitssysteem overeenkomstig bijlage XI en het certificaat van EU-ontwerponderzoek indien het ontwerp niet geheel voldoet aan de geharmoniseerde normen.

3.   Eindcontrole

Een door de installateur gekozen aangemelde instantie verricht de eindcontrole van de lift die in de handel zal worden gebracht, teneinde de conformiteit van de lift met de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I te controleren.

3.1.

De installateur dient bij één enkele aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag tot eindcontrole in en verstrekt de aangemelde instantie de volgende documenten:

a)

de overzichtstekening van de lift;

b)

de tekeningen en schema’s die nodig zijn voor de eindcontrole, met name de schema’s van de bedieningscircuits;

c)

een kopie van de instructies bedoeld in bijlage I, punt 6.2;

d)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend.

De aangemelde instantie mag geen gedetailleerde tekeningen of nauwkeurige inlichtingen eisen die niet nodig zijn voor het controleren van de conformiteit van de lift.

Passende onderzoeken en tests als omschreven in de relevante geharmoniseerde norm(en) of gelijkwaardige tests worden verricht om na te gaan of de lift met de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I in overeenstemming is.

3.2.

Bij de onderzoeken gaat het ten minste om een van de volgende onderzoeken:

a)

onderzoek van de in punt 3.1 bedoelde documenten om te controleren of de lift overeenkomt met het goedgekeurde type dat beschreven wordt in het certificaat van EU-typeonderzoek overeenkomstig bijlage IV, deel B;

b)

onderzoek van de in punt 3.1 bedoelde documenten om te controleren of de lift overeenkomt met de lift die ontworpen en vervaardigd is volgens een goedgekeurd kwaliteitssysteem overeenkomstig bijlage XI en, indien het ontwerp niet geheel voldoet aan de geharmoniseerde normen, volgens het certificaat van EU-ontwerponderzoek.

3.3.

Bij de tests van de lift gaat het ten minste om een van de volgende tests:

a)

de werking van de lift in onbelaste toestand en onder maximale belasting om na te gaan of de veiligheidsinrichtingen (vanginrichtingen, vergrendelingen enz.) goed zijn gemonteerd en naar behoren functioneren;

b)

de werking van de lift onder maximale belasting en in onbelaste toestand om na te gaan of de veiligheidsvoorzieningen bij het uitvallen van de energietoevoer naar behoren functioneren;

c)

statische beproeving met een belasting van 1,25-maal de nominale belasting.

De nominale belasting is de in bijlage I, punt 5, bedoelde belasting.

Na afloop van deze tests dient de aangemelde instantie zich ervan te vergewissen dat er geen vervormingen of beschadigingen zijn opgetreden die bij het gebruik van de lift gevaar kunnen opleveren.

4.   Indien de lift voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I, brengt de aangemelde instantie haar identificatienummer aan naast de CE-markering overeenkomstig de artikelen 18 en 19 of doet zij dit aanbrengen, en geeft zij een verklaring van eindcontrole af waarin de verrichte onderzoeken en tests zijn vermeld.

De aangemelde instantie vult de desbetreffende bladzijden in van het in bijlage I, punt 6.2, bedoelde liftboek.

Indien de aangemelde instantie weigert een verklaring van eindcontrole af te geven, motiveert zij deze weigering uitvoerig en geeft zij aan welke corrigerende maatregelen noodzakelijk zijn. Wanneer de installateur opnieuw een verzoek om eindcontrole doet, richt hij zijn verzoek aan dezelfde aangemelde instantie.

5.   CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

5.1.

De installateur brengt de CE-markering aan in de kooi van elke lift die voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van deze richtlijn en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie naast de CE-markering in de kooi van elke lift.

5.2.

De installateur stelt voor elke lift een EU-conformiteitsverklaring op en houdt tot tien jaar na het in de handel brengen van de lift een kopie van de EU-conformiteitsverklaring en van de verklaring van eindcontrole ter beschikking van de nationale autoriteiten. Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt.

6.   De Commissie en de lidstaten kunnen op verzoek een kopie van de verklaring van eindcontrole ontvangen.

7.   Gemachtigde

De in de punten 3.1 en 5 vervatte verplichtingen van de installateur kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat deze in het mandaat gespecificeerd zijn.


BIJLAGE VI

CONFORMITEIT MET HET TYPE OP BASIS VAN PRODUCTKWALITEITSBORGING VOOR VEILIGHEIDSCOMPONENTEN VOOR LIFTEN

(Module E)

1.   Met „conformiteit met het type op basis van productkwaliteitsborging voor veiligheidscomponenten voor liften” wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin een aangemelde instantie het kwaliteitssysteem van een fabrikant beoordeelt om na te gaan of de veiligheidscomponenten voor liften worden vervaardigd en gecontroleerd in overeenstemming met het in het certificaat van EU-typeonderzoek beschreven type en voldoen aan de toepasselijke eisen van bijlage I, en of een lift waarop zij op de juiste wijze worden aangebracht aan die eisen zal kunnen voldoen.

2.   Verplichtingen van de fabrikant

De fabrikant past op de eindcontrole en de beproeving van de veiligheidscomponenten voor liften een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 3 toe, en staat onder toezicht als bedoeld in punt 4.

3.   Kwaliteitssysteem

3.1.

De fabrikant dient een aanvraag tot beoordeling van zijn kwaliteitssysteem voor de veiligheidscomponenten voor de liften in kwestie in bij één enkele aangemelde instantie van zijn keuze.

Deze aanvraag omvat:

a)

naam en adres van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door de gemachtigde, ook diens naam en adres;

b)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend;

c)

het adres van de ruimten waar de eindcontrole en de beproeving van de veiligheidscomponenten voor liften worden verricht;

d)

alle relevante informatie over de te vervaardigen veiligheidscomponenten voor liften;

e)

de documentatie over het kwaliteitssysteem;

f)

de technische documentatie met betrekking tot de goedgekeurde veiligheidscomponenten voor liften en een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek.

3.2.

In het kader van het kwaliteitssysteem wordt iedere veiligheidscomponent voor liften gecontroleerd en worden er passende tests als bepaald in de relevante geharmoniseerde normen of daarmee gelijkstaande tests verricht, teneinde te waarborgen dat deze voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in punt 1. Alle door de fabrikant vastgestelde gegevens, eisen en bepalingen worden systematisch en geordend bijeen gebracht in een document met schriftelijk vastgelegde beleidsmaatregelen, procedures en instructies. Aan de hand van deze documentatie van het kwaliteitssysteem kunnen de kwaliteitsprogramma’s, plannen, handboeken en dossiers eenduidig worden geïnterpreteerd.

Zij bevat met name een behoorlijke beschrijving van:

a)

de kwaliteitsdoelstellingen;

b)

het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit;

c)

de onderzoeken en tests die na de fabricage worden uitgevoerd;

d)

de middelen om toezicht uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem, en

e)

de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.

3.3.

De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan voor elementen van de kwaliteitssystemen die voldoen aan de desbetreffende specificaties van de relevante geharmoniseerde norm.

Het auditteam heeft ervaring met kwaliteitsmanagementsystemen; bovendien heeft ten minste één lid van het auditteam ervaring met beoordelingen van de lifttechnologie in kwestie en is dit lid op de hoogte van de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I.

De audit omvat een beoordelingsbezoek aan de fabrikant.

Het auditteam evalueert de in punt 3.1, onder f), bedoelde technische documentatie om te controleren of de fabrikant zich bewust is van de toepasselijke eisen van deze richtlijn en het vereiste onderzoek kan verrichten om te waarborgen dat de veiligheidscomponenten voor liften aan deze eisen voldoen.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de audit opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.

3.4.

De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

3.5.

De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of zijn gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem zal blijven voldoen aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar besluit in kennis. In deze kennisgeving zijn de conclusies van het onderzoek opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.

4.   Toezicht onder de verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

4.1.

Het toezicht heeft tot doel te controleren of de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

4.2.

De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor beoordelingsdoeleinden toegang tot de ruimten waar de eindcontrole, tests en opslag worden verricht, en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:

a)

de documentatie over het kwaliteitssysteem;

b)

de technische documentatie;

c)

de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel.

4.3.

De aangemelde instantie verricht periodieke audits om te controleren of de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de fabrikant een auditverslag.

4.4.

De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de ruimten van de fabrikant waar de eindcontrole en de beproeving van veiligheidscomponenten voor liften worden verricht.

Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig tests verrichten of laten verrichten om te controleren of het kwaliteitssysteem goed functioneert. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien tests zijn verricht, een testverslag.

5.   CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

5.1.

De fabrikant brengt de CE-markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elke afzonderlijke veiligheidscomponent voor liften die aan de voorwaarden als bedoeld in punt 1 voldoet.

5.2.

De fabrikant stelt voor elke veiligheidscomponent voor liften een EU-conformiteitsverklaring op en houdt een kopie van deze verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van de veiligheidscomponent voor liften ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring wordt de veiligheidscomponent voor liften beschreven.

6.   De fabrikant houdt gedurende een periode van tien jaar nadat de veiligheidscomponent voor liften in de handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

a)

de in punt 3.1, onder f), bedoelde technische documentatie;

b)

de in punt 3.1, onder e), bedoelde documentatie;

c)

de informatie over de in punt 3.5 bedoelde wijzigingen;

d)

de in punt 3.5, derde alinea, respectievelijk in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

7.   Elke aangemelde instantie brengt de autoriteit die haar heeft aangemeld op de hoogte van de verleende en ingetrokken goedkeuringen van kwaliteitssystemen en verstrekt deze autoriteit op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen.

Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, geschorste of ingetrokken goedkeuringen van kwaliteitssystemen alsmede, op verzoek, van de door haar verleende goedkeuringen.

De aangemelde instantie verstrekt de Commissie en de lidstaten op verzoek een kopie van de verleende goedkeuringen van kwaliteitssystemen.

8.   Gemachtigde

De in de punten 3.1, 3.5, 5 en 6 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat deze in het mandaat zijn gespecificeerd.


BIJLAGE VII

CONFORMITEIT OP BASIS VAN VOLLEDIGE KWALITEITSBORGING VOOR VEILIGHEIDSCOMPONENTEN VOOR LIFTEN

(Module H)

1.   Met „conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging voor veiligheidscomponenten voor liften” wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij een aangemelde instantie het kwaliteitssysteem van een fabrikant beoordeelt om na te gaan of de veiligheidscomponenten voor liften zo worden ontworpen, vervaardigd, gecontroleerd en beproefd dat zij voldoen aan de toepasselijke eisen van bijlage I, en of een lift waarop zij op de juiste wijze worden aangebracht aan die eisen zal kunnen voldoen.

2.   Verplichtingen van de fabrikant

De fabrikant past op het ontwerp, de fabricage, de eindcontrole en de beproeving van veiligheidscomponenten voor liften een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 3 toe, en staat onder toezicht als bedoeld in punt 4.

3.   Kwaliteitssysteem

3.1.

De fabrikant dient bij één enkele aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag tot beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in. De aanvraag omvat:

a)

naam en adres van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door de gemachtigde, ook diens naam en adres;

b)

het adres van de ruimten waar de veiligheidscomponenten voor liften worden ontworpen, vervaardigd, gecontroleerd en beproefd;

c)

alle relevante informatie over de te vervaardigen veiligheidscomponenten voor liften;

d)

de technische documentatie als beschreven in bijlage IV, deel A, punt 3, voor één model van elke categorie te vervaardigen veiligheidscomponenten voor liften;

e)

de documentatie over het kwaliteitssysteem;

f)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend.

3.2.

Het kwaliteitssysteem waarborgt dat de veiligheidsonderdelen voor liften voldoen aan de voorwaarden zoals bedoeld in punt 1. Alle door de fabrikant vastgestelde gegevens, eisen en bepalingen worden systematisch en geordend bijeen gebracht in een document met schriftelijk vastgelegde beleidsmaatregelen, procedures en instructies. Aan de hand van deze documentatie van het kwaliteitssysteem kunnen de kwaliteitsprogramma’s, plannen, handboeken en dossiers eenduidig worden geïnterpreteerd.

Zij bevat met name een behoorlijke beschrijving van:

a)

de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot het ontwerp en de kwaliteit van het product;

b)

de specificaties van het technisch ontwerp, met inbegrip van normen die worden toegepast en, indien de relevante geharmoniseerde normen niet of niet volledig worden toegepast, de middelen, inclusief andere relevante technische specificaties, waarmee wordt gewaarborgd dat aan de voorwaarden zoals bedoeld in punt 1 wordt voldaan;

c)

de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de procedés en systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij het ontwerpen van de veiligheidscomponenten voor liften;

d)

de daarbij gebruikte fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procedés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen;

e)

de onderzoeken en tests die vóór, tijdens of na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren;

f)

de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel;

g)

de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en productkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem.

3.3.

De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan voor elementen van de kwaliteitssystemen die voldoen aan de desbetreffende specificaties van de relevante geharmoniseerde norm.

Het auditteam heeft ervaring met kwaliteitsmanagementsystemen; bovendien heeft ten minste één lid van het auditteam ervaring met beoordelingen van de lifttechnologie in kwestie en is dit lid op de hoogte van de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I. De audit omvat een inspectiebezoek aan de fabrikant.

Het auditteam evalueert de in punt 3.1, onder d), bedoelde technische documentatie om te controleren of de fabrikant zich bewust is van de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I en het vereiste onderzoek kan verrichten om te waarborgen dat de veiligheidscomponenten voor liften aan deze eisen voldoen.

De fabrikant en, indien van toepassing, zijn gemachtigde worden van de beslissing in kennis gesteld. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de audit opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.

3.4.

De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

3.5.

De fabrikant brengt de aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem zal blijven voldoen aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar besluit in kennis. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de beoordeling opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.

4.   Toezicht onder de verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

4.1.

Het toezicht heeft tot doel te controleren of de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

4.2.

De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor beoordelingsdoeleinden toegang tot de ontwerp-, fabricage-, controle- en test-, en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:

a)

de documentatie over het kwaliteitssysteem;

b)

de kwaliteitsdossiers als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op het ontwerp, zoals resultaten van analyses, berekeningen, tests;

c)

de technische documentatie voor de vervaardigde veiligheidscomponenten voor liften;

d)

de kwaliteitsdossiers als bedoeld in het deel van het volledigekwaliteitssysteem dat betrekking heeft op de fabricage, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel.

4.3.

De aangemelde instantie verricht periodieke audits om te controleren of de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de fabrikant een auditverslag.

4.4.

De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken aan de fabrikant brengen. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig tests verrichten of laten verrichten om te controleren of het kwaliteitssysteem goed functioneert. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien tests zijn verricht, een testverslag.

5.   CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

5.1.

De fabrikant brengt de CE-markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elke afzonderlijke veiligheidscomponent voor liften die aan de voorwaarden als bedoeld in punt 1 voldoet.

5.2.

De fabrikant stelt voor elke veiligheidscomponent voor liften een EU-conformiteitsverklaring op en houdt een kopie van deze verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van de veiligheidscomponent voor liften ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring wordt de veiligheidscomponent voor liften beschreven.

6.   De fabrikant houdt gedurende een periode van tien jaar nadat de veiligheidscomponent voor liften in de handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

a)

de in punt 3.1, onder e), bedoelde documentatie;

b)

de in punt 3.1, onder d), bedoelde technische documentatie;

c)

de informatie over de in punt 3.5, eerste alinea bedoelde wijzigingen;

d)

de in punt 3.5, derde alinea, en in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

7.   Elke aangemelde instantie brengt de autoriteit die haar heeft aangemeld op de hoogte van de verleende en ingetrokken goedkeuringen van volledigekwaliteitssystemen en verstrekt deze autoriteit op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen.

Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, geschorste of ingetrokken goedkeuringen van kwaliteitssystemen alsmede, op verzoek, van de door haar verleende goedkeuringen.

De aangemelde instantie verstrekt de Commissie en de lidstaten op verzoek een kopie van de verleende goedkeuringen van kwaliteitssystemen.

De aangemelde instantie bewaart tot 15 jaar na de datum van afgifte van de goedkeuringsbeslissing een kopie van de beslissing, de bijlagen en aanvullingen, alsook de technische documentatie.

8.   Gemachtigde

De in de punten 3.1, 3.5, 5 en 6 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat deze in het mandaat zijn gespecificeerd.


BIJLAGE VIII

CONFORMITEIT OP BASIS VAN EENHEIDSKEURING VOOR LIFTEN

(Module G)

1.   Met „conformiteit op basis van eenheidskeuring” wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij een aangemelde instantie beoordeelt of een lift aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I voldoet.

2.   Verplichtingen van de installateur

2.1.

De installateur neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en controleproces waarborgt dat de lift voldoet aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I.

2.2.

De installateur dient de aanvraag voor de eenheidskeuring in bij één enkele aangemelde instantie van zijn keuze.

Deze aanvraag omvat:

a)

naam en adres van de installateur en, indien de aanvraag wordt ingediend door de gemachtigde, ook diens naam en adres;

b)

de plaats waar de lift is geïnstalleerd;

c)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag is ingediend bij een andere aangemelde instantie;

d)

de technische documentatie.

3.   Aan de hand van de technische documentatie kan worden beoordeeld of de lift aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I voldoet.

De technische documentatie bevat ten minste het volgende:

a)

een beschrijving van de lift;

b)

ontwerp- en fabricagetekeningen of -schema’s;

c)

toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema’s en van de werking van de lift;

d)

een lijst van de beoogde essentiële veiligheids- en gezondheidseisen;

e)

een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van de richtlijn is voldaan, inclusief een lijst van andere relevante technische specificaties die zijn toegepast. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast;

f)

een kopie van de certificaten van EU-typeonderzoek voor de in de lift aangebrachte veiligheidscomponenten voor liften;

g)

de resultaten van de door of voor de installateur uitgevoerde berekeningen voor ontwerpen;

h)

testverslagen;

i)

een exemplaar van de in bijlage I, punt 6.2, bedoelde instructies.

4.   Keuring

De door de installateur gekozen aangemelde instantie onderzoekt de technische documentatie en de lift, en verricht de nodige tests als omschreven in de relevante geharmoniseerde norm(en), of daarmee gelijkstaande tests om na te gaan of de lift in overeenstemming is met de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I. De tests omvatten ten minste de in bijlage V, punt 3.3 bedoelde tests.

Indien de lift aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I voldoet, geeft de aangemelde instantie met betrekking tot de uitgevoerde tests een conformiteitscertificaat af.

De aangemelde instantie vult de desbetreffende bladzijden in van het in bijlage I, punt 6.2, bedoelde liftboek.

Indien de aangemelde instantie weigert een conformiteitscertificaat af te geven, motiveert zij deze weigering uitvoerig en geeft zij aan welke corrigerende maatregelen moeten worden genomen. Wanneer de installateur opnieuw een eenheidskeuring aanvraagt, doet hij dit bij dezelfde aangemelde instantie.

De aangemelde instantie verstrekt de Commissie en de lidstaten op verzoek een kopie van het conformiteitscertificaat.

5.   CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

5.1.

De installateur brengt de CE-markering aan in de kooi van elke lift die voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van deze richtlijn en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 2.2 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie naast de CE-markering in de kooi van elke lift.

5.2.

De installateur stelt voor elke lift een EU-conformiteitsverklaring op en houdt tot tien jaar na het in de handel brengen van de lift een kopie van de EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de nationale autoriteiten. Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt.

6.   De installateur houdt de technische documentatie en een kopie van het conformiteitscertificaat gedurende tien jaar na het in de handel brengen van de lift ter beschikking van de nationale autoriteiten.

7.   Gemachtigde

De in de punten 2.2 en 6 vervatte verplichtingen van de installateur kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat deze in het mandaat gespecificeerd zijn.


BIJLAGE IX

CONFORMITEIT MET HET TYPE EN STEEKPROEVEN VOOR VEILIGHEIDSCOMPONENTEN VOOR LIFTEN

(Module C 2)

1.   Met „conformiteit met het type en steekproeven” wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin een aangemelde instantie controles van veiligheidscomponenten voor liften verricht om na te gaan of zij in overeenstemming zijn met het in het certificaat van EU-typeonderzoek beschreven goedgekeurde type, of zij voldoen aan de toepasselijke eisen van bijlage I en of een lift waarop zij correct zijn aangebracht aan die eisen zal kunnen voldoen.

2.   Fabricage

De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en controleproces waarborgt dat de vervaardigde veiligheidscomponenten voor liften voldoen aan de in punt 1 bedoelde voorwaarden.

3.   De fabrikant dient bij één enkele aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag tot steekproefcontrole in.

De aanvraag omvat:

a)

naam en adres van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door de gemachtigde, ook diens naam en adres;

b)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend;

c)

alle relevante informatie over de vervaardigde veiligheidscomponenten voor liften;

d)

het adres van de ruimten waar monsters van de veiligheidscomponenten voor liften kunnen worden genomen.

4.   De aangemelde instantie verricht met willekeurige tussenpozen controles op de veiligheidscomponenten voor liften of laat deze verrichten. De aangemelde instantie neemt aan het einde van de fabricageketen een adequaat monster van de definitieve veiligheidscomponenten voor liften, dat aan een onderzoek wordt onderworpen en waarop passende tests als omschreven in de relevante geharmoniseerde normen en/of gelijkwaardige tests opgenomen in andere relevante technische specificaties worden verricht teneinde na te gaan of de veiligheidscomponenten voor liften voldoen aan de in punt 1 bedoelde voorwaarden. Ingeval een of meer van de gecontroleerde veiligheidscomponenten voor liften daarvan afwijken, neemt de aangemelde instantie passende maatregelen.

Alle aangemelde instanties die met deze procedure belast zijn, stellen in gemeenschappelijk overleg vast van welke elementen bij de controle van de veiligheidscomponenten voor liften gebruik zal worden gemaakt. Daarbij nemen zij de essentiële kenmerken van de veiligheidscomponenten voor liften in aanmerking.

De aangemelde instantie stelt op basis van de uitgevoerde onderzoeken en tests een typeconformiteitscertificaat op.

De aangemelde instantie verstrekt de Commissie en de lidstaten op verzoek een kopie van het typeconformiteitscertificaat.

5.   CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

5.1.

De fabrikant brengt de CE-markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elke afzonderlijke veiligheidscomponent voor liften die aan de in punt 1 bedoelde voorwaarden voldoet.

5.2.

De fabrikant stelt voor elke veiligheidscomponent voor liften een EU-conformiteitsverklaring op en houdt een kopie van deze verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van de veiligheidscomponent voor liften ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring wordt de veiligheidscomponent voor liften beschreven.

6.   Gemachtigde

De verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is. Een gemachtigde mag de in punt 2 vervatte verplichtingen van de fabrikant niet vervullen.


BIJLAGE X

CONFORMITEIT MET HET TYPE OP BASIS VAN PRODUCTKWALITEITSBORGING VOOR LIFTEN

(Module E)

1.   Met „conformiteit met het type op basis van productkwaliteitsborging” wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin een aangemelde instantie het productkwaliteitssysteem van een installateur beoordeelt om na te gaan of de liften in overeenstemming zijn met het in het certificaat van EU-typeonderzoek beschreven goedgekeurde type of met een lift die ontworpen en vervaardigd is op basis van een overeenkomstig bijlage XI goedgekeurd volledigekwaliteitssysteem, en of zij voldoen aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I.

2.   Verplichtingen van de installateur

De installateur past op de eindcontrole en de beproeving van de lift een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 3 toe, en staat onder toezicht als bedoeld in punt 4.

3.   Kwaliteitssysteem

3.1.

De installateur dient een aanvraag in tot beoordeling van zijn kwaliteitssysteem voor de liften in kwestie bij één enkele aangemelde instantie van zijn keuze.

De aanvraag omvat:

a)

naam en adres van de installateur en, indien de aanvraag wordt ingediend door de gemachtigde, ook diens naam en adres;

b)

alle relevante informatie over de te installeren liften;

c)

de documentatie over het kwaliteitssysteem;

d)

de technische documentatie van de te installeren liften;

e)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend.

3.2.

In het kader van het kwaliteitssysteem wordt iedere lift onderzocht en worden er passende tests als omschreven in de relevante geharmoniseerde normen of daarmee gelijkstaande tests verricht, teneinde de conformiteit met de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I te controleren.

Alle door de installateur vastgestelde gegevens, eisen en bepalingen worden systematisch en geordend bijeen gebracht in een document met schriftelijk vastgelegde beleidsmaatregelen, procedures en instructies. Aan de hand van deze documentatie van het kwaliteitssysteem kunnen de kwaliteitsprogramma’s, plannen, handboeken en dossiers eenduidig worden geïnterpreteerd.

Zij bevat met name een behoorlijke beschrijving van:

a)

de kwaliteitsdoelstellingen;

b)

het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de kwaliteit van het product;

c)

de onderzoeken en tests die vóór het in de handel brengen worden uitgevoerd. Deze tests omvatten ten minste de in bijlage V, punt 3.3, voorgeschreven tests;

d)

de middelen om toezicht uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem;

e)

de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel.

3.3.

De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan voor elementen van de kwaliteitssystemen die voldoen aan de desbetreffende specificaties van de relevante geharmoniseerde norm.

Ten minste één lid van het auditteam heeft ervaring met beoordelingen van de technologie op het gebied van liften en is op de hoogte van de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I. De audit omvat een beoordelingsbezoek aan de installaties van de installateur en een bezoek aan een plaats waar een lift wordt geïnstalleerd.

De installateur wordt van de beslissing in kennis gesteld. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de audit opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.

3.4.

De installateur verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

3.4.1.

De installateur brengt de aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte van elke voorgenomen wijziging van het systeem.

3.4.2.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem zal blijven voldoen aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de installateur en, indien van toepassing, zijn gemachtigde van haar beslissing in kennis. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de beoordeling opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.

De aangemelde instantie brengt naast de CE-markering overeenkomstig de artikelen 18 en 19 haar identificatienummer aan of laat dit aanbrengen.

4.   Toezicht onder de verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

4.1.

Het toezicht heeft tot doel te controleren of de installateur naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

4.2.

De installateur verleent de aangemelde instantie voor beoordelingsdoeleinden toegang tot de installatie-, controle- en testruimten, en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:

a)

de documentatie over het kwaliteitssysteem;

b)

de technische documentatie;

c)

de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.

4.3.

De aangemelde instantie verricht periodieke audits om te controleren of de installateur het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de installateur een auditverslag.

4.4.

De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan plaatsen waar een lift wordt geïnstalleerd.

Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig tests verrichten of laten verrichten om te controleren of het kwaliteitssysteem en de lift goed functioneren. Zij verstrekt de installateur een verslag van het bezoek en, indien tests zijn verricht, een testverslag.

5.   De installateur houdt gedurende tien jaar nadat de laatste lift in de handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

a)

de in punt 3.1, onder c), bedoelde documentatie;

b)

de in punt 3.1, onder d), bedoelde technische documentatie;

c)

de informatie over de in punt 3.4.1 bedoelde wijzigingen;

d)

de in punt 3.4.2, tweede alinea, en in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

6.   Elke aangemelde instantie brengt de autoriteit die haar heeft aangemeld op de hoogte van de verleende en ingetrokken goedkeuringen van kwaliteitssystemen en verstrekt deze autoriteit op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen.

Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, geschorste of ingetrokken goedkeuringen van kwaliteitssystemen alsmede, op verzoek, van de door haar verleende goedkeuringen.

De aangemelde instantie verstrekt de Commissie en de lidstaten op verzoek een kopie van de verleende goedkeuringen van kwaliteitssystemen.

7.   CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

7.1.

De installateur brengt de CE-markering aan in de kooi van elke lift die voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van deze richtlijn en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie naast de CE-markering in de kooi van elke lift.

7.2.

De installateur stelt voor elke lift een EU-conformiteitsverklaring op en houdt tot tien jaar na het in de handel brengen van de lift een kopie van de EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de nationale autoriteiten. Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt.

8.   Gemachtigde

De in de punten 3.1, 3.4.1, 5 en 7 vervatte verplichtingen van de installateur kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat deze in het mandaat gespecificeerd zijn.


BIJLAGE XI

CONFORMITEIT OP BASIS VAN VOLLEDIGE KWALITEITSBORGING PLUS ONTWERPONDERZOEK VOOR LIFTEN

(Module H1)

1.   Met „conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging plus ontwerponderzoek voor liften” wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij een aangemelde instantie het kwaliteitssysteem van een installateur en, waar nodig, het ontwerp van de liften beoordeelt om na te gaan of de liften voldoen aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I.

2.   Verplichtingen van de installateur

De installateur past op het ontwerp, de fabricage, de montage, de installatie, de eindcontrole en de beproeving van de liften een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 3 toe, waarop overeenkomstig punt 4 toezicht wordt uitgeoefend. In overeenstemming met punt 3.3 dient te zijn nagekeken of het technische ontwerp van de liften adequaat is.

3.   Kwaliteitssysteem

3.1.   De installateur dient bij één enkele aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag tot beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

De aanvraag omvat:

a)

naam en adres van de installateur en, indien de aanvraag wordt ingediend door de gemachtigde, ook diens naam en adres;

b)

alle relevante informatie over de te installeren liften en met name die welke het mogelijk maakt het verband tussen het ontwerp en de werking van de lift te begrijpen;

c)

de documentatie over het kwaliteitssysteem;

d)

de bijlage IV, deel B, punt 3, omschreven technische documentatie;

e)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend.

3.2.   Middels het kwaliteitssysteem wordt ervoor gezorgd dat de liften voldoen aan de in bijlage I bedoelde toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen. Alle door de installateur vastgestelde gegevens, eisen en bepalingen worden systematisch en geordend bijeen gebracht in een document met schriftelijk vastgelegde beleidsmaatregelen, procedures en instructies. Aan de hand van deze documentatie van het kwaliteitssysteem kunnen de kwaliteitsprogramma’s, plannen, handboeken en dossiers eenduidig worden geïnterpreteerd.

Zij bevat met name een behoorlijke beschrijving van:

a)

de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot het ontwerp en de productkwaliteit van de liften;

b)

de specificaties van het technisch ontwerp, met inbegrip van normen die worden toegepast en, indien de relevante geharmoniseerde normen niet volledig worden toegepast, de middelen, inclusief andere relevante technische specificaties, waarmee wordt gewaarborgd dat aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen als vervat in bijlage I wordt voldaan;

c)

de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de procedés en de systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij het ontwerpen van de liften;

d)

de onderzoeken en tests die bij ontvangst van materialen, componenten en gemonteerde delen zullen worden verricht;

e)

de daarbij gebruikte montage-, installatie-, kwaliteitscontrole- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procedés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen;

f)

de onderzoeken en tests die vóór (controle van de wijze van installatie: liftschacht, plaats van de machine enz.), tijdens en na de installatie worden verricht (deze tests omvatten ten minste de in bijlage V, punt 3.3, voorgeschreven tests);

g)

de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel;

h)

de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en productkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem.

3.3.   Ontwerponderzoek

3.3.1.

Wanneer het ontwerp niet helemaal strookt met de geharmoniseerde normen, onderzoekt de aangemelde instantie of het ontwerp voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I en verstrekt zij de installateur, indien dit het geval is, een certificaat van EU-ontwerponderzoek waarin de grenzen van de geldigheid van dat certificaat en de noodzakelijke gegevens voor identificatie van het goedgekeurde ontwerp zijn opgenomen.

3.3.2.

Wanneer het ontwerp niet aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen als vervat in bijlage I voldoet, weigert de aangemelde instantie een certificaat van EU-ontwerponderzoek te verstrekken en brengt zij de installateur hiervan op de hoogte met vermelding van de precieze redenen voor de weigering.

De aangemelde instantie volgt de ontwikkeling van de algemeen erkende stand van de techniek; indien het goedgekeurde ontwerp vanwege deze ontwikkeling mogelijk niet meer aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I voldoet, beoordeelt zij of nader onderzoek nodig is. Als dit het geval is, stelt de aangemelde instantie de installateur daarvan in kennis.

3.3.3.

De installateur houdt de aangemelde instantie die het certificaat van EU-ontwerponderzoek heeft verstrekt op de hoogte van alle wijzigingen van het goedgekeurde ontwerp die van invloed kunnen zijn op de conformiteit met de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I of de voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat. Dergelijke wijzigingen vereisen een aanvullende goedkeuring — van de aangemelde instantie die het certificaat van EU-ontwerponderzoek heeft verstrekt — in de vorm van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EU-ontwerponderzoek.

3.3.4.

Elke aangemelde instantie brengt de autoriteit die haar heeft aangemeld op de hoogte van de door haar verstrekte of ingetrokken certificaten van EU-ontwerponderzoek en aanvullingen daarop en verstrekt deze autoriteit op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte certificaten van EU-ontwerponderzoek en aanvullingen daarop.

Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, ingetrokken, geschorste of anderszins beperkte certificaten van EU-ontwerponderzoek en aanvullingen daarop alsmede, op verzoek, van de door haar verstrekte certificaten en aanvullingen daarop.

De Commissie, de lidstaten en de andere aangemelde instanties kunnen op verzoek een kopie van de certificaten van EU-ontwerponderzoek en aanvullingen daarop ontvangen. De Commissie en de lidstaten kunnen op verzoek een kopie van de technische documentatie en de resultaten van het door de aangemelde instantie verrichte onderzoek ontvangen.

3.3.5.

De installateur houdt gedurende tien jaar na het in de handel brengen van de lift een kopie van het certificaat van EU-ontwerponderzoek, de bijlagen en aanvullingen, samen met de technische documentatie, ter beschikking van de nationale autoriteiten.

3.4.   Controle van het kwaliteitssysteem

De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan voor elementen van de kwaliteitssystemen die voldoen aan de desbetreffende specificaties van de relevante geharmoniseerde norm.

Ten minste één lid van het auditteam heeft ervaring met beoordelingen van de technologie op het gebied van liften en is op de hoogte van de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I. De audit omvat een beoordelingsbezoek aan de installaties van de installateur en een bezoek aan een plaats waar een lift wordt geïnstalleerd.

Het auditteam evalueert de in punt 3.1, onder d), bedoelde technische documentatie om te controleren of de installateur zich bewust is van de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I en het vereiste onderzoek kan verrichten om te waarborgen dat de lift aan deze eisen voldoet.

De installateur of, indien van toepassing, zijn gemachtigde worden van de beslissing in kennis gesteld. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de beoordeling opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.

3.5.   De installateur verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De installateur brengt de aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte van elke voorgenomen wijziging van het systeem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem zal blijven voldoen aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de installateur of, indien van toepassing, zijn gemachtigde van haar beslissing in kennis. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de beoordeling opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.

De aangemelde instantie brengt naast de CE-markering overeenkomstig de artikelen 18 en 19 haar identificatienummer aan of laat dit aanbrengen.

4.   Toezicht onder de verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

4.1.

Het toezicht heeft tot doel te controleren of de installateur naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

4.2.

De installateur verleent de aangemelde instantie voor beoordelingsdoeleinden toegang tot de ontwerp-, fabricage-, montage-, installatie- controle-, test- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:

a)

de documentatie over het kwaliteitssysteem;

b)

de kwaliteitsdossiers als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op het ontwerp, zoals resultaten van analyses, berekeningen, tests;

c)

de kwaliteitsdossiers als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op de inontvangstneming van leveringen en op de installatie, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel.

4.3.

De aangemelde instantie verricht periodieke audits om te controleren of de installateur het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de installateur een auditverslag.

4.4.

De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de installateur of aan de plaats waar een lift wordt geïnstalleerd. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig tests verrichten of laten verrichten om te controleren of het kwaliteitssysteem goed functioneert. Zij verstrekt de installateur een verslag van het bezoek en, indien tests zijn verricht, een testverslag.

5.   De installateur houdt gedurende een periode van tien jaar nadat de lift in de handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

a)

de in punt 3.1, onder c), bedoelde documentatie;

b)

de in punt 3.1, onder d), bedoelde technische documentatie;

c)

de informatie over de in punt 3.5, tweede alinea, bedoelde wijzigingen;

d)

de in punt 3.5, vierde alinea, en in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

6.   Elke aangemelde instantie brengt de autoriteit die haar heeft aangemeld op de hoogte van de verleende en ingetrokken goedkeuringen van volledigekwaliteitssystemen en verstrekt deze autoriteit op gezette tijden of op verzoek een lijst van verleende, geweigerde, geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen.

Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, geschorste of ingetrokken goedkeuringen van kwaliteitssystemen alsmede, op verzoek, van de door haar verleende goedkeuringen van kwaliteitssystemen.

De aangemelde instantie bewaart tot 15 jaar na de datum van afgifte van de goedkeuringsbeslissing een kopie van de beslissing, de bijlagen en aanvullingen, alsook de technische documentatie.

De aangemelde instantie verstrekt de Commissie en de lidstaten op verzoek een kopie van de verleende goedkeuringen van kwaliteitssystemen.

7.   CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

7.1.

De installateur brengt de CE-markering aan in de kooi van elke lift die voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van deze richtlijn en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie naast de CE-markering in de kooi van elke lift.

7.2.

De installateur stelt voor elke lift een EU-conformiteitsverklaring op en houdt tot tien jaar na het in de handel brengen van de lift een kopie van de EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de nationale autoriteiten. Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt.

8.   Gemachtigde

De in de punten 3.1, 3.3.3, 3.3.5, 5 en 7 vervatte verplichtingen van de installateur kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat deze in het mandaat gespecificeerd zijn.


BIJLAGE XII

CONFORMITEIT MET HET TYPE OP BASIS VAN PRODUCTIEKWALITEITSBORGING VOOR LIFTEN

(Module D)

1.   Met „conformiteit met het type op basis van productiekwaliteitsborging voor liften” wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin een aangemelde instantie het productiekwaliteitssysteem van een installateur beoordeelt om na te gaan of de geïnstalleerde liften in overeenstemming zijn met het in het certificaat van EU-typeonderzoek beschreven goedgekeurde type of met een lift die ontworpen en vervaardigd is op basis van een kwaliteitssysteem dat is goedgekeurd overeenkomstig bijlage XI, en of zij voldoen aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I.

2.   Verplichtingen van de installateur

De installateur past op de fabricage, de montage, de installatie, de eindcontrole en de beproeving van de liften een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 3 toe, en staat onder toezicht als bedoeld in punt 4.

3.   Kwaliteitssysteem

3.1.

De installateur dient bij één enkele aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag tot beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

De aanvraag omvat:

a)

naam en adres van de installateur en, indien de aanvraag wordt ingediend door de gemachtigde, ook diens naam en adres;

b)

alle relevante informatie over de te installeren liften;

c)

de documentatie over het kwaliteitssysteem;

d)

de technische documentatie van de te installeren liften;

e)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend.

3.2.

Het kwaliteitssysteem waarborgt dat de liften in overeenstemming zijn met de toepasselijke essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I.

Alle door de installateur vastgestelde gegevens, eisen en bepalingen worden systematisch en geordend bijeen gebracht in een document met schriftelijk vastgelegde beleidsmaatregelen, procedures en instructies. Aan de hand van de documentatie van het kwaliteitssysteem kunnen de kwaliteitsprogramma’s, plannen, handboeken en dossiers eenduidig worden geïnterpreteerd.

Zij bevat met name een behoorlijke beschrijving van:

a)

de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit van de liften;

b)

de fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procedés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen;

c)

de onderzoeken en tests die voor, tijdens of na de fabricage worden verricht;

d)

de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel;

e)

de middelen om toezicht uit te oefenen op het bereiken van de vereiste productkwaliteit van de liften en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem.

3.3.

De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of het voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan voor elementen van het kwaliteitssysteem die voldoen aan de desbetreffende specificaties van de relevante geharmoniseerde norm.

Ten minste één lid van het auditteam heeft ervaring met beoordelingen van de technologie op het gebied van liften en is op de hoogte van de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I.

De audit omvat een beoordelingsbezoek aan de installateur en een bezoek aan een plaats waar een lift wordt geïnstalleerd.

De installateur wordt van de beslissing in kennis gesteld. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de audit opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.

3.4.

De installateur verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

3.4.1.

De installateur brengt de aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte van elke voorgenomen wijziging van het systeem.

3.4.2.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem zal blijven voldoen aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de installateur en, indien van toepassing, zijn gemachtigde van haar beslissing in kennis. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de beoordeling opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.

De aangemelde instantie brengt in overeenstemming met de artikelen 18 en 19 haar identificatienummer aan naast de CE-markering, of ziet erop toe dat dit gebeurt.

4.   Toezicht onder de verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

4.1.

Het toezicht heeft tot doel te controleren of de installateur naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

4.2.

De installateur laat de aangemelde instantie voor beoordelingsdoeleinden toe tot de fabricage-, montage-, installatie-, controle-, test- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:

a)

de documentatie over het kwaliteitssysteem;

b)

de technische documentatie;

c)

de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel.

4.3.

De aangemelde instantie verricht periodieke audits om te controleren of de installateur het productiekwaliteitssysteem onderhoudt en toepast, en verstrekt de installateur een auditverslag.

4.4.

De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken aan de installateur brengen. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig tests verrichten of laten verrichten om te controleren of het kwaliteitssysteem goed functioneert. Zij verstrekt de installateur een verslag van het bezoek en, indien tests zijn verricht, een testverslag.

5.   De installateur houdt gedurende een periode van tien jaar nadat de lift in de handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

a)

de in punt 3.1, onder c), bedoelde documentatie;

b)

de in punt 3.1, onder d), bedoelde technische documentatie;

c)

de informatie over de in punt 3.4.1 bedoelde wijzigingen;

d)

de in punt 3.4.2, tweede alinea, en in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

6.   Elke aangemelde instantie brengt de autoriteit die haar heeft aangemeld op de hoogte van de verleende en ingetrokken goedkeuringen van kwaliteitssystemen en verstrekt deze autoriteit op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen.

Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, geschorste of ingetrokken goedkeuringen van kwaliteitssystemen alsmede, op verzoek, van de door haar verleende goedkeuringen.

De aangemelde instantie verstrekt de Commissie en de lidstaten op verzoek een kopie van de verleende goedkeuringen van kwaliteitssystemen.

7.   CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

7.1.

De installateur brengt de CE-markering aan in de kooi van elke lift die voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van deze richtlijn en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie naast de CE-markering in de kooi van elke lift.

7.2.

De installateur stelt voor elke lift een EU-conformiteitsverklaring op en houdt tot tien jaar na het in de handel brengen van de lift een kopie van de EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de nationale autoriteiten. Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt.

8.   Gemachtigde

De in de punten 3.1, 3.4.1, 5 en 7 vervatte verplichtingen van de installateur kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat deze in het mandaat gespecificeerd zijn.


BIJLAGE XIII

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen

(bedoeld in artikel 47)

Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 213 van 7.9.1995, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1)

Uitsluitend bijlage I, punt 10

Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24)

Uitsluitend artikel 24

Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12)

Uitsluitend artikel 26, lid 1, punt i)

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassingsdata

(bedoeld in artikel 45)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

95/16/EG

1 januari 1997

1 juli 1997

2006/42/EG, artikel 24

29 juni 2008

29 december 2009


BIJLAGE XIV

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 95/16/EG

Deze richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1, eerste alinea

Artikel 1, lid 1, tweede alinea

Artikel 1, lid 2, eerste alinea

Artikel 2, lid 1

Artikel 1, lid 2, tweede alinea

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 2, derde alinea

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 4, eerste streepje van eerste alinea

Artikel 2, lid 6

Artikel 1, lid 4, tweede streepje van eerste alinea

Artikel 2, lid 5

Artikel 1, lid 4, vierde streepje van eerste alinea

Artikel 2, lid 7

Artikel 1, lid 4, vijfde streepje van eerste alinea

Artikel 2, lid 3

Artikel 1, lid 4, tweede alinea

Artikel 16, lid 3

Artikel 1, lid 4, derde alinea

Artikel 16, lid 4

Artikel 1, lid 5

Artikel 1, lid 3

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1, eerste streepje

Artikel 4, lid 1

Artikel 2, lid 1, tweede streepje

Artikel 4, lid 2

Artikel 2, lid 2

Artikel 6, lid 1

Artikel 2, lid 3

Artikel 6, lid 2

Artikel 2, lid 4

Artikel 3, lid 3

Artikel 2, lid 5

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 5, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 5, lid 2

Artikel 4, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikelen 7 tot en met 14

Artikel 5, lid 1

Artikel 14

Artikel 6, leden 1 en 2

Artikel 6, leden 3 en 4

Artikel 42

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

Artikel 38, lid 1

Artikel 7, lid 1, tweede alinea

Artikel 38, lid 5

Artikel 7, lid 2, eerste alinea

Artikel 39, lid 3

Artikel 7, lid 3

 

Artikel 7, lid 4

Artikel 40, lid 4

Artikel 8, lid 1, onder a)

Artikel 15

Artikel 8, lid 1, onder b) en c)

Artikel 8, lid 2

Artikel 16

Artikel 8, lid 3, eerste en derde streepje

Artikel 17, lid 2 en Artikel 19, lid 3

Artikel 8, lid 3, tweede streepje

Artikel 7, lid 3

Artikel 8, lid 4

Artikel 8, lid 5

Artikel 12

Artikel 9, lid 1

Artikel 20

Artikel 9, lid 2

 

Artikel 9, lid 3

Artikel 30, id 1

 

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 19, lid 1

Artikel 10, lid 3

Article 10, lid 4, onder a)

Artikel 41, lid 1, onder a)

Article 10, lid 4, onder b)

Artikel 11

Artikel 43

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15, leden 1 en 2

Artikel 15, lid 3

Artikel 45, lid 2

Artikel 16

Artikel 46

Artikel 17

Artikel 49

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II, Deel A

Bijlage II, Deel A

Bijlage II, Deel B

Bijlage II, Deel B

Bijlage III

Artikel 18

Bijlage IV

Bijlage III

Bijlage V, Deel A

Bijlage IV, Deel A

Bijlage V, Deel B

Bijlage IV, Deel B

Bijlage VI

Bijlage V

Bijlage VII

Bijlage VIII

Bijlage VI

Bijlage IX

Bijlage VII

Bijlage X

Bijlage VIII

Bijlage XI

Bijlage IX

Bijlage XII

Bijlage X

Bijlage XIII

Bijlage XI

Bijlage XIV

Bijlage XII

Bijlage XIII

Bijlage XIV


VERKLARING VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Het Europees Parlement is van mening dat slechts wanneer en in zoverre uitvoeringshandelingen in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 in vergaderingen van comités worden besproken, deze comités kunnen worden opgevat als „comitéprocedure-comités” als bedoeld in bijlage I bij het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie. Vergaderingen van comités vallen binnen het toepassingsgebied van punt 15 van het kaderakkoord wanneer en in zoverre andere aangelegenheden besproken worden.