20.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/884


VERORDENING (EU, EURATOM) Nr. 1311/2013 VAN DE RAAD

van 2 december 2013

tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 312,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106A,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De jaarlijkse maxima voor de vastleggingskredieten per uitgavencategorie en de jaarlijkse maxima voor betalingskredieten die bij deze verordening zijn vastgesteld, moeten de maxima voor de vastleggingskredieten en de eigen middelen van Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad (1) in acht nemen.

(2)

Omdat er een voldoende mate van voorspelbaarheid nodig is met het oog op de voorbereiding en uitvoering van de investeringen voor de middellange termijn, dient de looptijd van het meerjarig financieel kader (MFK) te worden vastgesteld op zeven jaar met ingang van 1 januari 2014. Uiterlijk in 2016 wordt een en ander geëvalueerd, na de verkiezingen voor het Europees Parlement. De instellingen, zo ook het in 2014 verkozen Europees Parlement, kunnen dan de prioriteiten opnieuw beoordelen. De resultaten van deze evaluatie dienen in iedere herziening van deze verordening voor de resterende jaren van het MFK in aanmerking te worden genomen. Deze regeling wordt hierna "de evaluatie/herziening" genoemd.

(3)

In de context van de evaluatie/herziening halverwege van het MFK komen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeen gezamenlijk te onderzoeken wat de meest geschikte looptijd is voor het volgende MFK, en wel alvorens de Commissie voorstellen indient, om zo een goed evenwicht te vinden tussen de duur van de respectieve ambtstermijnen van de leden van het Europees Parlement en de Commissie - en de behoefte aan stabiele programmeringscycli en aan voorspelbaarheid van investeringen.

(4)

Er dient specifiek de grootst mogelijke flexibiliteit te worden betracht om de Unie in staat te stellen overeenkomstig artikel 323 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aan haar verplichtingen te voldoen.

(5)

De volgende speciale instrumenten zijn noodzakelijk om de Unie in staat te stellen op specifieke onvoorziene omstandigheden te reageren, of om de financiering van duidelijk omschreven uitgaven mogelijk te maken die niet zouden kunnen worden gefinancierd binnen de grenzen van de beschikbare maxima voor één of meer uitgavenrubrieken als in het MFK vastgesteld, en aldus de begrotingsprocedure vlot te doen verlopen: de reserve voor noodhulp, het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, het flexibiliteitsinstrument, het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, de marge voor onvoorziene uitgaven, de specifieke flexibiliteit voor het bestrijden van de werkloosheid onder jongeren en voor onderzoeksbevordering, en de overkoepelende marge voor toezeggingen voor groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren. Er moeten daarom specifieke bepalingen worden vastgesteld om vastleggingskredieten in de begroting op te nemen welke de in het MFK vastgestelde maxima overschrijden wanneer het noodzakelijk is speciale instrumenten in te zetten.

(6)

Indien gebruik moet worden gemaakt van de garanties die zijn verleend binnen de algemene begroting van de Unie voor de leningen die zijn verstrekt in het kader van de betalingsbalansfaciliteit of het Europees financieel stabilisatiemechanisme als bedoeld in Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad (2) respectievelijk in Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad (3), dient het noodzakelijke bedrag ter beschikking te worden gesteld boven de maxima van de vastleggings- en betalingskredieten van het MFK met inachtneming van het maximum van de eigen middelen.

(7)

Het MFK dient te worden vastgesteld in prijzen van 2011. De regels inzake de technische aanpassing van het MFK voor het herberekenen van de maxima en de beschikbare marges dienen eveneens te worden vastgesteld.

(8)

In het MFK dient geen rekening te worden gehouden met de begrotingsonderdelen die worden gefinancierd met bestemmingsontvangsten in de zin van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4) ("het financieel reglement").

(9)

Deze verordening moet wellicht worden herzien in geval van onvoorziene omstandigheden die niet kunnen worden verholpen binnen de maxima die zijn vastgesteld als onderdeel van het MFK. Het is daarom noodzakelijk in dergelijke gevallen een herziening van het MFK mogelijk te maken.

(10)

Er moeten regels worden opgesteld voor andere situaties die een aanpassing of herziening van het MFK kunnen vereisen. Deze aanpassingen of herzieningen kunnen betrekking hebben op de uitvoering van de begroting, maatregelen die de doeltreffendheid van middelen koppelen aan gezond economisch bestuur een herziening van de Verdragen, uitbreiding van de Unie, de hereniging van Cyprus of vertraging bij de goedkeuring van nieuwe regels op bepaalde beleidsterreinen.

(11)

De aan de lidstaten toe te wijzen bedragen voor het cohesiebeleid worden vastgesteld op grond van de statistische gegevens en prognoses die gebruikt zijn voor de van juli 2012 daterende door de Commissie geactualiseerde versie van haar voorstel voor deze verordening. Gezien de onzekerheden rond de prognoses en de gevolgen voor de lidstaten waarvoor een aftopping geldt, en om rekening te houden met de bijzonder moeilijke situatie van lidstaten die onder de crisis te lijden hebben, zal de Commissie in 2016 de totale toewijzingen die voor de doelstelling "investeren in groei en werkgelegenheid" in het kader van het cohesiebeleid 2017-2020 aan alle lidstaten zijn gedaan, opnieuw bezien.

(12)

In de begrotingsprocedure dienen algemene regels voor interinstitutionele samenwerking te worden vastgelegd.

(13)

Verder zijn specifieke regels nodig in verband met grootschalige infrastructuurprojecten waarvan de levensduur de periode die voor het MFK is vastgesteld, ruim overschrijdt. Er dienen maximumbedragen te worden vastgesteld voor de bijdragen uit de algemene begroting van de Unie aan deze projecten om er aldus voor te zorgen dat zij geen gevolgen hebben voor andere projecten die uit die begroting worden gefinancierd.

(14)

De Commissie dient vóór 1 januari 2018 een voorstel voor een nieuw MFK in te dienen opdat de instellingen dit voorstel ruim vóór de aanvang van het volgend MFK kunnen aannemen. Deze verordening dient van toepassing te blijven indien het nieuwe MFK niet vóór het einde van de geldigheidsduur van het in onderhavige verordening bepaalde MFK wordt aangenomen.

(15)

Het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's zijn geraadpleegd en hebben advies uitgebracht (5),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Meerjarig financieel kader

Het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 ("het MFK") is in de bijlage opgenomen.

Artikel 2

Tussentijdse evaluatie/herziening van het MFK

Vóór eind 2016 presenteert de Commissie een evaluatie van het MFK, ten volle rekening houdend met de economische situatie en de meest recente macro-economische prognoses van dat moment. Deze verplichte evaluatie gaat, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot herziening van deze verordening overeenkomstig de in het VWEU neergelegde procedures. Onder voorbehoud van artikel 5 van deze verordening zal deze herziening geen verlaging inhouden van eerder aan de lidstaten toegewezen bedragen.

Artikel 3

Inachtneming van de maxima van het MFK

1.   Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie nemen in de loop van elke begrotingsprocedure en tijdens de uitvoering van de begroting van het betrokken begrotingsjaar de jaarlijkse maximumbedragen aan uitgaven van het MFK in acht.

Het submaximum van rubriek 2 als opgenomen in de bijlage wordt bepaald niettegenstaande de flexibiliteit tussen de twee pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Het aangepaste maximum dat van toepassing is op pijler I van het GLB ingevolge de overdrachten tussen het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en de rechtstreekse betalingen wordt vastgesteld in de desbetreffende rechtshandeling en het MFK zal dienovereenkomstig worden aangepast in het kader van de technische aanpassingen krachtens artikel 4, lid 1, van deze verordening.

2.   De speciale instrumenten bedoeld in de artikelen 9 tot en met 15 voorzien het MFK van flexibiliteit en strekken ertoe de begrotingsprocedure vlot te doen verlopen. De vastleggingskredieten kunnen in de begroting worden opgenomen, zo nodig boven de in het MFK vastgestelde maxima van de desbetreffende rubrieken wanneer een beroep moet worden gedaan op de middelen van de reserve voor noodhulp, het solidariteitsfonds van de Europese Unie, het flexibiliteitsinstrument, het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, de marge voor onvoorziene uitgaven, de specifieke flexibiliteit voor het bestrijden van de werkloosheid onder jongeren en voor onderzoeksbevordering, en de overkoepelende marge voor toezeggingen voor groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (6), Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad (7), en het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (8).

3.   Wanneer gebruik moet worden gemaakt van een door de algemene begroting van de Unie gedekte leninggarantie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 of Verordening (EU) nr. 407/2010, dan geschiedt dit door de maxima die in het MFK zijn vastgelegd te overschrijden.

Artikel 4

Inachtneming van het maximum van de eigen middelen

1.   Voor elk van de door het MFK bestreken jaren mag het totaalbedrag van de benodigde kredieten voor betalingen, na jaarlijkse bijstelling en met inachtneming van de aanpassingen en herzieningen, en het bepaalde in artikel 2, leden 2 en 3, niet tot een hoger opvragingspercentage van de eigen middelen leiden dan het overeenkomstig Besluit 2007/436/EG, Euratom vastgestelde maximum.

2.   Indien nodig worden de in het MFK vastgestelde maxima door middel van een herziening verlaagd om ervoor te zorgen dat het overeenkomstig Besluit 2007/436/EG, Euratom vastgestelde maximum van de eigen middelen in acht wordt genomen.

Artikel 5

Overkoepelende marge voor de betalingen

1.   Als onderdeel van de in artikel 6 bedoelde technische aanpassingen wordt het maximum van de betalingskredieten door de Commissie jaarlijks, te beginnen in 2015, voor de jaren 2015-2020 naar boven bijgesteld met een bedrag, gelijk aan het verschil tussen de uitgevoerde betalingen en het maximum van de betalingskredieten voor het jaar n-1 van het MFK.

2.   Voor de jaren 2018-2020 mogen de jaarlijkse aanpassingen ten opzichte van het oorspronkelijke maximum van de betalingskredieten niet hoger liggen dan de volgende maximumbedragen (in prijzen van 2011):

 

2018: 7 miljard EUR.

 

2019: 9 miljard EUR.

 

2020: 10 miljard EUR.

3.   Aanpassingen naar boven toe worden volledig verrekend met een overeenkomstige verlaging van het maximum voor de betalingskredieten voor het jaar n-1.

Artikel 6

Technische aanpassingen

1.   Elk jaar verricht de Commissie, voorafgaand aan de begrotingsprocedure van het begrotingsjaar n+1, de volgende technische aanpassingen van het MFK:

a)

herberekening tegen de prijzen van het jaar n+1, van de maxima en van de totaalbedragen van de kredieten voor vastleggingen en van de kredieten voor betalingen;

b)

berekening van de marge die onder het overeenkomstig Besluit 2007/436/EG, Euratom vastgestelde maximum van de eigen middelen beschikbaar blijft;

c)

berekening van het absolute bedrag van de marge voor onvoorziene uitgaven bedoeld in artikel 13;

d)

berekening van de overkoepelende marge voor de betalingen, bedoeld in artikel 5;

e)

berekening van de overkoepelende marge voor vastleggingskredieten, bedoeld in artikel 14.

2.   De Commissie verricht de in lid 1 bedoelde technische aanpassingen op basis van een vaste deflator van 2 % per jaar.

3.   De Commissie deelt de resultaten van de in lid 1 omschreven technische aanpassingen en de eraan ten grondslag liggende economische prognoses aan het Europees Parlement en de Raad mee.

4.   Onverminderd de artikelen 7 en 8 worden er geen andere technische aanpassingen verricht ten aanzien van het betrokken jaar, noch in de loop van het begrotingsjaar, noch bij wijze van correctie achteraf in latere jaren.

Artikel 7

Aanpassing van de middelen voor het cohesiebeleid

1.   Om rekening te houden met de bijzonder moeilijke situatie van lidstaten die onder de crisis te lijden hebben, beziet de Commissie in 2016, bij haar technische aanpassingen voor begrotingsjaar 2017, de totale toewijzingen die voor de doelstelling "investeren in groei en werkgelegenheid" in het kader van het cohesiebeleid 2017-2020 aan alle lidstaten zijn gedaan, opnieuw door de in de desbetreffende basishandeling bepaalde toewijzingsmethode toe te passen op basis van de meest recente statistische gegevens die op dat tijdstip beschikbaar zijn en van de vergelijking, voor de lidstaten waarvoor een aftopping geldt, tussen het voor de periode 2014-2015 geconstateerde gecumuleerd nationaal bbp en het in 2012 geraamde gecumuleerd nationaal bbp. Zij past deze totale toewijzingen aan telkens wanneer er een gecumuleerde afwijking is van meer dan +/- 5 %.

2.   De vereiste aanpassingen worden in gelijke delen over de jaren 2017-2020 gespreid en de betrokken maxima van het MFK worden dienovereenkomstig gewijzigd. De maxima voor de betalingskredieten worden dienovereenkomstig gewijzigd om een geordende ontwikkeling ten opzichte van de kredieten voor vastleggingen te waarborgen.

3.   Bij het verrichten van de technische aanpassingen voor begrotingsjaar 2017 ingevolge de tussentijdse herziening van de lijst van lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds, overeenkomstig artikel 90, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9), telt de Commissie, wanneer een lidstaat voor het eerst voor die steun in aanmerking komt, het daaruit voortvloeiende bedrag op bij, en brengt zij, wanneer een lidstaat niet langer voor die steun in aanmerking komt, het daaruit voortvloeiende bedrag in mindering op, de voor de jaren 2017 tot en met 2020 aan die lidstaat toegewezen middelen.

4.   De vereiste aanpassingen overeenkomstig lid 3 worden in gelijke delen over de jaren 2017-2020 gespreid en de betrokken maxima van het MFK worden dienovereenkomstig gewijzigd. De maxima voor de betalingskredieten worden eveneens dienovereenkomstig gewijzigd om een geordende ontwikkeling ten opzichte van de kredieten voor vastleggingen te waarborgen.

5.   Het totale netto-effect van de in lid 1 en lid 3 bedoelde aanpassingen, ongeacht of dit positief of negatief is, mag niet meer dan 4 miljard EUR bedragen.

Artikel 8

Aanpassingen in verband met maatregelen die de doeltreffendheid van middelen koppelen aan gezond economisch bestuur

Wanneer een schorsing van vastleggingen betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling of het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die verband houdt met maatregelen die de doeltreffendheid van middelen koppelen aan gezond economisch bestuur, door de Commissie wordt opgeheven, schrijft de Commissie, met inachtneming van het desbetreffende basisbesluit, de geschorste vastleggingskredieten over naar de volgende jaren. Kredieten die zijn geschorst voor jaar n, kunnen na jaar n+3 niet opnieuw op de begroting worden opgevoerd.

HOOFDSTUK 2

Speciale instrumenten

Artikel 9

Reserve voor noodhulp

1.   De reserve voor noodhulp is bestemd om een snelle reactie mogelijk te maken op specifieke hulpbehoeften van derde landen ingevolge gebeurtenissen die bij de opstelling van de begroting niet te voorzien waren; het gaat hierbij in de eerste plaats om humanitaire acties, maar ook om acties op het gebied van civiele crisisbeheersing en burgerbescherming en bijzonder nijpende situaties ingevolge migratiestromen aan de buitengrenzen van de Unie, wanneer de omstandigheden zulks vereisen.

2.   Het jaarlijkse bedrag van de reserve wordt vastgesteld op 280 miljoen EUR (prijzen 2011) en kan worden aangewend tot jaar n+1 overeenkomstig het financieel reglement. De reserve wordt als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Unie. Het deel van het jaarlijkse bedrag uit voorgaande jaren wordt het eerst aangesproken. Het gedeelte van het bedrag van jaar n dat in jaar n+1 niet is gebruikt, vervalt.

Artikel 10

Solidariteitsfonds van de Europese Unie

1.   Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie heeft ten doel financiële bijstand mogelijk te maken wanneer zich een grote ramp voordoet op het grondgebied van een lidstaat of een kandidaat-lidstaat, zulks overeenkomstig het desbetreffende basisbesluit. Voor het fonds is jaarlijks een bedrag van maximaal 500 miljoen EUR (prijzen 2011) beschikbaar. Op 1 oktober van elk jaar is ten minste een vierde van het jaarlijkse bedrag nog beschikbaar om de behoeften te dekken die tot het einde van het begrotingsjaar ontstaan. Het niet in de begroting opgenomen deel van het jaarlijkse bedrag kan tot met jaar n+1 worden gebruikt. Het deel van het jaarlijkse bedrag uit het voorgaande jaar wordt het eerst aangesproken. Het gedeelte van het bedrag van jaar n dat in jaar n+1 niet is gebruikt, vervalt.

2.   In uitzonderlijke gevallen en indien de resterende beschikbare financiële middelen van het Europees solidariteitsfonds in het jaar waarin de ramp zich voordoet in de zin van het betrokken basisbesluit, niet toereikend zijn ter dekking van het door het Europees Parlement en de Raad noodzakelijk geachte bijstandsbedrag, kan de Commissie voorstellen dat het verschil wordt gefinancierd uit de bedragen die voor het volgende jaar beschikbaar zijn.

Artikel 11

Flexibiliteitsinstrument

1.   Het flexibiliteitsinstrument is bestemd om voor een gegeven begrotingsjaar en binnen het maximum van de aangegeven bedragen, de financiering van nauwkeurig bepaalde uitgaven mogelijk te maken die niet binnen de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima zouden kunnen worden gefinancierd. Voor het flexibiliteitsinstrument wordt een jaarlijks maximumbedrag bepaald van 471 miljoen EUR (prijzen 2011).

2.   Het ongebruikte deel van het flexibiliteitsinstrument kan worden aangewend tot en met jaar n+3. Het deel van het jaarlijks bedrag uit voorgaande jaren wordt het eerst aangesproken, te beginnen met het oudste. Het gedeelte van het bedrag van jaar n dat in jaar n+3 niet is gebruikt, vervalt.

Artikel 12

Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering

1.   Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, waarvan de doelstellingen zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad, mag het jaarlijkse maximumbedrag van 150 miljoen EUR (prijzen 2011) niet overschrijden.

2.   De kredieten van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering worden als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Unie.

Artikel 13

Marge voor onvoorziene uitgaven

1.   Er wordt een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie buiten de maxima van het MFK gevormd als laatste redmiddel om op onvoorziene omstandigheden te reageren. Deze mag uitsluitend in samenhang met een gewijzigde of jaarlijkse begroting worden aangesproken.

2.   De marge voor onvoorziene uitgaven wordt per jaar slechts aangesproken voor een maximumbedrag dat wordt vastgesteld in de jaarlijkse technische aanpassing van het MFK, en blijft binnen het plafond van de eigen middelen.

3.   De uit de marge voor onvoorziene uitgaven beschikbaar gestelde middelen worden volledig verrekend met de marges in een of meer rubrieken van het MFK voor het lopende begrotingjaar of voor toekomstige begrotingsjaren.

4.   De aldus verrekende middelen mogen niet verder binnen het MFK worden aangewend. Gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven mag niet leiden tot overschrijding van de totale maxima die in het MFK voor de vastleggings- en betalingskredieten voor het lopende begrotingsjaar en voor toekomstige begrotingsjaren zijn vastgesteld.

Artikel 14

Overkoepelende marge vastleggingskredieten voor groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren

1.   Marges die beschikbaar blijven onder de MFK-maxima voor vastleggingskredieten voor de jaren 2014-2017 vormen een overkoepelende MFK-marge voor vastleggingen, die beschikbaar worden gesteld boven de maxima die in het MFK zijn vastgesteld voor de jaren 2016 tot en met 2020 voor beleidsdoelstellingen met betrekking tot groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren.

2.   De Commissie berekent ieder jaar, als onderdeel van de in artikel 6 bedoelde technische aanpassing, het beschikbare bedrag. De overkoepelende MFK-marge of een deel ervan mogen door het Europees Parlement en de Raad worden gebruikt in het kader van de begrotingsprocedure overeenkomstig artikel 314 VWEU.

Artikel 15

Specifieke flexibiliteit ter bestrijding van jeugdwerkloosheid

In het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure kunnen in 2014 en 2015 alvast bedragen van ten hoogste 2 543 miljoen EUR (in prijzen van 2011) worden uitgetrokken voor welbepaalde beleidsdoelen in samenhang met werkgelegenheid voor jongeren, onderzoek, Erasmus, met name voor praktijkopleidingen, en kleine en middelgrote ondernemingen. Deze bedragen worden volledig verrekend met de kredieten binnen en/of tussen rubrieken zodat de totale jaarlijkse maxima voor de periode 2014-2020 en de totale toewijzing per rubriek of subrubriek in die periode ongewijzigd blijven.

Artikel 16

Bijdrage aan de financiering van grootschalige projecten

1.   Een maximumbedrag van 6 300 miljoen EUR (in prijzen van 2011) wordt voor de Europese satellietnavigatieprogramma's (EGNOS en Galileo) uit de algemene begroting van de Unie ter beschikking gesteld voor de periode 2014-2020.

2.   Een maximumbedrag van 2 707 miljoen EUR (in prijzen van 2011) wordt voor de internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER) uit de algemene begroting van de Unie ter beschikking gesteld voor de periode 2014-2020.

3.   Een maximumbedrag van 3 786 miljoen EUR (in prijzen van 2011) wordt voor Copernicus (het Europees programma voor aardobservatie) uit de algemene begroting van de Unie ter beschikking gesteld voor de periode 2014-2020.

HOOFDSTUK 3

Herziening

Artikel 17

Herziening van het financiële kader

1.   Onverminderd artikel 4, lid 2, de artikelen 18 tot en met 22, en artikel 25, in het geval van onvoorziene omstandigheden, kan het MFK worden herzien met inachtneming van het overeenkomstig Besluit 2007/436/EG, Euratom vastgestelde maximum van de eigen middelen.

2.   Als algemene regel worden de in lid 1 bedoelde voorstellen tot herziening van het MFK vóór het begin van de begrotingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar of het eerste van de betrokken begrotingsjaren ingediend en goedgekeurd.

3.   Bij een voorstel tot herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 worden de mogelijkheden onderzocht voor een herschikking van uitgaven tussen de programma's die onder de rubriek vallen waarop de herziening betrekking heeft, met name op basis van een verwachte onderbesteding van de kredieten. Het doel dient te zijn dat er, binnen het maximum van de betrokken rubriek, een in absolute termen en als percentage van de voorgenomen nieuwe uitgave significant bedrag wordt vrijgemaakt.

4.   Bij elke herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 wordt rekening gehouden met de mogelijkheid om een verhoging van het maximum van een rubriek te compenseren met een verlaging van het maximum van een andere rubriek.

5.   Bij een herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 wordt een passende verhouding tussen vastleggingen en betalingen gehandhaafd.

Artikel 18

Herziening met betrekking tot de uitvoering

Wanneer de Commissie het Europees Parlement en de Raad in kennis stelt van de resultaten van de technische aanpassingen van het MFK, dient zij tevens de voorstellen in tot herziening van het totale bedrag van de kredieten voor betalingen die zij in het licht van de uitvoering van de begroting nodig acht om een goed beheer van de jaarlijkse maxima voor de betalingskredieten en, in het bijzonder, de geordende ontwikkeling ervan ten opzichte van de kredieten voor vastleggingen te waarborgen. Het Europees Parlement en de Raad stellen de besluiten over deze voorstellen vóór 1 mei van het jaar n vast.

Artikel 19

Herziening ingevolge nieuwe regels of programma's voor de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, het Fonds voor asiel en migratie, en het Fonds voor interne veiligheid

1.   Indien na 1 januari 2014 nieuwe regels of programma's voor het gedeeld beheer van de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, het Fonds voor asiel en migratie, en het Fonds voor interne veiligheid worden vastgesteld, wordt het MFK herzien om de toegewezen bedragen die in 2014 niet zijn gebruikt over te dragen naar daaropvolgende jaren, boven de vastgestelde uitgavenmaxima.

2.   De herziening betreffende de overdracht van ongebruikte toewijzingen voor het jaar 2014 wordt vóór 1 mei 2015 goedgekeurd.

Artikel 20

Herziening van het MFK in geval van herziening van de Verdragen

Mocht tussen 2014 en 2020 een herziening van de Verdragen met gevolgen voor de begroting plaatsvinden, dan wordt het MFK dienovereenkomstig herzien.

Artikel 21

Herziening in geval van uitbreiding van de Unie

Indien tussen 2014 en 2020 een of meer nieuwe lidstaten tot de Unie toetreden, wordt het MFK herzien om met de daaruit voortvloeiende uitgaven rekening te houden.

Artikel 22

Herziening van het MFK in geval van hereniging van Cyprus

In geval van hereniging van Cyprus tussen 2014 en 2020, wordt het MFK herzien om rekening te houden met de alomvattende regeling voor de kwestie-Cyprus en de bijkomende financieringsbehoeften die uit de hereniging voortvloeien.

Artikel 23

Interinstitutionele samenwerking in de begrotingsprocedure

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (hierna "de instellingen" genoemd) nemen maatregelen om de jaarlijkse begrotingsprocedure vlot te doen verlopen.

De instellingen werken tijdens de gehele procedure te goeder trouw samen om hun standpunten zo dicht mogelijk tot elkaar te brengen. Hierbij maken zij in alle stadia van de procedure gebruik van passende interinstitutionele contacten om de voortgang van de werkzaamheden te controleren en de mate van overeenstemming te analyseren.

De instellingen zorgen ervoor dat hun respectieve tijdschema's zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd, zodat de besprekingen op samenhangende en convergente wijze kunnen worden gevoerd en leiden tot de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie.

Trialogen kunnen in alle stadia van de procedure en op verschillende niveaus van vertegenwoordiging worden gehouden, afhankelijk van de aard van de verwachte bespreking. Iedere instelling wijst overeenkomstig haar eigen reglement van orde de deelnemers aan elke bijeenkomst aan, stelt haar mandaat voor de onderhandelingen vast, en stelt de overige instellingen tijdig in kennis van de voor de bijeenkomsten getroffen regelingen.

Artikel 24

Eenheid van de begroting

De algemene begroting van de Unie omvat alle uitgaven en inkomsten van de Unie en Euratom, overeenkomstig artikel 7 van het Financieel Reglement, inclusief uitgaven ten gevolge van een besluit ter zake dat de Raad met eenparigheid van stemmen vaststelt, na raadpleging van het Europees Parlement, in het kader van artikel 332 VWEU.

Artikel 25

Overgang naar het volgend MFK

Vóór 1 januari 2018 dient de Commissie een voorstel in voor een nieuw MFK.

Indien vóór 31 december 2020 geen verordening van de Raad tot bepaling van een nieuw MFK is vastgesteld, blijven de maxima voor het laatste door het bestaand MFK bestreken jaar en andere bepalingen van deze verordening van toepassing totdat een nieuwe verordening is vastgesteld. Indien na 2020 nieuwe lidstaten tot de Europese Unie toetreden, wordt het verlengd MFK zo nodig herzien om rekening te houden met de toetreding.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

E. GUSTAS


(1)  Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 163 van 23.6.2007, blz. 17).

(2)  Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1).

(4)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(5)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB C 229 van 31.7.2012, blz. 32); Advies van het Comité van de Regio's - Het nieuwe meerjarige financiële kader na 2013 (PB C 391 van 18.12.2012, blz. 31).

(6)  Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).

(7)  Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1).

(8)  Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 2 december 2013 betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (Zie bladzijde 320 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE I

MEERJARIG FINANCIEEL KADER (EU-28)

(miljoen EUR- prijzen 2011)

VASTLEGGINGSKREDIETEN

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal 2014-2020

1.

Slimme en inclusieve groei

60 283

61 725

62 771

64 238

65 528

67 214

69 004

450 763

1a:

Concurrentievermogen voor groei en banen

15 605

16 321

16 726

17 693

18 490

19 700

21 079

125 614

1b:

Economische, sociale en territoriale samenhang

44 678

45 404

46 045

46 545

47 038

47 514

47 925

325 149

2.

Duurzame groei: Natuurlijke hulpbronnen

55 883

55 060

54 261

53 448

52 466

51 503

50 558

373 179

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

41 585

40 989

40 421

39 837

39 079

38 335

37 605

277 851

3.

Veiligheid en burgerschap

2 053

2 075

2 154

2 232

2 312

2 391

2 469

15 686

4.

Europa als wereldspeler

7 854

8 083

8 281

8 375

8 553

8 764

8 794

58 704

5.

Administratie

8 218

8 385

8 589

8 807

9 007

9 206

9 417

61 629

waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen

6 649

6 791

6 955

7 110

7 278

7 425

7 590

49 798

6.

Compensaties

27

0

0

0

0

0

0

27

TOTAAL VASTLEGGINGSKREDIETEN

134 318

135 328

136 056

137 100

137 866

139 078

140 242

959 988

als % van het BNI

1,03 %

1,02 %

1,00 %

1,00 %

0,99 %

0,98 %

0,98 %

1,00 %

 

TOTAAL BETALINGSKREDIETEN

128 030

131 095

131 046

126 777

129 778

130 893

130 781

908 400

als % van het BNI

0,98 %

0,98 %

0,97 %

0,92 %

0,93 %

0,93 %

0,91 %

0,95 %

Beschikbare marge

0,25 %

0,25 %

0,26 %

0,31 %

0,30 %

0,30 %

0,32 %

0,28 %

Maximumbedrag eigen middelen als % van het BNI

1,23 %

1,23 %

1,23 %

1,23 %

1,23 %

1,23 %

1,23 %

1,23 %