29.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/15


VERORDENING (EU) Nr. 608/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 juni 2013

inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft in zijn resolutie van 25 september 2008 betreffende een algemeen Europees plan ter bestrijding van namaak en piraterij verzocht om een evaluatie van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten (2).

(2)

Het verhandelen van goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, berokkent houders van rechten, gebruikers en producentengroeperingen, en bonafide fabrikanten en handelaren aanzienlijke schade. Ook kunnen door dergelijke verhandeling consumenten worden misleid, en kan in sommige gevallen hun gezondheid en veiligheid in gevaar worden gebracht. Dergelijke goederen moeten zoveel mogelijk van de markt van de Unie worden geweerd, en er zijn maatregelen nodig om aan deze illegale verhandeling een einde te maken zonder de legitieme handel in het gedrang te brengen.

(3)

Uit de evaluatie van Verordening (EG) nr. 1383/2003 is gebleken dat, in het licht van de economische, commerciële en juridische ontwikkelingen, bepaalde verbeteringen aan het rechtskader nodig zijn om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door douaneautoriteiten te versterken en passende rechtzekerheid te garanderen.

(4)

Ter voorkoming van inbreuken op de wetgeving van de Unie inzake intellectuele-eigendomsrechten, moeten de douaneautoriteiten bevoegd zijn om intellectuele-eigendomsrechten te handhaven met betrekking tot goederen die in overeenstemming met de douanewetgeving onderworpen zijn aan douanetoezicht of douanecontrole, en om passende controles op deze goederen uit te voeren. Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de grens, waar de goederen zich onder douanetoezicht of douanecontrole bevinden of hadden moeten bevinden, is een doeltreffende manier om de houders van rechten en de gebruikers en producentengroeperingen snel efficiënte rechtsbescherming te bieden. Wanneer de vrijgave van goederen wordt geschorst of goederen door de douaneautoriteiten aan de grens worden vastgehouden, mag er slechts één wettelijke procedure nodig zijn, terwijl er verschillende afzonderlijke procedures nodig mogen zijn voor dezelfde mate van handhaving ten aanzien van goederen die op de markt worden aangetroffen, omdat deze dan zijn opgesplitst en aan kleinhandelaren zijn geleverd. Er dient een uitzondering te worden gemaakt voor goederen die uit hoofde van hun bijzondere bestemming in het vrije verkeer zijn gebracht, aangezien dergelijke goederen, hoewel ze in het vrije verkeer zijn gebracht, onder douanetoezicht blijven. Ook dient deze verordening niet van toepassing te zijn op goederen die reizigers in hun persoonlijke bagage meevoeren mits deze goederen voor hun eigen persoonlijke gebruik zijn bestemd en er geen aanwijzigen zijn dat er sprake is van handelsverkeer.

(5)

Verordening (EG) nr. 1383/2003 is niet van toepassing op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en bepaalde inbreuken zijn van het toepassingsgebied ervan uitgesloten. Teneinde de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te versterken, dient het optreden van de douane te worden uitgebreid tot andere soorten inbreuken waarop Verordening (EG) nr. 1383/2003 niet van toepassing is. Onderhavige verordening dient derhalve, in aanvulling op de rechten waarop Verordening (EG) nr. 1383/2003 reeds van toepassing is, ook betrekking te hebben op handelsbenamingen voor zover deze zijn beschermd als exclusieve eigendomsrechten krachtens nationaal recht, topografieën van halfgeleiderproducten en gebruiksmodellen en apparaten die in de eerste plaats zijn ontworpen, geproduceerd of aangepast om het ontwijken van technologische maatregelen mogelijk te maken of te vergemakkelijken.

(6)

Inbreuken die het gevolg zijn van zogenaamde illegale parallelhandel en hoeveelheidsoverschrijdingen vallen buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1383/2003. Goederen die het voorwerp zijn van illegale parallelhandel, dat wil zeggen goederen die met toestemming van de houder van het recht zijn vervaardigd maar zonder diens toestemming voor de eerste keer in de Europese Economische Ruimte op de markt worden gebracht, en hoeveelheidsoverschrijdingen, dat wil zeggen goederen die door een persoon welke door de houder van het recht naar behoren is gemachtigd een bepaalde hoeveelheid goederen te vervaardigen, bovenop de hoeveelheid die tussen die persoon en de houder van het recht is overeengekomen, zijn vervaardigd als authentieke goederen en het is dan ook niet dienstig dat de douaneautoriteiten hun inspanningen op deze goederen richten. Illegale parallelhandel en hoeveelheidsoverschrijdingen moeten derhalve ook worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze verordening.

(7)

De lidstaten dienen, in samenwerking met de Commissie, de douaneambtenaren een passende opleiding te geven om de correcte toepassing van deze verordening te verzekeren.

(8)

Deze verordening zal, als zij volledig ten uitvoer wordt gelegd, verder bijdragen aan een interne markt die doeltreffender bescherming voor de houders van rechten waarborgt, creativiteit en innovatie aanwakkert en consumenten voorziet van betrouwbare en kwalitatief hoogwaardige producten, waardoor ook grensoverschrijdende transacties tussen consumenten, bedrijven en handelaren worden versterkt.

(9)

Lidstaten hebben steeds minder middelen beschikbaar op douanegebied. Daarom moet het bevorderen van risicobeheersingstechnologieën en -strategieën die zijn gericht op een optimaal gebruik van de middelen waarover de douaneautoriteiten beschikken, worden gesteund.

(10)

Deze verordening bevat uitsluitend procedurele voorschriften voor de douaneautoriteiten. Dienovereenkomstig bevat deze verordening geen criteria voor de vaststelling van het bestaan van een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht.

(11)

Overeenkomstig de door de WTO-ministerconferentie op 14 november 2001 in Doha aangenomen verklaring over de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Trips-overeenkomst) en de volksgezondheid kan en moet de Trips-overeenkomst worden uitgelegd en uitgevoerd op een wijze die het recht van de WTO-leden om de volksgezondheid te beschermen en met name de toegang tot geneesmiddelen voor iedereen te bevorderen, ten goede komt. In overeenstemming met de internationale verbintenissen van de Unie en haar beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, dienen de douaneautoriteiten bijgevolg ten aanzien van geneesmiddelen waarbij het vervoer over het douanegebied van de Unie, met of zonder overlading, opslag in een entrepot, splitsing van lading dan wel verandering van vervoerwijze of vervoermiddel, slechts een onderdeel vormt van de gehele reis die begint en eindigt buiten het grondgebied van de Unie, wanneer zij het risico van een inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten beoordelen, rekening te houden of het in hoge mate waarschijnlijk is dat dergelijke geneesmiddelen naar de Uniemarkt worden afgeleid.

(12)

Deze verordening laat de bepalingen inzake de bevoegdheid van rechtbanken onverlet, met name die van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (3).

(13)

Personen, gebruikers of producentengroeperingen, die in de mogelijkheid verkeren in hun eigen naam een rechtsprocedure inzake een mogelijke schending van een intellectuele-eigendomsrecht in te leiden, dient gerechtigd te zijn een verzoek in te dienen.

(14)

Teneinde te garanderen dat intellectuele-eigendomsrechten in de hele Unie worden gehandhaafd, is het passend personen en entiteiten die handhaving van rechten in de gehele Unie willen afdwingen, toe te staan een verzoek tot de de douaneautoriteiten van een enkele lidstaat te richten. Deze verzoekers moeten de mogelijkheid hebben om deze autoriteiten te verzoeken een besluit te nemen dat er moet worden opgetreden teneinde het intellectuele-eigendomsrecht zowel in hun eigen lidstaat als in enige andere lidstaat af te dwingen.

(15)

Ten behoeve van de snelle handhaving van intellectuele-eigendomsrechten dient te worden bepaald dat, indien de douaneautoriteiten op grond van redelijke aanwijzingen vermoeden dat goederen onder hun toezicht inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, zij de vrijgave van deze goederen kunnen schorsen of de goederen kunnen vasthouden, op eigen initiatief dan wel op verzoek, teneinde de persoon of entiteit die gerechtigd is tot het indienen van een verzoek, in staat te stellen een procedure in te leiden om te laten vaststellen of er sprake is van een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht.

(16)

Verordening (EG) nr. 1383/2003 heeft de lidstaten in staat gesteld om te voorzien in een procedure die het mogelijk maakt dat bepaalde goederen worden vernietigd, zonder enige verplichting tot het inleiden van een procedure ter vaststelling of er inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt. Zoals erkend in de resolutie van het Europees Parlement van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel (4), is deze procedure zeer succesvol gebleken in de lidstaten waar zij beschikbaar is. Daarom dient de procedure verplicht te worden gesteld voor alle inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten, en te worden toegepast in die gevallen waarin de aangever of de houder van de goederen akkoord gaat met de vernietiging ervan. Tevens moet in de procedure worden bepaald dat de douaneautoriteiten er mogen van uitgaan dat de aangever of de houder van de goederen akkoord gaat met de vernietiging van de goederen indien hij niet binnen de voorgeschreven termijn uitdrukkelijk bezwaar tegen de vernietiging heeft gemaakt.

(17)

Teneinde de administratieve kosten en lasten tot een minimum te beperken, dient er voor kleine zendingen van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen een specifieke procedure te worden ingesteld, waarbij die goederen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de aanvrager in elke zaak kunnen worden vernietigd. Om die procedure te kunnen toepassen, moet de aanvrager in zijn verzoek daartoe evenwel een algemeen verzoek doen. Voorts moeten de douaneautoriteiten de mogelijkheid hebben om van de aanvrager te verlangen dat hij de uit de toepassing van die procedure voortvloeiende kosten draagt.

(18)

Ter wille van meer rechtszekerheid moet worden voorzien in een wijziging van de termijnen voor het schorsen van de vrijgave van of het vasthouden van goederen die vermoedelijk een inbreuk op het intellectuele-eigendomsrecht vormen en van de voorwaarden waaronder de douaneautoriteiten informatie over vastgehouden goederen verstrekken aan de betrokken personen en entiteiten, als bepaald in Verordening (EG) nr. 1383/2003.

(19)

Rekening houdend met het voorlopige en preventieve karakter van de door de douaneautoriteiten bij de toepassing van deze verordening genomen maatregelen en de tegenstrijdige belangen van de partijen die door de maatregelen worden getroffen, dienen bepaalde aspecten van de procedure te worden aangepast ten behoeve van een vlotte toepassing van deze verordening, met inachtneming van de rechten van de betrokken partijen. Wat de verschillende kennisgevingen betreft waarin deze verordening voorziet, dienen de douaneautoriteiten derhalve op basis van de documenten inzake de douanebehandeling dan wel de situatie waarin de goederen zich bevinden, de betrokkene in kennis te stellen. Aangezien de procedure voor vernietiging van de goederen inhoudt dat de aangever of de houder van de goederen en de houder van het besluit hun mogelijke bezwaren tegen vernietiging parallel moeten meedelen, moet er bovendien voor worden gezorgd dat de houder van het besluit de mogelijkheid krijgt te reageren op een mogelijk bezwaar van de aangever of de houder van de goederen tegen vernietiging. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de aangever of de houder van de goederen vóór, of op dezelfde dag als, de houder van het besluit in kennis wordt gesteld van de schorsing van de vrijgave van de goederen, of de vasthouding ervan.

(20)

De douaneautoriteiten en de Commissie worden aangemoedigd om binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden samen te werken met het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten.

(21)

Om de internationale handel in goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten uit te roeien, bepaalt de Trips-overeenkomst dat de WTO-leden de uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten over die handel moeten bevorderen. Voor de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten moet het dan ook mogelijk zijn om informatie over vermeende inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten uit te wisselen met de relevante autoriteiten van derde landen, ook waar het gaat om goederen die via het grondgebied van de Unie worden doorgevoerd en afkomstig zijn van of bestemd zijn voor deze derde landen.

(22)

Ter wille van de efficiëntie dienen de bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (5), van toepassing te zijn.

(23)

De aansprakelijkheid van de douaneautoriteiten moet worden geregeld bij de wetgeving van de lidstaten, maar de toewijzing van een verzoek door de douaneautoriteiten mag de houder van het besluit geen recht op compensatie geven ingeval goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, niet door de douaneautoriteiten worden ontdekt en worden vrijgegeven, of ingeval er geen maatregelen worden genomen om deze goederen vast te houden.

(24)

Aangezien de douaneautoriteiten op verzoek optreden, is het passend erin te voorzien dat de houder van het besluit alle door die autoriteiten gemaakte kosten bij het optreden ter handhaving van zijn intellectuele-eigendomsrechten vergoedt. Dit dient voor de houder van het besluit evenwel geen beletsel te vormen om compensatie te vorderen van de inbreukmaker of van andere personen die aansprakelijk kunnen worden gehouden krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de goederen werden aangetroffen. Dergelijke personen kunnen in voorkomend geval ook tussenpersonen betreffen. Kosten en schade opgelopen door andere personen dan de douaneautoriteiten als gevolg van een douaneoptreden waarbij de vrijgave van goederen wordt geschorst of goederen worden vastgehouden op grond van een eis van een derde partij in verband met intellectuele eigendom, dienen te worden geregeld door de specifieke wetgeving van toepassing in elk afzonderlijk geval.

(25)

Met deze verordening wordt voor douaneautoriteiten de mogelijkheid ingevoerd om toe te staan dat te vernietigen goederen onder douanetoezicht tussen verschillende plaatsen binnen het douanegebied van de Unie worden verplaatst. De douaneautoriteiten kunnen bovendien besluiten dergelijke goederen in het vrije verkeer te brengen met het oog op verdere recycling of verwijdering uit de handel, onder meer voor bewustmakings-, opleidings- en onderwijsdoeleinden.

(26)

Bij de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane worden gegevens over besluiten inzake verzoeken uitgewisseld. Die verwerking van gegevens omvat ook persoonsgegevens, en moet geschieden overeenkomstig het Unierecht als vastgelegd in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6) en in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7).

(27)

De uitwisseling van informatie met betrekking tot besluiten inzake verzoeken en inzake het optreden van de douaneautoriteiten moet gebeuren via een centrale elektronische databank. De instelling die die gegevensbank zal controleren en beheren en de instellingen die belast zijn met het waarborgen van de veiligheid van de verwerking van de gegevens die in de gegevensbank zijn opgenomen, moeten worden gedefinieerd. De invoering van iedere vorm van interoperabiliteit of uitwisseling moet in de allereerste plaats aan het doelbindingsbeginsel voldoen, dat inhoudt dat gegevens moeten worden gebruikt voor het doel waarvoor de gegevensbank is opgezet, en geen enkele verdere uitwisseling of onderlinge koppeling die dat doel niet dient mag worden toegestaan.

(28)

Om ervoor te zorgen dat de definitie van kleine zendingen kan worden aangepast indien deze onpraktisch blijkt te zijn, gelet op het feit dat de goede werking van de procedure moet worden verzekerd, of indien dat nodig is om te voorkomen dat de procedure wat de samenstelling van de zendingen betreft, wordt omzeild, moet de bevoegdheid om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden overgedragen aan de Commissie voor wat betreft de wijziging van niet-essentiële onderdelen van de definitie van kleine zendingen, namelijk de specifieke hoeveelheden die daarin worden genoemd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(29)

Teneinde eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de bepalingen ter definiëring van de elementen van de praktische regelingen voor gegevensuitwisseling met derde landen en van de bepalingen betreffende de formulieren inzake het verzoek en het verzoek om verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend, namelijk om de elementen van de praktische regelingen te definiëren en standaardformulieren vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (8). Voor de vaststelling van de standaardformulieren moet, hoewel het voorwerp van de uit te voeren bepalingen van deze verordening onder het toepassingsgebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek valt, vanwege de aard en de gevolgen van die uitvoeringshandelingen de raadplegingsprocedure worden toegepast, omdat alle nadere bijzonderheden over de in de formulieren op te nemen gegevens rechtstreeks voortvloeien uit de tekst van deze verordening. Die uitvoeringshandelingen zullen dan ook alleen het formaat en de structuur van het formulier bepalen, en geen verdere gevolgen hebben voor de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie.

(30)

Verordening (EG) nr. 1383/2003 moet worden ingetrokken.

(31)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 en heeft op 12 oktober 2011 zijn advies uitgebracht (9),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Deze verordening bepaalt de voorwaarden en procedures voor het optreden van de douaneautoriteiten wanneer goederen waarvan wordt vermoed dat ze een inbreuk vormen op een intellectuele-eigendomsrecht in het douanegebied van de Unie zich onder douanetoezicht of douanecontrole bevinden of hadden moeten bevinden overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (10), met name goederen:

a)

die voor het vrije verkeer, voor uitvoer of voor wederuitvoer worden aangegeven;

b)

die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten;

c)

die onder een schorsingsregeling of in een vrije zone dan wel een vrij entrepot worden geplaatst.

2.   Met betrekking tot goederen die zich onder douanetoezicht of douanecontrole bevinden, en onverminderd de artikelen 17 en 18, voeren de douaneautoriteiten passende douanecontroles uit en nemen zij passende identificatiemaatregelen als bedoeld in artikel 13, lid 1, en artikel 72 van Verordening (EEG) nr. 2913/92, op basis van risicoanalysecriteria, teneinde handelingen in strijd met op het grondgebied van de Unie vigerende wetgeving inzake intellectuele-eigendomsrechten te voorkomen en bij de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten met derde landen samen te werken.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht in het kader van de regeling bijzondere bestemming.

4.   Deze verordening is niet van toepassing op goederen zonder handelskarakter die zich in de persoonlijke bagage van reizigers bevinden.

5.   Deze verordening is niet van toepassing op goederen die met toestemming van de houder van het recht zijn vervaardigd of op goederen die door een persoon welke door de houder van het recht naar behoren is gemachtigd een bepaalde hoeveelheid goederen te vervaardigen, zijn vervaardigd bovenop de tussen die persoon en de houder van het recht overeengekomen hoeveelheid.

6.   Deze verordening laat het nationale of Unierecht inzake intellectuele-eigendomsrechten alsmede het recht van de lidstaten inzake strafprocedures onverlet.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „intellectuele-eigendomsrechten”:

a)

een fabrieks- of handelsmerk;

b)

een tekening of model;

c)

een auteursrecht of naburig recht overeenkomstig het nationale of het Unierecht;

d)

een geografische aanduiding;

e)

een octrooi overeenkomstig het nationale of het Unierecht;

f)

een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (11);

g)

een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen (12);

h)

een communautair kwekersrecht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (13);

i)

een kwekersrecht overeenkomstig het nationale recht;

j)

een topografie van een halfgeleiderproduct overeenkomstig het nationale of het Unierecht;

k)

een gebruiksmodel voor zover dat wordt beschermd als een intellectuele-eigendomsrecht overeenkomstig het nationale of het Unierecht;

l)

een handelsbenaming voor zover deze wordt beschermd als een exclusief intellectuele-eigendomsrecht overeenkomstig het nationale of het Unierecht;

2.   „fabrieks- of handelsmerk”:

a)

een Gemeenschapsmerk overeenkomstig Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk (14);

b)

een fabrieks- of handelsmerk dat geregistreerd is in een lidstaat, of in het geval van België, Luxemburg of Nederland, bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom;

c)

een fabrieks- of handelsmerk dat geregistreerd is uit hoofde van een internationale overeenkomst die in een lidstaat of in de Unie in werking is;

3.   „tekening of model”:

a)

een Gemeenschapsmodel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (15);

b)

een tekening die of model dat in een lidstaat is geregistreerd of, in het geval van België, Luxemburg of Nederland, bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom;

c)

een tekening die of model dat is geregistreerd uit hoofde van een internationale overeenkomst die in een lidstaat of in de Unie in werking is;

4.   „geografische aanduiding”:

a)

een beschermde geografische aanduiding of oorsprongsbenaming van landbouwproducten en levensmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (16);

b)

een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding van wijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (17);

c)

een geografische aanduiding van gearomatiseerde dranken op basis van wijnproducten overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad van 10 juni 1991 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten (18);

d)

een geografische aanduiding van gedistilleerde dranken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken (19);

e)

een geografische aanduiding van andere dan de in de punten a) tot met d), bedoelde producten, voor zover deze als een exclusief intellectuele-eigendomsrecht is vastgelegd overeenkomstig het nationale of het Unierecht;

f)

een geografische aanduiding zoals bepaald in overeenkomsten tussen de Unie en derde landen en als zodanig in deze overeenkomsten vermeld;

5.   „namaakgoederen”:

a)

goederen die het voorwerp zijn van een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op een fabrieks- of handelsmerk in de lidstaat waar de goederen worden aangetroffen, en waarop zonder toestemming een teken is aangebracht dat identiek is aan het geldig geregistreerde fabrieks- of handelsmerk voor dergelijke goederen of daarvan niet wezenlijk kan worden onderscheiden;

b)

goederen die het voorwerp zijn van een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op een geografische aanduiding in de lidstaat waar de goederen worden aangetroffen, en die een naam of vermelding dragen dan wel met een naam of vermelding worden omschreven die beschermd is wat die geografische aanduiding betreft;

c)

verpakkingen, etiketten, stickers, brochures, gebruiksaanwijzingen, garantiebewijzen of andere soortgelijke voorwerpen, zelfs indien afzonderlijk gepresenteerd, die het voorwerp zijn van een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op een fabrieks- of handelsmerk of een geografische aanduiding, die een teken, naam of vermelding dragen die identiek is aan een geldig geregistreerd fabrieks- of handelsmerk of een beschermde geografische aanduiding, of die daarvan niet wezenlijk kan worden onderscheiden, en die kunnen worden gebruikt voor dezelfde soort goederen als waarvoor het fabrieks- of handelsmerk of de geografische aanduiding is geregistreerd;

6.   „door piraterij verkregen goederen”: goederen die het voorwerp zijn van een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op een auteursrecht, naburig recht, model of tekening in de lidstaat waar de goederen worden aangetroffen, en die kopieën zijn of bevatten die zijn vervaardigd zonder toestemming van de houder van een auteursrecht, naburig recht, tekening of model, dan wel van een door de houder van het recht in het productieland gemachtigd persoon;

7.   „goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht”: goederen ten aanzien waarvan er redelijke aanwijzingen zijn dat het, in de lidstaat waar deze goederen zich bevinden, op het eerste gezicht gaat om:

a)

goederen die het voorwerp zijn van een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht in die lidstaat;

b)

apparaten, producten of onderdelen die in de eerste plaats ontworpen, geproduceerd of aangepast zijn om het ontwijken mogelijk te maken of te vergemakkelijken van technologie, apparaten of componenten die normaliter dienen ter voorkoming of beperking van door de houder van een auteursrecht of naburig recht niet toegestane handelingen met betrekking tot werken en die in verband staan met een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op die rechten in die lidstaat;

c)

mallen of matrijzen die specifiek ontworpen of aangepast zijn voor de vervaardiging van goederen die inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, indien die mallen of matrijzen in verband staan met een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op intellectuele-eigendomsrecht in die lidstaat;

8.   „houder van het recht”: de houder van een intellectuele-eigendomsrecht;

9.   „verzoek”: een aan de bevoegde douanedienst gericht verzoek tot optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht;

10.   „nationaal verzoek”: een verzoek aan de douaneautoriteiten van een lidstaat om op te treden in die lidstaat;

11.   „Unieverzoek”: een in één lidstaat ingediend verzoek waarin de douaneautoriteiten van die lidstaat en van een of meer andere lidstaten worden verzocht op te treden in hun respectieve lidstaten;

12.   „aanvrager”: de persoon of entiteit in wiens naam een verzoek wordt ingediend;

13.   „houder van het besluit”: de houder van een besluit waarmee een verzoek wordt toegewezen;

14.   „houder van de goederen”: de persoon die de eigenaar is van de goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht of die een soortgelijk recht heeft om erover te beschikken, of er fysieke controle over uitoefent;

15.   „aangever”: de aangever als gedefinieerd in artikel 4, punt 18, van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

16.   „vernietiging”: de fysieke vernietiging, recycling of verwijdering uit de handel van goederen, zodanig dat de houder van het besluit geen schade lijdt;

17.   „douanegebied van de Unie”: het douanegebied van de Gemeenschap als gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

18.   „vrijgave van de goederen”: de vrijgave van de goederen als gedefinieerd in artikel 4, punt 20, van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

19.   „kleine zending”: per post of via expresvervoer verstuurde zending die:

a)

ten hoogste drie stuks bevat,

of

b)

een brutogewicht van minder dan 2 kg heeft.

Voor de toepassing van punt a) wordt onder „stukken” verstaan goederen zoals ingedeeld in de gecombineerde nomenclatuur overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (20), indien deze onverpakt zijn, of de verpakking van dergelijke goederen bedoeld voor detailverkoop aan de eindgebruiker.

Voor de toepassing van deze definitie worden afzonderlijke goederen die onder dezelfde code van de gecombineerde nomenclatuur zijn ingedeeld, als verschillende stuks beschouwd, en worden goederen die worden gepresenteerd als in één code van de gecombineerde nomenclatuur ingedeelde pakketten, als één stuk beschouwd;

20.   „bederfelijke goederen”: goederen die volgens de douaneautoriteiten bederven als zij 20 dagen lang worden vastgehouden, te rekenen vanaf de datum van schorsing van de vrijgave of vasthouding ervan;

21.   „exclusieve licentie”: een (algemene of beperkte) licentie op grond waarvan de licentiehouder met uitsluiting van alle andere personen, ook de persoon die de licentie heeft verleend, gebruik kan maken van een intellectuele-eigendomsrecht op de wijze die door de licentie wordt toegestaan.

HOOFDSTUK II

VERZOEKEN

AFDELING 1

Indiening van verzoeken

Artikel 3

Recht op indiening van een verzoek

De volgende personen en entiteiten zijn, voor zover zij gerechtigd zijn een procedure in te leiden om vast te stellen of inbreuk is gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht, in de lidstaat of lidstaten waar de douaneautoriteiten worden verzocht op te treden, gerechtigd tot het indienen van:

1.

een nationaal of een Unieverzoek:

a)

houders van rechten;

b)

instanties voor het collectieve beheer van intellectuele-eigendomsrechten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c), van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (21);

c)

organisaties voor de verdediging van beroepsbelangen als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder d), van Richtlijn 2004/48/EG;

d)

groeperingen in de zin van artikel 3, punt 2, en artikel 49, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, producentengroeperingen in de zin van artikel 118 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 of soortgelijke groeperingen van producenten overeenkomstig het Unierecht betreffende geografische aanduidingen, die producenten of producten met een geografische aanduiding vertegenwoordigen, dan wel vertegenwoordigers van dergelijke groeperingen, met name de Verordeningen (EEG) nr. 1601/91 en (EG) nr. 110/2008 en marktdeelnemers die het recht hebben een geografische aanduiding te gebruiken, alsook controlediensten of autoriteiten die bevoegd zijn voor een dergelijke geografische aanduiding;

2.

een nationaal verzoek:

a)

personen of entiteiten die gemachtigd zijn tot het gebruik van intellectuele-eigendomsrechten, aan wie de houder van het recht formeel toestemming heeft verleend om een procedure in te leiden teneinde vast te stellen of inbreuk is gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht;

b)

producentengroeperingen als bepaald in de wetgeving van de lidstaten betreffende geografische aanduidingen, die producenten of producten met een geografische aanduiding vertegenwoordigen, dan wel vertegenwoordigers van dergelijke groeperingen en marktdeelnemers die het recht hebben een geografische aanduiding te gebruiken en controlediensten of autoriteiten die bevoegd zijn voor een dergelijke geografische aanduiding;

3.

een Unieverzoek: de houders van een exclusieve licentie die voor het gehele grondgebied van twee of meer lidstaten geldt, mits aan die houders van een licentie door de houder van een recht formeel toestemming is verleend in die lidstaten een procedure in te leiden teneinde vast te stellen of inbreuk is gemaakt op het intellectuele-eigendomsrecht.

Artikel 4

Intellectuele-eigendomsrechten die voorwerp zijn van een Unieverzoek

Een Unieverzoek kan enkel worden ingediend voor op Unierecht gebaseerde intellectuele-eigendomsrechten die in de Unie effect sorteren.

Artikel 5

Indiening van een verzoek

1.   Elke lidstaat wijst de douanedienst aan die bevoegd is voor het ontvangen en behandelen van verzoeken („bevoegde douanedienst”). De lidstaten stellen de Commissie hiervan in kennis en de Commissie maakt een lijst van de door de lidstaten aangewezen bevoegde douanediensten bekend.

2.   Verzoeken worden ingediend bij de bevoegde douanedienst. Het verzoek wordt ingevuld met behulp van het in artikel 6 bedoelde formulier en bevat de daarin vereiste informatie.

3.   Indien een verzoek wordt ingediend nadat de douaneautoriteiten kennis hebben gegeven van de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen krachtens artikel 18, lid 3, dient aan het volgende te worden voldaan:

a)

het verzoek wordt ingediend bij de bevoegde douanedienst binnen vier werkdagen na de kennisgeving van de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen;

b)

het verzoek is een nationaal verzoek;

c)

het verzoek bevat de in artikel 6, lid 3, vereiste informatie. De aanvrager mag evenwel de onder g), h) of i) van dat lid genoemde informatie achterwege laten.

4.   Behalve in de in artikel 3, punt 3, bedoelde omstandigheden, mag per lidstaat slechts één nationaal verzoek en één Unieverzoek ingediend worden voor hetzelfde in die lidstaat beschermde intellectuele-eigendomsrecht. In de in artikel 3, punt 3, bedoelde omstandigheden is meer dan één Unieverzoek toegestaan.

5.   Indien een Unieverzoek wordt toegestaan ten aanzien van een lidstaat waar reeds een ander, aan dezelfde aanvrager toegestaan Unieverzoek met betrekking tot hetzelfde intellectuele-eigendomsrecht bestaat, treden de douaneautoriteiten van die lidstaat op basis van het als eerste toegestane Unieverzoek op. Zij delen zulks mee aan de bevoegde douanedienst van de lidstaat waar enig daaropvolgend Unieverzoek is toegestaan, die het besluit waarbij dat daaropvolgende Unieverzoek wordt toegestaan wijzigt of intrekt.

6.   Indien geautomatiseerde systemen beschikbaar zijn voor de ontvangst en verwerking van verzoeken, moeten verzoeken en bijlagen worden ingediend met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken. De lidstaten en de Commissie ontwikkelen, onderhouden en gebruiken dergelijke systemen overeenkomstig het strategische meerjarenplan als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Beschikking nr. 70/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende een papierloze omgeving voor douane en bedrijfsleven (22).

Artikel 6

Verzoekformulier

1.   De Commissie stelt een verzoekformulier op door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 34, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

2.   Het verzoekformulier vermeldt nader de informatie die aan de betrokkene moet worden meegedeeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 en de nationale wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG.

3.   De Commissie ziet erop toe dat de aanvrager in het formulier met name om de volgende informatie wordt gevraagd:

a)

nadere gegevens betreffende de aanvrager;

b)

hoedanigheid van de aanvrager als bedoeld in artikel 3;

c)

bewijsstukken om ten genoegen van de bevoegde douanedienst aan te tonen dat de aanvrager gerechtigd is tot indiening van het verzoek;

d)

indien de aanvrager het verzoek via een vertegenwoordiger indient, nadere gegevens betreffende de persoon die hem vertegenwoordigt, en bewijsstukken wat betreft de bevoegdheid van die persoon om als vertegenwoordiger op te treden, overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar het verzoek wordt ingediend;

e)

het (de) te handhaven intellectuele-eigendomsrecht(en);

f)

in het geval van een Unieverzoek, de lidstaten waar om optreden van de douane wordt verzocht;

g)

specifieke en technische gegevens van de authentieke goederen, in voorkomend geval met inbegrip van markering, zoals streepjescodes en afbeeldingen;

h)

informatie die de douaneautoriteiten nodig hebben om de betrokken goederen gemakkelijk te herkennen;

i)

voor de douaneautoriteiten relevante informatie voor de analyse en beoordeling van het risico van inbreuk op het betrokken intellectuele-eigendomsrecht of de betrokken intellectuele-eigendomsrechten, zoals de erkende distributeurs;

j)

of de informatie die overeenkomstig de punten g), h), of i) van dit lid is verstrekt, moet worden gemarkeerd voor beperkte behandeling overeenkomstig artikel 31, lid 5;

k)

nadere gegevens betreffende elke vertegenwoordiger die door de aanvrager is belast met juridische en technische kwesties;

l)

een verbintenis van de aanvrager om de bevoegde douanedienst in kennis te stellen van situaties als bedoeld in artikel 15;

m)

een verbintenis van de aanvrager om alle informatie door te sturen en te actualiseren die voor de douaneautoriteiten relevant kan zijn om het risico van inbreuk op het (de) betrokken intellectuele-eigendomsrecht(en) te analyseren en te beoordelen;

n)

een verbintenis van de aanvrager om aansprakelijkheid op zich te nemen krachtens het bepaalde in artikel 28;

o)

een verbintenis van de aanvrager om de in artikel 29 bedoelde kosten te dragen krachtens het bepaalde in dat artikel;

p)

instemming van de aanvrager met de eventuele verwerking van de door hem verstrekte gegevens door de Commissie en de lidstaten;

q)

of de aanvrager verzoekt om toepassing van de in artikel 26 bedoelde procedure en, indien verlangd door de douaneautoriteiten, of hij ermee instemt de kosten in verband met de vernietiging van goederen volgens die procedure te dragen.

AFDELING 2

Besluiten betreffende verzoeken

Artikel 7

Behandeling van onvolledige verzoeken

1.   Indien de bevoegde douanedienst bij ontvangst van een verzoek van oordeel is dat het niet alle krachtens artikel 6, lid 3, vereiste informatie bevat, verzoekt hij de aanvrager binnen tien werkdagen na kennisgeving van het verzoek de ontbrekende informatie te verstrekken.

In dergelijke gevallen wordt de in artikel 9, lid 1, bedoelde termijn geschorst totdat de relevante informatie is ontvangen.

2.   Indien de aanvrager de ontbrekende informatie niet binnen de in lid 1, eerste alinea, bedoelde termijn verstrekt, wijst de bevoegde douanedienst het verzoek af.

Artikel 8

Vergoedingen

De kosten van de administratieve afhandeling van het verzoek worden de aanvrager niet aangerekend.

Artikel 9

Kennisgeving van besluiten waarbij verzoeken worden toegewezen of afgewezen

1.   De bevoegde douanedienst stelt de aanvrager binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoek in kennis van zijn besluit tot toewijzing of afwijzing ervan. In geval van afwijzing geeft de bevoegde douanedienst de redenen van zijn besluit en verstrekt hij informatie over de beroepsprocedure.

2.   Indien de aanvrager vóór de indiening van een verzoek op de hoogte is gesteld van de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen door de douaneautoriteiten, stelt de bevoegde douanedienst de aanvrager binnen twee werkdagen na ontvangst van het verzoek in kennis van zijn besluit tot toewijzing of afwijzing ervan.

Artikel 10

Besluiten betreffende verzoeken

1.   Een besluit waarbij een nationaal verzoek wordt toegewezen en elk besluit waarbij dit besluit wordt ingetrokken of gewijzigd, wordt in de lidstaat waar het nationale verzoek werd ingediend, van kracht op de dag volgende op de datum van vaststelling.

Een besluit tot verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, wordt in de lidstaat waar het nationale verzoek werd ingediend, van kracht op de dag volgende op die waarop de te verlengen termijn verstrijkt.

2.   Een besluit waarbij een Unieverzoek wordt toegewezen en elk besluit waarbij dit besluit wordt ingetrokken of gewijzigd, wordt als volgt van kracht:

a)

in de lidstaat waar het verzoek werd ingediend, op de dag volgende op de datum van vaststelling;

b)

in alle andere lidstaten waar om optreden van de douaneautoriteiten is verzocht, op de dag volgende op die waarop de douaneautoriteiten in kennis zijn gesteld overeenkomstig artikel 14, lid 2, mits de houder van het besluit aan zijn verplichtingen krachtens artikel 29, lid 3, met betrekkking tot vertalingskosten heeft voldaan.

Een besluit tot verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, wordt in de lidstaat waar het Unieverzoek werd ingediend en in alle andere lidstaten waar de douaneautoriteiten moeten optreden, van kracht op de dag volgende op die waarop de te verlengen termijn verstrijkt.

Artikel 11

Termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden

1.   De bevoegde douanedienst specificeert bij de toewijzing van een verzoek de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden.

Die termijn gaat in op de dag waarop het besluit tot toewijzing van het verzoek uit hoofde van artikel 10 van kracht wordt, en bedraagt maximaal een jaar te rekenen vanaf de dag volgende op de datum van vaststelling.

2.   Indien een verzoek dat is ingediend nadat de douaneautoriteiten kennis hebben gegeven van de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen krachtens artikel 18, lid 3, niet de in artikel 6, lid 3, onder g), h) of i), bedoelde informatie bevat, wordt het uitsluitend toegewezen voor de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van die goederen, tenzij die informatie binnen tien werkdagen na de kennisgeving van de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen wordt meegedeeld.

3.   Indien een intellectuele-eigendomsrecht verstrijkt of de aanvrager om andere redenen niet langer gerechtigd is een verzoek in te dienen, treden de douaneautoriteiten niet op. Het besluit tot toewijzing van het verzoek wordt dienovereenkomstig ingetrokken of gewijzigd door de bevoegde douanedienst die het besluit heeft gegeven.

Artikel 12

Verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden

1.   Na afloop van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, kan de termijn op verzoek van de houder van het besluit, mits hij eerst alle bedragen heeft voldaan die hij krachtens deze verordening aan de douaneautoriteiten verschuldigd is, worden verlengd door de bevoegde douanedienst die het oorspronkelijke besluit heeft genomen.

2.   Indien de bevoegde douanedienst het verzoek tot verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, minder dan 30 werkdagen vóór de vervaldatum van het te verlengen besluit ontvangt, kan deze dienst dat verzoek weigeren.

3.   De bevoegde douanedienst brengt zijn besluit met betrekking tot de verlenging ter kennis van de houder van het besluit binnen 30 werkdagen na ontvangst van het in lid 1 bedoelde verzoek. De bevoegde douanedienst specificeert bij de toewijzing van een verzoek de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden.

4.   De verlengde termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, gaat in op de dag volgende op de datum waarop de vorige termijn verstrijkt, en bedraagt maximaal een jaar.

5.   Indien een intellectuele-eigendomsrecht verstrijkt of de aanvrager om andere redenen niet langer gerechtigd is een verzoek in te dienen, treden de douaneautoriteiten niet op. Het besluit tot toewijzing van de verlenging wordt dienovereenkomstig ingetrokken of gewijzigd door de bevoegde douanedienst die het besluit heeft toegewezen.

6.   De kosten van de administratieve afhandeling van het verzoek tot verlenging worden de houder van het besluit niet aangerekend.

7.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een aanvraagformulier op voor verlenging van de termijn. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 34, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 13

Wijziging van het besluit wat betreft intellectuele-eigendomsrechten

De bevoegde douanedienst die het besluit tot toewijzing van het verzoek heeft vastgesteld, kan op verzoek van de houder van dat besluit het overzicht van intellectuele-eigendomsrechten in dat besluit wijzigen.

Wanneer een nieuw intellectuele-eigendomsrecht wordt toegevoegd bevat het verzoek de informatie als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder c), e), g), h) en i).

In het geval van een besluit tot toewijzing van een Unieverzoek worden wijzigingen die bestaan in het toevoegen van intellectuele-eigendomsrechten, beperkt tot intellectuele-eigendomsrechten die onder het toepassingsgebied van artikel 4 vallen.

Artikel 14

Verplichtingen tot kennisgeving van de bevoegde douanedienst

1.   De bevoegde douanedienst die een nationaal verzoek heeft ontvangen, zendt de volgende besluiten onmiddellijk na de vaststelling ervan toe aan de douanekantoren van zijn lidstaat:

a)

besluiten tot toewijzing van het verzoek;

b)

besluiten waarbij besluiten tot toewijzing van het verzoek worden ingetrokken;

c)

besluiten waarbij besluiten tot toewijzing van het verzoek worden gewijzigd;

d)

besluiten waarbij de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, wordt verlengd.

2.   De bevoegde douanedienst die een Unieverzoek heeft ontvangen, zendt de volgende besluiten onmiddellijk na de vaststelling ervan toe aan de bevoegde douanedienst van de lidstaat of lidstaten die in het Unieverzoek zijn vermeld:

a)

besluiten tot toewijzing van het verzoek;

b)

besluiten waarbij besluiten tot toewijzing van het verzoek worden ingetrokken;

c)

besluiten waarbij besluiten tot toewijzing van het verzoek worden gewijzigd;

d)

besluiten waarbij de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, wordt verlengd.

De bevoegde douanedienst van de in het Unieverzoek vermelde lidstaat of lidstaten zendt deze besluiten onmiddellijk na de ontvangst van deze besluiten door aan zijn douanekantoren.

3.   De bevoegde douanedienst van de in het Unieverzoek vermelde lidstaat of lidstaten kan de bevoegde douanedienst die het besluit tot toewijzing van het verzoek heeft vastgesteld, om aanvullende informatie verzoeken die noodzakelijk wordt geacht om dat besluit uit te voeren.

4.   De bevoegde douanedienst zendt zijn besluit waarbij het optreden van de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder b), en artikel 16, lid 2, wordt geschorst, onmiddellijk na de vaststelling ervan toe aan de douanekantoren van zijn lidstaat.

Artikel 15

Verplichtingen tot kennisgeving van de houder van het besluit

De houder van het besluit stelt de bevoegde douanedienst die het verzoek heeft toegewezen, onmiddellijk in kennis van het volgende:

a)

het verstrijken van een in het verzoek vermeld intellectuele-eigendomsrecht;

b)

het feit dat de houder van het besluit om andere redenen niet langer gerechtigd is het verzoek in te dienen;

c)

wijzigingen in de in artikel 6, lid 3, bedoelde informatie.

Artikel 16

Verzuim van de houder van het besluit om zijn verplichtingen na te komen

1.   Indien de houder van het besluit de door de douaneautoriteiten verstrekte informatie gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin artikel 21 voorziet, kan de bevoegde douanedienst van de lidstaat waar de informatie werd verstrekt of misbruikt:

a)

zijn besluit tot toewijzing van een nationaal verzoek aan die houder van het besluit intrekken en weigeren de termijn te verlengen waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden;

b)

tijdens de termijn waarin de douaneautoriteiten dienen op te treden een besluit tot toewijzing aan die houder van het besluit van een Unieverzoek op zijn grondgebied schorsen.

2.   De bevoegde douanedienst kan besluiten het optreden van de douaneautoriteiten te schorsen totdat de termijn waarbinnen deze autoriteiten moeten optreden, is verstreken indien de houder van het besluit:

a)

niet voldoet aan de kennisgevingsverplichtingen vastgelegd in artikel 15;

b)

niet voldoet aan de in artikel 19, lid 3, vastgelegde voorschriften inzake het retourneren van monsters;

c)

niet voldoet aan de in artikel 29, leden 1 en 3, vastgelegde verplichtingen inzake kosten en vertaling;

d)

zonder geldige reden geen procedure inleidt als bepaald in artikel 23, lid 3, of artikel 26, lid 9.

In het geval van een Unieverzoek heeft het besluit tot schorsing van het optreden van de douaneautoriteiten slechts gevolgen in de lidstaat waar een dergelijk besluit is gegeven.

HOOFDSTUK III

OPTREDEN VAN DE DOUANEAUTORITEITEN

AFDELING 1

Schorsing van de vrijgave of vasthouding van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht

Artikel 17

Schorsing van de vrijgave of vasthouding van goederen na toewijzing van een verzoek

1.   Indien de douaneautoriteiten goederen aantreffen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht ten aanzien waarvan een besluit tot toewijzing van een verzoek is gegeven, schorsen zij de vrijgave van die goederen of houden zij ze vast.

2.   Alvorens de vrijgave te schorsen of de goederen vast te houden, kunnen de douaneautoriteiten de houder van het besluit vragen hun alle relevante informatie over de goederen te verstrekken. De douaneautoriteiten kunnen de houder van het besluit ook informatie verstrekken over het feitelijke of geschatte aantal goederen, de feitelijke of vermoedelijke aard daarvan, en in voorkomend geval afbeeldingen daarvan.

3.   Binnen één werkdag na de schorsing van de vrijgave van de goederen of de vasthouding van de goederen stellen de douaneautoriteiten de aangever of de houder van de goederen in kennis van de schorsing van die vrijgave of die vasthouding.

Indien de douaneautoriteiten ervoor kiezen kennis te geven aan de houder van de goederen en indien meerdere personen als houder van de goederen worden beschouwd, zijn de douaneautoriteiten niet verplicht kennis te geven aan meer dan één persoon.

De douaneautoriteiten stellen de houder van het besluit diezelfde dag in kennis van de schorsing van de vrijgave van de goederen of de vasthouding op dezelfde dag als, of onmiddelijk nadat, de aangever of de houder van de goederen in kennis is gesteld.

De kennisgevingen bevatten informatie over de procedure van artikel 23.

4.   De douaneautoriteiten stellen de houder van het besluit en de aangever of de houder van de goederen in kennis van de feitelijke of geschatte hoeveelheid en de feitelijke of vermoedelijke aard en, in voorkomend geval, beschikbare afbeeldingen van de goederen waarvan de vrijgave is geschorst of die worden vastgehouden. Ook stellen de douaneautoriteiten de houder van het besluit op verzoek en mits zij daarover beschikken, in kennis van de namen en adressen van de geadresseerde van de goederen, de afzender en de aangever of de houder van de goederen, alsook van de douaneregeling en de oorsprong, herkomst en bestemming van de goederen waarvan de vrijgave is geschorst of die worden vastgehouden.

Artikel 18

Schorsing van de vrijgave of vasthouding van goederen voor toewijzing van een verzoek

1.   Indien de douaneautoriteiten goederen aantreffen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, en die niet onder een besluit tot toewijzing van een verzoek vallen, kunnen zij, behalve als het om bederfelijke goederen gaat, de vrijgave van deze goederen schorsen of de goederen vasthouden.

2.   Alvorens de vrijgave van de goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht te schorsen of ze vast te houden, kunnen de douaneautoriteiten, zonder enige andere informatie bekend te maken dan het feitelijke of geschatte aantal goederen, de aard feitelijke of vermoedelijke daarvan en afbeeldingen daarvan, in voorkomend geval aan iedere persoon of entiteit die mogelijkerwijs gerechtigd is een verzoek in te dienen inzake een vermoedelijke inbreuk op de intellectuele-eigendomsrechten, vragen hun alle relevante informatie te verstrekken.

3.   Binnen één werkdag na de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen stellen de douaneautoriteiten de aangever of de houder van de goederen in kennis van die schorsing of die vasthouding.

Indien de douaneautoriteiten ervoor kiezen kennis te geven aan de houder van de goederen en indien meerdere personen als houder van de goederen worden beschouwd, zijn de douaneautoriteiten niet verplicht kennis te geven aan meer dan één persoon.

De douaneautoriteiten stellen personen of entiteiten die gerechtigd zijn een verzoek in te dienen inzake de vermeende inbreuk op de intellectuele-eigendomsrechten in kennis van de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen op dezelfde dag als of onmiddellijk nadat de aangever of de houder van de goederen in kennis is gesteld.

De douaneautoriteiten kunnen de bevoegde overheidsinstanties raadplegen om te achterhalen welke persoon of welke personen gerechtigd is, dan wel zijn, een verzoek in te dienen.

De kennisgeving aan de aangever of de houder van de goederen bevat informatie over de procedure van artikel 23.

4.   Onmiddellijk na de vervulling van alle douaneformaliteiten geven de douaneautoriteiten de goederen vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan in de volgende gevallen:

a)

indien zij niet binnen één werkdag na de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen een peroon of entiteit hebben kunnen achterhalen die gerechtigd is een verzoek in te dienen inzake de vermeende inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten;

b)

indien zij overeenkomstig artikel 5, lid 3, een verzoek niet hebben ontvangen of indien zulk een verzoek hebben afgewezen.

5.   Indien een verzoek is toegestaan stellen de douaneautoriteiten de houder van het besluit op verzoek en mits zij daarover beschikken, in kennis van de namen en adressen van de geadresseerde van de goederen, de afzender en de aangever of de houder van de goederen, alsook van de douaneregeling en de oorsprong, herkomst en bestemming van de goederen waarvan de vrijgave is geschorst of die worden vastgehouden.

Artikel 19

Inspectie en monsterneming van goederen waarvan de vrijgave is geschorst of die worden vastgehouden

1.   De douaneautoriteiten stellen de houder van het besluit en de aangever of de houder van de goederen in de gelegenheid tot het inspecteren van de goederen waarvan de vrijgave is geschorst of die worden vastgehouden.

2.   De douaneautoriteiten kunnen monsters nemen die representatief zijn voor de goederen. Zij kunnen deze monsters verschaffen of toezenden aan de houder van het besluit, op diens verzoek en uitsluitend met het oog op analyse en het vergemakkelijken van het verdere verloop van de procedure in verband met nagemaakte of door piraterij verkregen goederen. De analyse van deze monsters wordt verricht onder volledige verantwoordelijkheid van de houder van het besluit.

3.   De houder van het besluit stuurt de in lid 2 bedoelde monsters terug naar de douaneautoriteiten, tenzij dat door omstandigheden niet kan, zodra de analyse is voltooid, en doet dat in elk geval voordat de goederen worden vrijgegeven of de vasthouding ervan wordt beëindigd.

Artikel 20

Omstandigheden van de opslag

De douaneautoriteiten stellen de omstandigheden vast waaronder goederen tijdens een schorsing van de vrijgave of de vasthouding worden opgeslagen.

Artikel 21

Toegestaan gebruik van bepaalde informatie door de houder van het besluit

Indien de houder van het besluit de in artikel 17, lid 4, artikel 18, lid 5, artikel 19 of artikel 26, lid 8, bedoelde informatie heeft ontvangen, mag hij die informatie uitsluitend voor de volgende doeleinden vrijgeven of gebruiken:

a)

om een procedure in te leiden teneinde vast te stellen of inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt en tijdens een dergelijke procedure;

b)

in verband met strafrechtelijk onderzoek naar de inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht, uitgevoerd door de overheid in de lidstaten waar de goederen zijn aangetroffen;

c)

om een strafprocedure in te stellen en tijdens een dergelijke strafprocedure;

d)

om compensatie te vorderen van de inbreukmaker of van andere personen;

e)

om overeenstemming te bereiken met de aangever of de houder van de goederen dat de goederen vernietigd worden overeenkomstig artikel 23, lid 1;

f)

om overeenstemming te bereiken met de aangever of de houder van de goederen over het bedrag van de waarborg als bedoeld in artikel 24, lid 2, onder a).

Artikel 22

Uitwisseling van informatie en gegevens tussen douaneautoriteiten

1.   Onverlet toepasselijke bepalingen inzake gegevenbescherming in de Unie en als bijdrage aan het uitroeien van internationale handel in goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, mogen de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten bepaalde gegevens en informatie waarover zij beschikken uitwisselen met de relevante autoriteiten in derde landen, overeenkomstig de in lid 3 bedoelde praktische regelingen.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens en informatie worden uitgewisseld met als doel snel een effectieve handhaving mogelijk te maken ten aanzien van transporten van goederen die een inbreuk vormen op een intellectuele-eigendomsrecht. Deze gegevens en informatie kunnen betrekking hebben op inbeslagname, tendensen en op algemene risico-informatie, ook waar het gaat om goederen die via het grondgebied van de Unie worden doorgevoerd en afkomstig zijn van of bestemd zijn voor het grondgebied van de betrokken derde landen. Tot deze gegevens en informatie kan, in voorkomend geval, onderstaande behoren:

a)

aard en hoeveelheid van de goederen;

b)

vermoedelijk intellectuele-eigendomsrecht waarop inbreuk is gemaakt;

c)

oorsprong, herkomst en bestemming van de goederen;

d)

informatie over de bewegingen van de middelen van vervoer, met name:

i)

naam van het vaartuig of registratie van het vervoermiddel;

ii)

referentienummers van de vrachtbrief of ander vervoersdocument;

iii)

aantal containers;

iv)

gewicht van de lading;

v)

beschrijving en/of codering van de goederen;

vi)

reserveringsnummer;

vii)

verzegelingsnummer;

viii)

eerste laadplaats;

ix)

uiteindelijke losplaats;

x)

overslagplaatsen;

xi)

verwachte aankomstdatum op de uiteindelijke losplaats;

e)

informatie over de bewegingen van containers, met name:

i)

containernummer;

ii)

laadstatus van de container;

iii)

datum van de beweging;

iv)

soort beweging (geladen, ongeladen, overgeslagen, binnengekomen, vertrokken enz.);

v)

naam van het vaartuig of registratie van het vervoermiddel;

vi)

aantal reizen;

vii)

plaats;

viii)

vrachtbrief of ander vervoersdocument.

3.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de noodzakelijke praktische regelingen inzake de uitwisseling van gegevens en informatie, bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 34, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

AFDELING 2

Vernietiging van goederen, inleiding van procedures en vroege vrijgave van goederen

Artikel 23

Vernietiging van goederen en inleiding van procedures

1.   Goederen waarvan wordt vermoed dat ze een inbreuk zijn op een intellectuele-eigendomsrecht kunnen onder douanecontrole worden vernietigd zonder dat moet worden vastgesteld of er inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de goederen zijn aangetroffen, indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de houder van het besluit heeft de douaneautoriteiten er binnen tien werkdagen of, in het geval van bederfelijke goederen, binnen drie werkdagen, na de kennisgeving inzake de schorsing van de vrijgave van de goederen of de vasthouding ervan, schriftelijk van in kennis gesteld dat hij ervan overtuigd is dat er een inbreuk is gepleegd op een intellectuele-eigendomsrecht;

b)

de houder van het besluit heeft de douaneautoriteiten binnen tien werkdagen of, in het geval van bederfelijke goederen, binnen drie werkdagen, na de kennisgeving van de schorsing van de vrijgave van de goederen of de vasthouding ervan, schriftelijk in kennis gesteld van zijn instemming met de vernietiging van de goederen;

c)

de aangever of de houder van de goederen heeft de douaneautoriteiten binnen tien werkdagen of, in het geval van bederfelijke goederen, binnen drie werkdagen, na de kennisgeving van de schorsing van de vrijgave van de goederen of de vasthouding ervan, schriftelijk in kennis gesteld van zijn instemming met de vernietiging van de goederen. Indien de aangever of de houder van de goederen de douaneautoriteiten niet binnen deze termijnen schriftelijk in kennis heeft gesteld van zijn instemming met de vernietiging van de goederen, mogen de douaneautoriteiten ervan uitgaan dat de aangever of de houder van de goederen heeft bevestigd akkoord te gaan met de vernietiging van die goederen.

Zodra alle douaneformaliteiten zijn vervuld, geven de douaneautoriteiten de goederen vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan indien zij er niet schriftelijk binnen de onder a) en b) van de eerste alinea genoemde termijnen door de houder van het besluit van in kennis zijn gesteld dat hij ervan overtuigd is dat er een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gepleegd en dat hij instemt met vernietiging, tenzij deze autoriteiten naar behoren in kennis zijn gesteld van het feit dat er een procedure is ingeleid waarmee moet worden vastgesteld of er een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gepleegd.

2.   De vernietiging van de goederen wordt uitgevoerd onder douanecontrole en onder verantwoordelijkheid van de houder van het besluit, tenzij anders is bepaald in de wetgeving van de lidstaat waar de goederen worden vernietigd. De bevoegde autoriteiten mogen monsters nemen van de goederen voordat deze worden vernietigd. Voorafgaand aan de vernietiging genomen monsters kunnen voor onderwijsdoeleinden worden gebruikt.

3.   Indien de aangever of de houder van de goederen niet schriftelijk heeft bevestigd dat hij met de vernietiging instemt en de aangever of de houder van de goederen niet is verondersteld zijn instemming met de vernietiging te hebben bevestigd, overeenkomstig lid 1, eerste alinea, onder c), en binnen de daarin bedoelde termijnen, stellen de douaneautoriteiten de houder van het besluit daar onmiddellijk van in kennis. De houder van het besluit leidt binnen tien werkdagen of, in het geval van bederfelijke goederen, binnen drie werkdagen na de kennisgeving inzake de schorsing van de vrijgave van de goederen of de vasthouding ervan, een procedure in om te bepalen of er een inbreuk is gepleegd op een intellectuele-eigendomsrecht.

4.   Behalve in het geval van bederfelijke goederen kunnen de douaneautoriteiten in passende gevallen, na een deugdelijk onderbouwd verzoek van de houder van het besluit, de in lid 3 bedoelde termijn met maximaal tien werkdagen verlengen.

5.   Zodra alle douaneformaliteiten zijn vervuld, geven de douaneautoriteiten de goederen vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan wanneer zij niet binnen de in de leden 3 en 4 genoemde termijnen naar behoren in kennis zijn gesteld van het feit dat er overeenkomstig lid 3 een procedure is ingeleid waarmee moet worden vastgesteld of er een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gepleegd.

Artikel 24

Vroege vrijgave van goederen

1.   Indien de douaneautoriteiten in kennis zijn gesteld van de inleiding van een procedure waarmee moet worden vastgesteld of er een inbreuk is gepleegd op een recht inzake tekeningen of modellen, een octrooi, een gebruiksmodel, een topografie van een halfgeleiderproduct of een kwekersrecht, kan de aangever of de houder van de goederen de douaneautoriteiten verzoeken de goederen vrij te geven of de vasthouding ervan te beëindigen voor de voltooiing van deze procedure.

2.   De douaneautoriteiten geven de goederen vrij of beëindigen de vasthouding ervan uitsluitend indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de aangever of de houder van de goederen heeft een waarborg verstrekt die voldoende hoog is ter bescherming van de belangen van de houder van het besluit;

b)

de autoriteit die bevoegd is om vast te stellen of inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt, heeft geen toestemming gegeven tot het nemen van conservatoire maatregelen;

c)

alle douaneformaliteiten zijn vervuld.

3.   Het verstrekke van de in lid 2, onder a), bedoelde waarborg laat de andere rechtsmiddelen die kunnen worden ingezet door de houder van het besluit onverlet.

Artikel 25

Voor vernietiging bestemde goederen

1.   Krachtens de artikelen 23 of 26 voor vernietiging bestemde goederen mogen niet:

a)

in het vrije verkeer worden gebracht, tenzij de douaneautoriteiten, met instemming van de houder van het besluit, besluiten dat zulks noodzakelijk is in het geval dat de goederen gerecycleerd of uit de handelskanalen verwijderd moeten worden, zoals voor bewustmakings-, opleidings- en onderwijsdoeleinden. De douaneautoriteiten bepalen onder welke voorwaarden goederen in het vrije verkeer kunnen worden gebracht;

b)

buiten het douanegebied van de Unie worden gebracht;

c)

worden uitgevoerd;

d)

opnieuw worden uitgevoerd;

e)

onder een schorsingsregeling worden geplaatst;

f)

in een vrije zone of een vrij entrepot worden opgeslagen.

2.   De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de in lid 1 bedoelde goederen onder douanetoezicht worden vervoerd tussen verschillende plaatsen binnen het douanegebied van de Unie met het oog op de vernietiging ervan onder douanecontrole.

Artikel 26

Procedure voor de vernietiging van goederen in kleine zendingen

1.   Dit artikel heeft betrekking op goederen waarbij aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

van de goederen wordt vermoed dat ze nagemaakte of door piraterij verkregen goederen zijn;

b)

de goederen zijn niet bederfelijk;

c)

de goederen zijn voorwerp van een besluit tot toewijzing van een verzoek;

d)

de houder van het besluit heeft in het verzoek om het gebruik van de procedure van dit artikel gevraagd;

e)

de goederen worden in kleine zendingen vervoerd.

2.   Wanneer de procedure van dit artikel wordt toegepast, zijn artikel 17, leden 3 en 4, en artikel 19, leden 2 en 3, niet van toepassing.

3.   Binnen één werkdag na de schorsing van de vrijgave of na de vasthouding van de goederen stellen de douaneautoriteiten de aangever of de houder van de goederen in kennis van de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen. In de kennisgeving van de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen staat onderstaande informatie:

a)

dat de douaneautoriteiten voornemens zijn om de goederen te vernietigen;

b)

de rechten van de aangever of de houder van de goederen krachtens de leden 4, 5 en 6.

4.   De aangever of de houder van de goederen wordt in de gelegenheid gesteld om binnen tien werkdagen na kennisgeving van de schorsing van de vrijgave van de goederen of vasthouding ervan, zijn standpunt kenbaar te maken.

5.   De betrokken goederen kunnen worden vernietigd indien, binnen tien werkdagen na kennisgeving van de schorsing van de vrijgave van de goederen of vasthouding ervan, de aangever of de houder van de goederen tegenover de douaneautoriteiten zijn instemming met de vernietiging van de goederen heeft bevestigd.

6.   Indien de aangever of de houder van de goederen niet binnen de in lid 5 bedoelde termijn tegenover de douaneautoriteiten heeft bevestigd dat hij instemt met de vernietiging van de goederen, noch heeft verklaard ertegen te zijn, mogen de douaneautoriteiten ervan uitgaan dat de aangever of de houder van de goederen heeft bevestigd akkoord te gaan met de vernietiging van de goederen.

7.   De vernietiging vindt plaats onder douanecontrole. De douaneautoriteiten verlenen in voorkomend geval de houder van het besluit op verzoek informatie over het feitelijke of geschatte aantal vernietigde goederen en de aard ervan.

8.   Indien de aangever of de houder van de goederen niet heeft bevestigd dat hij met de vernietiging van de goederen instemt en de aangever of de houder van de goederen niet is verondersteld dergelijke instemming te hebben bevestigd, overeenkomstig lid 6, stellen de douaneautoriteiten de houder van het besluit daar onmiddellijk van in kennis, evenals van het aantal goederen en de aard ervan, met afbeeldingen daarvan, indien passend. Ook stellen de douaneautoriteiten de houder van het besluit, op verzoek en mits zij daarover beschikken, in kennis van de namen en adressen van de geadresseerde van de goederen, de afzender en de aangever of de houder van de goederen, alsook van de douaneregeling en van de oorsprong, herkomst en bestemming van de goederen waarvan de vrijgave is geschorst of die worden vastgehouden.

9.   Zodra alle douaneformaliteiten zijn vervuld, geven de douaneautoriteiten de goederen vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan, indien zij niet binnen tien werkdagen na de in lid 8 bedoelde kennisgeving door de houder van het besluit in kennis zijn gesteld van de inleiding van een procedure waarmee moet worden vastgesteld of er een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gepleegd.

10.   De Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 35 wat betreft de wijziging van hoeveelheden in de definitie van kleine zendingen indien de definitie onpraktisch blijkt te zijn, gelet op het feit dat de goede werking van de in dit artikel opgenomen procedure moet worden verzekerd, of indien dat nodig is om te voorkomen dat deze procedure, wat de samenstelling van de zendingen betreft, wordt omzeild.

HOOFDSTUK IV

AANSPRAKELIJKHEID, KOSTEN EN BOETEN

Artikel 27

Aansprakelijkheid van de douaneautoriteiten

Onverminderd de nationale wetgeving geeft het besluit tot toewijzing van een verzoek de houder ervan geen recht op compensatie in het geval dat de goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, niet door een douanekantoor worden ontdekt en worden vrijgegeven of dat er geen maatregelen worden genomen om deze goederen vast te houden.

Artikel 28

Aansprakelijkheid van de houder van het besluit

Indien een krachtens deze verordening naar behoren ingeleide procedure niet wordt voortgezet ingevolge een handeling of verzuim van de houder van het besluit, indien overeenkomstig artikel 19, lid 2, genomen monsters niet worden teruggestuurd of beschadigd zijn en onbruikbaar ingevolge een handeling of verzuim van de houder van het besluit of indien achteraf wordt vastgesteld dat de betrokken goederen geen inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, is de houder van het besluit aansprakelijk jegens enige houder van de goederen of aangever die in dit opzicht schade heeft geleden, overeenkomstig de specifieke toepasselijke wetgeving.

Artikel 29

Kosten

1.   De houder van het besluit vergoedt op verzoek van de douaneautoriteiten de kosten die door de douaneautoriteiten of andere namens de douaneautoriteiten optredende partijen zijn gemaakt, vanaf het moment van vasthouding of schorsing van de vrijgave van de goederen, met inbegrip van opslag en behandeling van de goederen, overeenkomstig de artikelen 17, lid 1, en 18, lid 1, en artikel 19, leden 2 en 3, en wanneer er corrigerende maatregelen worden gebruikt, zoals het vernietigen van goederen overeenkomstig de artikelen 23 en 26.

De houder van een besluit die in kennis is gesteld van de schorsing van de vrijgave van goederen of de vasthouding ervan, krijgt, op verzoek, van de douaneautoriteiten informatie over waar en hoe die goederen worden opgeslagen en over de geraamde kosten van de opslag, bedoeld in dit lid. De informatie over geraamde kosten kan worden uitgedrukt in eenheden zoals tijd, producten, volume, gewicht of dienst, al naargelang de omstandigheden van de opslag en de aard van de goederen.

2.   Dit artikel laat het recht van de houder van het besluit om compensatie te vorderen van de inbreukmaker of andere personen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving, onverlet.

3.   De houder van een besluit tot toewijzing van een Unieverzoek draagt zorg voor en betaalt alle noodzakelijke vertalingen voor de bevoegde douanedienst of douaneautoriteiten die moeten optreden met betrekking tot de goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht.

Artikel 30

Sancties

De lidstaten zorgen ervoor dat de houders van besluiten de in deze verordening opgenomen verplichtingen nakomen, en zo nodig stellen zij daarvoor sanctiebepalingen vast. Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van deze bepalingen en van alle wijzigingen daarvan.

HOOFDSTUK V

UITWISSELING VAN INFORMATIE

Artikel 31

Uitwisseling van gegevens over besluiten inzake verzoeken en vasthoudingen tussen de lidstaten en de Commissie

1.   De bevoegde douanediensten stellen de Commissie onverwijld in kennis van het onderstaande:

a)

besluiten tot toewijzing van een verzoek, met het verzoek en de bijlagen;

b)

besluiten waarbij de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, wordt verlengd of besluiten waarbij een besluit tot toewijzing van een verzoek wordt ingetrokken of gewijzigd;

c)

de schorsing van een besluit tot toewijzing van een verzoek.

2.   Onverminderd de bepalingen van artikel 24, onder g), van Verordening (EG) nr. 515/97 stellen de douaneautoriteiten, wanneer de vrijgave van goederen wordt geschorst of goederen worden vastgehouden, de Commissie in kennis van alle relevante informatie, persoonlijke gegevens uitgezonderd, met inbegrip van informatie over het aantal en het soort goederen, waarde, intellectuele-eigendomsrechten, douaneprocedures, landen van herkomst, oorsprong en bestemming, en routes en middelen van vervoer.

3.   De doorgifte van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde informatie en alle gegevensuitwisselingen met betrekking tot besluiten inzake verzoeken, bedoeld in artikel 14, tussen de douaneautoriteiten van de lidstaten, verlopen via een centrale gegevensbank van de Commissie. De informatie en de gegevens worden in die gegevensbank opgeslagen.

4.   Om de veiligheid van de verwerking van de in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel bedoelde gegevens te verzekeren, wordt de in lid 3 bedoelde centrale gegevensbank opgezet in elektronische vorm. De centrale gegevensbank bevat de in artikel 6, lid 3, artikel 14 en dit artikel bedoelde gegevens, inclusief persoonsgegevens.

5.   De douaneautoriteiten van de lidstaten en de Commissie hebben toegang tot de gegevens van de centrale gegevensbank al naargelang ze die toegang nodig hebben om te kunnen voldoen aan hun wettelijke verantwoordelijkheden bij de toepassing van deze verordening. De toegang tot de informatie die overeenkomstig artikel 6, lid 3, is gemarkeerd voor beperkte behandeling, is voorbehouden aan de douaneautoriteiten van de lidstaten waar om het optreden wordt verzocht. De douaneautoriteiten van de lidstaten mogen de Commissie, wanneer die er naar behoren om vraagt, toegang geven tot deze informatie indien dat voor de toepassing van deze verordening absoluut noodzakelijk is.

6.   De douaneautoriteiten voeren in de centrale gegevensbank de gegevens in met betrekking tot de bij de bevoegde douanedienst ingediende verzoeken. De douaneautoriteiten die gegevens in de centrale gegevensbank hebben ingevoerd, zullen deze gegevens indien nodig aanpassen, aanvullen, corrigeren of wissen. Elke douaneautoriteit die gegevens in de centrale gegevensbank heeft ingevoerd, is verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid, juistheid en relevantie ervan.

7.   De Commissie neemt en handhaaft passende technische en organisatorische maatregelen om een betrouwbare en veilige werking van de centrale gegevensbank te verzekeren. De douaneautoriteiten van de lidstaten nemen en handhaven passende technische en organisatorische maatregelen om de vertrouwelijkheid en veiligheid van de gegevensverwerking te verzekeren, zowel ten aanzien van de verwerking door hun douaneautoriteiten als de op hun grondgebied geïnstalleerde terminals van de centrale gegevensbank.

Artikel 32

Oprichting van een centrale gegevensbank

De Commissie gaat over tot oprichting van de in artikel 31 bedoelde gegevensbank. De gegevensbank zal zo spoedig mogelijk operationeel zijn en in elk geval op 1 januari 2015.

Artikel 33

Bepalingen inzake gegevensbescherming

1.   De verwerking van persoonsgegevens in de centrale gegevensbank van de Commissie geschiedt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 en onder het toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

2.   De verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten geschiedt in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG en onder het toezicht van de in artikel 28 van die richtlijn bedoelde onafhankelijke autoriteit van de lidstaat.

3.   Persoonsgegevens worden uitsluitend verzameld en gebruikt voor de toepassing van deze verordening. Aldus verzamelde persoonsgegevens zijn nauwkeurig en worden bijgewerkt.

4.   Elke douaneautoriteit die persoonsgegevens in de centrale gegevensbank heeft ingevoerd, is de toezichthoudende instantie voor de verwerking van die gegevens.

5.   Betrokkenen hebben recht van toegang tot de hen betreffende persoonsgegevens die in de centrale gegevensbank worden verwerkt, en in voorkomend geval het recht om deze persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 of de nationale wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG te laten corrigeren, uitwissen of afschermen.

6.   Alle verzoeken tot uitoefening van het recht van toegang, rectificatie, uitwissing of afscherming van gegevens worden ingediend bij en behandeld door de douaneautoriteiten. Indien een betrokkene een verzoek tot uitoefening van dat recht heeft ingediend bij de Commissie, stuurt deze het verzoek door naar de douaneautoriteiten in kwestie.

7.   Persoonsgegevens mogen niet langer worden bewaard dan zes maanden na de datum waarop het besluit tot toewijzing van het verzoek is ingetrokken of de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, is verlopen.

8.   Indien de houder van het besluit een procedure overeenkomstig artikel 23, lid 3, of artikel 26, lid 9, heeft ingeleid en de bevoegde douaneautoriteiten daarvan in kennis heeft gesteld, worden de persoonsgegevens bewaard tot zes maanden nadat de procedure definitief heeft aangetoond of inbreuk is gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht.

HOOFDSTUK VI

COMITÉ, DELEGATIE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 34

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité douanewetboek, dat is ingesteld bij de artikelen 247 bis en 248 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 35

Uitoefening van de delegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

2.   De in artikel 26, lid 10, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt toegekend voor onbepaalde duur vanaf 19 juli 2013.

3.   De in artikel 26, lid 10, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.   Een overeenkomstif artikel 26, lid 10, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien noch het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt met twee maanden verlengd op initiatief van het Europees Parlement of de Raad.

Artikel 36

Wederzijdse administratieve bijstand

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 zijn van overeenkomstige toepassing op deze verordening.

Artikel 37

Rapportage

De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk 31 december 2016 een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze verordening. Indien noodzakelijk gaat dit verslag vergezeld van passende aanbevelingen.

Dat verslag zal gaan over relevante incidenten met geneesmiddelen die over het douanegrondgebied van de Unie worden vervoerd en die zich zouden kunnen voordoen uit hoofde van deze verordening, en er zal een beoordeling in staan van de mogelijke invloed ervan op de verbintenissen die de Unie inzake toegang tot geneesmidden is aangegaan in het kader van de op 14 november 2001 door de WTO-ministerconferentie in Doha aangenomen „Verklaring over de Trips-overeenkomst en de volksgezondheid”, alsook over de maatregelen die zijn genomen om een situatie die in dat opzicht nadelige effecten heeft, aan te pakken.

Artikel 38

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1383/2003 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2014.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen in overeenstemming met de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 39

Overgangsbepalingen

Krachtens Verordening (EG) nr. 1383/2003 toegewezen verzoeken blijven geldig tijdens de in het besluit tot toewijzing van het verzoek gespecificeerde termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, en worden niet verlengd.

Artikel 40

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2014, met uitzondering van:

a)

artikel 6, artikel 12, lid 7, en artikel 22, lid 3, die van toepassing zijn met ingang van19 juli 2013;

b)

artikel 31, lid 1 en leden 3 tot en met 7, en artikel 33, die van toepassing zijn met ingang van de datum waarop de in artikel 32 bedoelde gegevensbank functioneert. De Commissie maakt die datum bekend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 12 juni 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

L. CREIGHTON


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 16 mei 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 11 juni 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 196 van 2.8.2003, blz. 7.

(3)  PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1.

(4)  PB C 45 E van 23.2.2010, blz. 47.

(5)  PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1.

(6)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(8)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

(9)  PB C 363 van 13.12.2011, blz. 3.

(10)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(11)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 1.

(12)  PB L 198 van 8.8.1996, blz. 30.

(13)  PB L 227 van 1.9.1994, blz. 1.

(14)  PB L 78 van 24.3.2009, blz. 1.

(15)  PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1.

(16)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(17)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(18)  PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1.

(19)  PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16.

(20)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(21)  PB L 157 van 30.4.2004, blz. 45.

(22)  PB L 23 van 26.1.2008, blz. 21.


BIJLAGE

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 1383/2003

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 1

Artikel 4

Artikel 18

Artikel 5

De artikelen 3 tot en met 9

Artikel 6

De artikelen 6 en 29

Artikel 7

Artikel 12

Artikel 8

De artikelen 10, 11, 12, 14 en 15

Artikel 9

De artikelen 17 en 19

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 23

Artikel 12

De artikelen 16 en 21

Artikel 13

Artikel 23

Artikel 14

Artikel 24

Artikel 15

Artikel 20

Artikel 16

Artikel 25

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 30

Artikel 19

De artikelen 27 en 28

Artikel 20

De artikelen 6, 12, 22 en 26

Artikel 21

Artikel 34

Artikel 22

De artikelen 31 en 36

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 38

Artikel 25

Artikel 40