28.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 354/90


RICHTLIJN 2013/53/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 november 2013

betreffende pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van Richtlijn 94/25/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot pleziervaartuigen (3) werd in het kader van de totstandbrenging van de interne markt vastgesteld om de veiligheidskenmerken van pleziervaartuigen in alle lidstaten te harmoniseren en belemmeringen voor de handel in pleziervaartuigen tussen de lidstaten weg te nemen.

(2)

Aanvankelijk vielen alleen pleziervaartuigen met een minimale romplengte van 2,5 m en een maximale lengte van 24 m onder het toepassingsgebied van Richtlijn 94/25/EG. Bij Richtlijn 2003/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 tot wijziging van Richtlijn 94/25/EG (4) is het toepassingsgebied van Richtlijn 94/25/EG uitgebreid tot waterscooters en zijn in de gewijzigde richtlijn milieubeschermingseisen opgenomen door de vaststelling van grenswaarden voor uitlaatemissies (CO, HC, NOx en fijnstof) en het geluid van voortstuwingsmotoren, voor zowel met compressieontsteking als met vonkontsteking.

(3)

Richtlijn 94/25/EG is gebaseerd op de beginselen van de nieuwe aanpak, die uiteengezet zijn in de resolutie van de Raad van 7 mei 1985 betreffende een nieuwe aanpak op het gebied van de technische harmonisatie en normalisatie (5). Dit betekent dat zij slechts de essentiële eisen voor pleziervaartuigen bevat en dat de technische details overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (6) door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie (Cenelec) worden vastgesteld. Conformiteit met de aldus vastgestelde geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt, vestigt een vermoeden van conformiteit met de eisen van Richtlijn 94/25/EG. De ervaring heeft geleerd dat deze basisbeginselen in deze sector goed werken en derhalve behouden en nog verder bevorderd dienen te worden.

(4)

Door technologische ontwikkelingen op de markt, doen zich echter nieuwe vraagstukken voor in verband met de milieueisen van Richtlijn 94/25/EG. Om rekening te houden met deze ontwikkelingen en om het kader voor de handel in de producten die onder deze richtlijn vallen te verduidelijken, dienen bepaalde aspecten van Richtlijn 94/25/EG te worden herzien en verbeterd; omwille van de duidelijkheid dient die richtlijn te worden ingetrokken en te worden vervangen door de onderhavige richtlijn.

(5)

In Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten (7) zijn horizontale bepalingen vastgesteld inzake de accreditatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties, de CE-markering en het kader voor markttoezicht en voor controles op producten die de markt van de Unie binnenkomen, die ook van toepassing zijn op de producten die onder deze richtlijn vallen.

(6)

Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten (8) omvat gemeenschappelijke beginselen en referentiebepalingen voor op de beginselen van de nieuwe aanpak gebaseerde wetgeving. Om te zorgen voor consistentie met andere sectorale productwetgeving dienen sommige bepalingen van deze richtlijn op dat besluit te worden afgestemd, tenzij de bijzonderheden van de sector een andere oplossing vereisen. Daarom dienen bepaalde definities, de algemene verplichtingen voor marktdeelnemers, de bepalingen betreffende het vermoeden van conformiteit, de voorschriften voor de CE-markering, de eisen voor conformiteitsbeoordelingsinstanties, de aanmeldingsprocedures en de bepalingen betreffende de procedures voor producten die een risico opleveren, op dat besluit te worden afgestemd. Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie (9) voorziet in een procedure voor bezwaren tegen geharmoniseerde normen die niet volledig aan de eisen van deze richtlijn voldoen.

(7)

Om het begrip en de uniforme toepassing van deze richtlijn door marktdeelnemers en nationale autoriteiten te vergemakkelijken, dienen het toepassingsgebied en de definities van Richtlijn 94/25/EG te worden verduidelijkt. In het bijzonder dient duidelijk te worden aangegeven dat amfibische vaartuigen van het toepassingsgebied van deze richtlijn zijn uitgesloten. Tevens moet worden gespecificeerd welke soorten kano’s en kajaks van het toepassingsgebied van de richtlijn zijn uitgesloten en moet worden verduidelijkt dat alleen voor sport en vrije tijd bedoelde waterscooters onder deze richtlijn vallen.

(8)

Daarnaast is het, om het begrip van deze richtlijn en de uniforme toepassing ervan te bevorderen, wenselijk definities op te nemen van „voor eigen gebruik gebouwde vaartuigen”, „romplengte” en „particuliere importeur”, die specifiek zijn voor deze sector. De huidige definitie van „voortstuwingsmotor” moet worden uitgebreid, teneinde ook innovatieve voortstuwingsoplossingen eronder te laten vallen.

(9)

Om een hoog niveau van bescherming van algemene belangen, zoals gezondheid en veiligheid, en van consumenten en het milieu te waarborgen, alsook te zorgen voor eerlijke mededinging op de markt van de Unie, dienen de onder deze richtlijn vallende producten die in de Unie in de handel worden gebracht of in bedrijf worden gesteld, conform te zijn met de desbetreffende wetgeving van de Unie en dienen de marktdeelnemers, overeenkomstig hun respectieve rol in de toeleveringsketen, verantwoordelijk te zijn voor de conformiteit van de producten.

(10)

Alle marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen dienen passende maatregelen te nemen om te waarborgen dat de onder deze richtlijn vallende producten geen gevaar opleveren voor de gezondheid en veiligheid van personen, eigendommen of het milieu wanneer zij op de juiste wijze worden gebouwd en onderhouden en dat zij uitsluitend producten op de markt aanbieden die aan de desbetreffende wetgeving van de Unie voldoen. Deze richtlijn dient te zorgen voor een duidelijke en evenredige verdeling van de verplichtingen overeenkomstig de rol van alle marktdeelnemers in de toeleverings- en distributieketen.

(11)

Omdat bepaalde taken alleen door de fabrikant kunnen worden verricht, moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de fabrikant en de marktdeelnemers die verderop in de distributieketen een rol spelen. Ook moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de importeur en de distributeur, omdat de importeur producten uit derde landen in de Unie in de handel brengt. De importeur dient bijgevolg te waarborgen dat deze producten aan de toepasselijke eisen van de Unie voldoen.

(12)

De fabrikant, die op de hoogte is van de details van het ontwerp- en productieproces, is het meest geschikt om de conformiteitsbeoordelingsprocedure volledig uit te voeren. De verplichting een conformiteitsbeoordeling uit te voeren, dient daarom uitsluitend bij de fabrikant te blijven berusten.

(13)

Er moet worden gewaarborgd dat onder deze richtlijn vallende producten die uit derde landen de markt van de Unie binnenkomen, aan alle toepasselijke eisen van de Unie voldoen, en met name dat de fabrikanten adequate beoordelingsprocedures voor die producten hebben uitgevoerd. Bijgevolg dient te worden bepaald dat importeurs ervoor moeten zorgen dat de producten die zij in de handel brengen aan de toepasselijke eisen voldoen en dat zij geen producten in de handel brengen die niet aan deze eisen voldoen of een risico opleveren. Om dezelfde reden moet tevens worden bepaald dat importeurs erop moeten toezien dat er conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn toegepast en dat de CE-markering en de door de fabrikanten opgestelde documenten voor inspectiedoeleinden ter beschikking staan van de toezichthoudende autoriteiten.

(14)

Wanneer de distributeur een onder deze richtlijn vallend product op de markt aanbiedt nadat het door de fabrikant of de importeur in de handel is gebracht, dient hij de nodige zorgvuldigheid te betrachten om ervoor te zorgen dat de wijze waarop hij met het product omgaat geen negatieve invloed heeft op de conformiteit ervan. Van zowel importeurs als distributeurs wordt verwacht dat zij bij het in de handel brengen of op de markt aanbieden van producten de nodige zorgvuldigheid betrachten in verband met de toepasselijke eisen.

(15)

Wanneer importeurs onder deze richtlijn vallende producten in de handel brengen, dienen zij daarop hun naam en contactadres te vermelden. Er dient een uitzondering te worden gemaakt voor gevallen waarin een dergelijke vermelding door de omvang of aard van een onderdeel niet mogelijk is.

(16)

Wanneer een marktdeelnemer een product onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt of een product zodanig wijzigt dat de conformiteit ten aanzien van de toepasselijke eisen in het gedrang kan komen, dient hij als fabrikant te worden beschouwd en de verplichtingen van de fabrikant op zich te nemen.

(17)

Distributeurs en importeurs, die dicht bij de markt staan, dienen te worden betrokken bij de markttoezichttaken van de bevoegde nationale autoriteiten, en dienen bereid te zijn actief medewerking te verlenen en die autoriteiten alle nodige informatie over het product te verstrekken.

(18)

De invoer in de Unie van pleziervaartuigen en waterscooters uit derde landen door in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersonen is een specifiek kenmerk van deze sector. Richtlijn 94/25/EG bevat echter een klein aantal bepalingen die van toepassing zijn of geacht kunnen worden van toepassing te zijn op particuliere importeurs inzake de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling (beoordeling na de bouw). Daarom moeten de andere verplichtingen van particuliere importeurs worden verduidelijkt; deze dienen in principe gelijk te zijn aan die van fabrikanten, met enkele uitzonderingen vanwege de niet-commerciële aard van hun activiteiten.

(19)

Het markttoezicht wordt eenvoudiger en doeltreffender wanneer de traceerbaarheid van een product gedurende de gehele toeleveringsketen gewaarborgd wordt. Een efficiënt traceringssysteem verlicht de taak van de markttoezichtautoriteiten wanneer zij marktdeelnemers moeten opsporen die niet-conforme producten op de markt hebben aangeboden.

(20)

Met het oog op de duidelijkheid en de consistentie met andere richtlijnen volgens de nieuwe aanpak moet expliciet worden bepaald dat onder deze richtlijn vallende producten alleen in de handel gebracht of in bedrijf gesteld mogen worden als zij voldoen aan de algemene eis dat zij geen gevaar voor de gezondheid en de veiligheid van personen, eigendommen of het milieu, mogen opleveren, alsook als zij aan de in deze richtlijn opgenomen essentiële eisen voldoen.

(21)

Met betrekking tot motoren die voor gebruik in vaartuigen zijn aangepast tot voortstuwingsmotoren, waarbij voor de oorspronkelijke motor al een typegoedkeuring is verleend overeenkomstig Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (10) of Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (11), moeten personen die motoren aanpassen, kunnen vertrouwen op het conformiteitsbewijs dat door de oorspronkelijke motorfabrikant is afgegeven, voor zover de kenmerken van de uitlaatemissies niet zijn veranderd als gevolg van die aanpassingen.

(22)

In het Verslag betreffende de mogelijkheid om nieuwe verbeteringen aan te brengen in de milieueigenschappen van motoren voor pleziervaartuigen, ingediend overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 2003/44/EG, is nagegaan hoe de grenswaarden voor uitlaatemissies van motoren van pleziervaartuigen verder kunnen worden verlaagd. In dat verslag werd geconcludeerd dat de grenswaarden van Richtlijn 2003/44/EG dienden te worden aangescherpt. De grenswaarden dienen te worden vastgesteld op een niveau dat overeenkomt met de technische ontwikkeling van schonere technologie voor scheepsmotoren en dat een vooruitgang in de richting van wereldwijd geharmoniseerde grenswaarden voor uitlaatemissies mogelijk maakt. De grenswaarden voor CO dienen echter te worden verhoogd om de wezenlijke afname van andere luchtverontreinigende stoffen mogelijk te maken als weerspiegeling van de technologische haalbaarheid en ter verwezenlijking van de snelst mogelijke uitvoering, waarbij ervoor wordt gezorgd dat het sociaaleconomische effect op deze economische sector aanvaardbaar is.

(23)

De scheepsmotoren dienen te worden getest volgens de testcycli zoals beschreven in de geharmoniseerde norm afhankelijk van de desbetreffende brandstof en vermogenscategorie; totdat deze beschikbaar zijn, moeten de testcycli worden gebruikt zoals beschreven in de toepasselijke ISO-norm, met inachtneming van de waarden in bijlage I, deel B, punt 2.3. Er dienen testcycli te worden ontwikkeld voor alle verbrandingsmotoren die deel uitmaken van het voortstuwingssysteem, met inbegrip van hybride krachtinstallaties.

(24)

De testbrandstoffen die bij de beoordeling van de conformiteit van vaartuigen met de grenswaarden voor uitlaatemissies worden gebruikt, dienen overeen te komen met de samenstelling van de op de relevante markt gebruikte brandstoffen; voor de typegoedkeuring in de Unie dienen dus Europese testbrandstoffen te worden gebruikt. Omdat fabrikanten uit derde landen niet altijd toegang tot Europese referentiebrandstoffen hebben, dienen goedkeuringsinstanties te kunnen toestaan dat motoren met andere referentiebrandstoffen worden getest. Om de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de testresultaten te waarborgen dient de keuze van de referentiebrandstoffen echter beperkt te zijn tot die specificaties in de desbetreffende ISO-norm.

(25)

Om bij te dragen tot de bescherming van het mariene milieu is het wenselijk dat het verplicht wordt in vaartuigen met een toilet een opvangtank te installeren.

(26)

Ongevalsstatistieken wijzen uit dat het risico dat een van leefruimte voorzien meerrompspleziervaartuig omslaat, klein is. Hoewel dit risico klein is, is het toch wenselijk dat het risico van omslaan voor van leefruimte voorziene meerrompspleziervaartuigen in aanmerking wordt genomen en dat, wanneer zij kunnen omslaan, deze vaartuigen in omgeslagen stand moeten blijven drijven en er praktische ontsnappingsmogelijkheden mogelijk moeten zijn.

(27)

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel mag deze richtlijn geen afbreuk doen aan de bevoegdheid van de lidstaten om voorschriften met betrekking tot het bevaren van bepaalde wateren uit te vaardigen die zij nodig achten met het oog op de bescherming van het milieu, inclusief tegen geluidsoverlast, en van het net van waterwegen, alsook om de veiligheid op die waterwegen te waarborgen, mits die voorschriften geen aanpassing vereisen van vaartuigen die aan de eisen van deze richtlijn voldoen, en die voorschriften gerechtvaardigd zijn en evenredig zijn met de nagestreefde doelen.

(28)

De CE-markering, waarmee de conformiteit van een product wordt aangegeven, is de zichtbare uitkomst van een uitgebreid proces van conformiteitsbeoordeling. De algemene beginselen voor de CE-markering zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 765/2008. In deze richtlijn dienen voorschriften te worden vastgesteld voor het aanbrengen van de CE-markering op het vaartuig, op onderdelen en op voortstuwingsmotoren. Het is wenselijk de verplichte CE-markering uit te breiden tot alle binnenboordmotoren en hekmotoren zonder geïntegreerde uitlaat die geacht worden aan de essentiële eisen van deze richtlijn te voldoen.

(29)

Het is van cruciaal belang dat aan fabrikanten, particuliere importeurs en gebruikers duidelijk wordt gemaakt dat de fabrikant door het aanbrengen van de CE-markering verklaart dat het product aan alle toepasselijke eisen beantwoordt en dat hij de volledige verantwoordelijkheid daarvoor op zich neemt.

(30)

De CE-markering dient de enige conformiteitsmarkering te zijn die aangeeft dat het onder deze richtlijn vallende product in overeenstemming is met de harmonisatiewetgeving van de Unie. Andere markeringen dienen evenwel toegestaan te zijn als zij bijdragen aan een betere bescherming van de consument en niet onder harmonisatiewetgeving van de Unie vallen.

(31)

Om ervoor te zorgen dat de essentiële eisen worden nageleefd, moeten passende conformiteitsbeoordelingsprocedures voor fabrikanten worden vastgesteld. Die procedures dienen te worden vastgesteld door te verwijzen naar de conformiteitsbeoordelingsmodules in Besluit nr. 768/2008/EG. De procedures moeten worden gekozen aan de hand van de hoogte van het risico dat de vaartuigen, motoren en onderdelen kunnen opleveren. Daarom moet voor elke conformiteitscategorie een adequate procedure worden geboden of de keuze worden gelaten tussen verschillende gelijkwaardige procedures.

(32)

De ervaring leert dat voor onderdelen een breder scala van conformiteitsbeoordelingsmodules wenselijk is. Voor de conformiteitsbeoordeling ten aanzien van voorschriften voor uitlaatemissies en geluidsemissies dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de gevallen waarin geharmoniseerde normen zijn gebruikt en gevallen waarin deze niet zijn gebruikt, omdat het in de laatste gevallen gerechtvaardigd is een strengere conformiteitsbeoordelingsprocedure voor te schrijven. Tevens dient de mogelijkheid om voor geluidsemissietests gebruik te maken van referentievaartuiggegevens te worden geschrapt omdat deze in de praktijk niet wordt gebruikt en bijgevolg overbodig is.

(33)

Om duidelijke informatie te verstrekken over de geschikte omstandigheden voor het gebruik van vaartuigen, dienen de titels van de categorieën vaartuigontwerpen uitsluitend te worden gebaseerd op de voor de navigatie essentiële omgevingsomstandigheden, te weten windkracht en significante golfhoogte. Er zijn vier ontwerpcategorieën, genaamd A, B, C en D, die overeenstemmen met een bepaalde windkracht en significante golfhoogte met het oog op het ontwerp, vergezeld van een toelichting.

(34)

Richtlijn 94/25/EG bevat voorschriften voor de beoordeling na de bouw van pleziervaartuigen door een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die het product in de handel brengt of in bedrijf stelt als de fabrikant niet de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van het product met de richtlijn op zich neemt. Omwille van de samenhang, is het wenselijk de beoordeling na de bouw van pleziervaartuigen uit te breiden tot waterscooters. Voor de duidelijkheid dient te worden gespecificeerd in welke situaties de beoordeling na de bouw mag plaatsvinden. Bovendien dient de toepassing ervan in geval van invoer beperkt te worden tot niet-commerciële invoer door particuliere importeurs, om te voorkomen dat de beoordeling na de bouw voor commerciële doeleinden wordt misbruikt. Ook moet het voorschrift dat de persoon die de beoordeling na de bouw aanvraagt, documenten aan de aangemelde instantie moet verstrekken, worden verruimd om te waarborgen dat de aangemelde instantie een betrouwbare beoordeling van de conformiteit van het product kan uitvoeren.

(35)

Omdat ervoor moet worden gezorgd dat de conformiteitsbeoordelingsinstanties voor onder deze richtlijn vallende producten in de gehele Unie een uniform, hoog prestatieniveau hebben en omdat al deze instanties hun functies op hetzelfde niveau en onder eerlijke concurrentievoorwaarden dienen uit te oefenen, dienen bindende voorschriften te worden vastgesteld voor conformiteitsbeoordelingsinstanties die willen worden aangemeld om conformiteitsbeoordelingsdiensten uit hoofde van deze richtlijn te verrichten.

(36)

Om bij de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling van onder deze richtlijn vallende producten een consistent kwaliteitsniveau te kunnen waarborgen, moeten niet alleen de eisen voor conformiteitsbeoordelingsinstanties die willen worden aangemeld, worden versterkt, maar moeten tegelijkertijd eisen worden vastgesteld voor de aanmeldende autoriteiten en andere instanties die bij de beoordeling en aanmelding van en bij het toezicht op aangemelde instanties betrokken zijn.

(37)

Verordening (EG) nr. 765/2008 completeert en versterkt het bestaande kader voor het markttoezicht op producten waarvoor de harmonisatiewetgeving van de Unie geldt, met inbegrip van de onder deze richtlijn vallende producten. De lidstaten dienen het markttoezicht op die producten bijgevolg overeenkomstig die verordening, en overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (12), indien van toepassing, te organiseren en uit te voeren.

(38)

Om de transparantie te vergroten en de procedures te versnellen, moet de bestaande vrijwaringsprocedure die de Commissie in staat stelt te onderzoeken of een maatregel van een lidstaat tegen niet-conform geachte producten gerechtvaardigd is, worden verbeterd teneinde de efficiëntie te vergroten en van de deskundigheid in de lidstaten te profiteren.

(39)

Het bestaande systeem dient te worden aangevuld met een procedure om belanghebbenden te informeren over genomen maatregelen tegen onder deze richtlijn vallende producten die een risico opleveren voor de gezondheid en veiligheid van personen of voor andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang. Deze procedure dient ook markttoezichtautoriteiten in staat te stellen samen met de betrokken marktdeelnemers eerder tegen dergelijke producten op te treden.

(40)

Indien de lidstaten en de Commissie het erover eens zijn dat een maatregel van een lidstaat gerechtvaardigd is, dient nadere betrokkenheid van de Commissie hierbij niet vereist te zijn.

(41)

Teneinde rekening te houden met de voortschrijdende technische kennis en met nieuwe wetenschappelijke inzichten, dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen om bijlage I, deel B, punten 2.3, 2.4 en 2.5 alsook afdeling 3 en deel C, afdeling 3, alsook de bijlagen V, VII en IX, te wijzigen. Hiermee kan de Commissie in de toekomst voorzien in testcycli voor hybride motoren en met biobrandstoffen bijgemengde testbrandstoffen in de tabel van testbrandstoffen opnemen zodra die testbrandstoffen internationaal zijn aanvaard. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie dient er bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen voor te zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(42)

Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn te waarborgen, dienen uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie te worden toegekend. Deze bevoegdheden dienen te worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (13).

(43)

De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen op grond waarvan de aanmeldende lidstaat de nodige corrigerende maatregelen moet nemen met betrekking tot aangemelde instanties die niet of niet langer voldoen aan de vereisten voor hun aanmelding.

(44)

De onderzoeksprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen waarmee wordt gewaarborgd dat deze richtlijn op uniforme wijze wordt toegepast, in het bijzonder ten aanzien van de in artikel 24 bepaalde aanvullende voorschriften voor conformiteitsbeoordelingsprocedures en de voorschriften betreffende de categorieën vaartuigontwerpen, de vaartuigidentificatie, het plaatje van de bouwer, de handleiding, het gassysteem, de voorkoming van lozing, de vragenlijst voor de rapportage en de navigatielichten.

(45)

De Commissie moet, door middel van uitvoeringshandelingen en, gezien het bijzondere karakter ervan, zonder Verordening (EU) nr. 182/2011 toe te passen, bepalen of maatregelen die de lidstaten hebben getroffen met betrekking tot een product dat een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen, eigendommen of het milieu inhoudt, gerechtvaardigd zijn.

(46)

De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met conformiteitsbeoordeling, categorieën vaartuigontwerpen, navigatielichten, voorkoming van lozing en gastoestellen die een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen, eigendommen of het milieu inhouden, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

(47)

In overeenstemming met de vaste praktijk kan het bij deze richtlijn ingestelde comité overeenkomstig zijn reglement van orde een nuttige rol spelen bij het onderzoeken van vraagstukken met betrekking tot de toepassing van deze richtlijn die door zijn voorzitter of door een vertegenwoordiger van een lidstaat worden opgeworpen.

(48)

Om het toezicht op en de doeltreffendheid van de richtlijn te verbeteren, moeten de lidstaten een vragenlijst over de toepassing van de richtlijn invullen. De Commissie moet vervolgens een verslag over de toepassing van deze richtlijn opstellen en publiceren.

(49)

De lidstaten dienen regels vast te stellen betreffende sancties voor inbreuken op deze richtlijn en ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(50)

Om fabrikanten en andere marktdeelnemers voldoende tijd te gunnen om zich aan de voorschriften in deze richtlijn aan te passen, moet er na de inwerkingtreding van deze richtlijn een behoorlijke overgangsperiode zijn waarin producten die aan Richtlijn 94/25/EG voldoen, nog steeds in de handel mogen worden gebracht.

(51)

Om de toepassing van deze richtlijn door kleine en middelgrote fabrikanten van buitenboordvoorstuwingsmotoren met vonkontsteking met een vermogen van 15 kW of minder te vergemakkelijken en hen in staat te stellen zich aan de nieuwe voorschriften aan te passen, dient voor deze fabrikanten een specifieke overgangsperiodete worden ingesteld.

(52)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en veiligheid en bescherming van het milieu en het waarborgen van de werking van de interne markt door geharmoniseerde eisen voor onder deze richtlijn vallende producten en minimumeisen voor markttoezicht vast te stellen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar, wegens de omvang en de gevolgen ervan, beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(53)

Richtlijn 94/25/EG dient bijgevolg te worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn bevat voorschriften voor het ontwerp en de vervaardiging van de in artikel 2, lid 1, bedoelde producten, alsook regels voor het vrije verkeer van die producten in de Unie.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn is van toepassing op de volgende producten:

a)

pleziervaartuigen en gedeeltelijk afgebouwde pleziervaartuigen;

b)

waterscooters en gedeeltelijk afgebouwde waterscooters;

c)

de in bijlage II vermelde onderdelen wanneer die afzonderlijk in de Unie in de handel worden gebracht, hierna „onderdelen” genoemd;

d)

voortstuwingsmotoren die gemonteerd zijn of specifiek bestemd zijn voor montage op of in vaartuigen;

e)

op of in vaartuigen gemonteerde voortstuwingsmotoren die een ingrijpende wijziging ondergaan;

f)

vaartuigen die een ingrijpende verbouwing ondergaan.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op de volgende producten:

a)

wat de ontwerp- en bouwvoorschriften in bijlage I, deel A, betreft:

i)

uitsluitend voor wedstrijden bedoelde vaartuigen, met inbegrip van wedstrijdroeiboten en trainingsroeiboten, die als zodanig door de fabrikant worden aangeduid;

ii)

kano’s en kajaks die ontworpen zijn om uitsluitend met menselijke kracht te worden voortgestuwd, gondels en waterfietsen;

iii)

surfplanken die uitsluitend zijn ontworpen om door de wind te worden voortgestuwd en die worden bediend door een of meer staande personen;

iv)

surfplanken;

v)

originele historische vaartuigen en individuele replica’s daarvan die vóór 1950 zijn ontworpen en hoofdzakelijk met de oorspronkelijke materialen zijn gebouwd, en als zodanig door de fabrikant worden aangeduid;

vi)

experimentele vaartuigen, mits zij niet in de Unie in de handel worden gebracht;

vii)

voor eigen gebruik gebouwde vaartuigen, op voorwaarde dat zij daarna gedurende een periode van vijf jaar, gerekend vanaf het in bedrijf stellen van het vaartuig, niet in de Unie in de handel worden gebracht;

viii)

vaartuigen die specifiek bestemd zijn om te worden bemand en passagiers te vervoeren voor commerciële doeleinden, onverminderd lid 3, ongeacht het aantal passagiers;

ix)

duikboten;

x)

luchtkussenvoertuigen;

xi)

draagvleugelboten;

xii)

met stoomkracht aangedreven vaartuigen met externe verbranding die als brandstof gebruikmaken van kolen, cokes, hout, olie of gas;

xiii)

amfibische vaartuigen, te weten motorvoertuigen, op wielen of rupsbanden, die zowel op water als aan land kunnen worden gebruikt;

b)

wat de uitlaatemissievoorschriften in bijlage I, deel B, betreft:

i)

voortstuwingsmotoren die gemonteerd zijn of specifiek bestemd zijn voor montage op de volgende producten:

uitsluitend voor wedstrijden bedoelde vaartuigen die als zodanig door de fabrikant worden aangeduid;

experimentele vaartuigen, op voorwaarde dat zij niet in de Unie in de handel worden gebracht;

vaartuigen die specifiek bestemd zijn om te worden bemand en passagiers te vervoeren voor commerciële doeleinden, onverminderd lid 3, ongeacht het aantal passagiers;

duikboten;

luchtkussenvoertuigen;

draagvleugelboten;

amfibische vaartuigen, te weten motorvoertuigen, op wielen of rupsbanden, die zowel op water als aan land kunnen worden gebruikt;

ii)

originelen en individuele replica’s van historische voortstuwingsmotoren die op een ontwerp van vóór 1950 gebaseerd zijn, niet in serie geproduceerd zijn en gemonteerd worden op de onder a), punten v) of vii), bedoelde vaartuigen;

iii)

voor eigen gebruik gebouwde voortstuwingsmotoren, op voorwaarde dat zij nadien gedurende een periode van vijf jaar, gerekend vanaf het moment waarop het vaartuig in bedrijf is gesteld, niet in de Unie in de handel worden gebracht;

c)

wat de geluidsemissievoorschriften in bijlage I, deel C, betreft:

i)

alle onder b) bedoelde vaartuigen;

ii)

voor eigen gebruik gebouwde vaartuigen, op voorwaarde dat zij daarna gedurende een periode van vijf jaar, gerekend vanaf het in bedrijf stellen van het vaartuig, niet in de Unie in de handel worden gebracht.

3.   Het feit dat hetzelfde vaartuig ook kan worden gebruikt voor de verhuur of voor sport- en vrijetijdscursussen staat er niet aan in de weg dat het onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt wanneer het voor recreatiedoeleinden in de Unie in de handel wordt gebracht.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   „vaartuig”: alle pleziervaartuigen en waterscooters;

2.   „pleziervaartuig”: alle voor sport- en vrijetijdsdoeleinden bedoelde vaartuigen, behalve waterscooters, ongeacht het type of de wijze van voortstuwing, met een romplengte van 2,5 tot 24 m;

3.   „waterscooter”: een voor sport- en vrijetijdsdoeleinden bedoeld vaartuig met een romplengte van minder dan 4 m dat een voortstuwingsmotor met een waterstraalpomp als primaire voortstuwingsbron gebruikt en ontworpen is om door (een) op en niet in de romp zittende, staande of knielende persoon (personen) te worden bediend;

4.   „voor eigen gebruik gebouwd vaartuig”: een vaartuig dat grotendeels door de toekomstige gebruiker voor eigen gebruik is gebouwd;

5.   „voortstuwingsmotor”: direct of indirect voor voortstuwing gebruikte inwendigeverbrandingsmotor met vonk- of compressieontsteking;

6.   „ingrijpende wijziging van een motor”: een wijziging van een voortstuwingsmotor waardoor deze de in bijlage I, deel B, vermelde emissiegrenswaarden zou kunnen overschrijden of waardoor het nominale vermogen van de motor met meer dan 15 % toeneemt;

7.   „ingrijpende verbouwing van een vaartuig”: een verbouwing van het vaartuig waarbij de wijze van voortstuwing van het vaartuig wordt veranderd, de motor ingrijpend wordt gewijzigd of het vaartuig zodanig wordt gewijzigd dat mogelijkerwijs niet meer wordt voldaan aan de toepasselijke essentiële veiligheids- en milieueisen van deze richtlijn;

8.   „wijze van voortstuwing”: de methode waarmee het vaartuig wordt voortgestuwd;

9.   „motorfamilie”: door de fabrikant bepaalde groep van motoren die door hun ontwerp soortgelijke uitlaat- of geluidsemissiekenmerken hebben;

10.   „romplengte”: de lengte van de romp gemeten volgens de geharmoniseerde norm;

11.   „op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

12.   „in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een product;

13.   „in bedrijf stellen”: het eerste gebruik in de Unie van een onder de richtlijn vallend product door de eindgebruiker ervan;

14.   „fabrikant”: een natuurlijke of rechtspersoon die een product vervaardigt of een product laat ontwerpen of vervaardigen en het onder zijn naam of merknaam verhandelt;

15.   „gemachtigde”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen;

16.   „importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een product uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

17.   „particuliere importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van een niet-handelsactiviteit een product uit een derde land in de Unie invoert met het oogmerk dit voor eigen gebruik in bedrijf te stellen;

18.   „distributeur”: een natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, anders dan de fabrikant of de importeur, die een product op de markt aanbiedt;

19.   „marktdeelnemers”: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur en de distributeur;

20.   „geharmoniseerde norm”: een geharmoniseerde norm zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

21.   „accreditatie”: accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

22.   „nationale accreditatie-instantie”: nationale accreditatie-instelling zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

23.   „conformiteitsbeoordeling”: het proces waarin wordt aangetoond of voor een product aan de eisen van deze richtlijn is voldaan;

24.   „conformiteitsbeoordelingsinstantie”: een instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, zoals onder meer ijken, testen, certificeren en inspecteren;

25.   „terugroepen”: maatregel waarmee wordt beoogd een product te doen terugkeren dat al aan de eindgebruiker ter beschikking is gesteld;

26.   „uit de handel nemen”: maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat een product dat zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden;

27.   „markttoezicht”: activiteiten en maatregelen van overheidsinstanties om ervoor te zorgen dat producten voldoen aan de toepasselijke eisen die zijn opgenomen in de harmonisatiewetgeving van de Unie en geen gevaar opleveren voor de gezondheid en veiligheid of andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang;

28.   „CE-markering”: een markering waarmee de fabrikant aangeeft dat het product in overeenstemming is met alle toepasselijke eisen van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in het aanbrengen ervan voorziet;

29.   „harmonisatiewetgeving van de Unie”: alle wetgeving van de Unie die de voorwaarden voor het verhandelen van producten harmoniseert.

Artikel 4

Essentiële eisen

1.   De in artikel 2, lid 1, bedoelde producten mogen alleen aangeboden of in bedrijf gesteld worden als zij geen gevaar opleveren voor de gezondheid en de veiligheid van personen, eigendommen of het milieu, wanneer zij correct worden onderhouden en voor het beoogde doel worden gebruikt, en alleen op voorwaarde dat zij aan de toepasselijke essentiële eisen van bijlage I voldoen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 2, lid 1, bedoelde producten niet op de markt aangeboden of in bedrijf gesteld worden, tenzij zij aan de voorschriften van lid 1 voldoen.

Artikel 5

Nationale bepalingen betreffende de vaart

Deze richtlijn staat er niet aan in de weg dat de lidstaten bepalingen vaststellen betreffende de vaart op bepaalde wateren met het oog op de bescherming van het milieu, en van het net van waterwegen en ter bevordering van de veiligheid op die waterwegen, mits die bepalingen geen aanpassing vereisen van pleziervaartuigen die in overeenstemming zijn met deze richtlijn, en die bepalingen gerechtvaardigd en evenredig zijn.

Artikel 6

Vrij verkeer

1.   De lidstaten belemmeren het op de markt aanbieden of, onverminderd artikel 5, het op hun grondgebied in bedrijfstellen van vaartuigen die aan deze richtlijn voldoen, niet.

2.   De lidstaten belemmeren het op de markt aanbieden van gedeeltelijk afgebouwde vaartuigen niet wanneer de fabrikant of importeur overeenkomstig bijlage III verklaart dat zij bestemd zijn om door anderen te worden afgebouwd.

3.   De lidstaten belemmeren niet dat onderdelen die overeenkomstig de in artikel 15 bedoelde verklaring van de fabrikant of van de importeur aan deze richtlijn voldoen en bestemd zijn om in vaartuigen te worden gemonteerd, op de markt aangeboden of in bedrijf gesteld worden.

4.   De lidstaten belemmeren niet dat de volgende voortstuwingsmotoren op de markt aangeboden of in bedrijf gesteld worden:

a)

al dan niet in vaartuigen gemonteerde motoren die aan deze richtlijn voldoen;

b)

in vaartuigen ingebouwde motoren waarvoor typegoedkeuring is verleend overeenkomstig Richtlijn 97/68/EG en die voldoen aan de emissiegrenswaarden van fase III A, fase III B of fase IV voor compressieontstekingsmotoren die worden gebruikt voor andere toepassingen dan het aandrijven van binnenschepen, locomotieven en treinstellen, zoals vermeld in punt 4.1.2 van bijlage I bij die richtlijn, die voldoen aan deze richtlijn, met uitzondering van de eisen inzake uitlaatemissies in bijlage I, deel B;

c)

in vaartuigen ingebouwde motoren waarvoor typegoedkeuring is verleend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 595/2009, die aan deze richtlijn voldoen, met uitzondering van de eisen inzake uitlaatemissies in bijlage I, deel B.

De punten b) en c) van de eerste alinea zijn van toepassing op voorwaarde dat wanneer een motor wordt aangepast voor montage in een vaartuig, de persoon die de aanpassing uitvoert, ervoor zorgt dat bij de aanpassing ten volle rekening wordt gehouden met de gegevens en andere informatie van de motorfabrikant, zodat wanneer de motor wordt gemonteerd overeenkomstig de montage-instructies van de persoon die de motor aanpast, deze zal blijven voldoen aan de eisen inzake uitlaatemissies van hetzij Richtlijn 97/68/EG, hetzij Verordening (EG) nr. 595/2009, zoals verklaard door de motorfabrikant. De persoon die de motor aanpast, verklaart overeenkomstig artikel 15 dat de motor blijft voldoen aan de eisen inzake uitlaatemissies van hetzij Richtlijn 97/68/EG, hetzij Verordening (EG) nr. 595/2009, zoals verklaard door de motorfabrikant, wanneer deze motor wordt gemonteerd volgens de montage-instructies die worden bijgeleverd door de persoon die de motor aanpast.

5.   De lidstaten belemmeren niet dat in artikel 2, lid 1, bedoelde producten die niet aan deze richtlijn voldoen, op handelsbeurzen, tentoonstellingen, demonstraties en soortgelijke evenementen worden getoond, mits met een zichtbaar teken duidelijk is aangegeven dat die producten niet aan deze richtlijn voldoen en niet in de Unie worden aangeboden of in bedrijf gesteld voordat zij met de richtlijn in overeenstemming zijn gebracht.

HOOFDSTUK II

VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS EN PARTICULIERE IMPORTEURS

Artikel 7

Verplichtingen van fabrikanten

1.   Wanneer fabrikanten hun producten in de handel brengen, waarborgen zij dat deze zijn ontworpen en vervaardigd overeenkomstig de eisen van artikel 4, lid 1, en bijlage I.

2.   Fabrikanten stellen overeenkomstig artikel 25 technische documentatie op en voeren overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 22 en artikel 24 de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure uit of laten deze uitvoeren.

Wanneer met die procedure is aangetoond dat het product aan de toepasselijke eisen voldoet, stellen de fabrikanten een verklaring als bedoeld in artikel 15 op en maken zij de CE-markering en brengen zij deze aan overeenkomstig de artikelen 17 en 18.

3.   Fabrikanten bewaren de technische documentatie en een kopie van de in artikel 15 bedoelde verklaring tot tien jaar nadat het product in de handel is gebracht.

4.   Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van hun serieproductie voortdurend te waarborgen. Er wordt terdege rekening gehouden met veranderingen in het ontwerp of in de kenmerken van het product en met veranderingen in de geharmoniseerde normen waarnaar is verwezen voor de conformiteitsverklaring van het product.

Indien dit gezien de risico’s van een product passend wordt geacht, voeren fabrikanten met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten steekproeven uit op de producten die op de markt worden aangeboden, onderzoeken zij klachten, non-conforme producten en teruggeroepen producten en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dit toezicht.

5.   Fabrikanten zorgen ervoor dat op hun producten, een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander identificatiemiddel is aangebracht, of, wanneer dit door de omvang of aard van het onderdeel niet mogelijk is, dat de vereiste informatie op de verpakking of in een bij het product gevoegd document is vermeld.

6.   Fabrikanten vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en het contactadres op het product, of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het product gevoegd document. Het adres geeft één punt aan waar contact met de fabrikant opgenomen kan worden.

7.   Fabrikanten zorgen ervoor dat het product vergezeld gaat van instructies en veiligheidsinformatie in de handleiding in een of meer talen die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen, zoals vastgesteld door de betrokken lidstaat.

8.   Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht product niet conform met deze richtlijn is, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen fabrikanten, indien het product een risico oplevert, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte brengen, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

9.   Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het product aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan eventuele maatregelen waarmee de risico’s van de door hen in de handel gebrachte producten worden weggenomen.

Artikel 8

Gemachtigden

1.   Fabrikanten kunnen een gemachtigde aanstellen door hem een schriftelijk mandaat te geven.

2.   De verplichtingen uit hoofde van artikel 7, lid 1, en de opstelling van technische documentatie maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

3.   Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Het mandaat stelt de gemachtigde in staat ten minste de volgende taken te verrichten:

a)

tot tien jaar nadat het product in de handel is gebracht een kopie van de verklaring als bedoeld in artikel 15 en de technische documentatie ter beschikking van de nationale toezichthoudende autoriteiten houden;

b)

de bevoegde nationale autoriteit, wanneer deze een met redenen omkleed verzoek daartoe indient, alle benodigde informatie en documentatie verstrekken om de conformiteit van het product aan te tonen;

c)

op verzoek van de bevoegde nationale autoriteiten medewerking verlenen aan eventuele maatregelen waarmee de risico’s van onder hun mandaat vallende producten worden weggenomen.

Artikel 9

Verplichtingen van importeurs

1.   Importeurs brengen alleen producten in de Unie in de handel die aan de gestelde eisen voldoen.

2.   Alvorens een product in de handel te brengen, zorgen importeurs ervoor dat de fabrikant de juiste conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd. Zij zorgen er ook voor dat de fabrikant de technische documentatie heeft opgesteld, dat het product van de in artikel 17 bedoelde CE-markering is voorzien en vergezeld gaat van de documenten die vereist zijn overeenkomstig artikel 15, bijlage I, deel A, punt 2.5, bijlage I, deel B, punt 4, en bijlage I, deel C, punt 2, en dat de fabrikant aan de eisen van artikel 7, leden 5 en 6, heeft voldaan.

Wanneer een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een product niet voldoet aan de eisen van artikel 4, lid 1, en bijlage I, mag hij het product niet in de handel brengen voordat het conform is gemaakt. Bovendien brengen importeurs, indien het product een risico oplevert, de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten hiervan op de hoogte.

3.   Importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en het contactadres op het product, of, wanneer dit in het geval van onderdelen niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het product gevoegd document.

4.   Importeurs zorgen ervoor dat het product vergezeld gaat van instructies en veiligheidsinformatie in een handleiding in een of meer talen die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen, zoals vastgesteld door de betrokken lidstaat.

5.   Importeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor het product verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het product met betrekking tot de eisen van artikel 4, lid 1, en bijlage I niet in het gedrang komt.

6.   Indien dit gezien de risico’s van een product passend wordt geacht, voeren importeurs met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten steekproeven uit op de producten die op de markt worden aangeboden, onderzoeken zij klachten, non-conforme producten en teruggeroepen producten en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dit toezicht.

7.   Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht product niet conform deze richtlijn is, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen importeurs, indien het product een risico oplevert, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

8.   Importeurs houden gedurende tien jaar nadat het product in de handel is gebracht een kopie van de in artikel 15 bedoelde verklaring ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt.

9.   Importeurs verstrekken de bevoegde nationale autoriteit, wanneer deze een met redenen omkleed verzoek daartoe indient, alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het product aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan eventuele maatregelen waarmee de risico’s van de door hen in de handel gebrachte producten worden weggenomen.

Artikel 10

Verplichtingen van distributeurs

1.   Distributeurs die een product op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid met betrekking tot de eisen van deze richtlijn.

2.   Alvorens een product op de markt aan te bieden, controleren distributeurs of het product van de in artikel 17 bedoelde CE-markering voorzien is, vergezeld gaat van de documenten die vereist zijn overeenkomstig artikel 7, lid 7, artikel 15, bijlage I, deel A, punt 2.5, bijlage I, deel B, punt 4, en bijlage I, deel C, punt 2, en van instructies en veiligheidsinformatie in een of meer talen die de consumenten en andere eindgebruikers in de lidstaat waar het product op de markt wordt aangeboden, gemakkelijk kunnen begrijpen, en of de fabrikant en de importeur aan de eisen van artikel 7, leden 5 en 6, en artikel 9, lid 3, hebben voldaan.

Wanneer een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een product niet voldoet aan de eisen van artikel 4, lid 1, en bijlage I, mag hij het product niet op de markt aanbieden voordat het conform is gemaakt. Wanneer het product een risico oplevert, brengt de distributeur bovendien de fabrikant of de importeur, en de markttoezichtautoriteiten, hiervan op de hoogte.

3.   Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor het product verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het product met betrekking tot de eisen van artikel 4, lid 1, en bijlage I niet in het gedrang komt.

4.   Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden product niet conform deze richtlijn is, nemen de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen distributeurs, indien het product een risico oplevert, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

5.   Distributeurs verstrekken de bevoegde nationale autoriteit, wanneer deze een met redenen omkleed verzoek daartoe indient, alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het product aan te tonen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan maatregelen ter voorkoming van de risico’s van de door hen op de markt aangeboden producten.

Artikel 11

Gevallen waarin verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van deze richtlijn als een fabrikant beschouwd en moet aan de in artikel 7 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen wanneer hij een product onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt of een reeds in de handel gebracht product zodanig wijzigt dat de conformiteit met betrekking tot deze richtlijn in het gedrang kan komen.

Artikel 12

Verplichtingen van particuliere importeurs

1.   Wanneer de fabrikant niet de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van het product met betrekking tot deze richtlijn op zich neemt, verzekert een particuliere importeur zich ervan, voordat het product in bedrijf wordt gesteld, dat het is ontworpen en vervaardigd overeenkomstig de vereisten van artikel 4, lid 1, en bijlage I en vervult hij de in artikel 7, leden 2, 3, 7 en 9, vermelde verplichtingen van de fabrikant of laat hij deze vervullen.

2.   Wanneer de vereiste technische documentatie niet bij de fabrikant beschikbaar is, laat de particuliere importeur deze met behulp van de nodige deskundigheid opstellen.

3.   De particuliere importeur zorgt ervoor dat op het product de naam en het adres zijn aangebracht van de aangemelde instantie die de conformiteitsbeoordeling van het product heeft uitgevoerd.

Artikel 13

Identificatie van marktdeelnemers

1.   Marktdeelnemers delen, op verzoek, aan de markttoezichtautoriteiten het volgende mee:

a)

welke marktdeelnemer een product aan hen heeft geleverd;

b)

aan welke marktdeelnemer zij een product hebben geleverd.

Marktdeelnemers moeten tot tien jaar nadat het product aan hen is geleverd en tot tien jaar nadat zij het product hebben geleverd, de in de eerste alinea bedoelde informatie kunnen verstrekken.

2.   Particuliere importeurs delen op verzoek aan de markttoezichtautoriteiten mee welke marktdeelnemer het product aan hen heeft geleverd.

Particuliere importeurs moeten tot tien jaar nadat het product aan hen is geleverd, de in de eerste alinea bedoelde informatie kunnen verstrekken.

HOOFDSTUK III

CONFORMITEIT VAN HET PRODUCT

Artikel 14

Vermoeden van conformiteit

Producten die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen ervan waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht te voldoen aan de eisen die door die normen of delen ervan worden bestreken, zoals beschreven in artikel 4, lid 1, en bijlage I.

Artikel 15

EU-conformiteitsverklaring en verklaring overeenkomstig bijlage III

1.   In de EU-conformiteitsverklaring wordt vermeld dat aangetoond is dat aan de eisen van artikel 4, lid 1, en bijlage I of van artikel 6, lid 4, onder b) en c), is voldaan.

2.   De EU-conformiteitsverklaring waarvan de structuur overeenkomt met het model in bijlage IV bij deze richtlijn, bevat de in de desbetreffende modules van bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG en bijlage V bij deze richtlijn vermelde elementen en wordt voortdurend bijgewerkt. Zij wordt vertaald in de taal of talen zoals voorgeschreven door de lidstaat waar het product op de markt aangeboden of in bedrijf gesteld wordt.

3.   Door de EU-conformiteitsverklaring op te stellen neemt de fabrikant, de particuliere importeur of de persoon die de motor aanpast als bedoeld in artikel 6, lid 4, onder b) en c), de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van het product op zich.

4.   De in lid 3 bedoelde EU-conformiteitsverklaring vergezelt onderstaande producten wanneer deze op de markt aangeboden of in bedrijf gesteld worden:

a)

vaartuigen;

b)

onderdelen wanneer deze afzonderlijk in de handel worden gebracht;

c)

voortstuwingsmotoren.

5.   De verklaring van de fabrikant of de importeur vervat in bijlage III voor gedeeltelijk afgebouwde vaartuigen bevat de in die bijlage aangegeven elementen en vergezelt de gedeeltelijk afgebouwde vaartuigen. Zij wordt vertaald in de taal of talen zoals voorgeschreven door de lidstaat waar het product wordt aangeboden.

Artikel 16

Algemene beginselen van de CE-markering

Voor de CE-markering gelden de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008.

Artikel 17

Producten waarop de CE-markering moet worden aangebracht

1.   Op de volgende producten moet de CE-markering zijn aangebracht wanneer zij op de markt aangeboden of in bedrijf gesteld worden:

a)

vaartuigen;

b)

onderdelen;

c)

voortstuwingsmotoren.

2.   De lidstaten veronderstellen dat de in lid 1 bedoelde producten waarop de CE-markering is aangebracht, aan deze richtlijn voldoen.

Artikel 18

Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering

1.   De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op de in artikel 17, lid 1, bedoelde producten aangebracht. Wanneer dit in het geval van onderdelen door de omvang of aard van het product niet mogelijk of niet gerechtvaardigd is, wordt de CE-markering aangebracht op de verpakking en op de begeleidende documenten. Bij vaartuigen wordt de CE-markering aangebracht op het los van het vaartuigidentificatienummer gemonteerde plaatje van de bouwer van het vaartuig. Bij voortstuwingsmotoren wordt de CE-markering op de motor aangebracht.

2.   De CE-markering wordt aangebracht voordat het product in de handel gebracht of in bedrijf gesteld wordt. De CE-markering en het in lid 3 bedoelde identificatienummer kunnen worden gevolgd door een pictogram of een andere aanduiding betreffende een bijzonder risico of gebruik.

3.   De CE-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie wanneer een dergelijke instantie betrokken is bij de productiecontrolefase of bij de beoordeling na de bouw.

Het identificatienummer van de aangemelde instantie wordt aangebracht door die instantie zelf of overeenkomstig haar instructies door de fabrikant of diens gemachtigde, of door de in artikel 19, lid 2, 3 of 4, bedoelde persoon.

HOOFDSTUK IV

CONFORMITEITSBEOORDELING

Artikel 19

Toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedures

1.   Alvorens de in artikel 2, lid 1, bedoelde producten in de handel te brengen, past de fabrikant de procedures toe als beschreven in de in de artikelen 20, 21 en 22 bedoelde modules.

2.   Alvorens een product als bedoeld in artikel 2, lid 1, in bedrijf te stellen, past de particuliere importeur de in artikel 23 bedoelde procedure toe als de conformiteitsbeoordeling voor het betrokken product niet door de fabrikant is uitgevoerd.

3.   Iedere persoon die een voortstuwingsmotor of een vaartuig in de handel brengt of in bedrijf stelt nadat de motor of het vaartuig een ingrijpende wijziging of verbouwing heeft ondergaan, of iedere persoon die het beoogde doel van een niet onder deze richtlijn vallend vaartuig zodanig wijzigt dat het daar wel onder valt, past de in artikel 23 bedoelde procedure toe alvorens het product in de handel te brengen of in bedrijf te stellen.

4.   Iedere persoon die voor het verstrijken van de in artikel 2, lid 2, onder a), vii), bedoelde periode van vijf jaar een voor eigen gebruik gebouwd vaartuig in de handel brengt, past de in artikel 23 bedoelde procedure toe alvorens het product in de handel te brengen.

Artikel 20

Ontwerp en bouw

1.   De volgende procedures als beschreven in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG zijn van toepassing op het ontwerp en de bouw van pleziervaartuigen:

a)

voor de ontwerpcategorieën A en B als bedoeld in bijlage I, deel A, punt 1:

i)

voor pleziervaartuigen met een romplengte van 2,5 m tot minder dan 12 m, een van de volgende modules:

module A1 (interne productiecontrole plus producttests onder toezicht);

module B (EU-typeonderzoek) in combinatie met module C, D, E of F;

module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring);

module H (conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging);

ii)

voor pleziervaartuigen met een romplengte van 12 tot 24 m, een van de volgende modules:

module B (EU-typeonderzoek) in combinatie met module C, D, E of F;

module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring);

module H (conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging);

b)

voor ontwerpcategorie C als bedoeld in bijlage I, deel A, punt 1:

i)

voor pleziervaartuigen met een romplengte van 2,5 m tot minder dan 12 m, een van de volgende modules:

indien ten aanzien van bijlage I, deel A, punten 3.2 en 3.3, aan de geharmoniseerde normen wordt voldaan: module A (interne productiecontrole), module A1 (interne productiecontrole plus producttests onder toezicht), module B (EU-typeonderzoek) in combinatie met module C, D, E of F, module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring) of module H (conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging);

indien ten aanzien van bijlage I, deel A, punten 3.2 en 3.3, niet aan de geharmoniseerde normen wordt voldaan: module A1 (interne productiecontrole plus producttests onder toezicht), module B (EU-typeonderzoek) in combinatie met module C, D, E of F, module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring) of module H (conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging);

ii)

voor pleziervaartuigen met een romplengte van 12 tot 24 m, een van de volgende modules:

module B (EU-typeonderzoek) in combinatie met module C, D, E of F;

module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring);

module H (conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging);

c)

voor ontwerpcategorie D als bedoeld in bijlage I, deel A, punt 1:

voor pleziervaartuigen met een romplengte van 2,5 tot 24 m, een van de volgende modules:

module A (interne productiecontrole);

module A1 (interne productiecontrole plus producttests onder toezicht);

module B (EU-typeonderzoek) in combinatie met module C, D, E of F;

module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring);

module H (conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging).

2.   De volgende procedures als beschreven in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG zijn van toepassing op het ontwerp en de bouw van waterscooters:

a)

module A (interne productiecontrole);

b)

module A1 (interne productiecontrole plus producttests onder toezicht);

c)

module B (EU-typeonderzoek) in combinatie met module C, D, E of F;

d)

module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring);

e)

module H (conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging).

3.   De volgende procedures als beschreven in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG zijn van toepassing op het ontwerp en de bouw van onderdelen:

a)

module B (EU-typeonderzoek) in combinatie met module C, D, E of F;

b)

module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring);

c)

module H (conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging).

Artikel 21

Uitlaatemissies

Met betrekking tot de uitlaatemissies van de in artikel 2, lid 1, onder d) en e), bedoelde producten past de motorfabrikant de volgende procedures als beschreven in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG toe:

a)

indien tests worden uitgevoerd met gebruikmaking van de geharmoniseerde norm, een van de volgende modules:

i)

module B (EU-typeonderzoek) in combinatie met module C, D, E of F;

ii)

module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring);

iii)

module H (conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging);

b)

indien tests worden uitgevoerd zonder gebruikmaking van de geharmoniseerde norm, een van de volgende modules:

i)

module B (EU-typeonderzoek) in combinatie met module C;

ii)

module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring).

Artikel 22

Geluidsemissies

1.   De fabrikant past de volgende procedures als beschreven in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG toe voor de geluidsemissies van pleziervaartuigen met hekvoorstuwingsmotoren zonder geïntegreerde uitlaat of binnenboordmotoren en van pleziervaartuigen met hekvoorstuwingsmotoren zonder geïntegreerde uitlaat of met binnenboordmotoren, wanneer deze een ingrijpende verbouwing ondergaan en vervolgens binnen vijf jaar na de verbouwing in de handel worden gebracht:

a)

indien tests worden uitgevoerd met gebruikmaking van de geharmoniseerde norm voor geluidsmeting, een van de volgende modules:

i)

module A1 (interne productiecontrole plus producttests onder toezicht);

ii)

module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring);

iii)

module H (conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging);

b)

indien tests worden uitgevoerd zonder gebruikmaking van de geharmoniseerde norm voor geluidsmeting: module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring);

c)

indien de methode op basis van het getal van Froude en de verhouding vermogen/deplacement voor de beoordeling worden gebruikt, een van de volgende modules:

i)

module A (interne productiecontrole);

ii)

module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring);

iii)

module H (conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging).

2.   De waterscooter- of motorfabrikant past de volgende procedures als beschreven in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG toe voor de geluidsemissies van waterscooters, buitenboordvoorstuwingsmotoren en hekvoortstuwingsmotoren met geïntegreerde uitlaat die voor montage op pleziervaartuigen bestemd zijn:

a)

indien tests worden uitgevoerd met gebruikmaking van de geharmoniseerde norm voor geluidsmeting, een van de volgende modules:

i)

module A1 (interne productiecontrole plus producttests onder toezicht);

ii)

module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring);

iii)

module H (conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging);

b)

indien tests worden uitgevoerd zonder gebruikmaking van de geharmoniseerde norm voor geluidsmeting: module G (conformiteit op basis van eenheidskeuring).

Artikel 23

Beoordeling na de bouw

De in artikel 19, leden 2, 3 en 4, bedoelde beoordeling na de bouw wordt uitgevoerd overeenkomstig bijlage V.

Artikel 24

Aanvullende bepalingen

1.   Wanneer module B van bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG wordt toegepast, wordt het EU-typeonderzoek op de in punt 2, tweede streepje, van die module beschreven wijze verricht.

Een productietype als bedoeld in module B kan verscheidene productievarianten omvatten mits:

a)

de verschillen tussen de varianten geen nadelige invloed hebben op het veiligheidsniveau en de andere prestatie-eisen van het product, en

b)

de varianten van het product genoemd worden in het dienovereenkomstige EU-typeonderzoekcertificaat, indien nodig middels wijzigingen in het oorspronkelijke certificaat.

2.   Wanneer module A1 van bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG wordt toegepast, worden de productcontroles uitgevoerd op een of meer vaartuigen die de productie van de fabrikant vertegenwoordigen en zijn de aanvullende voorschriften in bijlage VI bij deze richtlijn van toepassing.

3.   De in de modules A1 en C1 van bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG bedoelde mogelijkheid om gebruik te maken van een geaccrediteerde interne instantie is niet van toepassing.

4.   Wanneer module F van bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG wordt toegepast, is de in bijlage VII bij deze richtlijn beschreven procedure van toepassing voor de beoordeling van de conformiteit met betrekking tot de uitlaatemissievoorschriften.

5.   Wanneer module C van bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG wordt toegepast voor de beoordeling van de conformiteit met betrekking tot de uitlaatemissievoorschriften van deze richtlijn en de fabrikant niet werkt volgens een relevant kwaliteitssysteem als beschreven in module H van bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG, worden door of namens een door de fabrikant gekozen aangemelde instantie met willekeurige, door de instantie te bepalen tussenpozen productcontroles uitgevoerd om de kwaliteit van de interne controles op het product te verifiëren. Als het kwaliteitsniveau onvoldoende blijkt te zijn of als het nodig lijkt de juistheid van de door de fabrikant opgegeven gegevens te controleren, is de in bijlage VIII bij deze richtlijn beschreven procedure van toepassing.

Artikel 25

Technische documentatie

1.   De in artikel 7, lid 2, bedoelde technische documentatie omvat alle relevante gegevens en bijzonderheden over de middelen die de fabrikant gebruikt om ervoor te zorgen dat het product aan de eisen van artikel 4, lid 1, en bijlage I voldoet. In het bijzonder omvat zij de in bijlage IX vermelde relevante documenten.

2.   De technische documentatie garandeert dat het ontwerp, de bouw, de werking en de conformiteitsbeoordeling goed te begrijpen zijn.

HOOFDSTUK V

AANMELDING VAN CONFORMITEITSBEOORDELINGSINSTANTIES

Artikel 26

Aanmelding

De instanties die bevoegd zijn om uit hoofde van deze richtlijn conformiteitsbeoordelingstaken van derden te verrichten, worden door de lidstaten bij de Commissie en de andere lidstaten aangemeld.

Artikel 27

Aanmeldende autoriteiten

1.   De lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties voor de toepassing van deze richtlijn, en voor het toezicht op de aangemelde instanties, met inbegrip van de naleving van artikel 32.

2.   De lidstaten kunnen de beoordeling en het toezicht als bedoeld in lid 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 laten uitvoeren door een nationale accreditatie-instantie, zoals gedefinieerd in die verordening.

3.   Wanneer de aanmeldende autoriteit de beoordeling, de aanmelding of het toezicht als bedoeld in lid 1 delegeert of op andere wijze toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, moet deze instantie een rechtspersoon zijn en mutatis mutandis voldoen aan de eisen van artikel 28. Bovendien moet deze instantie een regeling treffen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken.

4.   De aanmeldende autoriteit is volledig verantwoordelijk voor de taken die de in lid 3 bedoelde instantie verricht.

Artikel 28

Eisen voor aanmeldende autoriteiten

1.   Een aanmeldende autoriteit is zodanig opgericht dat zich geen belangenconflicten met conformiteitsbeoordelingsinstanties voordoen.

2.   Een aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn.

3.   Een aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt genomen door bekwame personen die niet de beoordeling hebben verricht.

4.   Een aanmeldende autoriteit verricht geen activiteiten die worden uitgevoerd door conformiteitsbeoordelingsinstanties en verlenen geen adviesdiensten op commerciële basis of in concurrentie, en biedt evenmin aan dergelijke activiteiten te verrichten of dergelijke adviezen te verlenen.

5.   Een aanmeldende autoriteit waarborgt dat de verkregen informatie vertrouwelijk wordt behandeld.

6.   Een aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame personeelsleden om haar taken naar behoren uit te voeren.

Artikel 29

Informatieverplichting voor aanmeldende autoriteiten

De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en voor het toezicht op aangemelde instanties, en van alle wijzigingen daarin.

De Commissie maakt deze informatie openbaar.

Artikel 30

Voorschriften in verband met aangemelde instanties

1.   Om uit hoofde van deze richtlijn te kunnen worden aangemeld, moet een conformiteitsbeoordelingsinstantie aan de eisen van de leden 2 tot en met 11 voldoen.

2.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is naar nationaal recht opgericht en heeft rechtspersoonlijkheid.

3.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of producten.

Een instantie die lid is van een organisatie van ondernemers en/of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering, de assemblage, het gebruik of het onderhoud van de door hen beoordeelde producten, kan als een dergelijke instantie worden beschouwd op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten aangetoond worden.

4.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de door hen beoordeelde producten, noch de vertegenwoordiger van een van deze partijen. Dit vormt echter geen beletsel voor het gebruik van beoordeelde producten die nodig zijn voor de activiteiten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie of voor het gebruik van de producten voor persoonlijke doeleinden.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen of vervaardigen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van deze producten. Zij oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijke oordeel of hun integriteit met betrekking tot conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld, in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten.

Conformiteitsbeoordelingsinstanties zorgen ervoor dat de activiteiten van hun dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten.

5.   Conformiteitsbeoordelingsinstanties en hun personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, inzonderheid van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.

6.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is in staat de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten die in de artikelen 19 tot en met 24 aan haar zijn toegewezen en waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de conformiteitsbeoordelingsinstantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.

De conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elke soort of elke categorie producten waarvoor zij is aangemeld, over:

a)

personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten;

b)

beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures worden gewaarborgd.

Zij beschikt over passend beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen taken die zij als aangemelde instantie verricht en andere activiteiten;

c)

procedures om bij de uitoefening van haar taken naar behoren rekening te houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve complexiteit van de technologie van het product in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Zij beschikt over de middelen die nodig zijn om de technische en administratieve taken in verband met de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten op passende wijze uit te voeren en heeft toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten.

7.   Het voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verantwoordelijke personeel beschikt over:

a)

een gedegen technische en beroepsopleiding die alle conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld;

b)

een bevredigende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren;

c)

voldoende kennis over en inzicht in de essentiële eisen, de toepasselijke geharmoniseerde normen, de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie en de desbetreffende nationale wetgeving;

d)

de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht.

8.   De onpartijdigheid van de conformiteitsbeoordelingsinstanties, hun hoogste leidinggevenden en van hun beoordelingspersoneel wordt gegarandeerd.

De beloning van de hoogste leidinggevenden en het beoordelingspersoneel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.

9.   Conformiteitsbeoordelingsinstanties sluiten een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van zijn nationale recht door de lidstaat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.

10.   Het personeel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de uitoefening van haar taken uit hoofde van de artikelen 19 tot en met 24 of de bepalingen van nationaal recht die daaraan uitvoering geven, behalve ten opzichte van de bevoegde instanties van de lidstaat waarin de werkzaamheden plaatsvinden. De eigendomsrechten worden beschermd.

11.   Conformiteitsbeoordelingsinstanties nemen deel aan, of zorgen ervoor dat hun beoordelingspersoneel op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties die is opgericht uit hoofde van artikel 42, en hanteren de als gevolg van de werkzaamheden van die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren.

Artikel 31

Vermoeden van conformiteit

Wanneer een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de desbetreffende geharmoniseerde normen of delen ervan waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt zij geacht aan de eisen van artikel 30 te voldoen wanneer de toepasselijke geharmoniseerde normen die eisen dekken.

Artikel 32

Dochterondernemingen van aangemelde instanties en uitbesteding

1.   Wanneer een aangemelde instantie specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de eisen van artikel 30 voldoet, en brengt zij de aanmeldende autoriteit hiervan op de hoogte.

2.   Aangemelde instanties nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of dochterondernemingen.

3.   Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed of door een dochteronderneming worden uitgevoerd.

4.   Aangemelde instanties houden alle relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of de dochterondernemer en over de door de onderaannemer of dochterondernemer uit hoofde van de artikelen 19 tot en met 24 uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende autoriteit.

Artikel 33

Verzoek om aanmelding

1.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie dient een verzoek om aanmelding in bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is.

2.   Het in lid 1 bedoelde verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s) en het product of de producten waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn en, indien dit bestaat, van een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie, waarin wordt verklaard dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de eisen van artikel 30.

3.   Wanneer de betrokken conformiteitsbeoordelingsinstantie geen accreditatiecertificaat kan overleggen, verschaft zij de aanmeldende autoriteit alle bewijsstukken die nodig zijn om haar conformiteit met de eisen van artikel 30 te verifiëren en te erkennen en daar geregeld toezicht op te houden.

Artikel 34

Aanmeldingsprocedure

1.   Aanmeldende autoriteiten mogen uitsluitend conformiteitsbeoordelingsinstanties aanmelden die aan de eisen van artikel 30 hebben voldaan.

2.   Aanmeldende autoriteiten verrichten de aanmelding bij de Commissie en de andere lidstaten door middel van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem.

3.   Bij de aanmelding worden de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s), het product of de producten en de bekwaamheidsattestatie uitvoerig beschreven.

4.   Wanneer een aanmelding niet gebaseerd is op een accreditatiecertificaat als bedoeld in artikel 33, lid 2, verschaft de aanmeldende autoriteit de Commissie en de andere lidstaten de bewijsstukken waaruit de bekwaamheid van de conformiteitsbeoordelingsinstantie blijkt, evenals de regeling die waarborgt dat de instantie regelmatig wordt gecontroleerd en zal blijven voldoen aan de eisen van artikel 30.

5.   De betrokken instantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie en de andere lidstaten binnen twee weken na een aanmelding indien een accreditatiecertificaat wordt gebruikt en binnen twee maanden na een aanmelding indien geen accreditatiecertificaat wordt gebruikt, geen bezwaren hebben ingediend.

Alleen een dergelijke instantie wordt voor de toepassing van deze richtlijn als aangemelde instantie beschouwd.

6.   De Commissie en de andere lidstaten worden in kennis gesteld van alle relevante latere wijzigingen die van belang zijn voor de aanmelding.

Artikel 35

Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties

1.   De Commissie kent aan elke aangemelde instantie een identificatienummer toe.

Zij kent per instantie slechts één nummer toe, ook als de instantie uit hoofde van diverse handelingen van de Unie is aangemeld.

Daarnaast wijzen de lidstaten een identificatiecode toe aan een aangemelde instantie die door een aanmeldende autoriteit is gemachtigd om de conformiteitsbeoordelingen na de bouw uit te voeren.

2.   De Commissie maakt de lijst van uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties openbaar, onder vermelding van de toegekende identificatienummers en, indien van toepassing, identificatiecodes en de activiteiten waarvoor zij zijn aangemeld.

De Commissie zorgt voor de bijwerking van deze lijst.

Artikel 36

Wijzigingen in aanmeldingen

1.   Wanneer een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de eisen van artikel 30 voldoet of haar verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt, opgeschort of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan die eisen of het niet-nakomen van die verplichtingen. Zij brengt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte.

2.   Wanneer de aanmelding wordt beperkt, opgeschort of ingetrokken, of de aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende lidstaat het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij aan de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten op hun verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 37

Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties

1.   De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt aan of in kennis wordt gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een aangemelde instantie of over de vraag of een aangemelde instantie nog aan de eisen voldoet en haar verantwoordelijkheden nakomt.

2.   De aanmeldende lidstaat verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie over de grondslag van de aanmelding of het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken instantie.

3.   Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.

4.   Wanneer de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarin de aanmeldende lidstaat wordt verzocht de nodige corrigerende maatregelen te nemen, en zo nodig de aanmelding in te trekken.

Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 50, lid 2.

Artikel 38

Operationele verplichtingen van aangemelde instanties

1.   Aangemelde instanties voeren conformiteitsbeoordelingen uit volgens de conformiteitsbeoordelingsprocedures van de artikelen 19 tot en met 24.

2.   De conformiteitsbeoordelingen worden op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij wordt voorkomen dat marktdeelnemers en particuliere importeurs onnodig worden belast. De conformiteitsbeoordelingsinstantie houdt bij de uitoefening van haar activiteiten naar behoren rekening met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve technologische complexiteit van de producten en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Daarbij eerbiedigt zij evenwel de striktheid en het beschermingsniveau die nodig zijn om het product aan deze richtlijn te laten voldoen.

3.   Wanneer een aangemelde instantie vaststelt dat een fabrikant of een particuliere importeur niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 4, lid 1, en bijlage I of overeenkomstige geharmoniseerde normen, verlangt zij van die fabrikant of particuliere importeur dat hij passende corrigerende maatregelen neemt en verleent zij geen conformiteitscertificaat.

4.   Wanneer een aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit na verlening van een certificaat vaststelt dat een product niet meer conform is, verlangt zij van de fabrikant of particuliere importeur dat hij passende corrigerende maatregelen neemt; zo nodig schort zij het certificaat op of trekt zij dit in.

5.   Wanneer geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de certificaten door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, opgeschort of ingetrokken.

Artikel 39

Beroepsprocedure

De lidstaten voorzien in een beroepsprocedure tegen besluiten van de aangemelde instanties.

Artikel 40

Informatieverplichting voor aangemelde instanties

1.   Aangemelde instanties brengen de aanmeldende autoriteit op de hoogte van:

a)

elke weigering, beperking, opschorting of intrekking van certificaten;

b)

omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor aanmelding;

c)

informatieverzoeken over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen;

d)

op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

2.   Aangemelde instanties verstrekken de andere uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde producten verrichten, relevante informatie over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten.

Artikel 41

Uitwisseling van ervaringen

De Commissie voorziet in de organisatie van de uitwisseling van ervaringen tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid.

Artikel 42

Coördinatie van aangemelde instanties

De Commissie zorgt voor passende en goed verlopende coördinatie en samenwerking tussen de uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties in de vorm van een of meer sectorale groepen van aangemelde instanties.

De lidstaten zorgen ervoor dat de door hen aangemelde instanties rechtstreeks of via aangestelde vertegenwoordigers aan de werkzaamheden van die groep(en) deelnemen.

HOOFDSTUK VI

MARKTTOEZICHT IN DE UNIE, CONTROLE VAN PRODUCTEN DIE DE MARKT VAN DE UNIE BINNENKOMEN, EN VRIJWARINGSPROCEDURES

Artikel 43

Markttoezicht in de Unie en controle van producten die de markt van de Unie binnenkomen

Artikel 15, lid 3, en de artikelen 16 tot en met 29 van Verordening (EG) nr. 765/2008 zijn van toepassing op het toezicht op producten die onder deze richtlijn vallen.

Artikel 44

Procedure voor producten die op nationaal niveau een risico opleveren

1.   Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een onder deze richtlijn vallend product een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen, eigendommen of het milieu vormt, voeren zij een beoordeling van het product uit in het licht van de ter zake doende in deze richtlijn vastgestelde eisen. De desbetreffende marktdeelnemers of particuliere importeurs werken waar nodig met de markttoezichtautoriteiten samen.

Wanneer de markttoezichtautoriteiten in het geval van een marktdeelnemer bij deze beoordeling vaststellen dat het product niet aan de eisen van deze richtlijn voldoet, verlangen zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat hij de passende corrigerende maatregelen neemt om binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, het product met deze eisen in overeenstemming te brengen, het uit de handel te nemen of terug te roepen.

Wanneer de markttoezichtautoriteiten in het geval van een particuliere importeur bij deze beoordeling vaststellen dat het product niet aan de eisen van deze richtlijn voldoet, wordt de particuliere importeur onverwijld in kennis gesteld van de passende corrigerende maatregelen die evenredig met de aard van het risico moeten worden genomen om het product met deze eisen in overeenstemming te brengen, de inbedrijfstelling van het product op te schorten of het gebruik van het product op te schorten.

De markttoezichtautoriteiten brengen de desbetreffende aangemelde instantie hiervan op de hoogte.

Artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008 is van toepassing op de in de tweede en de derde alinea van de in dit lid genoemde maatregelen.

2.   Wanneer de markttoezichtautoriteiten van mening zijn dat de non-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de betrokken marktdeelnemer hebben verlangd.

3.   De marktdeelnemer zorgt ervoor dat de passende corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken producten die hij in de Unie op de markt heeft aangeboden.

De particuliere importeur zorgt ervoor dat de passende corrigerende maatregelen worden toegepast op het product dat hij voor eigen gebruik in de Unie heeft ingevoerd.

4.   Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markt aanbieden van het product te verbieden of te beperken, dan wel het product in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

Wanneer de particuliere importeur geen doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om op hun grondgebied de inbedrijfstelling van het product te verbieden of het gebruik ervan te verbieden of te beperken.

De markttoezichtautoriteiten brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze maatregelen op de hoogte.

5.   De in lid 4 bedoelde informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het non-conforme product te identificeren en om de oorsprong van het product, de aard van de beweerde non-conformiteit en van het risico, en de aard en de looptijd van de nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die worden aangevoerd door de desbetreffende marktdeelnemer of particuliere importeur. De markttoezichtautoriteiten vermelden met name of de non-conformiteit een van de volgende oorzaken heeft:

a)

het product voldoet niet aan de in deze richtlijn vastgestelde eisen ten aanzien van de gezondheid of veiligheid van personen, de bescherming van eigendommen of het milieu, of

b)

door tekortkomingen in de in artikel 14 bedoelde geharmoniseerde normen wordt een vermoeden van conformiteit gevestigd.

6.   De andere lidstaten dan de lidstaat die de procedure krachtens dit artikel heeft ingeleid, brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie over de non-conformiteit van het product waarover zij beschikken, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de nationale maatregel waarvan zij op de hoogte zijn gebracht.

7.   Indien binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 4 bedoelde informatie geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat is gemaakt door een lidstaat of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van het betrokken product onverwijld passende beperkende maatregelen worden genomen, zoals het uit de handel nemen van dit product.

Artikel 45

Vrijwaringsprocedure van de Unie

1.   Wanneer na voltooiing van de in artikel 44, leden 3 en 4, beschreven procedure bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden gemaakt of de Commissie van mening is dat een nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) of de particuliere importeur en evalueert zij de nationale maatregel. Aan de hand van die evaluatie stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin zij bepaalt of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) of de particuliere importeur er onmiddellijk van op de hoogte.

2.   Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om het non-conforme product uit de handel te nemen en stellen zij de Commissie daarvan in kennis. Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat de maatregel in.

3.   Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de non-conformiteit van het product wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de geharmoniseerde normen als bedoeld in artikel 44, lid 5, onder b), van deze richtlijn, past de Commissie de procedure van artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 toe.

Artikel 46

Formele non-conformiteit

1.   Onverminderd artikel 44 verlangt een lidstaat, wanneer hij een van de volgende feiten vaststelt, van de betrokken marktdeelnemer of particuliere importeur dat deze een einde maakt aan de non-conformiteit:

a)

de CE-markering is in strijd met de artikelen 16, 17 of 18 aangebracht;

b)

de in artikel 17 bedoelde CE-markering is niet aangebracht;

c)

de EU-conformiteitsverklaring dan wel de in bijlage III bedoelde verklaring is niet opgesteld;

d)

de EU-conformiteitsverklaring dan wel de in bijlage III bedoelde verklaring is niet correct opgesteld;

e)

de technische documentatie is niet beschikbaar of onvolledig;

f)

de in artikel 7, lid 6, of in artikel 9, lid 3, bedoelde informatie ontbreekt of is onjuist, dan wel onvolledig;

g)

er is niet voldaan aan enige andere administratieve vereiste bepaald in de artikelen 7 of 9.

2.   Wanneer de in lid 1 bedoelde non-conformiteit voortduurt, neemt de betrokken lidstaat alle passende maatregelen om het op de markt aanbieden van het product te beperken of te verbieden, of het product terug te roepen of uit de handel te nemen, dan wel, in het geval van een product dat door een particuliere importeur voor eigen gebruik is ingevoerd, het gebruik ervan te verbieden of te beperken.

HOOFDSTUK VII

GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN UITVOERINGSHANDELINGEN

Artikel 47

Gedelegeerde bevoegdheid

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het volgende aan te passen:

a)

teneinde rekening te houden met de voortschrijdende technische kennis en met nieuwe wetenschappelijke inzichten:

i)

bijlage I, deel B, punten 2.3, 2.4 en 2.5 alsook afdeling 3, en deel C, afdeling 3;

ii)

bijlagen VII en IX, en

b)

bijlage V teneinde rekening te houden met de voortschrijdende technische kennis, de wenselijkheid te zorgen voor gelijkwaardige conformiteit en nieuwe wetenschappelijke inzichten.

Artikel 48

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 47 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 17 januari 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 47 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 47 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 49

Uitvoeringshandelingen

1.   Teneinde rekening te houden met de voortschrijdende technische kennis en ervoor te zorgen dat deze richtlijn op uniforme wijze wordt toegepast, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen met richtsnoeren betreffende:

a)

gedetailleerde procedures voor de uitvoering van artikel 24, met inachtneming van wat er specifiek voor de conformiteitsbeoordeling van de onder deze richtlijn vallende producten nodig is;

b)

de uitvoerige toepassing van de in bijlage I, deel A, punt 1, vermelde categorieën vaartuigontwerpen, met inbegrip van richtsnoeren inzake het gebruik van weerterminologie en daarin gebruikte ijkschalen;

c)

gedetailleerde procedures voor de vaartuigidentificatie als bedoeld in bijlage I, deel A, punt 2.1, inclusief toelichting bij de terminologie, en toekenning en beheer van fabrikantcodes voor buiten de Unie gevestigde fabrikanten;

d)

de informatie over het plaatje van de bouwer als bedoeld in bijlage I, deel A, punt 2.2;

e)

de toepassing van de bepalingen inzake navigatielichten als bedoeld in bijlage I, deel A, punt 5.7;

f)

regelingen voor de voorkoming van lozing, in het bijzonder wat betreft de werking van opvangtanks, als bedoeld in bijlage I, deel A, punt 5.8;

g)

de montage en het testen van gastoestellen en vaste gassystemen op vaartuigen;

h)

de vorm en inhoud van de handleiding;

i)

de vorm en inhoud van de in artikel 51 bedoelde vragenlijst voor de rapportage, die door de lidstaten moet worden ingevuld.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 50, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.   Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, wanneer een product een ernstig risico voor de gezondheid en veiligheid van personen, eigendommen of het milieu vormt, stelt de Commissie met betrekking tot lid 1, punten a), b), e), f) en g), onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast volgens de in artikel 50, lid 4, bedoelde procedure.

Artikel 50

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing.

5.   Het comité wordt door de Commissie geraadpleegd over alle aangelegenheden waarvoor raadpleging van sectorale deskundigen bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 of enige andere Uniewetgeving vereist is.

6.   Het Comité kan voorts overeenkomstig zijn reglement van orde alle andere, door zijn voorzitter of een vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde gestelde aangelegenheden met betrekking tot de toepassing van deze richtlijn onderzoeken.

HOOFSTUK VIII

SPECIFIEKE ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

Artikel 51

Rapportage

Uiterlijk op 18 januari 2021 en vervolgens om de vijf jaar vullen de lidstaten een door de Commissie opgestelde vragenlijst over de toepassing van deze richtlijn in.

Uiterlijk op 18 januari 2022 en vervolgens om de vijf jaar stelt de Commissie, op basis van de antwoorden van de lidstaten op de in de eerste alinea bedoelde vragenlijst, een verslag op over de toepassing van deze richtlijn en legt zij dit verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 52

Evaluatie

Uiterlijk op 18 januari 2022 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over:

a)

de technische haalbaarheid van het verder reduceren van de emissies van voortstuwingsmotoren van pleziervaartuigen en het invoeren van vereisten voor verdampingsemissies en brandstofsystemen die van toepassing zijn op voortstuwingsmotoren en -systemen, met inachtneming van de kostenefficiëntie van technologieën en de noodzaak om mondiaal geharmoniseerde waarden voor de sector overeen te komen, met aandacht voor belangrijke marktinitiatieven, en

b)

het effect op consumentenvoorlichting en op fabrikanten, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, van de in bijlage I vermelde categorieën vaartuigontwerpen, die gebaseerd zijn op bestendigheid tegen windkracht en significante golfhoogte, met inachtneming van ontwikkelingen in internationale normalisatie. Het verslag omvat een evaluatie van de vraag of de categorieën vaartuigontwerpen aanvullende specificaties of onderverdelingen behoeven, en reikt suggesties aan voor bijkomende subcategorieën, al naar gelang.

De in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde verslagen gaan zo nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 53

Sancties

De lidstaten stellen regels vast voor sancties, waaronder eventueel strafrechtelijke sancties voor ernstige inbreuken, die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen de nodige maatregelen om de toepassing van die sancties te verzekeren.

De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, en ze kunnen worden verzwaard indien de betrokken marktdeelnemer of de particuliere importeur reeds eerder een soortgelijke inbreuk op deze richtlijn heeft gemaakt.

HOOFDSTUK IX

SLOT- EN OVERGANGBEPALINGEN

Artikel 54

Omzetting

1.   Uiterlijk op 18 januari 2016 stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken zij deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Zij passen deze bepalingen toe vanaf 18 januari 2016. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 55

Overgangsperiode

1.   De lidstaten belemmeren niet dat producten op de markt aangeboden of in bedrijf gesteld worden die onder Richtlijn 94/25/EG vallen en in overeenstemming met die richtlijn zijn, wanneer die producten vóór 18 januari 2017 in de handel gebracht of in bedrijf gesteld zijn.

2.   De lidstaten belemmeren niet dat buitenboordvoorstuwingsmotoren met vonkontsteking met een vermogen van 15 kW of minder op de markt aangeboden of in bedrijf gesteld worden wanneer die motoren aan de grenswaarden voor uitlaatemissies in bijlage I, deel B, punt 2.1, voldoen, vervaardigd zijn door een kleine of middelgrote onderneming als gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (14) en vóór 18 januari 2020 in de handel zijn gebracht.

Artikel 56

Intrekking

Richtlijn 94/25/EG wordt met ingang van 18 januari 2016 ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn.

Artikel 57

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 58

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 20 november 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

V. LEŠKEVIČIUS


(1)  PB C 43 van 15.2.2012, blz. 30.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 9 oktober 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 15 november 2013.

(3)  PB L 164 van 30.6.1994, blz. 15.

(4)  PB L 214 van 26.8.2003, blz. 18.

(5)  PB C 136 van 4.6.1985, blz. 1.

(6)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(7)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.

(8)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.

(9)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(10)  PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1.

(11)  PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1.

(12)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(13)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

(14)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.


BIJLAGE I

ESSENTIËLE EISEN

A.   Essentiële eisen voor het ontwerp en de bouw van de in artikel 2, lid 1 genoemde producten

1.   CATEGORIEËN VAARTUIGONTWERPEN

Ontwerpcategorie

Windkracht

(schaal van Beaufort)

Significante golfhoogte

(H⅓, meter)

A

meer dan 8

meer dan 4

B

tot en met 8

tot en met 4

C

tot en met 6

tot en met 2

D

tot en met 4

tot en met 0,3

Toelichting:

A.

Een pleziervaartuig van ontwerpcategorie A wordt geacht te zijn ontworpen voor de vaart waarbij de windkracht meer dan 8 (schaal van Beaufort) en de significante golfhoogte meer dan 4 m kunnen bedragen, maar waarbij zich geen abnormale omstandigheden voordoen, zoals storm, zware storm, orkaan, tornado en extreme zeegang of abnormale golven.

B.

Een pleziervaartuig van ontwerpcategorie B wordt geacht te zijn ontworpen voor de vaart bij ten hoogste windkracht 8 en een significante golfhoogte van maximaal 4 m.

C.

Een vaartuig van ontwerpcategorie C wordt geacht te zijn ontworpen voor de vaart bij ten hoogste windkracht 6 en een significante golfhoogte van maximaal 2 m.

D.

Een vaartuig van ontwerpcategorie D wordt geacht te zijn ontworpen voor de vaart bij ten hoogste windkracht 4 en een significante golfhoogte van maximaal 0,3 m, waarbij incidenteel golven van maximaal 0,5 m kunnen voorkomen.

De vaartuigen van elke ontwerpcategorie moeten zodanig ontworpen en gebouwd zijn dat zij bestand zijn tegen de parameters voor stabiliteit, drijfvermogen en andere relevante essentiële eisen opgesomd in deze bijlage, en goed bestuurbaar zijn.

2.   ALGEMENE EISEN

2.1.   Identificatie van vaartuigen

Op elk vaartuig moet een identificatienummer zijn aangebracht dat de volgende informatie omvat:

1.

de landcode van de fabrikant,

2.

een unieke code van de fabrikant, toegekend door de nationale autoriteit van de lidstaat,

3.

een uniek serienummer,

4.

de maand en het jaar van productie,

5.

het modeljaar.

In de desbetreffende geharmoniseerde norm zijn uitvoerige voorschriften voor het in de eerste alinea bedoelde identificatienummer opgenomen.

2.2.   Plaatje van de vaartuigbouwer

Op elk vaartuig moet behalve het vaartuigidentificatienummer nog een afzonderlijk, permanent bevestigd plaatje worden aangebracht met ten minste de volgende gegevens:

a)

de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde merknaam en het contactadres van de fabrikant;

b)

de CE-markering als bedoeld in artikel 18;

c)

de categorie vaartuigontwerp overeenkomstig afdeling 1;

d)

de door de fabrikant aanbevolen maximale belasting, afgeleid volgens punt 3.6, waarbij het gewicht van de inhoud van de vaste tanks wanneer zij vol zijn niet wordt meegerekend;

e)

het door de fabrikant aanbevolen aantal personen waarop het vaartuig berekend is.

In het geval van beoordeling na de bouw omvatten de onder a) bedoelde contactgegevens en eisen ook die van de aangemelde instantie die de conformiteitsbeoordeling heeft verricht.

2.3.   Beveiliging tegen overboord vallen en voorzieningen om weer aan boord te kunnen komen

Bij het ontwerp van vaartuigen wordt ervoor gezorgd dat de risico’s van overboord vallen zo veel mogelijk worden beperkt en dat het weer aan boord komen wordt vergemakkelijkt. Voorzieningen om weer aan boord te kunnen komen zijn zonder hulp toegankelijk voor of inzetbaar door iemand in het water.

2.4.   Zicht vanaf de hoofdstuurstand

Op pleziervaartuigen moet de bestuurder vanuit de hoofdstuurstand, onder normale gebruiksomstandigheden (snelheid en belasting), rondom een goed zicht hebben.

2.5.   Handleiding

Elk product moet overeenkomstig artikel 7, lid 7, en artikel 9, lid 4, voorzien zijn van een handleiding. Deze handleiding bevat alle nodige informatie voor een veilig gebruik van het product, met bijzondere aandacht voor opbouw, onderhoud, regelmatige werking, voorkoming van risico’s en risicobeheersing.

3.   EISEN BETREFFENDE INTEGRITEIT EN STRUCTUUR

3.1.   Structuur

De keuze en combinatie van materialen en de constructie moeten garanderen dat het vaartuig in alle opzichten sterk genoeg is. Er wordt in het bijzonder gelet op de ontwerpcategorie overeenkomstig afdeling 1 en de door de fabrikant aanbevolen maximale belasting overeenkomstig punt 3.6.

3.2.   Stabiliteit en vrijboord

Het vaartuig moet, rekening houdend met de ontwerpcategorie overeenkomstig afdeling 1 en met de door de fabrikant aanbevolen maximale belasting overeenkomstig punt 3.6, voldoende stabiliteit en vrijboord hebben.

3.3.   Drijfvermogen en reservedrijfvermogen

De constructie van het vaartuig moet zodanig zijn dat het drijfvermogen is afgestemd op de ontwerpcategorie overeenkomstig afdeling 1 en de door de fabrikant aanbevolen maximale belasting overeenkomstig punt 3.6. Alle van leefruimte voorziene meerrompspleziervaartuigen die kunnen omslaan, moeten over voldoende drijfvermogen beschikken om in omgeslagen stand te blijven drijven.

Vaartuigen met een lengte van minder dan zes meter die bij gebruik overeenkomstig de ontwerpcategorie kunnen vollopen, moeten voorzien zijn van een geschikte drijfvoorziening om het vaartuig in volgelopen toestand drijvende te houden.

3.4.   Openingen in romp, dek en bovenbouw

Openingen in romp, dek(ken) en bovenbouw mogen in gesloten stand geen afbreuk doen aan de structurele integriteit en de weer-en-windbestendigheid van het vaartuig.

Ramen, patrijspoorten, deuren en luikafdekkingen moeten bestand zijn tegen de waterdruk die op de plaats waar zij zich bevinden te verwachten valt, alsmede tegen de puntbelastingen die door het gewicht van zich aan dek bevindende personen worden uitgeoefend.

Huiddoorvoeren die bedoeld zijn om water in of uit de romp te laten stromen en die zich bevinden onder de waterlijn die correspondeert met de door de fabrikant aanbevolen maximale belasting overeenkomstig punt 3.6, moeten van gemakkelijk toegankelijke afsluiters voorzien zijn.

3.5.   Vollopen

Alle vaartuigen moeten zo zijn ontworpen dat de kans op zinken zo gering mogelijk is.

Daarbij moet in voorkomend geval bijzondere aandacht worden besteed aan:

a)

stuurhutten en kuipen, die zelflozend moeten zijn of voorzien moeten zijn van andere middelen om het water uit het inwendige van het vaartuig te houden,

b)

ventilatievoorzieningen,

c)

het verwijderen van water met pompen of andere middelen.

3.6.   Door de fabrikant aanbevolen maximale belasting

De door de fabrikant aanbevolen maximale belasting (brandstof, water, proviand, diverse uitrusting en personen (in kilogrammen)) waarvoor het vaartuig ontworpen is, wordt vastgesteld al naar gelang van de ontwerpcategorie (afdeling 1), de stabiliteit en het vrijboord (punt 3.2), alsmede het drijfvermogen en het reservedrijfvermogen (punt 3.3).

3.7.   Bergplaatsen voor reddingsvlotten

Alle pleziervaartuigen van de ontwerpcategorieën A en B, alsmede pleziervaartuigen van de ontwerpcategorieën C en D met een lengte van meer dan zes meter, moeten beschikken over een of meer bergplaatsen voor een of meer reddingsvlotten die groot genoeg zijn voor het door de fabrikant voor het pleziervaartuig aanbevolen aantal personen. De bergplaats(en) moet(en) te allen tijde gemakkelijk toegankelijk zijn.

3.8.   Ontsnappingsweg

Alle van leefruimte voorziene meerrompspleziervaartuigen die kunnen omslaan, moeten beschikken over ontsnappingswegen die in geval van omslaan bruikbaar zijn. Wanneer er een ontsnappingsweg voor gebruik in omgeslagen stand aanwezig is, mag deze geen afbreuk doen aan de structuur (punt 3.1), de stabiliteit (punt 3.2) of het drijfvermogen (punt 3.3), ongeacht of het pleziervaartuig zich in normale of omgeslagen stand bevindt.

Alle van leefruimte voorziene vaartuigen moeten voorzien zijn van in geval van brand bruikbare ontsnappingswegen.

3.9.   Ankeren, afmeren en slepen

Alle vaartuigen moeten, rekening houdend met de ontwerpcategorie waartoe zij behoren en hun kenmerken, zijn uitgerust met een of meer versterkte punten of andere middelen om de krachten die optreden bij ankeren, afmeren en slepen veilig te doorstaan.

4.   STUUREIGENSCHAPPEN

De fabrikant zorgt ervoor dat de stuureigenschappen van het vaartuig bevredigend zijn bij gebruik van de krachtigste voortstuwingsmotor waarvoor het vaartuig is ontworpen en gebouwd. Voor alle voortstuwingsmotoren moet het nominale maximumvermogen in de handleiding worden aangegeven.

5.   MONTAGEVOORSCHRIFTEN

5.1.   Motoren en motorruimten

5.1.1.   Binnenboordmotor

Alle binnenboordmotoren moeten in een gesloten en van de leefruimte afgescheiden compartiment zijn geplaatst en zodanig zijn gemonteerd dat het gevaar van brand of uitbreiding van brand en de gevaren van giftige rook, warmte, lawaai of trillingen in de leefruimte tot een minimum beperkt blijven.

Onderdelen en accessoires van de motor die frequent gecontroleerd en/of onderhouden moeten worden, moeten gemakkelijk toegankelijk zijn.

De isolatiematerialen in de motorruimte mogen geen verbranding onderhouden.

5.1.2.   Ventilatie

De motorruimte moet geventileerd zijn. De instroming van water in de motorruimte door openingen moet zoveel mogelijk worden beperkt.

5.1.3.   Niet-ingesloten delen

Bewegende of hete delen van de motor die persoonlijk letsel kunnen veroorzaken, moeten doeltreffend worden afgeschermd, tenzij de motor zich onder een kap of binnen de eigen omhulling bevindt.

5.1.4.   Starten van buitenboordvoorstuwingsmotoren

Iedere buitenboordvoorstuwingsmotor in ieder vaartuig moet een voorziening hebben die het starten van de motor verhindert wanneer deze in een versnelling staat, behalve:

a)

wanneer de motor een statische stuwkracht van minder dan 500 newton (N) levert,

b)

wanneer de motor voorzien is van een blokkeervoorziening van de gashendel die de statische stuwkracht op het moment van het starten van de motor beperkt tot 500 N.

5.1.5.   Waterscooters zonder bestuurder

Waterscooters moeten een voorziening hebben die de voortstuwingsmotor automatisch uitschakelt of de scooter automatisch met beperkte snelheid in een cirkel voorwaarts laat bewegen wanneer de bestuurder afstapt of in het water valt.

5.1.6.   Met een helmstok bestuurde buitenboordvoorstuwingsmotoren moeten worden uitgerust met een noodstopvoorziening die met de stuurman kan worden verbonden.

5.2.   Brandstofsysteem

5.2.1.   Algemeen

De voorzieningen en installaties voor het vullen, de opslag, de ontluchting en de toevoer van brandstof moeten zo zijn ontworpen en aangebracht dat het brand- en explosiegevaar tot een minimum wordt beperkt.

5.2.2.   Brandstoftanks

De brandstoftanks, -buizen en -slangen moeten worden vastgemaakt en worden gescheiden van of beschermd tegen elke bron die veel warmte produceert. Het materiaal waaruit de tanks bestaan en de constructie ervan moeten zijn afgestemd op hun capaciteit en het soort brandstof.

Alle ruimten waarin benzinetanks staan opgesteld, moeten geventileerd worden.

Benzinetanks mogen geen deel uitmaken van de romp en moeten:

a)

beschermd zijn tegen brand van elke motor en van alle andere ontstekingsbronnen;

b)

van de leefruimte afgesloten zijn.

Dieseltanks mogen in de romp zijn geïntegreerd.

5.3.   Elektrisch systeem

Het elektrische systeem moet zo zijn ontworpen en geïnstalleerd dat een goede bediening van het vaartuig onder normale bedrijfsomstandigheden gegarandeerd is en dat het gevaar voor brand en elektrische schokken tot een minimum wordt beperkt.

Alle stroomkringen, met uitzondering van de door accu’s gevoede stroomkringen voor het starten van de motor, moeten veilig blijven wanneer ze worden overbelast.

Elektrische voortstuwingskringen werken niet in op andere kringen op een zodanige wijze dat er één niet werkt zoals bedoeld.

Er moet voor ventilatie worden gezorgd om de opeenhoping van eventuele door accu’s geproduceerde explosieve gassen te voorkomen. De accu’s moeten stevig bevestigd en tegen inkomend water beschermd worden.

5.4.   Stuursysteem

5.4.1.   Algemeen

Het stuursysteem en het voortstuwingsbesturingssysteem moeten zodanig ontworpen, gebouwd en gemonteerd zijn dat hiermee de stuurbelastingen onder voorzienbare bedrijfsomstandigheden kunnen worden overgebracht.

5.4.2.   Noodvoorzieningen

Elk pleziervaartuig met zeil en elk met één voortstuwingsmotor uitgerust pleziervaartuig zonder zeil waarvan het roer op afstand wordt bediend, moeten uitgerust zijn met een noodvoorziening waarmee het pleziervaartuig bij beperkte snelheid kan worden bestuurd.

5.5.   Gassysteem

Gassystemen voor huishoudelijk gebruik moeten van het type met dampafvoer zijn en zo zijn ontworpen en geïnstalleerd dat gaslekken en ontploffingsgevaar worden vermeden en zij moeten op gaslekken kunnen worden getest. Materialen en onderdelen moeten geschikt zijn voor het gebruikte soort gas en bestand zijn tegen de belastingen en invloeden waaraan zij op het water blootstaan.

Elk gastoestel dat door de fabrikant is bestemd voor de toepassing waarvoor het wordt gebruikt, moet worden gemonteerd volgens de instructies van de fabrikant. Elk gassysteem moet het gas toegevoerd krijgen via een afzonderlijke leiding van het distributiesysteem en elk toestel moet zijn voorzien van een afzonderlijke afsluiter. Er moet worden gezorgd voor voldoende ventilatie om gevaren door gaslekken en verbrandingsproducten te voorkomen.

Elk vaartuig met een vast gassysteem moet zijn uitgerust met een compartiment voor de opslag van alle gasflessen. Dit compartiment moet afgesloten zijn van de leefruimte, uitsluitend van buitenaf toegankelijk zijn en naar buiten toe geventileerd zijn, zodat vrijkomend gas naar buiten toe wegstroomt.

In het bijzonder moet elk vast gassysteem na installatie getest worden.

5.6.   Brandbeveiliging

5.6.1.   Algemeen

Bij de uitrusting en de indeling van het vaartuig moet rekening worden gehouden met het risico en de uitbreiding van brand. Er moet speciaal worden gelet op de omgeving van apparaten met een open vlam, hete zones of motoren en hulpapparaten, overlooppijpen van olie en brandstof, onbedekte olie- en brandstofbuizen en de geleiding van elektrische bedrading, waarbij in het bijzonder warmtebronnen en hete zones moeten worden vermeden.

5.6.2.   Brandblusapparatuur

Pleziervaartuigen moeten worden geleverd met op het brandgevaar afgestemde brandblusapparatuur, of met aanwijzingen voor de plaatsing en de capaciteit van op het brandgevaar afgestemde brandblusapparatuur. Het vaartuig mag pas in bedrijf worden gesteld wanneer de juiste brandblusapparatuur is geïnstalleerd. De motorruimten van benzinemotoren moeten worden beschermd met een blussysteem dat in geval van brand kan worden gebruikt zonder dat de ruimte hoeft te worden geopend. Indien er draagbare brandblussers zijn aangebracht, moeten zij gemakkelijk toegankelijk zijn en moet een ervan zo zijn geplaatst dat hij gemakkelijk bereikbaar is vanuit de hoofdstuurstand van het pleziervaartuig.

5.7.   Navigatielichten, dagmerken en geluidsseinen

Wanneer navigatielichten, dagmerken en geluidsseinen worden gemonteerd, moeten zij, naargelang het geval, voldoen aan de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee (COLREG 1972) of aan de Europese code voor de binnenvaart (CEVNI).

5.8.   Voorkoming van lozing en voorzieningen die het aan land brengen van afval vergemakkelijken

Vaartuigen moeten zo zijn gebouwd dat verontreinigende stoffen (olie, brandstof enz.) niet per ongeluk overboord kunnen raken.

Elk in een pleziervaartuig gemonteerd toilet mag uitsluitend worden aangesloten op een opvangtank- of waterzuiveringssysteem.

Pleziervaartuigen waarin opvangtanks zijn gemonteerd, moeten voorzien zijn van een standaardverbindingsstuk om de buizen van de ontvangstinrichting te kunnen aansluiten op de afvoerleiding van het pleziervaartuig.

Bovendien moeten door de romp aangelegde afvoerbuizen voor menselijk afval voorzien zijn van kleppen die in de gesloten stand kunnen worden geborgd.

B.   Essentiële eisen voor de uitlaatemissies van voortstuwingsmotoren

Voortstuwingsmotoren moeten aan de in dit deel beschreven essentiële eisen voor uitlaatemissies voldoen.

1.   VOORTSTUWINGSMOTORIDENTIFICATIE

1.1.

Op elke motor moet de volgende informatie duidelijk zijn vermeld:

a)

de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde merknaam en het contactadres van de motorfabrikant, en, indien van toepassing, de naam en het contactadres van de persoon die de motor aanpast;

b)

het motortype en, indien van toepassing, de motorfamilie;

c)

een uniek motorserienummer;

d)

de CE-markering als bedoeld in artikel 18.

1.2.

De in punt 1.1 bedoelde opschriften moeten voldoende duurzaam zijn voor de normale levensduur van de motor en zij moeten duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn. Als een etiket of plaatje wordt gebruikt, moet dit voldoende duurzaam voor de normale levensduur van de motor worden bevestigd en mogen de etiketten of plaatjes niet verwijderd kunnen worden zonder dat ze vernietigd of beschadigd worden.

1.3.

De opschriften moeten worden aangebracht op een motoronderdeel dat noodzakelijk is voor de normale werking van de motor en normaal gezien gedurende de levensduur van de motor niet hoeft te worden vervangen.

1.4.

De opschriften moeten zodanig worden geplaatst dat zij gemakkelijk leesbaar zijn nadat alle voor de werking van de motor noodzakelijke onderdelen op de motor zijn geassembleerd.

2.   UITLAATEMISSIEVOORSCHRIFTEN

Voortstuwingsmotoren moeten zodanig worden ontworpen, gebouwd en geassembleerd dat de emissies bij een juiste installatie en bij normaal gebruik niet meer bedragen dan de grenswaarden in punt 2.1, tabel 1, en punt 2.2, tabellen 2 en 3.

2.1.   Waarden van toepassing voor de toepassing van artikel 55, lid 2 en tabel 2 van punt 2.2:

Tabel 1

(g/kWh)

Soort

Koolmonoxide

Formula

Koolwaterstoffen

Formula

Stikstof-oxiden

NOx

Fijnstof

PT

 

A

B

n

A

B

n

 

 

Tweetakt met vonkontsteking

150,0

600,0

1,0

30,0

100,0

0,75

10,0

Niet van toepassing

Viertakt met vonkontsteking

150,0

600,0

1,0

6,0

50,0

0,75

15,0

Niet van toepassing

Compressie-ontsteking

5,0

0

0

1,5

2,0

0,5

9,8

1,0

Waarbij A, B en n constanten zijn overeenkomstig de tabel en PN het nominale motorvermogen in kW is.

2.2.   Waarden van toepassing tot 18 januari 2016:

Tabel 2

Grenswaarden voor uitlaatemissies van compressieontstekingsmotoren  (2)

Cilinderinhoud

SV

(L/cyl)

Nominaal motorvermogen PN

(kW)

Fijnstof

PT

(g/kWh)

Koolwaterstoffen + stikstofoxiden

Formula

(g/kWh)

Formula

Formula

De in tabel 1 vermelde waarden

Formula

 (1)

0,30

4,7

Formula

0,15

5,8

Formula

Formula

0,14

5,8

Formula

0,12

5,8

Formula

0,12

5,8

Formula

0,11

5,8


Tabel 3

Grenswaarden voor uitlaatemissies van motoren met vonkontsteking

Motortype

Nominaal

motorvermogen PN

(kW)

Koolmonoxide

CO

(g/kWh)

Koolwaterstoffen + stikstofoxiden

Formula

(g/kWh)

Hek- en binnenboordmotoren

Formula

75

5

Formula

350

16

Formula

350

22

Buitenboordmotoren waterscootermotoren

Formula

Formula

30

Formula

Formula

Formula

Formula

300

Formula

2.3.   Testcycli:

Toe te passen testcycli en wegingsfactoren

Onderstaande vereisten van ISO-norm 8178-4:2007 worden gebruikt, met inachtneming van de waarden in onderstaande tabel.

Voor compressieontstekingsmotoren met variabel toerental moet testcyclus E1 of E5 worden toegepast; bij wijze van alternatief mag boven 130 kW ook testcyclus E3 worden toegepast. Voor vonkontstekingsmotoren met variabel toerental moet testcyclus E4 worden toegepast.

Cyclus E1, toestand nummer

1

2

3

4

5

Toerental

Nominaal toerental

Intermediair toerental

Laagste stationair toerental

Koppel, %

100

75

75

50

0

Wegingsfactor

0,08

0,11

0,19

0,32

0,3

Toerental

Nominaal toerental

Intermediair toerental

Laagste stationair toerental

Cyclus E3, toestand nummer

1

2

3

4

 

Toerental, %

100

91

80

63

 

Vermogen, %

100

75

50

25

 

Wegingsfactor

0,2

0,5

0,15

0,15

 

Cyclus E4, toestand nummer

1

2

3

4

5

Toerental, %

100

80

60

40

Stationair

Koppel, %

100

71,6

46,5

25,3

0

Wegingsfactor

0,06

0,14

0,15

0,25

0,40

Cyclus E5, toestand nummer

1

2

3

4

5

Toerental, %

100

91

80

63

Stationair

Vermogen, %

100

75

50

25

0

Wegingsfactor

0,08

0,13

0,17

0,32

0,3

De aangemelde instanties mogen tests aanvaarden die zijn uitgevoerd op basis van andere testcycli zoals gespecificeerd in een geharmoniseerde norm en voor zover van toepassing op de bedrijfscyclus van de motor.

2.4.   Toepassing van de voortstuwingsmotorfamilie en keuze van de basisvoortstuwingsmotor

De motorfabrikant bepaalt welke motoren uit zijn reeks in een motorfamilie worden opgenomen.

Uit een motorfamilie wordt op zodanige wijze een basismotor gekozen dat de emissie-eigenschappen representatief zijn voor alle motoren in de familie. Normaal gesproken wordt als basismotor van de familie de motor genomen met de eigenschappen die bij meting volgens de toepasselijke testcyclus naar verwachting de hoogste specifieke emissies zullen opleveren (uitgedrukt in g/kWh).

2.5.   Testbrandstoffen

De voor de uitlaatemissietests gebruikte testbrandstof heeft de volgende eigenschappen:

Benzine

Kenmerk

RF-02-99

Ongelood

RF-02-03

Ongelood

 

min

max

min

max

Research-octaangetal (RON)

95

95

Motoroctaangetal (MON)

85

85

Dichtheid bij 15 °C (kg/m3)

748

762

740

754

Beginkookpunt (°C)

24

40

24

40

Massafractie zwavel (mg/kg)

100

10

Loodgehalte (mg/l)

5

5

Dampdruk volgens Reid (kPa)

56

60

Dampdruk (DVPE) (kPa)

56

60

Diesel

Kenmerk

RF-06-99

RF-06-03

 

min

max

min

max

Cetaangetal

52

54

52

54

Dichtheid bij 15 °C (kg/m3)

833

837

833

837

Eindkookpunt (°C)

370

370

Vlampunt (°C)

55

55

Massafractie zwavel (mg/kg)

op te geven

300 (50)

10

Massafractie as (%)

op te geven

0,01

0,01

De aangemelde instanties mogen tests aanvaarden die zijn uitgevoerd op basis van andere testbrandstoffen zoals gespecificeerd in een geharmoniseerde norm.

3.   DUURZAAMHEID

Indien de door de fabrikant van de motor te verstrekken installatie- en onderhoudsinstructies worden opgevolgd, moet de motor bij normaal gebruik en onder normale gebruiksomstandigheden gedurende de normale levensduur van de motor aan de in punt 2.1 en punt 2.2 vermelde grenswaarden blijven voldoen.

De motorfabrikant moet deze informatie verkrijgen door van tevoren duurzaamheidstests op basis van normale werkingscycli uit te voeren en de vermoeiing van de onderdelen te berekenen, zodat hij de nodige onderhoudsinstructies kan opstellen en die kan verstrekken bij alle nieuwe motoren die voor het eerst in de handel worden gebracht.

De normale levensduur van motoren is als volgt:

a)

voor compressieontstekingsmotoren: 480 bedrijfsuren of, indien dit korter is, tien jaar;

b)

voor vonkontstekingsmotoren en hekmotoren met of zonder geïntegreerde uitlaat:

i)

voor motoren van de categorie

Formula

: 480 bedrijfsuren of, indien dit korter is, tien jaar;

ii)

voor motoren van de categorie

Formula

: 150 bedrijfsuren of, indien dit korter is, drie jaar;

iii)

voor motoren van de categorie

Formula

: 50 bedrijfsuren of, indien dit korter is, één jaar;

c)

voor waterscootermotoren: 350 bedrijfsuren of, indien dit korter is, vijf jaar;

d)

voor buitenboordmotoren: 350 bedrijfsuren of, indien dit korter is, tien jaar.

4.   HANDLEIDING

Elke motor moet voorzien zijn van een handleiding in een taal (talen) die gemakkelijk wordt (worden) begrepen door consumenten en andere eindgebruikers, zoals wordt bepaald door de lidstaat waarin de motor in de handel wordt gebracht.

De handleiding bevat het volgende:

a)

installatie-, gebruiks- en onderhoudsinstructies die nodig zijn voor een goede werking van de motor teneinde aan de eisen van afdeling 3 (duurzaamheid) te voldoen;

b)

een opgave van het vermogen van de motor, gemeten volgens de geharmoniseerde norm.

C.   Essentiële eisen voor geluidsemissies

Pleziervaartuigen met binnenboordmotor of met hekmotor zonder geïntegreerde uitlaat, waterscooters en buitenboordmotoren en hekmotoren met geïntegreerde uitlaat moeten aan de in dit deel beschreven essentiële eisen voor geluidsemissies voldoen.

1.   GELUIDSEMISSIEWAARDEN

1.1.

Pleziervaartuigen met binnenboordmotor of met hekmotor zonder geïntegreerde uitlaat, waterscooter- en buitenboordmotoren en hekmotoren met geïntegreerde uitlaat moeten zo worden ontworpen, gebouwd en gemonteerd dat de geluidsemissies de grenswaarden in de volgende tabel niet overschrijden:

Nominaal motorvermogen

(één motor)

in kW

Maximaal geluidsdrukniveau = LpASmax

in dB

Formula

67

Formula

72

Formula

75

waarin PN = nominaal motorvermogen in kW van één motor bij nominaal toerental en LpASmax = maximaal geluidsdrukniveau in dB.

Voor tweemotorige installaties en voor meermotorige eenheden van alle motortypes mag de grenswaarde met 3 dB worden verhoogd.

1.2.

Als alternatief voor geluidsmetingen worden pleziervaartuigen met een binnenboordmotor of met een hekmotor zonder geïntegreerde uitlaat geacht in overeenstemming met de in punt 1.1 beschreven geluidseisen te zijn indien hun getal van Froude ≤ 1,1 is en hun verhouding vermogen/deplacement ≤ 40 is en de motor en het uitlaatsysteem gemonteerd zijn overeenkomstig de specificaties van de fabrikant.

1.3.

Het „getal van Froude” Fn wordt berekend door de maximumsnelheid van het pleziervaartuig V (m/s) te delen door de vierkantswortel van de waterlijnlengte lwl (m) vermenigvuldigd met een gegeven zwaartekrachtversnellingsconstante g, van 9,8 m/s2

Formula

De „verhouding vermogen/deplacement” wordt berekend door het nominale motorvermogen PN (in kW) te delen door het deplacement van het pleziervaartuig D (in ton).

Formula

2.   HANDLEIDING

Voor pleziervaartuigen met binnenboordmotor of met hekmotor zonder geïntegreerde uitlaat en voor waterscooters moet de in deel A, punt 2.5, bedoelde handleiding de noodzakelijke informatie bevatten om het pleziervaartuig en het uitlaatsysteem in zodanige conditie te houden dat, voor zover praktisch mogelijk, de gespecificeerde geluidsgrenswaarden bij normaal gebruik niet worden overschreden.

Voor buitenboordmotoren en hekmotoren met geïntegreerde uitlaat moet de in deel B, afdeling 4, bedoelde handleiding de noodzakelijke instructies bevatten om de motor in zodanige conditie te houden dat, voor zover praktisch mogelijk, de gespecificeerde geluidsgrenswaarden bij normaal gebruik niet worden overschreden.

3.   DUURZAAMHEID

De bepalingen betreffende duurzaamheid in deel B, afdeling 3, zijn mutatis mutandis van toepassing op de naleving van de in afdeling 1 van dit deel beschreven eisen voor geluidsemissies.


(1)  

+

Voor compressieontstekingsmotoren met een nominaal vermogen van ten minste 37 kW en minder dan 75 kW en een cilinderinhoud van minder dan 0,9 l/cilinder mogen bij wijze van alternatief ook grenswaarden van 0,20 g/kWh (PT) en 5,8 g/kWh (

Formula

gecombineerd) worden toegepast.

(2)  

++

Geen enkele compressieontstekingsmotor mag een emissiegrenswaarde van 5,0 g/kWh voor koolmonoxide (CO) overschrijden.


BIJLAGE II

ONDERDELEN VAN VAARTUIGEN

1.

Vonkafschermingsvoorzieningen voor binnenboordmotoren en hekmotoren op benzine en benzinetankruimten;

2.

Beveiliging tegen starten van buitenboordmotoren wanneer deze in een versnelling staan;

3.

Stuurwielen, stuurmechanismen en kabelassemblages;

4.

Voor vaste montage bestemde brandstoftanks en brandstofslangen;

5.

Geprefabriceerde luiken en patrijspoorten.


BIJLAGE III

VERKLARING VAN DE FABRIKANT OF DE IMPORTEUR VAN HET GEDEELTELIJK AFGEBOUWDE VAARTUIG (ARTIKEL 6, LID 2)

De in artikel 6, lid 2, bedoelde verklaring van de fabrikant of de in de Unie gevestigde importeur bevat het volgende:

a)

de naam en het adres van de fabrikant;

b)

de naam en het adres van de in de Unie gevestigde gemachtigde van de fabrikant of, in voorkomend geval, van de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen;

c)

een beschrijving van het gedeeltelijk afgebouwde vaartuig;

d)

een verklaring dat het gedeeltelijk afgebouwde vaartuig conform is met de essentiële eisen die op deze bouwfase van toepassing zijn; hierbij inbegrepen zijn verwijzingen naar de toegepaste desbetreffende geharmoniseerde normen of naar de specificaties waarmee het vaartuig of het onderdeel in deze bouwfase conform wordt verklaard; bovendien is het bestemd om door andere natuurlijke of rechtspersonen geheel overeenkomstig deze richtlijn te worden afgebouwd.


BIJLAGE IV

EU-CONFORMITEITSVERKLARING Nr. xxxxx  (1)

1.

Nr. xxxxx (Product: product, partij, type of serienummer):

2.

Naam en adres van de fabrikant of zijn gemachtigde [de gemachtigde moet ook de bedrijfsnaam en het adres van de fabrikant opgeven] dan wel de particuliere importeur.

3.

Deze conformiteitsverklaring wordt verstrekt onder volledige verantwoordelijkheid van de fabrikant of de particuliere importeur, dan wel de in artikel 19, lid 3 of 4, van Richtlijn 2013/53/EU bedoelde persoon.

4.

Voorwerp van de verklaring (beschrijving aan de hand waarvan het product kan worden getraceerd, indien nodig met een foto).

5.

Het in punt 4 beschreven voorwerp is in overeenstemming met de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie.

6.

Vermelding van de toegepaste relevante geharmoniseerde normen of van de overige technische specificaties waarop de conformiteitsverklaring betrekking heeft.

7.

Indien van toepassing, de aangemelde instantie … (naam, nummer) … heeft … (werkzaamheden beschrijven) … uitgevoerd en het certificaat … verstrekt.

8.

Identiteit van de persoon die bevoegd is om namens de fabrikant of zijn gemachtigde te tekenen.

9.

Aanvullende informatie:

 

De EU-conformiteitsverklaring bevat ook een verklaring van de fabrikant van de voortstuwingsmotor, alsook van de persoon die een motor overeenkomstig artikel 6, lid 4, onder b) en c), aanpast, waarin wordt bevestigd dat:

a)

de motor, als deze volgens de bijbehorende montage-instructies in een vaartuig wordt gemonteerd, voldoet aan:

i)

de uitlaatemissievereisten van deze richtlijn;

ii)

de grenswaarden van Richtlijn 97/68/EG wat betreft motoren waarvoor typegoedkeuring is verleend overeenkomstig die richtlijn en die voldoen aan de emissiegrenswaarden van fase III A, fase III B of fase IV voor compressieontstekingsmotoren die worden gebruikt voor andere toepassingen dan het aandrijven van binnenschepen, locomotieven en treinstellen, zoals vermeld in punt 4.1.2 van bijlage I bij die richtlijn, of

iii)

de grenswaarden van Verordening (EG) nr. 595/2009 wat betreft motoren waarvoor typegoedkeuring is verleend overeenkomstig die verordening.

 

De motor mag niet in bedrijf worden gesteld voordat het vaartuig waarin de motor wordt gemonteerd, indien dit vereist is, conform de desbetreffende bepaling van deze richtlijn is verklaard.

 

Als de motor in de handel is gebracht gedurende de aanvullende overgangsperiode als bedoeld in artikel 55, lid 2, moet dit in de EU-conformiteitsverklaring worden vermeld.

 

Ondertekend voor en namens:

 

(plaats en datum van afgifte)

 

(naam, functie) (handtekening)


(1)  Het toekennen van een nummer aan de conformiteitsverklaring is facultatief.


BIJLAGE V

GELIJKWAARDIGE CONFORMITEIT OP BASIS VAN BEOORDELING NA DE BOUW (PCA-MODULE)

1.   De procedure voor conformiteit op basis van beoordeling na de bouw is bedoeld om de gelijkwaardige conformiteit van een product te beoordelen als de fabrikant niet de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van het product volgens deze richtlijn op zich heeft genomen; in dat geval neemt de in artikel 19, lid 2, 3 of 4, bedoelde natuurlijke of rechtspersoon die het product onder zijn eigen verantwoordelijkheid in de handel brengt of in bedrijf stelt de verantwoordelijkheid voor de gelijkwaardige conformiteit van het product op zich. Deze persoon moet de in de punten 2 en 4 beschreven verplichtingen vervullen en op eigen verantwoording garanderen en verklaren dat het betrokken product, waarvoor het bepaalde in punt 3 geldt, aan de toepasselijke eisen van deze richtlijn voldoet.

2.   De persoon die het product in de handel brengt of in bedrijf stelt, dient bij een aangemelde instantie een aanvraag voor de beoordeling van het product na de bouw in en verstrekt de aangemelde instantie de documenten en het technische dossier op basis waarvan de aangemelde instantie kan beoordelen of het product in overeenstemming is met de vereisten van deze richtlijn, alsook alle beschikbare informatie over het gebruik van het product nadat het voor het eerst in bedrijf is gesteld.

De persoon die een dergelijk product in de handel brengt of in bedrijf stelt, houdt deze documenten en informatie tot tien jaar nadat de gelijkwaardige conformiteit van het product volgens de procedure voor beoordeling na de bouw is beoordeeld, ter beschikking van de bevoegde nationale autoriteiten.

3.   De aangemelde instantie onderzoekt het afzonderlijke product en voert berekeningen, tests en andere beoordelingen uit voor zover dit nodig is om te waarborgen dat de gelijkwaardige overeenstemming van het product met de desbetreffende eisen van deze richtlijn is aangetoond.

De aangemelde instantie stelt een conformiteitscertificaat en een conformiteitsrapport over de uitgevoerde beoordeling op, verstrekt deze en houdt tot tien jaar na de datum waarop zij zijn verstrekt een kopie van deze documenten ter beschikking van de nationale autoriteiten.

Op het goedgekeurde product wordt, naast de CE-markering, het identificatienummer van de aangemelde instantie aangebracht door deze instantie of namens deze instantie onder haar verantwoordelijkheid.

Als het beoordeelde product een vaartuig is, laat de aangemelde instantie bovendien onder haar verantwoordelijkheid de in bijlage I, deel A, punt 2.1, bedoelde identificatienummer van het vaartuig aanbrengen, waarbij het veld voor de landcode van de fabrikant wordt gebruikt om het land van vestiging van de aangemelde instantie aan te duiden en de velden voor de unieke code van de fabrikant, toegekend door de nationale autoriteit van de lidstaat, om de aan de aangemelde instantie toegekende identificatiecode van de beoordeling na de bouw aan te duiden, gevolgd door het serienummer van het certificaat van de beoordeling na de bouw. De velden in het identificatienummer van het vaartuig voor de maand en het jaar van productie en voor het modeljaar worden gebruikt om de maand en het jaar van de beoordeling na de bouw aan te duiden.

4.   CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

4.1.

De persoon die het product in de handel brengt of in bedrijf stelt, brengt op het product waarvoor de in afdeling 3 bedoelde aangemelde instantie de gelijkwaardige overeenstemming met de desbetreffende eisen van deze richtlijn heeft beoordeeld en gecertificeerd, de CE-markering aan, alsmede het identificatienummer van de aangemelde instantie, onder verantwoordelijkheid van die instantie.

4.2.

De persoon die het product in de handel brengt of in bedrijf stelt, stelt een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze tot tien jaar na de datum waarop het certificaat van de beoordeling na de bouw is verstrekt, ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring wordt het product beschreven.

Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de bevoegde autoriteiten verstrekt.

4.3.

Als het beoordeelde product een vaartuig is, brengt de persoon die het product in de handel brengt of in bedrijf stelt, op het vaartuig het in bijlage I, deel A, punt 2.2, beschreven plaatje van de bouwer aan, waarop de woorden „beoordeling na de bouw” moeten zijn vermeld, alsmede het in bijlage I, deel A, punt 2.1, beschreven identificatienummer van het vaartuig, overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3.

5.   De aangemelde instantie brengt de persoon die het product in de handel brengt of in bedrijf stelt op de hoogte van diens verplichtingen op grond van deze procedure voor beoordeling na de bouw.


BIJLAGE VI

AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN BIJ GEBRUIK VAN INTERNE PRODUCTIECONTROLE PLUS PRODUCTIETESTS ONDER TOEZICHT (MODULE A1) (ARTIKEL 24, LID 2)

Ontwerp en bouw

Op een of meer vaartuigen die de productie van de fabrikant vertegenwoordigen, worden een of meer van de volgende tests, gelijkwaardige berekeningen of controles uitgevoerd door of namens de fabrikant:

a)

test van de stabiliteit, overeenkomstig bijlage I, deel A, punt 3.2;

b)

test van het drijfvermogen, overeenkomstig bijlage I, deel A, punt 3.3.

Geluidsemissies

In het geval van pleziervaartuigen met binnenboordmotor of met hekmotor zonder geïntegreerde uitlaat en waterscooters worden op een of meer vaartuigen die de productie van de vaartuigfabrikant vertegenwoordigen, de in bijlage I, deel C, beschreven geluidsemissietests door of namens de vaartuigfabrikant uitgevoerd, onder verantwoordelijkheid van een door de fabrikant gekozen aangemelde instantie.

In het geval van buitenboordmotoren en hekmotoren met geïntegreerde uitlaat worden op een of meer motoren van elke motorfamilie die de productie van de motorfabrikant vertegenwoordigen, de in bijlage I, deel C, beschreven geluidsemissietests door of namens de motorfabrikant uitgevoerd, onder verantwoordelijkheid van een door de fabrikant gekozen aangemelde instantie.

Als meer dan één motor van een motorfamilie wordt getest, wordt de in bijlage VII beschreven statistische methode toegepast om de conformiteit van de steekproef te waarborgen.


BIJLAGE VII

BEOORDELING VAN DE CONFORMITEIT VAN DE UITLAAT- EN GELUIDSEMISSIES VAN EEN PRODUCTIE

1.

Om de conformiteit van een motorfamilie te controleren, wordt een steekproef uit de serie motoren genomen. De fabrikant beslist in overleg met de aangemelde instantie over de omvang (n) van de steekproef.

2.

Voor elk gereglementeerd bestanddeel van de uitlaat- en geluidsemissie wordt het rekenkundig gemiddelde X van de steekproefresultaten berekend. De productie van de serie wordt geacht aan de eisen te voldoen (goedkeuring) als aan de volgende voorwaarde wordt voldaan:

Formula

S is de standaardafwijking, waarbij:

Formula

X

=

het rekenkundig gemiddelde van de resultaten die uit de steekproef zijn verkregen

x

=

de individuele resultaten die uit de steekproef zijn verkregen

L

=

de geldende grenswaarde

n

=

het aantal motoren in de steekproef

k

=

statistische factor die van n afhangt (zie tabel hieronder).

n

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

k

0,973

0,613

0,489

0,421

0,376

0,342

0,317

0,296

0,279

0,265

0,253

0,242

0,233

0,224

0,216

0,210

0,203

0,198

Als n ≥ 20, geldt: Formula.


BIJLAGE VIII

AANVULLENDE PROCEDURE VOOR TYPECONFORMITEIT OP BASIS VAN INTERNE PRODUCTIECONTROLE (MODULE C)

In de in artikel 24, lid 5, bedoelde gevallen is de volgende procedure van toepassing als het kwaliteitsniveau onvoldoende blijkt te zijn.

Er wordt een motor uit de serie genomen, waarop de in bijlage I, deel B, beschreven test wordt uitgevoerd. Testmotoren moeten geheel of gedeeltelijk zijn ingelopen, volgens de specificaties van de fabrikant. Als de specifieke uitlaatemissies van de uit de serie genomen motor hoger zijn dan de in bijlage I, deel B, vermelde grenswaarden, kan de fabrikant verzoeken metingen uit te voeren op een steekproef van motoren uit de serie, met inbegrip van de oorspronkelijk uit de serie genomen motor. Om te waarborgen dat de steekproef van motoren aan de eisen van deze richtlijn voldoet, wordt de in bijlage VII beschreven statistische methode toegepast.


BIJLAGE IX

TECHNISCHE DOCUMENTATIE

De in artikel 7, lid 2, en artikel 25 bedoelde technische documentatie moet, voor zover relevant voor de beoordeling, het volgende bevatten:

a)

een algemene beschrijving van het type;

b)

ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema’s van onderdelen, subassemblages, leidingen en andere relevante gegevens;

c)

beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van de genoemde tekeningen en schema’s en van de werking van het product;

d)

een lijst van de in artikel 14 bedoelde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om aan de essentiële eisen van de richtlijn te voldoen ingeval de in artikel 14 bedoelde normen niet zijn toegepast;

e)

resultaten van uitgevoerde ontwerpberekeningen en onderzoeken, alsmede andere relevante gegevens;

f)

testrapporten of berekeningen, met name betreffende de stabiliteit overeenkomstig bijlage I, deel A, punt 3.2, en het drijfvermogen overeenkomstig bijlage I, deel A, punt 3.3;

g)

testrapporten betreffende uitlaatemissies, waaruit blijkt dat aan bijlage I, deel B, afdeling 2, wordt voldaan;

h)

testrapporten betreffende geluidsemissies, waaruit blijkt dat aan bijlage I, deel C, afdeling 1, wordt voldaan.