1.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 286/1


VERORDENING (EU) Nr. 1077/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 oktober 2011

tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 74, artikel 77, lid 2, onder a) en b), artikel 78, lid 2, onder e), artikel 79, lid 2, onder c), artikel 82, lid 1, onder d), artikel 85, lid 1, artikel 87, lid 2, onder a), en artikel 88, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (2) en bij Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (3). In Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ wordt bepaald dat gedurende een overgangsperiode de Commissie belast is met het operationele beheer van het Centrale SIS II. Na die overgangsperiode wordt een beheersautoriteit belast met het operationele beheer van het Centrale SIS II en bepaalde aspecten van de communicatie-infrastructuur.

(2)

Het Visuminformatiesysteem (VIS) is ingesteld bij Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) (4). Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (5) bepaalt dat de Commissie gedurende een overgangsperiode is belast met het operationele beheer van het VIS. Na die overgangsperiode zal het operationele beheer van het centrale VIS en van de nationale interfaces, alsook bepaalde aspecten van de communicatie-infrastructuur in handen zijn van een beheersautoriteit.

(3)

Eurodac is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (6). Verordening (EG) nr. 407/2002 van de Raad (7) stelt de nodige uitvoeringsbepalingen vast.

(4)

Er dient een beheersautoriteit te worden opgericht teneinde te voorzien in het operationele beheer van SIS II, het VIS en Eurodac en van bepaalde aspecten van de communicatie-infrastructuur na afloop van de overgangsperiode, en mogelijk ook in het operationele beheer van andere grootschalige informatietechnologiesystemen („IT-systemen”) op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, onder voorbehoud van de vaststelling van afzonderlijke wetgevingsinstrumenten.

(5)

Om een synergetisch effect te bereiken moet het operationeel beheer van die grootschalige IT-systemen bij een enkele entiteit worden ondergebracht, zodat schaalvoordelen ontstaan, een kritische massa tot stand komt en de optimale benuttingsgraad van kapitaal en personele middelen wordt gewaarborgd.

(6)

In de gezamenlijke verklaringen bij de wetgevingsinstrumenten betreffende SIS II en het VIS hebben de Raad en het Europees Parlement de Commissie verzocht om na een effectbeoordeling de nodige wetgeving voor te stellen, ertoe strekkende dat een agentschap wordt belast met het operationeel langetermijnbeheer van het Centrale SIS II en bepaalde aspecten van de communicatie-infrastructuur, alsook van het VIS.

(7)

De beheersautoriteit dient juridisch, administratief en financieel autonoom te zijn, en derhalve de vorm aan te nemen van een regelgevend agentschap („Agentschap”) met rechtspersoonlijkheid. Zoals overeengekomen, zal de zetel van het Agentschap gevestigd worden in Tallinn (Estland). Aangezien de taken met betrekking tot de technische ontwikkeling en de voorbereidingen voor het operationeel beheer van SIS II en het VIS reeds in Straatsburg (Frankrijk) worden verricht, en reeds een back-upcentrum voor deze IT-systemen is gevestigd in Sankt Johann im Pongau (Oostenrijk), mag hierin geen verandering worden gebracht. Op deze twee locaties dienen respectievelijk de taken in verband met de technische ontwikkeling en het operationeel beheer van Eurodac te worden verricht en moet een back-upcentrum voor Eurodac worden gevestigd. Deze twee sites dienen ook de locatie te zijn, respectievelijk, voor de technische ontwikkeling en het operationeel beheer van andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht en, mits het desbetreffende wetgevingsinstrument daarin voorziet, voor een back-upcentrum waarmee ervoor kan worden gezorgd dat een falend grootschalig IT-systeem operationeel blijft.

(8)

De taken van de beheersautoriteit, zoals die zijn vastgesteld bij Verordeningen (EG) nr. 1987/2006 en (EG) nr. 767/2008, moeten daarom worden vervuld door dit Agentschap. Deze taken omvatten de verdere technische ontwikkeling.

(9)

Overeenkomstig Verordeningen (EG) nr. 2725/2000 en (EG) nr. 407/2002 werd in de Commissie een centrale eenheid opgericht die verantwoordelijk is voor de werking van de centrale gegevensbank van Eurodac en voor andere daarmee verband houdende taken. Met het oog op het benutten van synergieën moet het Agentschap de taken van de Commissie betreffende het operationeel beheer van Eurodac overnemen, waaronder ook bepaalde taken in verband met de communicatie-infrastructuur, vanaf de datum waarop het Agentschap zijn verantwoordelijkheden opneemt.

(10)

De kerntaak van het Agentschap moet het operationeel beheer van SIS II, het VIS en Eurodac zijn, evenals, als daartoe wordt besloten, van andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. Het Agentschap moet er voorts mee worden belast de technische, niet-normatieve maatregelen te nemen die met zijn taken verband houden. Deze opdracht geldt onverminderd de normatieve taken die krachtens de verschillende wetgevingsinstrumenten betreffende de systemen die het Agentschap operationeel beheert, uitsluitend worden vervuld door de Commissie, in voorkomend geval bijgestaan door een comité.

(11)

Daarnaast dient het Agentschap de taken inzake opleiding in de technische toepassing van SIS II, het VIS, Eurodac en andere grootschalige IT-systemen die het in de toekomst toevertrouwd krijgt te vervullen.

(12)

Tevens zou het Agentschap kunnen worden belast met de opzet, de ontwikkeling en het operationeel beheer van andere grootschalige IT-systemen ter uitvoering van de artikelen 67 tot en met 89 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het Agentschap dient uitsluitend met dergelijke taken te worden belast op basis van latere en afzonderlijke wetgevingsinstrumenten, nadat een effectbeoordeling is verricht.

(13)

Het Agentschap moet ermee worden belast om, in overeenstemming met artikel 49, lid 6, onder a), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8), de ontwikkelingen op onderzoeksgebied te volgen en proefprojecten uit te voeren met betrekking tot grootschalige IT-systemen ter uitvoering van de artikelen 67 tot en met 89 VWEU, op specifiek en gericht verzoek van de Commissie. Bij de uitvoering van proefprojecten moet het Agentschap in het bijzonder aandacht schenken aan de informatiebeheersstrategie van de Europese Unie.

(14)

Het feit dat het Agentschap wordt belast met het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht laat de specifieke regels betreffende die systemen onverlet. In het bijzonder de specifieke regels inzake het doel, de toegangsrechten, de beveiligingsmaatregelen en andere vereisten op het gebied van gegevensbescherming voor elk van de grootschalige IT-systemen waarvan het Agentschap het operationeel beheer verzorgt, zijn ten volle van toepassing.

(15)

De lidstaten en de Commissie moeten vertegenwoordigd zijn in een raad van bestuur, zodat zij effectief toezicht kunnen uitoefenen op het functioneren van het Agentschap. Deze raad van bestuur moet beschikken over de nodige bevoegdheden, met name om het jaarlijkse werkprogramma vast te stellen, zijn taken met betrekking tot de begroting van het Agentschap te vervullen, de financiële regeling die van toepassing is op het Agentschap vast te stellen, de uitvoerend directeur te benoemen en procedures vast te stellen voor het nemen van besluiten door de uitvoerend directeur in verband met de operationele taken van het Agentschap.

(16)

Wat SIS II betreft, dienen de Europese politiedienst (Europol) en de Europese Eenheid voor justitiële samenwerking (Eurojust), die beide krachtens Besluit 2007/533/JBZ het recht op toegang tot en directe bevraging van SIS II hebben, de status van waarnemer te krijgen in vergaderingen van de raad van bestuur, wanneer een vraagstuk met betrekking tot de toepassing van Besluit 2007/533/JBZ op de agenda staat. Europol en Eurojust dienen beide een vertegenwoordiger te mogen benoemen in de adviesgroep-SIS II die bij deze verordening wordt ingesteld.

(17)

Wat het VIS betreft, dient Europol de status van waarnemer te hebben in de vergaderingen van de raad van bestuur, wanneer een vraagstuk op de agenda staat met betrekking tot de toepassing van Besluit 2008/633/JBZ van de raad van 23 juni 2008 over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten (9). Europol dient een vertegenwoordiger te mogen benoemen in de adviesgroep-VIS die bij deze verordening wordt ingesteld.

(18)

De lidstaten moeten in de raad van bestuur van het Agentschap stemgerechtigd zijn met betrekking tot een grootschalig IT-systeem, indien zij gebonden zijn door een wetgevingsinstrument van de Unie betreffende de ontwikkeling, de instelling, de werking en het gebruik van dat systeem. Denemarken moet eveneens stemrecht hebben met betrekking tot een bepaald grootschalig IT-systeem, indien het op grond van artikel 4 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU („Protocol betreffende de positie van Denemarken”), beslist het wetgevingsinstrument betreffende de ontwikkeling, de instelling, de werking en het gebruik van dat systeem in nationaal recht om te zetten.

(19)

De lidstaten moeten een lid in de adviesgroep betreffende een grootschalig IT-systeem benoemen, indien zij gebonden zijn door een wetgevingsinstrument van de Unie betreffende de ontwikkeling, de instelling, de werking en het gebruik van dat systeem. Denemarken moet eveneens een lid in de adviesgroep betreffende een grootschalig IT-systeem benoemen, indien het op grond van artikel 4 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken beslist het wetgevingsinstrument betreffende de ontwikkeling, de instelling, de werking en het gebruik van dat systeem in nationaal recht om te zetten.

(20)

Om geheel autonoom en onafhankelijk te kunnen zijn, moet het Agentschap de beschikking krijgen over een eigen begroting, die wordt betaald uit de algemene begroting van de Europese Unie. Over de financiering van het Agentschap moet overeenstemming worden bereikt door de begrotingsautoriteit, zoals bepaald in punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (10). De begrotings- en de kwijtingsprocedure van de Unie moeten van toepassing zijn. De controle van de rekeningen en van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen dient door de Rekenkamer te worden verricht.

(21)

Het Agentschap dient, binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden, samen te werken met andere agentschappen van de Unie, met name die welke zijn ingesteld op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, en in het bijzonder het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten. Het moet voorts, indien nodig, het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging raadplegen en de aanbevelingen van dit Agentschap met betrekking tot netwerkbeveiliging opvolgen.

(22)

Ten aanzien van de ontwikkeling en het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen moet het Agentschap Europese en internationale normen hanteren en de strengste professionele eisen in acht nemen, in het bijzonder de informatiebeheersstrategie van de Europese Unie.

(23)

De verwerking van persoonsgegevens door het Agentschap moet voldoen aan Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (11). De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming dient bij het Agentschap toegang te verkrijgen tot alle informatie die hij voor zijn onderzoek nodig heeft. De Commissie heeft op grond van artikel 28 van Verordening (EG) nr. 45/2001 de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, die op 7 december 2009 advies heeft uitgebracht.

(24)

Met het oog op een transparante werking moet het Agentschap onderworpen zijn aan Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (12). De activiteiten van het Agentschap moeten overeenkomstig artikel 228 VWEU onderworpen zijn aan het toezicht van de Europese Ombudsman.

(25)

Het Agentschap moet onderworpen zijn aan Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (13), en moet toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (14).

(26)

De lidstaten van vestiging van het Agentschap dienen de gunstigst mogelijke voorwaarden voor de goede werking van het Agentschap te bieden, waaronder meertalig, op Europa gericht onderwijs en passende vervoersverbindingen.

(27)

Met het oog op open en transparante arbeidsvoorwaarden en gelijke behandeling van de personeelsleden, moeten zowel de personeelsleden als de uitvoerend directeur van het Agentschap onderworpen zijn aan het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie („het Ambtenarenstatuut”) en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie („de Regeling”) overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (15) (samen „het Statuut”), met inbegrip van de voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht.

(28)

Het Agentschap is een door de Unie opgericht orgaan in de zin van artikel 185, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, en dient zijn financiële regeling dienovereenkomstig vast te stellen.

(29)

Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (16) houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, moet op het Agentschap van toepassing zijn.

(30)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de oprichting van een Agentschap op het niveau van de Unie dat belast is met het operationeel beheer en, in voorkomend geval, de ontwikkeling van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van de maatregel beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(31)

Deze verordening is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die zijn erkend bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in overeenstemming met artikel 6, lid 1, VEU.

(32)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien deze verordening, voor zover zij betrekking heeft op SIS II en het VIS, voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden na de datum waarop zij is vastgesteld, of het deze verordening in zijn nationaal recht zal toepassen. Overeenkomstig artikel 3 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en Eurodac voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (17), stelt Denemarken de Commissie ervan in kennis of het de inhoud van deze verordening zal toepassen, voor zover zij betrekking heeft op Eurodac.

(33)

Voor zover de bepalingen van deze verordening betrekking hebben op SIS II, zoals geregeld bij Besluit 2007/533/JBZ, neemt het Verenigd Koninkrijk aan deze verordening deel overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Protocol (nr. 19) betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, welk protocol is gehecht aan het VEU en het VWEU („protocol betreffende het Schengenacquis”), en artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (18).

Voor zover de bepalingen van deze verordening betrekking hebben op SIS II, zoals geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006, en op het VIS, en een ontwikkeling inhoudt van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG, heeft het Verenigd Koninkrijk bij brief van 5 oktober 2010 aan de voorzitter van de Raad verzocht te mogen deelnemen aan de vaststelling van deze verordening, overeenkomstig artikel 4 van het protocol betreffende het Schengenacquis. Krachtens artikel 1 van Besluit 2010/779/EU van de Raad van 14 december 2010 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland om te mogen deelnemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis betreffende de oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (19), is het Verenigd Koninkrijk gemachtigd deel te nemen aan deze verordening.

Voorts heeft het Verenigd Koninkrijk, voor zover de bepalingen van deze verordening betrekking hebben op Eurodac, bij brief van 23 september 2009 de voorzitter van de Raad in kennis gesteld van zijn wens om deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening, overeenkomstig artikel 3 van Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat is gehecht aan het VEU en het VWEU („protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland”). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve deel aan de vaststelling van deze verordening, die bindend is voor en van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk.

(34)

Voor zover de bepalingen van deze verordening betrekking hebben op SIS II zoals geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en op het VIS, houdt zij een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (20).

Ierland heeft niet verzocht deel te mogen nemen aan de vaststelling van deze verordening, overeenkomstig artikel 4 van het protocol betreffende het Schengenacquis. Ierland neemt daarom niet deel aan de vaststelling van deze verordening — die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing in Ierland — in die mate dat zij maatregelen bevat die een ontwikkeling inhouden van het Schengenacquis betreffende SIS II, zoals geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006, en betreffende het VIS.

Voor zover de bepalingen van deze verordening betrekking hebben op Eurodac, neemt Ierland overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, niet deel aan de vaststelling van deze verordening — die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing in Ierland. Aangezien het in deze omstandigheden niet mogelijk is de toepasselijkheid van deze verordening in al haar onderdelen op Ierland te waarborgen, zoals wordt verlangd in artikel 288 VWEU, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing in Ierland, onverminderd de rechten van Ierland krachtens de bovengenoemde protocollen.

(35)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening, voor zover zij betrekking heeft op SIS II en het VIS, een ontwikkeling van de bepalingen het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (21), die vallen onder het gebied dat bedoeld is in artikel 1, punten A, B en G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (22). Met betrekking tot Eurodac is deze verordening een nieuwe maatregel in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (23). Bijgevolg dienen delegaties van de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, indien zij besluiten deze verordening in hun interne rechtsorde toe te passen, vertegenwoordigd te zijn in de raad van bestuur van het Agentschap. Tussen de Unie en deze twee landen moet een nadere regeling worden overeengekomen betreffende meer omstandige voorschriften, bijvoorbeeld ten aanzien van het stemrecht, waaronder de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen deelnemen aan de werkzaamheden van het Agentschap.

(36)

Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening, voor zover zij betrekking heeft op SIS II en het VIS, een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (24), die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punten A, B en G, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (25). Met betrekking tot Eurodac is deze verordening een nieuwe maatregel in de zin van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (26). Bijgevolg dient de delegatie van de Zwitserse Bondsstaat, indien hij besluit deze verordening in de interne rechtsorde toe te passen, vertegenwoordigd te zijn in de raad van bestuur van het Agentschap. Tussen de Unie en de Zwitserse Bondsstaat moet een nadere regeling worden overeengekomen betreffende meer omstandige voorschriften, bijvoorbeeld ten aanzien van het stemrecht, waaronder dit land deelneemt aan de werkzaamheden van het Agentschap.

(37)

Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening, voor zover zij betrekking heeft op SIS II en het VIS, een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, als bedoeld in het Protocol ondertekend door de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (27), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A, B en G, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EG van de Raad (28). Met betrekking tot Eurodac is deze verordening een nieuwe maatregel in de zin van het Protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (29). Bijgevolg dient de delegatie van het Vorstendom Liechtenstein vertegenwoordigd te zijn in de raad van bestuur van het Agentschap. Tussen de Unie en het Vorstendom Liechtenstein moet een nadere regeling worden overeengekomen betreffende meer omstandige voorschriften, bijvoorbeeld ten aanzien van het stemrecht, waaronder dit land deelneemt aan de werkzaamheden van het Agentschap,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP

Artikel 1

Oprichting van het Agentschap

1.   Er wordt een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht („het Agentschap”) opgericht.

2.   Het Agentschap is belast met het operationeel beheer van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), het Visuminformatiesysteem (VIS) en Eurodac.

3.   Het Agentschap kan tevens worden belast met de opzet, de ontwikkeling en het operationeel beheer van andere grootschalige IT-systemen dan bedoeld in lid 2 op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht,maar alleen indien daarin is voorzien in het desbetreffende wetgevingsinstrument, gebaseerd op de artikelen 67 tot en met 89 VWEU, in voorkomend geval met inachtneming van de in artikel 8 van deze verordening bedoelde ontwikkelingen op onderzoeksgebied en de in artikel 9 van deze verordening bedoelde resultaten van proefprojecten.

4.   Het operationeel beheer omvat alle taken die noodzakelijk zijn om elk van de grootschalige IT-systemen te laten werken volgens de specifieke voorschriften die op dat systeem van toepassing zijn, met inbegrip van de zorg voor de communicatie-infrastructuur die door de IT-systemen wordt gebruikt. Die grootschalige IT-systemen wisselen geen gegevens uit, of maken het niet mogelijk dat informatie en kennis worden gedeeld, tenzij een specifieke wettelijke basis hierin voorziet.

Artikel 2

Doelstellingen

Onverminderd de opdracht die bij de wetgevingsinstrumenten betreffende grootschalige IT-systemen respectievelijk aan de Commissie en aan de lidstaten is toebedeeld, zorgt het Agentschap ervoor dat:

a)

grootschalige IT-systemen op een effectieve, veilige en continue wijze werken;

b)

grootschalige IT-systemen onder efficiënt en financieel controleerbaar beheer staan;

c)

de dienstverlening aan de gebruikers van grootschalige IT-systemen van voldoende hoge kwaliteit is;

d)

een continue, ononderbroken dienstverlening wordt verzekerd;

e)

een hoog niveau van gegevensbescherming wordt verzekerd, in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften, met inbegrip van specifieke voorschriften voor elk van de grootschalige IT-systemen;

f)

een passende mate van gegevensbeveiliging en materiële beveiliging wordt verzekerd, in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften, met inbegrip van die welke elk van de grootschalige IT-systemen in het bijzonder betreffen, en

g)

het project wordt voorzien van een adequate beheersstructuur, om grootschalige IT-systemen efficiënt te kunnen ontwikkelen.

HOOFDSTUK II

TAKEN

Artikel 3

Taken in verband met SIS II

Het Agentschap verricht met betrekking tot SIS II:

a)

de taken die bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ aan de beheersautoriteit zijn opgedragen, en

b)

taken met betrekking tot opleiding in het technische gebruik van SIS II, in het bijzonder van het SIRENE-personeel (SIRENE — Supplementary Information Request at the National Entries — verzoek om aanvullende informatie bij het nationale deel) en van deskundigen, in technische aspecten van SIS II in het kader van de Schengenevaluatie.

Artikel 4

Taken in verband met het VIS

Het Agentschap verricht met betrekking tot het VIS:

a)

de taken die bij Verordening (EG) nr. 767/2008 en Besluit 2008/633/JBZ aan de beheersautoriteit zijn opgedragen, en

b)

taken met betrekking tot opleiding in het technische gebruik van het VIS.

Artikel 5

Taken in verband met Eurodac

Het Agentschap verricht met betrekking tot Eurodac:

a)

de taken die bij Verordeningen (EG) nr. 2725/2000 en (EG) nr. 407/2002 aan de Commissie zijn opgedragen in haar hoedanigheid van autoriteit die verantwoordelijk is voor het operationeel beheer van Eurodac;

b)

de volgende taken in verband met de communicatie-infrastructuur: toezicht, veiligheid en coördinatie van de betrekkingen tussen de lidstaten en de provider, en

c)

taken met betrekking tot opleiding in het technische gebruik van Eurodac.

Artikel 6

Taken in verband met de opzet, de ontwikkeling en het operationeel beheer van andere grootschalige IT-systemen

Indien het Agentschap belast is met de opzet, de ontwikkeling en het operationeel beheer van andere grootschalige IT-systemen bedoeld in artikel 1, lid 3, verricht het Agentschap in voorkomend geval taken betreffende opleiding in het technische gebruik van die systemen.

Artikel 7

Taken betreffende de communicatie-infrastructuur

1.   Het Agentschap verricht de taken die aan de beheersautoriteit zijn opgedragen bij de wetgevingsinstrumenten betreffende de ontwikkeling, de instelling, de werking en het gebruik van de grootschalige IT-systemen als bedoeld in artikel 1, lid 2.

2.   Volgens de in lid 1 bedoelde wetgevingsinstrumenten zijn de taken inzake de communicatie-infrastructuur (inclusief operationeel beheer en veiligheid) verdeeld tussen het Agentschap en de Commissie. Om te garanderen dat zij hun respectieve verantwoordelijkheden op samenhangende wijze uitvoeren, maken het Agentschap en de Commissie operationele werkafspraken die worden vastgelegd in een memorandum van overeenstemming.

3.   De communicatie-infrastructuur wordt adequaat beheerd en gecontroleerd teneinde haar tegen bedreigingen te beschermen en de veiligheid ervan en van de grootschalige IT-systemen, met inbegrip van gegevens die via deze communicatie-infrastructuur uitgewisseld worden, te waarborgen.

4.   Er worden passende maatregelen met veiligheidsplannen genomen om onder meer ongeoorloofd lezen, kopiëren, wijzigen of schrappen van persoonsgegevens tijdens overdrachten ervan of tijdens het vervoer van gegevensmedia te voorkomen, in het bijzonder middels geschikte versleutelingstechnieken. Geen aan het systeem gerelateerde operationele informatie gaat onversleuteld in de communicatie-infrastructuur rond.

5.   Taken betreffende het operationeel beheer van de communicatie-infrastructuur kunnen worden toevertrouwd aan externe particuliere entiteiten of organen, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002. In dat geval is de netwerkprovider gebonden aan de in lid 4 bedoelde veiligheidsmaatregelen en heeft hij op geen enkele wijze toegang tot operationele gegevens van SIS II, het VIS of Eurodac, of de met SIS II samenhangende SIRENE-uitwisseling.

6.   Onverminderd de bestaande contracten over het netwerk van SIS II, het VIS en Eurodac, blijft het beheer van de versleutelingscodes een bevoegdheid van het Agentschap en wordt het niet uitbesteed aan een externe particuliere entiteit.

Artikel 8

Volgen van ontwikkelingen op onderzoeksgebied

1.   Het Agentschap volgt de ontwikkelingen op onderzoeksgebied die van belang zijn voor het operationeel beheer van SIS II, het VIS, Eurodac en andere grootschalige IT-systemen.

2.   Het Agentschap houdt het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en, wat gegevensbescherming betreft, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming op de hoogte van de in lid 1 bedoelde ontwikkelingen.

Artikel 9

Proefprojecten

1.   Uitsluitend op welbepaald verzoek van de Commissie, die het Europees Parlement en de Raad ten minste drie maanden van tevoren heeft ingelicht, en nadat de raad van bestuur ertoe heeft besloten, kan het Agentschap overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder l), proefprojecten zoals bedoeld in artikel 49, lid 6, onder a), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 uitvoeren ten behoeve van de ontwikkeling of het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen ter uitvoering van de artikelen 67 tot en met 89 VWEU.

Het Agentschap stelt het Europees Parlement, de Raad en, ter zake van gegevensbescherming, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming regelmatig op de hoogte van de ontwikkeling van de in de eerste alinea bedoelde proefprojecten.

2.   De kredieten voor de proefprojecten die op verzoek van de Commissie worden uitgevoerd, worden gedurende ten hoogste twee achtereenvolgende begrotingsjaren opgenomen in de begroting.

HOOFDSTUK III

STRUCTUUR EN ORGANISATIE

Artikel 10

Juridische status

1.   Het Agentschap is een orgaan van de Unie en heeft rechtspersoonlijkheid.

2.   Het Agentschap geniet in elk van de lidstaten de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid die er krachtens het nationale recht aan rechtspersonen wordt verleend. Het Agentschap kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden. Het kan tevens met de lidstaten waar de zetel, de technische locatie en het back-upcentrum zijn gevestigd („de lidstaten van vestiging”) overeenkomsten sluiten inzake de zetel van het Agentschap en de overeenkomstig lid 4 ingestelde locaties.

3.   Het Agentschap wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

4.   De zetel van het Agentschap is in Tallinn, Estland.

De in artikel 1, lid 3, en artikelen 3, 4, 5 en 7 bedoelde taken in verband met ontwikkeling en operationeel beheer worden verricht in Straatsburg, Frankrijk.

In Sankt Johann im Pongau, Oostenrijk, wordt een back-upcentrum gevestigd dat zorgt voor het functioneren van een grootschalig IT-systeem in geval van falen van een dergelijk systeem, mits in een back-upcentrum wordt voorzien in het wetgevingsinstrument dat de ontwikkeling, de instelling, de werking en het gebruik ervan regelt.

Artikel 11

Structuur

1.   De administratieve en bestuurlijke structuur van het Agentschap omvat:

a)

een raad van bestuur;

b)

een uitvoerend directeur;

c)

adviesgroepen.

2.   De structuur van het Agentschap omvat voorts:

a)

een functionaris voor gegevensbescherming;

b)

een beveiligingsfunctionaris;

c)

een rekenplichtige.

Artikel 12

Taken van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur ziet erop toe dat het Agentschap zijn taken vervult, en is te dien einde ermee belast:

a)

overeenkomstig artikel 18 de uitvoerend directeur te benoemen en in voorkomend geval te ontslaan;

b)

de tuchtrechtelijke bevoegdheid ten aanzien van de uitvoerend directeur uit te oefenen, en toezicht te houden op diens ambtsuitoefening, onder meer op de uitvoering van de besluiten van de raad van bestuur;

c)

na overleg met de Commissie, de structuur van het Agentschap vast te stellen;

d)

na overleg met de Commissie, het reglement van orde van het Agentschap vast te stellen;

e)

op voorstel van de uitvoerend directeur zijn goedkeuring te hechten aan de zetelovereenkomst en de overeenkomsten inzake technische locatie en het back-upcentrum, ingericht overeenkomstig artikel 10, lid 4, die de uitvoerend directeur met de lidstaten van vestiging heeft ondertekend;

f)

in overeenstemming met de Commissie de in artikel 110 van het Ambtenarenstatuut bedoelde uitvoeringsbepalingen vast te stellen;

g)

de uitvoeringsmaatregelen voor het detacheren van nationale deskundigen bij het Agentschap vast te stellen;

h)

een meerjarig werkprogramma vast te stellen gebaseerd op de taken als bedoeld in hoofdstuk II, op basis van een ontwerp dat de uitvoerend directeur zoals bedoeld in artikel 17, na raadpleging van de in artikel 19 bedoelde adviesgroepen en na ontvangst van het advies van de Commissie heeft voorgelegd. Het meerjarige werkprogramma omvat, onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure, een meerjarenraming en voorafgaande beoordelingen waarmee de doelstellingen en de verschillende fasen van het meerjarige werkprogramma worden geordend;

i)

jaarlijks het meerjarig personeelsbeleidsplan alsook een ontwerp van jaarlijks werkprogramma vast te stellen en deze jaarlijks uiterlijk op 31 maart bij de Commissie en de begrotingsautoriteit in te dienen;

j)

ieder jaar uiterlijk op 30 september, na advies van de Commissie, met een tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden het werkprogramma van het Agentschap voor het volgende jaar vast te stellen, in overeenstemming met de jaarlijkse begrotingsprocedure en met het wetgevingsprogramma van de Unie op de gebieden die onder de artikelen 67 tot en met 89 VWEU vallen; erop toe te zien dat het vastgestelde werkprogramma aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie wordt toegezonden en wordt bekendgemaakt;

k)

ieder jaar uiterlijk op 31 maart een verslag over de activiteiten van het Agentschap in het voorgaande jaar op te stellen, waarin in het bijzonder de resultaten worden getoetst aan de doelstellingen van het werkprogramma, en het uiterlijk op 15 juni van hetzelfde jaar te doen toekomen aan het Europees Parlement, de Raad,de Commissie en de Rekenkamer; het jaarlijkse activiteitenverslag wordt bekendgemaakt;

l)

zich overeenkomstig artikel 32, artikel 33, lid 6, en artikel 34 te kwijten van zijn taken met betrekking tot de begroting van het Agentschap, met inbegrip van de uitvoering van de in artikel 9 bedoelde proefprojecten;

m)

overeenkomstig artikel 34 de financiële regeling die van toepassing is op het Agentschap vast te stellen;

n)

een rekenplichtige aan te stellen die zijn ambt onafhankelijk uitoefent;

o)

het nodige gevolg te geven aan de bevindingen en aanbevelingen die voortvloeien uit verschillende interne en externe auditverslagen en evaluaties;

p)

de nodige beveiligingsmaatregelen vast te stellen — inclusief een beveiligingsplan en een bedrijfscontinuïteits- en uitwijkplan — waarin rekening wordt gehouden met de eventuele aanbevelingen van de veiligheidsdeskundigen in de adviesgroepen;

q)

een beveiligingsfunctionaris aan te stellen;

r)

in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 een functionaris voor gegevensbescherming aan te stellen;

s)

uiterlijk op 22 mei 2012 een praktische regeling voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast te stellen;

t)

de verslagen vast te stellen over de technische werking van SIS II, overeenkomstig artikel 50, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en artikel 66, lid 4, van Besluit 2007/533/JBZ, en over de technische werking van het VIS, overeenkomstig artikel 50, lid 3, van Verordening (EG) nr. 767/2008 en artikel 17, lid 3, van Besluit 2008/633/JBZ;

u)

in overeenstemming met artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2725/2000 het jaarverslag over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac vast te stellen;

v)

commentaar te geven op de rapporten van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende de audits overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1987/2006, en artikel 42, lid 2, van Verordening (EG) nr. 767/2008, en ervoor te zorgen dat aan de audits het passende gevolg wordt gegeven;

w)

statistieken over SIS II bekend te maken, overeenkomstig artikel 50, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en artikel 66, lid 3, van Besluit 2007/533/JBZ;

x)

statistieken over de werkzaamheden van de centrale eenheid van Eurodac samen te stellen, in overeenstemming met artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2725/2000;

y)

erop toe te zien dat jaarlijks de lijst van bevoegde autoriteiten die gemachtigd zijn tot directe bevraging van de in SIS II opgenomen gegevens wordt bekendgemaakt, overeenkomstig artikel 31, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en artikel 46, lid 8, van Besluit 2007/533/JBZ, alsmede de lijst van instanties van de nationale systemen van SIS II (N.SIS II) en SIRENE-bureaus die is bedoeld in respectievelijk artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en artikel 7, lid 3, van Besluit 2007/533/JBZ;

z)

erop toe te zien dat jaarlijks de lijst wordt bekendgemaakt van de autoriteiten die zijn aangewezen in overeenstemming met artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2725/2000;

aa)

alle andere taken te verrichten waarmee hij in overeenstemming met deze verordening wordt belast.

2.   De raad van bestuur kan de uitvoerend directeur adviseren over alle aangelegenheden die strikt betrekking hebben op de ontwikkeling of het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen.

Artikel 13

Samenstelling van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat en twee vertegenwoordigers van de Commissie.

2.   Iedere lidstaat en de Commissie benoemen elk, uiterlijk op 22 januari 2012, de leden van de raad van bestuur en de plaatsvervangers. Na het verstrijken van deze termijn roept de Commissie de raad van bestuur bijeen. De plaatsvervangers vertegenwoordigen de leden bij afwezigheid.

3.   De leden van de raad van bestuur worden benoemd op grond van het hoge niveau van hun ervaring en deskundigheid inzake grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, en van hun kennis van gegevensbescherming.

4.   De ambtstermijn van de leden bedraagt vier jaar. Hij kan eenmaal worden verlengd. Na afloop van de ambtstermijn of bij aftreden blijven de leden in functie totdat in verlenging van de ambtstermijn of in hun vervanging is voorzien.

5.   De landen die zijn betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen nemen deel aan de werkzaamheden van het Agentschap. Zij benoemen ieder een vertegenwoordiger met een plaatsvervanger in de raad van bestuur.

Artikel 14

Voorzitterschap van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter en een vicevoorzitter.

2.   De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitter bedraagt twee jaar. Hun ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd. Indien zij tijdens de ambtstermijn het lidmaatschap van de raad van bestuur verliezen, loopt de ambtstermijn op dezelfde datum automatisch af.

3.   De voorzitter en de vicevoorzitter worden bij uitsluiting verkozen uit de leden van de raad van bestuur die zijn aangewezen door lidstaten die ten volle gebonden zijn door wetgevingsinstrumenten van de Unie betreffende de ontwikkeling, de oprichting, de werking en het gebruik van de door het Agentschap beheerde grootschalige IT-systemen.

Artikel 15

Vergaderingen van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur komt bijeen op verzoek van een van de volgende betrokkenen:

a)

de voorzitter;

b)

ten minste een derde van de leden;

c)

de Commissie,

d)

de uitvoerend directeur.

De raad van bestuur komt ten minste eenmaal in de zes maanden in gewone vergadering bijeen.

2.   De uitvoerend directeur neemt deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur.

3.   De leden van de raad van bestuur kunnen zich laten bijstaan door deskundigen die lid zijn van een van de adviesgroepen.

4.   Europol en Eurojust kunnen de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen als waarnemer, wanneer een vraagstuk inzake SIS II met betrekking tot de toepassing van Besluit 2007/533/JBZ op de agenda staat. Europol kan voorts de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen als waarnemer, wanneer een vraagstuk inzake het VIS met betrekking tot de toepassing van Besluit 2008/633/JBZ op de agenda staat.

5.   De raad van bestuur kan andere personen wier mening van belang kan zijn, uitnodigen de vergaderingen als waarnemer bij te wonen.

6.   Het Agentschap voorziet in een secretariaat voor de raad van bestuur.

Artikel 16

Stemming

1.   Onverminderd lid 5 van dit artikel, en artikel 12, lid 1, onder j), en artikel 18, leden 1 en 7, besluit de raad van bestuur bij meerderheid van alle stemgerechtigde leden ervan.

2.   Onverminderd lid 3, heeft ieder lid van de raad van bestuur één stem.

3.   Ieder lid dat is benoemd door een lidstaat die is gebonden door een wetgevingsinstrument van de Unie betreffende de ontwikkeling, de oprichting, de werking en het gebruik van een door het Agentschap beheerd grootschalig IT-systeem, kan zijn stem uitbrengen bij de behandeling van een vraagstuk dat betrekking heeft op dat grootschalige IT-systeem.

Denemarken kan eveneens zijn stem uitbrengen met betrekking tot een bepaald grootschalig IT-systeem, indien het op grond van artikel 4 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken beslist het wetgevingsinstrument betreffende de ontwikkeling, de instelling, de werking en het gebruik van dat grootschalige IT-systeem in nationaal recht om te zetten.

4.   Artikel 37 is van toepassing op de landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen.

5.   Indien de leden het oneens zijn over de vraag of een stemming al dan niet betrekking heeft op een bepaald grootschalig IT-systeem, wordt de beslissing dat dit niet het geval is genomen bij tweederdemeerderheid.

6.   De uitvoerend directeur neemt niet aan de stemming deel.

7.   De nadere bijzonderheden van de stemprocedure, in het bijzonder de voorwaarden waaronder een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede in voorkomend geval de quorumvoorschriften, worden in het reglement van orde van het Agentschap geregeld.

Artikel 17

Taken en bevoegdheden van de uitvoerend directeur

1.   Het Agentschap wordt geleid en vertegenwoordigd door de uitvoerend directeur.

2.   De uitvoerend directeur oefent zijn ambt in onafhankelijkheid uit. De uitvoerend directeur verlangt of aanvaardt geen instructies van een regering of van enige andere instantie, onverminderd de respectieve bevoegdheden van de Commissie en de raad van bestuur.

3.   Onverminderd artikel 12, draagt de uitvoerend directeur de volledige verantwoordelijkheid voor de taken waarmee het Agentschap is belast en is hij onderworpen aan de jaarlijkse kwijtingsprocedure van het Europees Parlement voor de uitvoering van de begroting.

4.   Het Europees Parlement of de Raad kan de uitvoerend directeur verzoeken verslag uit te brengen over de wijze waarop hij zijn taken heeft vervuld.

5.   De uitvoerend directeur:

a)

is belast met het dagelijks beheer van het Agentschap;

b)

waarborgt de werking van het Agentschap overeenkomstig deze verordening;

c)

is ermee belast de door de raad van bestuur goedgekeurde procedures, besluiten, strategieën, programma’s en activiteiten, binnen de grenzen die in deze verordening, de bepalingen ter uitvoering ervan, en de toepasselijke wetgeving zijn vastgesteld, voor te bereiden en in toepassing te brengen;

d)

zorgt ervoor dat een effectief systeem wordt opgezet en toegepast voor regelmatige monitoring en evaluatie van:

i)

de grootschalige IT-systemen, met inbegrip van statistische informatie, en

ii)

het Agentschap, met inbegrip van de doeltreffende en doelmatige verwezenlijking van de doelstellingen ervan;

e)

neemt zonder stemrecht deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur;

f)

oefent met betrekking tot het personeel van het Agentschap de in artikel 20, lid 3, bepaalde bevoegdheden uit en is bevoegd voor personeelszaken;

g)

stelt, onverminderd artikel 17 van het Ambtenarenstatuut, vertrouwelijkheidsvoorschriften vast, teneinde te voldoen aan artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1987/2006, artikel 17 van Besluit 2007/533/JBZ, artikel 26, lid 9, van Verordening (EG) nr. 767/2008 en teneinde passende voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht toe te passen op de personeelsleden van het Agentschap die met Eurodac-gegevens moeten werken;

h)

onderhandelt over de zetelovereenkomst en de overeenkomsten inzake de technische locatie en het back-upcentrum met de regeringen van de lidstaten van vestiging, en ondertekent deze na goedkeuring door de raad van bestuur.

6.   De uitvoerend directeur legt in het bijzonder de volgende ontwerpdocumenten aan de raad van bestuur ter goedkeuring voor:

a)

het jaarlijkse werkprogramma en het jaarlijkse verslag over de activiteiten van het Agentschap, na voorafgaande raadpleging van de adviesgroepen;

b)

de financiële regeling die van toepassing is op het Agentschap;

c)

het meerjarig werkprogramma;

d)

de begroting voor het volgende jaar, ingedeeld naar bestemming;

e)

het meerjarig personeelsbeleidsplan;

f)

de opdracht voor de in artikel 31 bedoelde evaluatie;

g)

de praktische regeling voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001;

h)

de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen, waaronder een beveiligingsplan, en een bedrijfscontinuïteits- en uitwijkplan;

i)

verslagen over de technische werking van elk van de in artikel 12, lid 1, onder t), bedoelde grootschalige IT-systemen en het in artikel 12, lid 1, onder u), van deze verordening bedoelde jaarverslag over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac, op basis van de bewakings- en evaluatieresultaten;

j)

de jaarlijkse lijst voor de bekendmaking van bevoegde autoriteiten die gemachtigd zijn tot directe bevraging van de in SIS II opgenomen gegevens, met inbegrip van de lijst van N.SIS II-instanties en SIRENE-bureaus, bedoeld in artikel 12, lid 1, onder y), en van de lijst van autoriteiten bedoeld in artikel 12, lid 1, onder z).

7.   De uitvoerend directeur verricht alle andere taken waarmee hij in overeenstemming met deze verordening wordt belast.

Artikel 18

Benoeming van de uitvoerend directeur

1.   De raad van bestuur benoemt de uitvoerend directeur voor een ambtstermijn van vijf jaar uit een lijst van kandidaten die na een door de Commissie georganiseerd algemeen vergelijkend onderzoek in aanmerking komen. De selectieprocedure houdt in dat in het Publicatieblad van de Europese Unie en elders een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling wordt geplaatst. De raad van bestuur kan verlangen dat een nieuwe procedure wordt begonnen als hij geen van de kandidaten op de eerste lijst geschikt acht. De raad van bestuur benoemt de uitvoerend directeur op basis van persoonlijke verdiensten, ervaring op het gebied van grootschalige IT-systemen, capaciteiten inzake bestuur, financiën en beheer, en kennis van gegevensbescherming. De raad van bestuur neemt zijn besluit betreffende de benoeming van de uitvoerend directeur bij tweederdemeerderheid van alle stemgerechtigde leden ervan.

2.   De door de raad van bestuur gekozen kandidaat wordt verzocht vóór de benoeming een verklaring voor de bevoegde commissie(s) van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden. Nadat deze verklaring is afgelegd, spreekt het Europees Parlement bij advies een oordeel over de geselecteerde kandidaat uit. De raad van bestuur laat het Europees Parlement weten hoe met het advies rekening is gehouden. Zolang de kandidaat niet is benoemd, geldt het advies als persoonlijk en vertrouwelijk.

3.   Tijdens de negen maanden die aan het verstrijken van de ambtstermijn van vijf jaar voorafgaan, verricht de raad van bestuur, in nauw overleg met de Commissie, een evaluatie, waarin hij in het bijzonder de tijdens de eerste ambtstermijn van de uitvoerend directeur geleverde prestaties beoordeelt, en de wijze waarop de prestaties zijn geleverd.

4.   De raad van bestuur kan, rekening houdend met het evaluatieverslag, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmalig met ten hoogste drie jaar verlengen, doch alleen indien de doestellingen en taken van het Agentschap zulks rechtvaardigen.

5.   De raad van bestuur stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de uitvoerend directeur te verlengen. De uitvoerend directeur wordt verzocht in de maand die aan een verlenging voorafgaat een verklaring voor de bevoegde commissie(s) van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

6.   De uitvoerend directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur.

7.   De raad van bestuur kan de uitvoerend directeur van zijn functie ontheffen. De raad van bestuur besluit bij tweederdemeerderheid van alle stemgerechtigde leden ervan.

Artikel 19

Adviesgroepen

1.   De volgende adviesgroepen verstrekken de raad van bestuur expertise inzake de grootschalige IT-systemen, in het bijzonder bij de opstelling van het jaarlijkse werkprogramma en van het jaarlijkse activiteitenverslag:

a)

de adviesgroep-SIS II;

b)

de adviesgroep-VIS;

c)

de adviesgroep-Eurodac;

d)

elke andere adviesgroep betreffende een grootschalig IT-systeem, indien daarin is voorzien in het toepasselijke wetgevingsinstrument betreffende de ontwikkeling, de oprichting, de werking en het gebruik van dat grootschalige IT-systeem.

2.   De verschillende lidstaten die zijn gebonden door een wetgevingsinstrument van de Unie betreffende de ontwikkeling, de oprichting, de werking en het gebruik van een bepaald grootschalig IT-systeem, alsook de Commissie, benoemen elk een lid van de desbetreffende adviesgroep, voor een hernieuwbare termijn van drie jaar.

Denemarken benoemt eveneens een lid van de adviesgroep met betrekking tot een grootschalig IT-systeem, indien het op grond van artikel 4 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken beslist het wetgevingsinstrument betreffende de ontwikkeling, de instelling, de werking en het gebruik van dat grootschalige IT-systeem in nationaal recht om te zetten.

Ieder land dat in het kader van een bepaald grootschalig IT-systeem bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, de Eurodac-maatregelen en de maatregelen betreffende andere grootschalige IT-systemen is betrokken, benoemt een lid van de adviesgroep betreffende dat grootschalige IT-Systeem.

3.   Europol en Eurojust kunnen elk een vertegenwoordiger in de adviesgroep-SIS II benoemen. Europol kan eveneens een vertegenwoordiger in de adviesgroep-VIS benoemen.

4.   De leden van de raad van bestuur kunnen geen lid zijn van enige adviesgroep. De uitvoerend directeur of zijn vertegenwoordiger kan alle vergaderingen van de adviesgroepen als waarnemer bijwonen.

5.   De procedures voor de werking van en de samenwerking tussen de adviesgroepen worden vastgelegd in het reglement van orde van het Agentschap.

6.   Bij het opstellen van een advies streven de leden van elke adviesgroep zoveel mogelijk naar consensus. Indien geen consensus wordt bereikt, geldt als advies het gemotiveerde standpunt van de meerderheid van de leden. De gemotiveerde minderheidsstandpunten worden eveneens genotuleerd. De leden 3 en 4 van artikel 16 zijn van overeenkomstige toepassing. De leden die landen vertegenwoordigen welke zijn betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen, mogen hun mening kenbaar maken over onderwerpen ten aanzien waarvan zij niet stemgerechtigd zijn.

7.   Iedere lidstaat die en ieder land dat is betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen faciliteren de werkzaamheden van de adviesgroepen.

8.   Ten aanzien van het voorzitterschap van de adviesgroepen is artikel 14 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK IV

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 20

Personeel

1.   Het Statuut alsmede de regels die de instellingen van de Unie gezamenlijk ter uitvoering van het Statuut hebben vastgesteld, zijn van toepassing op de personeelsleden van het Agentschap en op de uitvoerend directeur.

2.   Voor de toepassing van het Statuut geldt het Agentschap als een orgaan in de zin van artikel 1 bis, lid 2, van het Ambtenarenstatuut.

3.   Het Agentschap oefent met betrekking tot zijn personeelsleden de bevoegdheden uit die het Ambtenarenstatuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag en die de Regeling toekent aan het gezagsorgaan dat bevoegd is om overeenkomsten te sluiten.

4.   Het personeel van het Agentschap bestaat uit ambtenaren, tijdelijke functionarissen of arbeidscontractanten. Wanneer een arbeidsovereenkomst die de uitvoerend directeur wenst te verlengen, volgens de Regeling een overeenkomst van onbepaalde duur wordt, verleent de raad van bestuur jaarlijks toestemming.

5.   Het Agentschap neemt geen tijdelijk personeel in dienst om taken te verrichten die als bijzonder gevoelige financiële taken worden beschouwd.

6.   De Commissie en de lidstaten kunnen ambtenaren of nationale deskundigen voor een bepaalde duur bij het Agentschap detacheren. De raad van bestuur stelt de uitvoeringsmaatregelen daartoe vast, rekening houdend met het meerjarige personeelsbeleidsplan.

7.   Onverminderd artikel 17 van het Ambtenarenstatuut, past het Agentschap de nodige voorschriften inzake het beroepsgeheim, of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht toe.

8.   De raad van bestuur stelt, in overeenstemming met de Commissie, de in artikel 110 van het Ambtenarenstatuut bedoelde uitvoeringsbepalingen vast.

Artikel 21

Algemeen belang

De leden van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en de leden van de adviesgroepen verbinden zich ertoe in het algemeen belang te handelen. Zij leggen daartoe jaarlijks een schriftelijke publieke verklaring af.

De lijst van de leden van de raad van bestuur wordt op de website van het Agentschap bekendgemaakt.

Artikel 22

Zetelovereenkomst en overeenkomsten inzake de technische locatie en het back-upcentrum

De regelingen betreffende de huisvesting van het Agentschap in de lidstaten van vestiging en de voorzieningen die deze lidstaten moeten treffen, alsmede de bijzondere regels die in deze lidstaten van toepassing zijn op de uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, de personeelsleden van het Agentschap en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een overeenkomst inzake de zetel van het Agentschap en overeenkomsten inzake de technische locatie en het back-upcentrum tussen het Agentschap en de lidstaten van vestiging, die gesloten worden nadat de raad van bestuur deze heeft goedgekeurd.

Artikel 23

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is op het Agentschap van toepassing.

Artikel 24

Aansprakelijkheid

1.   De contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap wordt beheerst door het recht dat op de betrokken overeenkomst van toepassing is.

2.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules in de door het Agentschap gesloten overeenkomsten.

3.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het Agentschap, in overeenstemming met de gemeenschappelijke algemene rechtsbeginselen van de lidstaten, alle door zijn afdelingen of door zijn personeelsleden in de uitoefening van hun functie veroorzaakte schade.

4.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft rechtsmacht voor geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

5.   De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van het Agentschap jegens het Agentschap is bij het Statuut geregeld.

Artikel 25

Taalregeling

1.   Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (30) is op het Agentschap van toepassing.

2.   Onverminderd hetgeen op grond van artikel 342 VWEU wordt besloten, worden het jaarlijkse werkprogramma en het jaarlijkse activiteitenverslag, bedoeld in artikel 12, lid 1, onder j) en k), in alle officiële talen van de instellingen van de Unie opgesteld.

3.   De vertalingen ten behoeve van het Agentschap worden gemaakt door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 26

Toegang tot documenten

1.   Uiterlijk zes maanden na 1 december 2012 stelt de raad van bestuur, op voorstel van de uitvoerend directeur, regels vast betreffende de toegang tot documenten van het Agentschap, met inachtneming van Verordening (EG) nr. 1049/2001.

2.   Tegen de beslissingen die het Agentschap op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 neemt, kan een klacht worden ingediend bij de Europese Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, volgens de respectievelijk in de artikelen 228 en 263 VWEU bepaalde voorwaarden.

Artikel 27

Informatie en communicatie

1.   Het Agentschap voert, op eigen initiatief, binnen het kader van zijn mandaat een communicatiebeleid dat beantwoordt aan de wetgevingsinstrumenten betreffende de ontwikkeling, de oprichting, de werking en het gebruik van grootschalige IT-systemen. Het draagt er in het bijzonder zorg voor dat het publiek en alle belanghebbenden, in aanvulling op de in artikel 12, lid 1, onder j), k), w) en y), en artikel 33, lid 8, genoemde publicaties, snel objectieve, betrouwbare en begrijpelijke informatie omtrent zijn werkzaamheden ontvangen.

2.   De raad van bestuur stelt de praktische regeling voor de toepassing van lid 1 vast.

Artikel 28

Gegevensbescherming

1.   Onverminderd de gegevensbeschermingsvoorschriften die zijn vervat in de wetgevingsinstrumenten betreffende de ontwikkeling, de oprichting, de werking en het gebruik van de grootschalige IT-systemen, is de door het Agentschap overeenkomstig deze verordening verwerkte informatie onderworpen aan het bepaalde in Verordening (EG) nr. 45/2001.

2.   De raad van bestuur stelt maatregelen vast voor de toepassing door het Agentschap van Verordening (EG) nr. 45/2001, in het bijzonder afdeling 8 betreffende de functionaris voor gegevensbescherming.

Artikel 29

Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde gegevens en niet-gerubriceerde gevoelige gegevens

1.   Het Agentschap past de beveiligingsbeginselen toe die zijn neergelegd in Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde (31), met inbegrip van de bepalingen betreffende de uitwisseling, de verwerking en de opslag van gerubriceerde gegevens, en de maatregelen inzake materiële beveiliging.

2.   Het Agentschap past tevens de beveiligingsbeginselen betreffende de behandeling van niet-gerubriceerde gevoelige gegevens toe, zoals deze door de Commissie zijn vastgesteld en ten uitvoer worden gelegd.

3.   De raad van bestuur bepaalt, in overeenstemming met artikel 2 en artikel 12, lid 1, onder p), de interne organisatie van het Agentschap die nodig is om aan de toepasselijke beveiligingsbeginselen te voldoen.

Artikel 30

Beveiliging van het Agentschap

1.   Het Agentschap handhaaft de veiligheid en de orde in de gebouwen en lokalen en op de terreinen die het gebruikt. Het Agentschap past de beveiligingsbeginselen en de relevante bepalingen van de wetgevingsinstrumenten betreffende de ontwikkeling, de oprichting, de werking en het gebruik van grootschalige IT-systemen toe.

2.   De lidstaten van vestiging treffen alle effectieve en passende maatregelen om de orde en de veiligheid in de onmiddellijke omgeving van de door het Agentschap gebruikte gebouwen, lokalen en terreinen te handhaven, en bieden het Agentschap, in overeenstemming met de toepasselijke zetelovereenkomst en de overeenkomsten inzake de technische locatie en het back-upcentrum, de nodige bescherming, met dien verstande dat zij de vrije toegang van de door het Agentschap gemachtigde personen tot de gebouwen, lokalen en terreinen moeten waarborgen.

Artikel 31

Evaluatie

1.   Binnen drie jaar na 1 december 2012, en vervolgens om de vier jaar, verricht de Commissie, in nauw overleg met de raad van bestuur, een evaluatie van de werking van het Agentschap, waarbij wordt onderzocht hoe en in welke mate het Agentschap daadwerkelijk bijdraagt aan het operationeel beheer van de grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, en zijn taken overeenkomstig deze verordening uitvoert. De evaluatie betreft voorts de rol van het Agentschap in het kader van een Uniestrategie die erop gericht is de komende jaren op het niveau van de Unie een gecoördineerde, kostenefficiënte en coherente IT-omgeving tot stand te brengen.

2.   Op basis van de in lid 1 bedoelde evaluatie doet de Commissie, na raadpleging van de raad van bestuur, aanbevelingen voor wijzigingen in deze verordening, mede om ze nader af te stemmen op de in lid 1 bedoelde Uniestrategie. De Commissie doet deze aanbevelingen, vergezeld van het advies van de raad van bestuur en van passende voorstellen, aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming toekomen.

HOOFDSTUK V

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 32

Begroting

1.   De ontvangsten van het Agentschap bestaan, onverminderd andere inkomsten, uit:

a)

een subsidie van de Unie opgenomen in de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie);

b)

een bijdrage van de landen die zijn betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengen acquis en de Eurodac-maatregelen;

c)

financiële bijdragen van de lidstaten.

2.   De uitgaven van het Agentschap omvatten onder meer de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur, de werkingskosten en de uitgaven in verband met de door het Agentschap gesloten contracten en overeenkomsten. De uitvoerend directeur stelt jaarlijks, rekening houdend met de door het Agentschap verrichte werkzaamheden, een ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar, alsmede een ontwerp voor de personeelsformatie, en hij zendt deze aan de raad van bestuur toe.

3.   De ontvangsten en uitgaven van het Agentschap zijn in evenwicht.

4.   De raad van bestuur keurt, op basis van een ontwerp van de uitvoerend directeur, een ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar goed.

5.   De raad van bestuur doet jaarlijks, uiterlijk op 10 februari, de ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap en de algemene motivering hiervan, en uiterlijk op 31 maart van elk jaar de definitieve raming toekomen aan de Commissie en de landen die zijn betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen.

6.   De raad van bestuur verstrekt de Commissie en de begrotingsautoriteit jaarlijks, uiterlijk op 31 maart:

a)

het ontwerp van het jaarlijkse werkprogramma;

b)

een bijgewerkt meerjarig personeelsbeleidsplan, dat volgens de richtsnoeren van de Commissie is opgesteld;

c)

informatie omtrent het aantal ambtenaren, tijdelijke functionarissen, arbeidscontractanten zoals bepaald in het Statuut voor de jaren n – 1 en n, alsook een raming voor het jaar n + 1;

d)

informatie omtrent de bijdragen in natura die de lidstaten van vestiging aan het Agentschap verstrekt;

e)

een raming van het saldo van de resultatenrekening voor het jaar n – 1.

7.   De raming wordt samen met de ontwerpbegroting van de Europese Unie door de Commissie bij de begrotingsautoriteit ingediend.

8.   Op basis van de raming neemt de Commissie de bedragen die zij met betrekking tot de personeelsformatie nodig acht, alsmede het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting, op in de ontwerpbegroting van de Unie, die zij overeenkomstig artikel 314 VWEU aan de begrotingsautoriteit voorlegt.

9.   De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie ten behoeve van het Agentschap goed. De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie van het Agentschap vast.

10.   De begroting van het Agentschap wordt door de raad van bestuur vastgesteld. De begroting wordt definitief wanneer de algemene begroting van de Europese Unie definitief is vastgesteld. In voorkomend geval wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

11.   Deze procedure wordt tevens gevolgd in geval van wijziging van de begroting, ook als die betrekking heeft op de personeelsformatie.

12.   De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van de projecten in het bijzonder onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting van het Agentschap kunnen hebben. Hij brengt de Commissie en de landen die bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen zijn betrokken ervan op de hoogte. Een tak van de begrotingsautoriteit die advies wil uitbrengen, stelt de raad van bestuur hiervan binnen twee weken na ontvangst van de informatie over het project in kennis. Indien het Agentschap geen antwoord ontvangt, kan het project worden uitgevoerd.

Artikel 33

Uitvoering van de begroting

1.   De begroting van het Agentschap wordt door de uitvoerend directeur uitgevoerd.

2.   De uitvoerend directeur verstrekt de begrotingsautoriteit jaarlijks alle informatie die relevant is voor het resultaat van de evaluatieprocedures.

3.   Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, doet de rekenplichtige van het Agentschap de voorlopige rekeningen van het Agentschap, vergezeld van een verslag over het begrotings- en financieel beheer tijdens het begrotingsjaar, toekomen aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. De voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen worden overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 door de rekenplichtige van de Commissie geconsolideerd.

4.   De rekenplichtige van het Agentschap zendt het verslag over het begrotings- en financieel beheer, uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, tevens aan de begrotingsautoriteit toe.

5.   Overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 maakt de uitvoerend directeur, nadat het Agentschap de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen heeft ontvangen, onder eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het Agentschap op en legt hij deze voor advies aan de raad van bestuur voor.

6.   De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Agentschap.

7.   Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, doet de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van bestuur, toekomen aan de begrotingsautoriteit, de rekenplichtige van de Commissie, de Rekenkamer, alsmede de landen die zijn betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen.

8.   De definitieve rekeningen worden bekendgemaakt.

9.   De opmerkingen van de Rekenkamer worden uiterlijk op 30 september door de uitvoerend directeur beantwoord. De uitvoerend directeur zendt het antwoord tevens toe aan de raad van bestuur.

10.   Op verzoek van het Europees Parlement verstrekt de uitvoerend directeur overeenkomstig artikel 146, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 de inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.

11.   Vóór 15 mei van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar n.

Artikel 34

Financiële regeling

De financiële regeling die van toepassing is op het Agentschap wordt door de raad van bestuur vastgesteld, na raadpleging van de Commissie. Tenzij de specifieke vereisten voor de werking van het Agentschap dit noodzakelijk maken en de Commissie hiermee voorafgaandelijk heeft ingestemd, wijkt deze financiële regeling niet af van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002.

Artikel 35

Fraudebestrijding

1.   Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van toepassing.

2.   Het Agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en stelt onverwijld de dienovereenkomstige voorschriften vast, die op alle personeelsleden van het Agentschap van toepassing zijn.

3.   De financieringsbesluiten, alsmede de uitvoeringsovereenkomsten en voorschriften die uit die besluiten voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en het OLAF, indien nodig, bij de begunstigden van de middelen van het Agentschap en bij de tussenpersonen die deze middelen verdelen, tot controle ter plaatse kunnen overgaan.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 36

Voorbereidende maatregelen

1.   De Commissie is ermee belast het Agentschap op te zetten en voorlopig te laten functioneren, totdat het voldoende operationele capaciteit heeft om zelf zijn begroting uit te voeren.

2.   Met dit doel kan de Commissie, in afwachting dat de uitvoerend directeur zijn taak aanvat na overeenkomstig artikel 18 door de raad van bestuur te zijn benoemd, een beperkt aantal ambtenaren aanwijzen, van wie er één ad interim de functie van uitvoerend directeur zal vervullen. De uitvoerend directeur ad interim kan pas worden aangewezen nadat de raad van bestuur overeenkomstig artikel 13, lid 2, is samengeroepen.

Indien de uitvoerend directeur ad interim zich niet houdt aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen, kan de raad van bestuur de Commissie verzoeken een nieuwe uitvoerend directeur ad interim aan te wijzen.

3.   De uitvoerend directeur ad interim kan alle betalingen goedkeuren die worden gedekt door kredieten op de begroting van het Agentschap en zijn goedgekeurd door de raad van bestuur; hij kan overeenkomsten aangaan waaronder, na goedkeuring van de personeelsformatie, namens het Agentschap arbeidscontracten sluiten. Indien daar redenen voor zijn, kan de raad van bestuur de bevoegdheden van de uitvoerend directeur ad interim beperken.

Artikel 37

Deelname van landen die zijn betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen

Regelingen betreffende onder meer de aard en de omvang van, alsook de nadere regels voor de deelname van de landen die zijn betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen aan de werkzaamheden van het Agentschap, met inbegrip van bepalingen ten aanzien van de financiële bijdragen, het personeel en het stemrecht, worden getroffen krachtens de desbetreffende bepalingen van de associatieovereenkomsten.

Artikel 38

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het Agentschap vangt zijn werkzaamheden, omschreven in de artikelen 3 tot en met 9, aan op 1 december 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten, overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 25 oktober 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 5 juli 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 12 september 2011.

(2)  PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4.

(3)  PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63.

(4)  PB L 213 van 15.6.2004, blz. 5.

(5)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60.

(6)  PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1.

(7)  Verordening (EG) nr. 407/2002 van de Raad van 28 februari 2002 tot vaststelling van sommige uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (PB L 62 van 5.3.2002, blz. 1).

(8)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(9)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 129.

(10)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(11)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(12)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(13)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(14)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(15)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(16)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(17)  PB L 66 van 8.3.2006, blz. 38.

(18)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(19)  PB L 333 van 17.12.2010, blz. 58.

(20)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(21)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(22)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(23)  PB L 93 van 3.4.2001, blz. 40.

(24)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(25)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1.

(26)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 5.

(27)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(28)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19.

(29)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 39.

(30)  PB 17 van 6.10.1958, blz. 385/58.

(31)  PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.