29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 283/39


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2011

betreffende de digitalisering en online-toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring

(2011/711/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Digitale agenda voor Europa wil optimaal gebruikmaken van de informatietechnologieën om de economie te laten groeien, werkgelegenheid te creëren en de levenskwaliteit van Europese burgers te verhogen, als onderdeel van de Europa 2020-strategie. De digitalisering en het behoud van het Europees cultureel geheugen, dat gedrukt materiaal (boeken, tijdschriften en kranten), foto’s, museumvoorwerpen, archiefdocumenten en audiovisueel materiaal (hierna „cultureel materiaal”) omvat, is een van de voornaamste thema’s die in de Digitale agenda aan de orde komen.

(2)

De EU-strategie voor digitalisering en bewaring bouwt voort op de werkzaamheden van de afgelopen jaren in het kader van het digitale bibliotheekinitiatief. De Europese maatregelen op dit gebied, met inbegrip van de ontwikkeling van Europeana, het Europese digitale bibliotheekarchief en museum, werden gesteund door het Europees Parlement en de Raad en meest recent in een resolutie van het Parlement van 5 mei 2010 en de conclusies van de Raad van 10 mei 2010. Het Werkplan voor cultuur 2011-2014 dat door de Raad werd opgezet tijdens zijn bijeenkomst van 18 en 19 november 2010, onderstreept de noodzaak de inspanningen op het gebied van digitalisering te coördineren.

(3)

Op 28 augustus 2006 richtte de Commissie een aanbeveling tot de lidstaten om middels het internet het economisch en cultureel potentieel van het Europees erfgoed te optimaliseren. De verslagen van de lidstaten over de tenuitvoerlegging van de aanbeveling van 2008 en 2010 laten zien dat vooruitgang is geboekt. De vooruitgang is echter niet gelijk in alle lidstaten en loopt uiteen voor de verschillende punten van de aanbeveling.

(4)

De context voor digitalisering en samenwerking op Europees niveau heeft de afgelopen paar jaar overigens ook een aanzienlijke verandering ondergaan. Nieuwe elementen zijn onder meer de lancering van Europeana in november 2008, de publicatie van het door het Comité van Wijzen opgestelde verslag „The New Renaissance” over het online plaatsen van het Europese culturele erfgoed van 10 januari 2011 en het voorstel van de Commissie voor de richtlijn inzake verweesde werken van 24 mei 2011.

(5)

De aan de lidstaten aanbevolen maatregelen voor digitalisering en het online plaatsen van het Europese culturele erfgoed en de digitale bewaring hiervan, moeten dan ook worden bijgewerkt. In deze context moet de ontwikkeling van gedigitaliseerd materiaal uit bibliotheken, archieven en musea verder worden gestimuleerd om ervoor te zorgen dat Europa zijn positie behoudt als belangrijke internationale speler op het gebied van cultuur en creatieve inhoud en optimaal gebruik maakt van de rijkdom van cultureel materiaal. Zoals werd onderstreept in het door het Comité van Wijzen opgestelde verslag over het online plaatsen van het Europese culturele erfgoed, moet Europa nu overgaan tot actie om de vruchten te kunnen plukken van digitalisering en digitale bewaring. Wanneer de lidstaten hun investeringen op dit gebied niet opvoeren, bestaat het risico dat de culturele en economische voordelen van de digitale verschuiving verwezenlijkt worden op andere continenten en niet in Europa.

(6)

Wanneer dit cultureel materiaal online beschikbaar is, zal het voor de burgers uit heel Europa toegankelijk zijn en kunnen zij het voor vrije tijd, studie of werk gebruiken. Daardoor zal het rijk geschakeerde en meertalige erfgoed van Europa een duidelijk profiel op het internet krijgen en kunnen de Europese culturele instellingen hun opdracht om digitaal toegang te verschaffen tot ons erfgoed en de digitale bewaring ervan voortzetten. Het gedigitaliseerde materiaal kan bovendien voor nieuwe doeleinden worden gebruikt - zowel van commerciële als van niet-commerciële aard - voor toepassingen zoals het ontwikkelen van leer- en educatieve inhoud, documentaires, toepassingen gericht op toerisme, spelletjes, animatiefilms en ontwerpinstrumenten waarbij de auteursrechten en naburige rechten volledig in acht worden genomen.

(7)

Dit zal tevens de creatieve bedrijfstakken, die 3,3 % van het bbp van de EU vertegenwoordigen en 3 % van de werkgelegenheid, belangrijke input verschaffen. Deze industrieën krijgen nu te maken met een digitale overgang die de traditionele modellen op hun kop zet, waardeketens omvormt en nieuwe bedrijfsmodellen vraagt. Digitalisering en uitbreiding van de toegang tot culturele goederen biedt enorme economische mogelijkheden en is een fundamentele voorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de culturele en creatieve capaciteit van Europa en van een sterke aanwezigheid van het Europese bedrijfsleven op dit gebied.

(8)

Digitalisering is een belangrijk middel om een betere toegankelijkheid tot en gebruik van cultureel materiaal te waarborgen. Coördinatie van de activiteiten van de lidstaten om hun cultureel erfgoed te digitaliseren zou meer samenhang brengen in de keuze van het materiaal en overlapping bij de digitalisering voorkomen. Ook zou er zo een minder onzeker klimaat ontstaan voor bedrijven die in technologie voor digitalisering investeren. Overzichten van lopende en geplande digitaliseringsactiviteiten en kwantitatieve taakstellingen voor digitalisering zouden de verwezenlijking van deze doelstellingen dichterbij brengen.

(9)

De kosten van digitalisering van het volledige Europese culturele erfgoed zijn hoog en kunnen niet alleen door de overheid worden gefinancierd. Sponsoring van digitalisering door de particuliere sector of partnerschappen tussen de publieke en de private sector kunnen private organen bij digitalisering betrekken en moeten verder worden gestimuleerd. Om te zorgen voor zo eerlijk en evenwichtig mogelijke partnerschappen, moeten een aantal fundamentele beginselen in acht worden genomen. Zo moet met name een termijn worden bepaald voor het preferentiële gebruik van gedigitaliseerd materiaal. In het Verslag van het Comité van Wijzen over het online plaatsen van het Europese culturele erfgoed werd erop gewezen dat preferentieel gebruik van het in publiek-private partnerschappen gedigitaliseerd materiaal niet langer mag duren dan zeven jaar.

(10)

De EU-structuurfondsen kunnen en worden gebruikt voor de cofinanciering van digitaliseringsactiviteiten als onderdeel van projecten die gevolgen hebben voor de regionale economie. Dit zou echter op meer uitgebreide schaal en meer systematisch moeten gebeuren. Massale digitaliseringsprocessen kunnen door schaalvergroting doelmatiger werken. Het doelmatig gebruik van digitaliseringscapaciteit en waar mogelijk het gezamenlijk gebruik van digitaliseringsapparatuur door culturele instellingen en landen moet dan ook worden aangemoedigd.

(11)

Slechts een deel van het materiaal dat in het bezit is van bibliotheken, archieven en musea behoort tot het publieke domein, hetgeen wil zeggen dat er geen intellectuele-eigendomsrechten (meer) op rusten, terwijl het overige materiaal door intellectuele-eigendomsrechten wordt beschermd. Aangezien intellectuele-eigendomsrechten een belangrijk instrument zijn om de creativiteit te stimuleren, moeten de auteursrechten en naburige rechten bij de digitalisering, beschikbaarstelling en bewaring van het culturele materiaal van Europa volledig in acht worden genomen.

(12)

Op 24 mei 2011 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn inzake verweesde werken. Om optimaal te functioneren, moet deze richtlijn snel worden goedgekeurd en uitgevoerd zodat kan worden gezorgd voor een geharmoniseerde aanpak van de kwestie van verweesde werken in de hele EU. Voor de grootschalige digitalisering van werken die uit de handel zijn genomen, moet op vrijwillige basis door de rechthebbenden in de lidstaten een rechtsgrondslag worden ontwikkeld voor licentieregelingen, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een grensoverschrijdende aanpak. De aanpak die is gevolgd bij de door de Commissie gesteunde dialoog tussen de rechthebbenden over boeken en vakbladen die uit de handel zijn, wordt gezien als een model voor verdere dialoog om makkelijker tot overeenkomsten te komen voor de digitalisering van zoveel mogelijk materiaal dat uit de handel is. Deze aanpak resulteerde in een memorandum van overeenstemming dat op 20 september 2011 in Brussel werd ondertekend. Databanken met informatie over rechten die op Europees niveau met elkaar verbonden zijn, kunnen de transactiekosten voor de vereffening van rechten omlaag brengen. Er moet dan ook in nauwe samenwerking met de rechthebbenden aan de invoering van dergelijke mechanismen worden gewerkt.

(13)

Om de toegang tot en het gebruik van publieke-domeininhoud te vergemakkelijken moet ervoor worden gezorgd dat deze, ook in gedigitaliseerde vorm, in het publieke domein blijft. Het gebruik van opvallende watermerken of andere visuele beschermingstekens op kopieën van materiaal uit het publieke domein als eigendomskenmerk of kenmerk van herkomst dient te worden vermeden.

(14)

Europeana, Europa’s digitale bibliotheek, archief en museum, ging op 20 november 2008 van start. De verdere ontwikkeling van Europeana zal in grote mate afhangen van de wijze waarop de lidstaten en hun culturele instellingen deze databanken voorzien van inhoud en onder de aandacht brengen van de burgers. Maatregelen om dit te bereiken dienen te worden aangemoedigd.

(15)

Momenteel biedt Europeana toegang tot meer dan 19 miljoen gedigitaliseerde objecten. Slechts 2 % hiervan is geluids- of audiovisueel materiaal. Door de via Europeana toegankelijke inhoud uit te breiden, met inbegrip van materiaalsoorten die momenteel ondervertegenwoordigd zijn, zal de site aantrekkelijker worden voor gebruikers, zodat uitbreiding moet worden gestimuleerd. Het streven de inhoud voor 2015 uit te breiden tot 30 miljoen objecten is in overeenstemming met het strategisch plan van Europeana en vormt een eerste stap naar digitalisering van het volledige Europese cultuurerfgoed tegen 2025. De beschikbaarheid van alle meesterwerken in het publieke domein (belangrijkste culturele of historische werken en voorwerpen, uitgekozen door de lidstaten zelf) via Europeana betekent een verrijking van de site die zo beantwoordt aan de verwachtingen van de gebruikers. Regelgeving in de lidstaten die ervoor zorgt dat alle met overheidsmiddelen gedigitaliseerde materiaal beschikbaar wordt gesteld via Europeana helpt bij de verdere ontwikkeling van dit platform en creëert een duidelijk kader voor de bijdrage van inhoud door culturele instellingen en de invoering ervan verdient dan ook aanbeveling.

(16)

Digitaal materiaal moet worden beheerd en bewaard anders zouden bestanden wel eens onleesbaar kunnen worden omdat de voor opslag gebruikte hardware en software veroudert, na verloop van tijd in slechtere staat komt te verkeren en opslagapparatuur de hoeveelheid en de inhoud in nieuwe vormen niet aan kan. Ondanks de vooruitgang die in de EU is geboekt wat betreft de bewaring van digitaal materiaal, ontbreekt in verschillende lidstaten nog een duidelijk en algemeen beleid voor de bewaring van digitale inhoud. Het ontbreken van een dergelijk beleid bedreigt de overlevingskansen van gedigitaliseerd materiaal en kan leiden tot het verlies van materiaal dat in digitaal formaat wordt geproduceerd (oorspronkelijk digitaal materiaal). Het ontwikkelen van doeltreffende manieren om digitale inhoud te bewaren, heeft verstrekkende gevolgen die verder reiken dan culturele instellingen. Bewaring van digitale inhoud is relevant voor alle publieke en private organisaties digitaal materiaal moeten of willen bewaren.

(17)

Digitale bewaring brengt ook uitdagingen met zich mee van financiële, organisatorische en technische aard en vergt soms een aanpassing van de wetgeving. Verschillende lidstaten hebben een juridische verplichting voor de producenten van digitaal materiaal ingevoerd om een of meer kopieën van hun materiaal beschikbaar te stellen aan een daartoe aangewezen depotorganisatie of overwegen dit te doen. Het verdient aanbeveling doelmatige bepalingen en praktijken voor wettelijk depot te hanteren omdat zo de administratieve lasten voor zowel inhoudseigenaren als depotorganisaties kunnen worden teruggebracht. Een effectieve samenwerking tussen de lidstaten, die nodig is om sterk uiteenlopende regels voor het deponeren van digitaal materiaal te voorkomen, moet worden gestimuleerd. Web-harvesting is een nieuwe techniek om met het oog op bewaring materiaal van het internet te verzamelen. Daarbij werken daartoe aangewezen instellingen actief aan het verzamelen van materiaal in plaats van te wachten tot dit wordt gedeponeerd, zodat de administratieve belasting voor producenten van digitaal materiaal tot een minimum wordt beperkt, en dit moet derhalve in de nationale wetgeving worden geregeld.

(18)

Wat cinematografische werken betreft, vormt deze aanbeveling voor een aantal aspecten een aanvulling op de Aanbeveling van het Parlement en de Raad van 16 november 2005 over cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten (1),

BEVEELT AAN DAT DE LIDSTATEN:

Digitalisering: organisatie en financiering

1.

hun planning en monitoring van de digitalisering van boeken, tijdschriften, foto’s, museumvoorwerpen, archiefdocumenten en geluids- en audiovisueel materiaal, monumenten en archeologische sites (hierna „cultureel materiaal”) verder ontwikkelen door:

a)

duidelijke kwantitatieve doelstelling te bepalen voor de digitalisering van cultureel materiaal overeenkomstig de algemene bij punt 7 vermelde doelstellingen, met vermelding van de verwachte toename van gedigitaliseerd materiaal dat deel zou kunnen uitmaken van Europeana, en de middelen die hiervoor worden uitgetrokken door de overheden;

b)

een overzicht op te stellen van gedigitaliseerd cultureel materiaal en bij te dragen aan de gezamenlijke inspanningen om een overzicht samen te stellen op Europees niveau met vergelijkbare cijfers;

2.

partnerschappen aanmoedigen tussen culturele instellingen en de privésector om nieuwe manieren te vinden om digitalisering van cultureel materiaal te financieren en innovatief gebruik van het materiaal stimuleren, en er tegelijkertijd voor zorgen dat partnerschappen tussen de publieke en de private sector voor digitalisering eerlijk en evenwichtig zijn, overeenkomstig de in de bijlage vermelde voorwaarden;

3.

zoveel mogelijk gebruikmaken van de EU-structuurfondsen om digitaliseringsactiveiteiten in het kader van regionale innovatiestrategieën voor intelligente specialisatie te co-financieren;

4.

nagaan hoe digitaliseringscapaciteit optimaal kan worden benut en schaalvoordelen verwezenlijken die de digitaliseringsinspanningen van culturele instellingen en grensoverschrijdende samenwerking bundelen, voortbouwend op expertisecentra voor digitalisering in Europa;

Digitalisering en online beschikbaarheid van materiaal in het publiek domein

5.

de toegang tot en het gebruik van gedigitaliseerd cultureel materiaal dat in het publieke domein beschikbaar is verbeteren door:

a)

ervoor te zorgen dat materiaal in het publieke domein ook na digitalisering daar blijft;

b)

de breedst mogelijke toegang te bevorderen tot gedigitaliseerd materiaal in het publieke domein evenals een zo uitgebreid mogelijk hergebruik van materiaal voor zowel niet-commerciële als commerciële doeleinden;

c)

maatregelen te nemen om het gebruik te beperken van opvallende watermerken of andere visuele beschermingsmaatregelen die de bruikbaarheid van het gedigitaliseerd materiaal in het publiek domein verminderen;

Digitalisering en online toegankelijkheid van materiaal waarop auteursrechten rusten

6.

de voorwaarden voor de digitalisering en onlinetoegankelijkheid van materiaal waarop auteursrechten rusten verbeteren door:

a)

snelle en correcte omzetting en tenuitvoerlegging van de bepalingen in de richtlijn inzake verweesde werken wanneer deze is vastgesteld, na raadpleging van de rechthebbenden alvorens de richtlijn wordt vastgesteld om een snelle tenuitvoerlegging te vergemakkelijken; nauw toezicht op de toepassing van de richtlijn wanneer deze eenmaal is vastgesteld;

b)

de voorwaarden te creëren voor een juridisch kader ter ondersteuning van licentieregelingen waarover de rechthebbenden het eens zijn geworden voor de grootschalige digitalisering en grensoverschrijdende toegankelijkheid van werken die uit de handel zijn;

c)

bij te dragen aan de beschikbaarheid van op Europees niveau met elkaar verbonden databases met informatie over rechten, zoals ARROW, en deze te bevorderen;

Europeana

7.

bijdragen aan de verdere ontwikkeling van Europeana door:

a)

culturele instellingen alsmede uitgevers en andere rechtenhouders aan te moedigen hun gedigitaliseerd materiaal via Europa beschikbaar te stellen zodat het platform tegen 2015 rechtstreeks toegang kan verschaffen tot 30 miljoen gedigitaliseerde objecten, met inbegrip van twee miljoen geluids- of audiovisuele objecten;

b)

aan alle overheidsfinanciering voor digitalisering in de toekomst de eis te verbinden dat het gedigitaliseerd materiaal via Europeana beschikbaar moet worden gesteld;

c)

ervoor te zorgen dat al hun meesterwerken in het publieke domein tegen 2015 via Europeana beschikbaar zijn;

d)

nationale inzamelingspunten op te zetten of te versterken die inhoud uit verschillende domeinen in Europeana samenbrengen en bijdragen aan grensoverschrijdende inzamelingspunten in specifieke domeinen of voor specifieke onderwerpen, om wellicht schaalvoordelen te verwezenlijken;

e)

te zorgen voor het gebruik van gemeenschappelijke digitaliseringsnormen die door Europeana zijn vastgesteld in samenwerking met de culturele instellingen om te komen tot interoperabiliteit van het gedigitaliseerd materiaal op Europees niveau, alsmede het systematisch gebruik van permanente identificatiecodes;

f)

ervoor te zorgen dat bestaande door culturele instellingen geformuleerde metadata (beschrijvingen van digitale objecten) kosteloos en in brede kring, beschikbaar zijn voor hergebruik door diensten zoals Europeana en voor innovatieve toepassingen;

g)

een communicatieplan op te stellen om Europeana meer onder de aandacht van het publiek te brengen, met name in scholen, in samenwerking met de culturele instellingen die inhoud leveren aan de site;

Digitale bewaring

8.

nationale strategieën versterken voor de bewaring van digitaal materiaal op lange termijn, actieplannen voor de tenuitvoerlegging van de strategieën en onderlinge uitwisseling van informatie over de strategieën en actieplannen;

9.

duidelijke bepalingen in hun wetgeving opnemen teneinde meervoudig kopiëren en migratie van digitaal cultureel materiaal door publieke instellingen met het oog op bewaring mogelijk te maken, waarbij de EU- en de internationale wetgeving op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten volledig in acht worden genomen;

10.

de nodige regelingen treffen voor het depot van materiaal dat in digitaal formaat is gecreëerd om de bewaring op lange termijn te waarborgen en de doelmatigheid van bestaande depotregelingen verbeteren voor materiaal dat in digitale vorm is gecreëerd door:

a)

ervoor te zorgen dat rechtenhouders werk leveren aan bibliotheken die als wettelijk depot fungeren zonder technische beschermingsmaatregelen, of dergelijke bibliotheken de middelen verschaffen om ervoor te zorgen dat technische beschermingsmaatregelen geen belemmering vormen voor de door bibliotheken genomen maatregelen met het oog op bewaring, waarbij de EU- en de internationale wetgeving op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten volledig in acht worden genomen;

b)

indien van toepassing, te zorgen voor een wettelijke regeling om de overdracht van wettelijk gedeponeerde digitale werken mogelijk te maken van de ene erkende bibliotheek die als inzamelingspunt fungeren naar de andere die ook rechten heeft op deze werken;

c)

de bewaring van webinhoud mogelijk te maken door daartoe aangewezen instellingen met behulp van technieken om materiaal van het internet te verzamelen, zoals web-harvesting, waarbij de EU- en de internationale wetgeving op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten volledig in acht worden genomen;

11.

bij de vaststelling van beleid en procedures voor het deponeren van oorspronkelijk in digitaal formaat gecreëerd materiaal of de aanpassing daarvan rekening houden met de ontwikkelingen in andere lidstaten teneinde te voorkomen dat er sterk uiteenlopende regelingen voor het deponeren ontstaan;

Follow-up van deze aanbeveling

12.

de Commissie 24 maanden na de bekendmaking van deze aanbeveling in het Publicatieblad van de Europese Unie en vervolgens om de twee jaar op de hoogte brengen van de maatregelen die zij naar aanleiding van deze aanbeveling hebben genomen.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2011.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Vicevoorzitster


(1)  PB L 323 van 9.12.2005, blz. 57.


BIJLAGE I

PUBLIEK-PRIVATE PARTNERSCHAPPEN VOOR DIGITALISERING

Om snel vooruitgang te kunnen boeken bij de digitalisering van ons cultureel erfgoed moet de overheidsfinanciering voor digitalisering worden aangevuld met particuliere investeringen. De Commissie moedigt dan ook publiek-private partnerschappen voor de digitalisering van cultureel materiaal aan.

Zij verzoekt de lidstaten dergelijke partnerschappen te stimuleren die aan de volgende fundamentele beginselen moeten voldoen:

1.   Inachtneming van intellectuele-eigendomsrechten

Publiek-private partnerschappen voor de digitalisering van collecties in culturele instellingen dienen de EU- en de internationale wetgeving op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten volledig in acht te nemen.

2.   Niet-exclusiviteit

De overeenkomsten voor de digitalisering van materiaal in het publieke domein dienen niet-exclusief te zijn in de zin dat elke andere private partner de mogelijkheid moet hebben hetzelfde materiaal te digitaliseren onder vergelijkbare voorwaarden.

Het kan nodig zijn een periode te bepalen waarin preferentieel commercieel gebruik of preferentiële commerciële exploitatie mogelijk is om de private partner de gelegenheid te bieden zijn investeringen terug te verdienen. Deze periode moet beperkt blijven en zo kort mogelijk zijn om het beginsel in acht te nemen dat materiaal in het publieke domein ook na digitalisering in het publieke domein blijft. De periode van preferentieel gebruik mag niet langer zijn dan 7 jaar.

Overeenkomsten dienen volledig in overeenstemming te zijn met de EU-mededingingsregels.

3.   Transparantie van het proces

Contracten voor de digitalisering van collecties die in het bezit zijn van culturele instellingen dienen te worden gegund na een openbare aanbesteding onder potentiële private partners.

4.   Transparantie van contracten

De inhoud van contracten tussen culturele instellingen en private partners voor de digitalisering van culturele collecties dient openbaar te worden gemaakt.

5.   Toegankelijkheid via Europeana

De toegankelijkheid van het via Europeana gedigitaliseerd materiaal is een voorwaarde voor het sluiten van een publiek-privaat partnerschap.

6.   Voornaamste criteria

De voornaamste criteria voor de evaluatie van voorstellen voor een publiek-privaat partnerschap zijn de volgende:

de totale investeringen van de private partner, rekening houdend met de inspanning die vereist wordt van de publieke partner,

de toegankelijkheid van het gedigitaliseerd materiaal voor het algemene publiek, met inbegrip van toegankelijkheid via Europeana. Partnerschapmodellen waar de eindgebruiker vrije toegang heeft tot het gedigitaliseerd materiaal verdienen de voorkeur boven modellen waar de eindgebruiker tegen betaling toegang krijgt tot het materiaal,

grensoverschrijdende toegang. Partnerschapscontracten moeten resulteren in grensoverschrijdende toegang voor iedereen,

de duur van een eventuele periode van preferentieel commercieel gebruik van het gedigitaliseerd materiaal door de private partner. Deze periode moet zo kort mogelijk worden gehouden,

de geplande digitaliseringskwaliteit en de kwaliteit van de bestanden die aan de culturele instellingen zullen worden verstrekt. De private partner moet culturele instellingen gedigitaliseerde bestanden verstrekken van dezelfde kwaliteit als de bestanden die hij zelf gebruikt,

het gebruik dat de culturele instellingen kunnen maken van het gedigitaliseerd materiaal voor niet-commerciële toepassingen. Dit gebruik moet zo breed mogelijk zijn en mag niet worden beperkt door technische of contractuele restricties,

het tijdsbestek van het digitaliseringsproject.


BIJLAGE II

INDICATIEVE DOELSTELLINGEN VOOR DE MINIMALE BIJDRAGE VAN INHOUD AAN EUROPEANA PER LIDSTAAT

 

Aantal projecten in Europeana per lidstaat (1)

Indicatieve doelstelling 2015 (2)

BELGIË

338 098

759 000

BULGARIJE

38 263

267 000

TSJECHIË

35 490

492 000

DENEMARKEN

67 235

453 000

DUITSLAND

3 160 416

5 496 000

ESTLAND

68 943

90 000

IERLAND

950 554

1 236 000

GRIEKENLAND

211 532

618 000

SPANJE

1 647 539

2 676 000

FRANKRIJK

2 745 833

4 308 000

ITALIË

1 946 040

3 705 000

CYPRUS

53

45 000

LETLAND

30 576

90 000

LITOUWEN

8 824

129 000

LUXEMBURG

47 965

66 000

HONGARIJE

115 621

417 000

MALTA

56 233

73 000

NEDERLAND

1 208 713

1 571 000

OOSTENRIJK

282 039

600 000

POLEN

639 099

1 575 000

PORTUGAL

28 808

528 000

ROEMENIË

35 852

789 000

SLOVENIË

244 652

318 000

SLOWAKIJE

84 858

243 000

FINLAND

795 810

1 035 000

ZWEDEN

1 489 488

1 936 000

VERENIGD KONINKRIJK

944 234

3 939 000


(1)  Oktober 2011. Verder worden objecten bijgedragen door een aantal niet-EU-landen (met name Noorwegen en Zwitserland) of zijn objecten afkomstig van projecten die de hele EU bestrijken en derhalve niet kunnen worden toegeschreven aan een bepaalde lidstaat.

(2)  De indicatieve doelstellingen per lidstaat worden berekend op basis van a) de omvang van de bevolking en b) het bbp, overeenkomstig de algemene doelstelling om tegen 2015 30 miljoen gedigitaliseerde objecten beschikbaar te hebben via Europeana. Voor lidstaten die de indicatieve doelstelling nu al hebben bereikt of dicht in de buurt daarvan komen, is de berekening gebaseerd op het huidige aantal objecten dat zij bijdragen aan Europeana plus 30 %. Alle lidstaten worden verzocht ook aandacht te besteden aan de kwalitatieve aspecten, rekening houdend met de noodzaak alle meesterwerken die tot het publieke domein behoren tegen 2015 via Europeana beschikbaar te stellen.