1.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/1


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 15 september 2011

inzake de gemeenschappelijke specificaties van het register van de spoorweginfrastructuur

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6383)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/633/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (1), en met name artikel 35, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 35 van Richtlijn 2008/57/EG dient elke lidstaat erop toe te zien dat een infrastructuurregister wordt gepubliceerd en geactualiseerd. De Commissie dient de specificaties betreffende het register vast te stellen op basis van een door het Europees Spoorwegbureau (hierna „het Bureau” genoemd) opgesteld ontwerp.

(2)

Aanvullende gemeenschappelijke specificaties zijn nodig om de gegevens van de registers in meerdere lidstaten gemakkelijk toegankelijk te maken. Naast het ontwikkelen en uitvoeren van een geautomatiseerde, gemeenschappelijke gebruikersinterface die als virtueel register van de spoorweginfrastructuur op Europees niveau fungeert, moeten ook nationale infrastructuurregisters worden opgezet en moet worden toegezien op de gegevensverzameling. lidstaten moeten, met de hulp van het Bureau, samenwerken om ervoor te zorgen dat de registers operationeel zijn, alle gegevens bevatten, met elkaar zijn verbonden en een gemeenschappelijke interface aan de gebruikers bieden.

(3)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De gemeenschappelijke specificaties voor het infrastructuurregister als bedoeld in artikel 35 van Richtlijn 2008/57/EG zijn in de bijlage bij dit besluit opgenomen.

Artikel 2

1.   Elke lidstaat ziet erop toe dat zijn infrastructuurregister uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van onderhavig besluit geautomatiseerd is en voldoet aan de eisen van de gemeenschappelijke specificaties als bedoeld in artikel 1.

2.   De lidstaten zien erop toe dat, uiterlijk zes maanden nadat de interface operationeel is, hun registers onderling zijn verbonden en zijn verbonden met de gemeenschappelijke gebruikersinterface als bedoeld in artikel 4.

Artikel 3

Het Bureau publiceert uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van onderhavig besluit, een toepassingsgids over de specificaties als bedoeld in artikel 1, en werkt deze toepassingsgids bij. De toepassingsgids bevat voor elke parameter een verwijzing naar de relevante voorschriften van de technische specificaties voor interoperabiliteit (TSI’s).

Artikel 4

1.   Het Bureau stelt een ontwerp op van de gedetailleerde specificaties en het beheer- en uitvoeringsplan voor a) de ontwikkeling, het testen, de invoering en de werking van een gemeenschappelijke gebruikersinterface en b) de onderlinge koppeling van de nationale registers. Het Bureau dient die specificaties uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van onderhavig besluit in bij de Commissie.

2.   De gemeenschappelijke gebruikersinterface als bedoeld in lid 1, is een webtoepassing die de toegang tot de gegevens van de infrastructuurregisters op Europees niveau vergemakkelijkt. Deze toepassing moet uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van onderhavig besluit operationeel zijn.

3.   Indien de specificaties in artikel 1 en de in lid 1 bedoelde gedetailleerde specificaties in het licht van nieuwe ontwikkelingen in de TSI’s moeten worden aangepast, doet het Bureau hierover aanbevelingen.

Artikel 5

1.   De lidstaten zien erop toe dat de nodige gegevens worden verzameld en in hun nationale infrastructuurregisters worden opgenomen overeenkomstig de leden 2 tot en met 5. Ze zien erop toe dat deze gegevens betrouwbaar zijn en actueel worden gehouden.

2.   Gegevens over in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) gedefinieerde infrastructuur voor goederencorridors worden uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van onderhavig besluit verzameld en in het nationale infrastructuurregister opgenomen.

3.   Gegevens over infrastructuur die na de inwerkingtreding van Richtlijn 2008/57/EG en vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit in bedrijf is gesteld, met uitzondering van de gegevens als bedoeld in lid 2, worden uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van onderhavig besluit verzameld en in het nationale infrastructuurregister opgenomen.

4.   Gegevens over infrastructuur die vóór de inwerkingtreding van Richtlijn 2008/57/EG in bedrijf is gesteld, met uitzondering van de gegevens als bedoeld in lid 2, worden uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van onderhavig besluit verzameld en in het nationale infrastructuurregister opgenomen overeenkomstig het in artikel 6, lid 1, bedoelde nationale uitvoeringsplan.

5.   Gegevens over particuliere spooraansluitingen die voor de inwerkingtreding van Richtlijn 2008/57/EG in gebruik zijn genomen worden uiterlijk zeven jaar na de inwerkingtreding van dit besluit verzameld en in het nationaal infrastructuurregister opgenomen overeenkomstig het in artikel 6, lid 1, bedoelde nationale uitvoeringsplan.

6.   Gegevens over infrastructuur die na de inwerkingtreding van onderhavig besluit in bedrijf is gesteld, worden in het nationale infrastructuurregister opgenomen zodra de infrastructuur in bedrijf is gesteld en zodra het register als bedoeld in artikel 2, lid 1, is ingevoerd.

Artikel 6

1.   Elke lidstaat werkt een nationaal uitvoeringsplan uit voor de uitvoering van de uit onderhavig besluit voortvloeiende verplichtingen en stelt hiervoor een tijdschema op. Het nationale uitvoeringsplan wordt uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van onderhavig besluit bij de Commissie ingediend.

2.   Het Bureau coördineert, controleert en ondersteunt de invoering van de nationale infrastructuurregisters. Het zal met name een groep oprichten en beheren die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor het opzetten en onderhouden van de nationale registers. Deze entiteiten sturen om de vier maanden een verslag over de voortgang bij de invoering van hun register naar het Bureau. Het Bureau brengt regelmatig verslag uit aan de Commissie over de voortgang bij de tenuitvoerlegging van dit besluit.

Artikel 7

Dit besluit is van toepassing met ingang van 16 maart 2012.

Artikel 8

Onderhavig besluit is gericht tot de lidstaten en het Europees Spoorwegbureau.

Gedaan te Brussel, 15 september 2011.

Voor de Commissie

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.

(2)  PB L 276 van 20.10.2010, blz. 22.


BIJLAGE

1.   INLEIDING

1.1.   Technisch toepassingsgebied

1)

Deze specificatie heeft betrekking op gegevens over de volgende subsystemen van structurele aard van het spoorwegsysteem van de Unie:

a)

het subsysteem „infrastructuur”,

b)

het subsysteem „energie”,

c)

en de vaste installaties van het subsysteem „besturing en seingeving”.

2)

Deze subsystemen zijn opgenomen in de lijst van subsystemen in punt 1 van bijlage II bij Richtlijn 2008/57/EG.

1.2.   Geografisch toepassingsgebied

In geografische zin is deze specificatie van toepassing op het spoorwegsysteem van de Unie zoals gedefinieerd in Richtlijn 2008/57/EG.

1.3.   Verantwoordelijkheid

De lidstaten beslissen welke entiteiten verantwoordelijk zijn voor de invoering en het bijhouden van het infrastructuurregister.

1.4.   Definities

In deze specificatie wordt verstaan onder:

a)   „macroniveau”: het algemene spoorwegnet, gedefinieerd in baanvakken en operationele punten;

b)   „microniveau”: het gedetailleerde spoorwegnet, gedefinieerd in sporen voor baanvakken en sporen en dienstsporen voor operationele punten;

c)   „lijn”: een opeenvolging van een of meer baanvakken, die meerdere sporen kan tellen;

d)   „baanvak”: het deel van de lijn tussen aangrenzende operationele punten, dat meerdere sporen kan tellen;

e)   „operationeel punt”: een plaats voor de spoorwegexploitatie waar treindiensten kunnen beginnen en eindigen of van traject veranderen, en waar passagiers- of goederendiensten worden geleverd; een „operationeel punt” kan een plaats zijn waar de functionaliteit van fundamentele parameters van een subsysteem verandert of een punt op een grens tussen lidstaten of infrastructuurbeheerders;

f)   „spoor”: een spoor dat bewegingen in het kader van de treindienst wordt gebruikt; zij- en uitwijksporen op hoofdlijnen en spoorverbindingen die enkel nodig zijn voor de treinexploitatie, worden niet gepubliceerd;

g)   „dienstspoor”: een spoor dat niet voor bewegingen in het kader van de treindienst wordt gebruikt.

2.   DOEL

2.1.   Algemeen

Het infrastructuurregister wordt gebruikt als planningsinstrument bij het ontwerpen van nieuwe treinen en het ontwikkelen van trajecten vóór aanvang van de exploitatie. Daarom ondersteunt het infrastructuurregister de hierna beschreven bewerkingen.

2.2.   Ontwerp van subsystemen rollend materieel

Het is essentieel om vanaf de aanvang van het ontwerp van nieuwe of het herontwerp van bestaande subsystemen tot het einde van het productieproces te voldoen aan de TSI’s en de aangemelde nationale technische voorschriften. De parameters van het infrastructuurregister moeten worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de kenmerken van de infrastructuur worden afgestemd op het beoogde gebruik van het rollend materieel.

2.3.   Toezien op technische compatibiliteit voor vaste installaties

1)

De aangemelde instantie controleert de conformiteit van de subsystemen met de toepasselijke TSI(’s) op basis van de informatie in de relevante TSI en in de registers. Zo controleert de instantie ook de interfaces met het systeem waarin ze zijn geïntegreerd. Interfaces kunnen middels raadpleging van het infrastructuurregister worden gecontroleerd op technische compatibiliteit.

2)

De door de lidstaten aangewezen instantie controleert de conformiteit van de subsystemen indien nationale voorschriften van toepassing zijn. Bovendien kan het infrastructuurregister worden geraadpleegd om de technische compatibiliteit van de interfaces in deze gevallen te controleren.

2.4.   Controle van de interoperabiliteit van het spoorwegnet in de Unie

De transparantie inzake de totstandbrenging van interoperabiliteit wordt gewaarborgd zodat de ontwikkeling van een interoperabel net in de Unie regelmatig kan worden gecontroleerd.

2.5.   Controle van de verenigbaarheid met trajecten voor geplande treindiensten

1)

De verenigbaarheid met het traject voor de beoogde treindienst wordt door de spoorwegonderneming aan de hand van het infrastructuurregister gecontroleerd alvorens de spoorwegonderneming toegang tot het netwerk van de infrastructuurbeheerder aanvraagt. De spoorwegonderneming moet zich ervan vergewissen dat het traject dat hij wil gebruiken, geschikt is voor zijn trein.

2)

De spoorwegonderneming houdt bij het kiezen van voertuigen rekening met de beperkingen van de vergunning voor indienststelling en met de keuze van het gewenste traject:

a)

alle voertuigen moeten voldoen aan de eisen die gelden voor de lijnen die de trein zal berijden en

b)

de trein als combinatie van voertuigen moet voldoen aan de technische eisen van het betreffende traject.

3.   KENMERKEN VAN HET INFRASTRUCTUURREGISTER

3.1.   Structuur van het spoorwegnet voor het register

1)

Elke lidstaat deelt zijn spoorwegnet ten behoeve van het infrastructuurregister in in baanvakken en operationele punten. Dit niveau in het register wordt „macroniveau” genoemd.

2)

Gegevens die moeten worden gepubliceerd voor het „baanvak” met betrekking tot de subsystemen infrastructuur, energie en besturing en seingeving, worden op microniveau ondergebracht onder het infrastructuurelement „spoor”.

3)

Gegevens die moeten worden gepubliceerd voor het „operationeel punt” met betrekking tot het subsysteem infrastructuur, worden ondergebracht onder de infrastructuurelementen „spoor” en „dienstspoor” op microniveau.

3.2.   Gegevens voor het infrastructuurregister

1)

De gegevens en het formaat van de gegevens worden gepubliceerd overeenkomstig tabel 1.

2)

Gegevens die in tabel 1 als „verplicht” zijn aangeduid, moeten in alle gevallen worden gepubliceerd. Gegevens die in tabel 1 als „andere” zijn aangeduid, zijn contextspecifiek en worden gepubliceerd indien lidstaten dit vereisen.

3)

De toepassing van de gegevens op het netwerktype in tabel 1 wordt aan de hand van de volgende afkortingen vermeld:

—   „TSI”— lijnen die aan de TSI zijn getoetst,

—   „bestaande”— lijnen die in dienst zijn gesteld vóór de inwerkingtreding van Richtlijn 2008/57/EG en die nog niet aan de TSI’s zijn getoetst,

—   „TEN CR, TEN HS, niet-TEN”— lijnen die tot het overeenstemmende nettype behoren, ongeacht of ze aan de TSI’s zijn getoetst,

—   „alle”— alle lijnen in de Unie.

Tabel 1

Gegevens van het infrastructuurregister

Nummer

Titel

Formaat

Definitie

verplicht (V)/andere (A)

1

LIDSTAAT

1.1

BAANVAK

1.1.1

SPOOR

1.1.1.0.0

Algemene informatie

1.1.1.0.0.1

Naam IB

[CharacterString]

De „Infrastructuurbeheerder” is de instantie of onderneming die in het bijzonder voor de totstandbrenging en het onderhoud van spoorweginfrastructuur verantwoordelijk is (artikel 2, onder h), van Richtlijn 2001/14/EG) van het Europees Parlement en de Raad.

V

1.1.1.0.0.2

Identificatie nationale lijn

[CharacterString]

Unieke lijnidentificatie of uniek lijnnummer in een lidstaat.

A

1.1.1.0.0.3

Spooridentificatie

[CharacterString]

Unieke spooridentificatie of uniek spoornummer in een sectie.

V

1.1.1.0.0.4

Begin van een spoor

[WGS84 + NNN.NN + CharacterString]

Geografische coördinaten overeenkomstig het standaard-World Geodetic System (WGS) en km of mijl voor lijnidentificatie aan het begin van een spoorsectie in de normale rijrichting. Indien beide richtingen mogelijk zijn, kan elk uiteinde als „begin” worden genomen.

V

1.1.1.0.0.5

Operationeel punt aan het begin van een spoor

[CharacterString]

Naam van het operationeel punt aan het begin van een spoorsectie in de normale rijrichting.

A

1.1.1.0.0.6

Einde van een spoor

[WGS84 + NNN.NN + CharacterString]

Geografische coördinaten overeenkomstig het standaard-World Geodetic System (WGS) en km of mijl voor lijnidentificatie aan het einde van een spoorsectie in de normale rijrichting. Indien beide richtingen mogelijk zijn, kan elk uiteinde als „einde” worden genomen.

V

1.1.1.0.0.7

Operationeel punt aan het einde van een spoor

[CharacterString]

Naam van het operationeel punt aan het einde van een spoorsectie in de normale rijrichting.

A

1.1.1.1

Subsysteem infrastructuur

1.1.1.1.1

Keuringsverklaringen voor sporen

1.1.1.1.1.1

EG-keuringsverklaring voor sporen (INF)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor EG-verklaringen overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

V — TSI

1.1.1.1.1.2

Beoordelingsverklaring BI voor sporen (INF)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor beoordelingsverklaringen BI voor sporen overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

A — bestaande

1.1.1.1.2

Prestatieparameters

1.1.1.1.2.1

Lijntype

[RN]

één keuze uit de vooraf bepaalde lijst:

I/II/III/IV/V/VI/VII

Belang van een lijn (al dan niet hoofdlijn) en de manier waarop de voor de interoperabiliteit vereiste parameters moeten worden bereikt (vernieuwing of verbetering), zoals bepaald in de TSI CR INF. Deze parameter is uitsluitend van toepassing op TEN-lijnen.

V — TEN HS

V — TEN CR

1.1.1.1.2.2

Verkeerstype

[A]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

P/Go/Ge

Duidt voor een TSI-lijncategorie het dominante verkeersvolume aan op het betrokken systeem alsmede de respectieve fundamentele parameters (passagiers (P), goederen (Go), gemengd (Ge)), zoals bepaald in de TSI CR INF. Deze parameter geldt ook voor lijnen die niet tot het TEN behoren.

V

1.1.1.1.2.3

Belastbaarheid

[CharacterString]

Het resultaat van het in EN 15528:2008, bijlage A, uiteengezette classificatieproces dat in die norm is omschreven als „lijncategorie”. Dit is een weergave van de verticale krachten die in normaal bedrijf door voertuigen op een lijn of baanvak mogen worden uitgeoefend als een combinatie van een EN-lijncategorie met een toegestane snelheid overeenkomstig bijlage E of bijlage C bij de TSI (lijncategorie-snelheid, voorbeelden: E5-100, D4×L-100).

V

1.1.1.1.2.4

Maximaal toegestane snelheid

[NNN]

Nominale operationele maximumsnelheid op de lijn als gevolg van kenmerken van de subsystemen INF, ENE en CCS, uitgedrukt in kilometer per uur, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk waar de snelheid wordt uitgedrukt in mijl per uur.

V

1.1.1.1.2.5

Temperatuurbereik

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

 

T1 (– 25 tot + 40)

 

T2 (– 40 tot + 35)

 

T3 (– 25 tot + 45)

 

Tx (– 40 tot + 50)

Temperatuurbereik overeenkomstig EN 50125-1:1999, voorschrift 4.3, voor onbeperkte toegang tot de lijn.

V

1.1.1.1.2.6

Maximumhoogte

[NNNN]

Hoogste punt van het baanvak boven de zeespiegel overeenkomstig het Normaal Amsterdams Peil (NAP). NAP is een hoogtereferentie, uitgedrukt in meter, die in grote delen van Europa wordt gebruikt.

V

1.1.1.1.2.7

Strenge klimatologische omstandigheden

[J/N]

De klimatologische omstandigheden op de lijn zijn streng of normaal. Sneeuw, ijs en hagel [EN 50125-1:1999, voorschrift 4.6], zoals bepaald in voorschrift 4.2.6.1.5 van de TSI CR LOC & PAS.

V

1.1.1.1.3

Het tracéontwerp

1.1.1.1.3.1

Interoperabel profiel

[AA]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

GA/GB/GC

GA-, GB- of GC-profielen als gedefinieerd in EN 15273-3:2009 bijlage C.

V

1.1.1.1.3.2

Multinationale profielen

[CharacterString]

Multilateraal profiel (bijlage D, delen D.1 tot en met D.3 van EN 15273-3:2009) of internationaal profiel (bijlage C, deel C.2.1 van EN 15273-3:2009), andere dan GA, GB en GC.

V

1.1.1.1.3.3

Nationale profielen

[CharacterString]

Binnenlands profiel zoals bepaald in EN 15273:3-2009 of ander plaatselijk profiel.

A

1.1.1.1.3.4

Standaardprofielnummer van gecombineerd vervoer voor wissellaadbakken

[A NN of A NNN]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

 

C 22, C 32, C 45, C 70, C 80, andere

 

C 341, C 349, C 351,

 

C 364, C 400, C 410, andere

Code voor gecombineerd vervoer met wissellaadbakken zoals bepaald in UIC-code 596-6. Het technische nummer is samengesteld uit de verenigbaarheidscode van de wagon (1 letter) en het standaardprofielnummer van gecombineerd vervoer (2 cijfers, breedte ≤ 2 550 mm of 3 cijfers, breedte > 2 550 ≤ 2 600 mm).

A

1.1.1.1.3.5

Standaardprofielnummer van gecombineerd vervoer voor opleggers

[A NN of A NNN]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

 

P 22, P 32, P 45, P 70, P 80, andere

 

P 339, P 341, P 349,

 

P 351, P 359, P 364,

 

P 400, P 410, andere

Code voor gecombineerd vervoer met wissellaadbakken zoals bepaald in UIC-code 596-6. Het technische nummer is samengesteld uit de verenigbaarheidscode van de wagon (1 letter) en het standaardprofielnummer van gecombineerd vervoer (2 cijfers, breedte ≤ 2 550 mm of 3 cijfers, breedte > 2 550 ≤ 2 600 mm).

A

1.1.1.1.3.6

Hellingprofiel

[NN.N]

[NNN.NN + CharacterString]

Hellingen (in millimeter per meter) en plaatsen waar de hellingsgraad verandert. Km of mijl voor lijnidentificatie in de normale rijrichting. Gegevens worden als een informatiereeks vermeld: helling-plaats-helling-plaats-…-helling.

V

1.1.1.1.3.7

Minimumboogstraal voor bochten in horizontale alignementen

[NNNNN]

Straal van de kleinste horizontale bocht van elk baanvak.

V

1.1.1.1.4

Parameters van het spoor

1.1.1.1.4.1

Nominale spoorwijdte

[NNNN]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

1000, 1435, 1520, 1524, 1600, 1668

Een eenduidige waarde in millimeter voor de spoorwijdte. Bij meerrailig spoor moeten voor elk paar rails dat bestemd is om als afzonderlijk spoor te worden gebruikt gegevens worden gepubliceerd.

V

1.1.1.1.4.2

Verkantingstekort

[NNN]

Het maximale verkantingstekort is het verschil in mm tussen de toegepaste verkanting en een hogere evenwichtsverkanting waarvoor de lijn is ontworpen.

In het geval van een dwarsversnelling van bv. 1,0 m/s2, mag de waarde van 153 mm worden gepubliceerd.

V

1.1.1.1.4.3

Toepasselijke bedrijfsgrenswaarden voor equivalente coniciteit

[J + verwijzing/N]

Equivalente coniciteit is gelijk aan de tangens van de kegelhoek van een wielstel waarvan de loopvlakken van de wielen een kogelprofiel hebben en waarvan de dwarsbeweging dezelfde veterloopgolflengte heeft als het gegeven wielstel op recht spoor en in bochten met een grote straal. Bedrijfsgrenswaarden zijn een open punt; verwijs naar nationale voorschriften indien van toepassing.

V

1.1.1.1.4.4

Spoorstaafneiging

[1:NN]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

1:20/1:30/1:40

Een hoek gevormd door de neiging van de spoorstaafkop van de bevestigde spoorstaaf ten opzichte van de spoorstaafspiegel (loopvlak), gelijk aan de hoek tussen de symmetrieas van de spoorstaaf (of van een equivalente symmetrische spoorstaaf met hetzelfde spoorstaafkopprofiel) en de loodrechte op de spoorstaafspiegel.

V

1.1.1.1.4.5

Spoor op ballast

[J/J + verwijzing/N]

Een aerodynamisch fenomeen waarbij ballast wordt opgeworpen met betrekking tot TSI HS bij een snelheid van meer dan 190 km/u. Balastspatten is een open punt in TSI HS INF. Indien nationale voorschriften bestaan, wordt ernaar verwezen.

V — TEN HS

1.1.1.1.5

Wissels en kruisingen

1.1.1.1.5.1

TSI-conformiteit van bedrijfswaarden voor wissels en kruisingen

[J/N + verwijzing]

Wissels en kruisingen blijven binnen de bedrijfsgrenswaarden die in de TSI zijn bepaald. Indien voor bestaande lijnen minder beperkende waarden dan in de TSI van toepassing zijn, wordt „neen” geselecteerd en wordt verwezen naar een document met een gedetailleerde specificatie.

V — bestaande

1.1.1.1.5.2

Minimumwieldiameter voor kruisharten

[NNN]

De maximale ongeleide opening van vaste kruisstukharten is gebaseerd op een minimumwieldiameter in bedrijf. Indien de waarde kleiner is dan in de TSI, moet ze voor niet-TSI-conforme lijnen worden gespecificeerd. De diameter wordt in millimeter uitgedrukt.

A — bestaande

1.1.1.1.6

Weerstand van het spoor tegen uitgeoefende krachten

1.1.1.1.6.1

Maximumvertraging van de trein

[N.N]

Grenswaarden voor weerstand van het spoor tegen langskrachten op bestaande niet-TSI-conforme lijnen worden vermeld als een maximale toegestane vertraging van de trein en uitgedrukt in meter per vierkante seconde.

A — bestaande

1.1.1.1.6.2

Gebruik van wervelstroomremmen

[CharacterString] één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

toegestaan/uitsluitend toegestaan voor noodremming/

niet toegestaan

Vermelding van beperkingen op het gebruik van wervelstroomremmen.

V

1.1.1.1.6.3

Gebruik van magnetische remmen

[CharacterString] één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

toegestaan/uitsluitend toegestaan voor noodremming/

niet toegestaan

Vermelding van beperkingen op het gebruik van magnetische remmen.

V

1.1.1.1.7

Gezondheid, veiligheid en milieu

1.1.1.1.7.1

Brandcategorie van rollend materieel vereist

[A]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

N/A/B

Gedefinieerde waarschijnlijkheid dat een passagierstrein met een brand aan boord gedurende een bepaalde tijd zal blijven rijden zoals bepaald in de TSI SRT en de TSI CR LOC&PAS. Niet (N) voor korte tunnels of verhoogde spoorsecties van minder dan 1 km.

V — TSI

A — bestaande

1.1.1.1.7.2

Nationale brandcategorie van rollend materieel vereist

[CharacterString]

Gedefinieerde waarschijnlijkheid dat een passagierstrein met een brand aan boord gedurende een bepaalde tijd zal blijven rijden overeenkomstig nationale voorschriften indien van toepassing.

A — bestaande

1.1.1.1.7.3

Gebruik van flenssmering

[A]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

vereist/toegestaan/verboden

Gebruik van boorduitrusting voor flenssmering is vereist/toegestaan/verboden.

V — TEN CR

V — niet-TEN

1.1.1.1.7.4

Gelijkvloerse kruisingen

[J/N]

Gelijkvloerse kruisingen op het baanvak.

V — TEN CR

V — niet-TEN

1.1.1.1.7.5

Versnelling toegestaan op gelijkvloerse kruising

[N.N]

Beperkte versnelling m/s2 van de trein indien deze dicht bij een gelijkvloerse kruising stopt, in voorkomend geval in overeenstemming met nationale voorschriften.

A — TEN CR

A — niet- TEN

1.1.1.1.8

Tunnel

1.1.1.1.8.1

Naam IB

[CharacterString]

„Infrastructuurbeheerder” is een instantie of onderneming die in het bijzonder voor de totstandbrenging en het onderhoud van spoorweginfrastructuur verantwoordelijk is (artikel 2, onder h), van Richtlijn 2001/14/EG).

V

1.1.1.1.8.2

Tunnelidentificatie

[CharacterString]

Unieke tunnelidentificatie of uniek nummer binnen een lidstaat.

A

1.1.1.1.8.3

Tunnelbegin

[WGS84 + NNN.NN + CharacterString]

Geografische coördinaten overeenkomstig het standaard-World Geodetic System (WGS) en km of mijl voor lijnidentificatie aan het begin van een tunnel.

V

1.1.1.1.8.4

Tunneleinde

[WGS84 + NNN.NN + CharacterString]

Geografische coördinaten overeenkomstig het standaard-World Geodetic System (WGS) en km of mijl voor lijnidentificatie aan het einde van een tunnel.

V

1.1.1.1.8.5

EG-keuringsverklaring voor tunnels (SRT)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor EG-verklaringen overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

V — TSI

1.1.1.1.8.6

Beoordelingsverklaring BI voor tunnels (SRT)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor beoordelingsverklaringen voor BI overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

A — bestaande

1.1.1.1.8.7

Tunnellengte

[NNNNN]

Werkelijke lengte van een tunnel (in meter) van tunnelmond tot tunnelmond, gemeten aan de bovenkant van de spoorstaaf. Enkel vereist voor een tunnel met een lengte van minstens 100 m.

V

1.1.1.1.8.8

Dwarsprofiel

[NNN]

Smalste werkelijke dwarsprofiel (in vierkante meter) van de tunnel.

V

1.1.1.1.8.9

Bestaan van een Noodplan

[J/N]

Plan ontwikkeld onder leiding van de infrastructuurbeheerder en, in voorkomend geval, in samenwerking met de spoorwegondernemingen, hulpdiensten en relevante autoriteiten voor elke tunnel. Het plan moet in overeenstemming zijn met de faciliteiten voor zelfredding, evacuatie en redding (TSI SRT, Beschikking 2008/163/EG van de Commissie).

V — TSI

A — bestaande

1.1.1.2

Subsysteem energie

1.1.1.2.1

Keuringsverklaringen voor sporen

1.1.1.2.1.1

EG-keuringsverklaring voor sporen (ENE)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor EG-verklaringen overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

V — TSI

1.1.1.2.1.2

Beoordelingsverklaring voor BI voor sporen (ENE)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor beoordelingsverklaringen voor BI overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

A — bestaande

1.1.1.2.2

Rijdraad

1.1.1.2.2.1

Energievoorzieningssysteem (spanning en frequentie)

[CharacterString]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

niet-geëlektrificeerd/ AC 25kV-50Hz/AC 15kV-16,7Hz/DC 3kV/DC 1,5kV/DC (specifiek geval FR)/DC 750V/andere (vermeld nominale spanning, frequentie en toleranties)

Nominale spanning en frequentie indien in overeenstemming met EN 50163:2004. Indien de toleranties van de EN worden overschreden, moet de permanente spanning worden gepubliceerd (maximumwaarde tussen haakjes).

V

1.1.1.2.2.2

Maximale tractiestroom

[NNNN]

De maximaal toegestane tractiestroom in ampère (A).

V

1.1.1.2.2.3

Maximale stroomafname bij stilstand per stroomafnemer

[NNN]

De maximaal toegestane tractiestroom bij stilstand voor gelijkstroomsystemen in ampère (A).

V

1.1.1.2.2.4

Toelating voor recuperatieremming

[J/N]

Recuperatieremming is toegestaan of niet toegestaan.

V

1.1.1.2.2.5

Nominale rijdraadhoogte

[N.NN]

Nominale waarde van de rijdraadhoogte in meter op een steunpunt in normale omstandigheden.

V — TSI

1.1.1.2.2.6

Maximale rijdraadhoogte

[N.NN]

Maximale waarde van de rijdraadhoogte in meter op een steunpunt in normale omstandigheden.

V — TEN HS

V — TEN CR

V — niet- TEN

1.1.1.2.2.7

Minimale rijdraadhoogte

[N.NN]

Minimale waarde van de rijdraadhoogte in meter op een steunpunt in normale omstandigheden.

V — TEN HS

V — TEN CR

V — niet- TEN

1.1.1.2.3

Stroomafnemer

1.1.1.2.3.1

Aanvaarde stroomafnemerkoppen

[CharacterString]

meerdere keuzes uit een vooraf bepaalde lijst:

1 950 mm (Type 1)/1 950 mm (Type 2)/1 950 mm (PL)/1 800 mm (NO,SE)/1 600 mm (EP)/1 600 mm (GB,CTRL)/1 600 mm (GB)/1 450/andere (vermelden)

Een of meer stroomafnemerkoppen overeenkomstig TSI RST of EN 50367:2006.

V

1.1.1.2.3.2

Vereisten voor het aantal opgezette stroomafnemers en hun tussenafstand

[CharacterString]

Maximumaantal opgezette stroomafnemers dat op de lijn is toegestaan. Minimumtussenafstand in meter van hartlijn tot hartlijn van de stroomafnemerkop bij minstens twee opgezette stroomafnemers. De waarden worden bepaald voor de „toegestane maximumsnelheid” op het baanvak.

V

1.1.1.2.3.3

Toegestaan sleepstukmateriaal

[CharacterString]

meerdere keuzes uit een vooraf bepaalde lijst:

koper/pure koolstof/koolstofcomposieten/koolstof met geplateerd koper/andere

Een of meer soorten sleepstukmateriaal toegestaan om op de lijn te worden gebruikt.

V

1.1.1.2.4

Scheidingssecties van de bovenleiding

1.1.1.2.4.1

Fasescheidingen

[J + verwijzing/N]

Indien er zich op het baanvak een fasescheiding bevindt, wordt verwezen naar een gedetailleerde omschrijving.

V

1.1.1.2.4.2

Systeemscheidingen

[J + verwijzing/N]

Indien er zich op het baanvak een systeemscheiding bevindt, wordt verwezen naar een gedetailleerde omschrijving.

V

1.1.1.2.5

Vereisten voor rollend materieel

1.1.1.2.5.1

Stroombegrenzing vereist aan boord

[J/N]

Vereiste voor een boordtoestel waarmee de maximale tractiestroom kan worden ingesteld.

V — TEN CR

V — niet- TEN

1.1.1.2.5.2

Toegestane gemiddelde opdrukkracht

[CharacterString]

of

[NNN]

Toegestane gemiddelde opdrukkracht op de lijn. De kracht wordt verstrekt als een voorafbepaalde curve of een waarde in newton.

V

1.1.1.2.5.3

Automatische stroomafnemerstrijkapparatuur vereist

[J/N]

Automatische stroomafnemerstrijkapparatuur vereist op het voertuig, overeenkomstig EN 50206-1.

V

1.1.1.3

Subsysteem besturing en seingeving

1.1.1.3.1

Keuringsverklaringen voor sporen

1.1.1.3.1.1

EG-keuringsverklaring voor sporen (ENE)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor EG-verklaringen overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

V — TSI

1.1.1.3.1.2

Beoordelingsverklaring voor BI voor sporen (ENE)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor beoordelingsverklaringen voor BI overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

A — bestaande

1.1.1.3.2

Klasse A — Treinbeveiligingssysteem (ETCS)

1.1.1.3.2.1

ETCS-niveau

[CharacterString]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

geen/1/2/3

De verschillende ERTMS-/ETCS-niveaus zijn een manier om de mogelijke interactie tussen spoor en trein uit te drukken. De definities van de niveaus hebben voornamelijk betrekking op de gebruikte baanapparatuur, de manier waarop de baaninformatie naar de treinapparatuur wordt doorgestuurd en welke functies door respectievelijk de baanapparatuur en de trein-apparatuur worden verwerkt.

V

1.1.1.3.2.2

ETCS-baseline. versie (x.y)

[N.N.N]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

(2.2.2)/2.3.0/2.3.0.d/3.0.0

ETCS-baseline langs de baan geïnstalleerd. (versie tussen haakjes niet helemaal compatibel).

V

1.1.1.3.2.3

ETCS-infill noodzakelijk voor lijntoegang

[J/N]

Infill is een criterium voor netwerktoegang.

A

1.1.1.3.2.4

ETCS-infill langs de baan geïnstalleerd

[CharacterString]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

 

Geen

 

Loop

 

GSM-R

 

Loop & GSM-R

Informatie over geïnstalleerde baanapparatuur die infill-informatie kan doorsturen via loop of GSM-R voor installaties van niveau 1.

A

1.1.1.3.2.5

Nationale ETCS-toepassing ingevoerd

cijfer uit een vooraf bepaalde lijst

Packet 44 is het middel om gegevens voor nationale toepassingen te verzenden tussen trein en spoor en omgekeerd met behulp van de gegevensoverdrachtsfaciliteiten in de ETCS. NID_XUSER-waarden die door het Bureau worden beheerd, zijn in een document over ETCS-variabelen op de website van het Bureau terug te vinden.

Nationale toepassingen langs de baan geïnstalleerd.

A

1.1.1.3.2.6

Exploitatiesbeperkingen of -voorwaarden

[J + verwijzing/N]

Beperkingen of voorwaarden als gevolg van gedeeltelijke overeenkomst met de TSI CCS.

A

1.1.1.3.2.7

Facultatieve ETCS-functies

[CharacterString]

Het gebruik van deze facultatieve ETCS-functies kan de exploitatie op de lijn verbeteren. Ze zijn slechts ter informatie en vormen geen criteria voor netwerktoegang.

A

1.1.1.3.3

Klasse A — Radio (GSM-R)

1.1.1.3.3.1

GSM-R-versie

[CharacterString]

meerdere keuzes uit een vooraf bepaalde lijst:

 

geen/1/2/3

 

geen, 6/14, 7/15

GSM-R FRS- en SRS-versienummer langs de baan geïnstalleerd.

V

1.1.1.3.3.2

Minimumaantal actieve mobiele GSM-R-stations aan boord voor gegevensoverdracht

[CharacterString]

meerdere keuzes uit een vooraf bepaalde lijst:

geen/1/2/3

Aantal mobiele stations voor gegevensoverdracht vereist voor een goede werking van de trein. Niet kritisch op het gebied van veiligheid en geen gevolg voor de interoperabiliteit.

V

1.1.1.3.3.3

Facultatieve GSM-R-functies

[CharacterString]

meerdere keuzes uit een vooraf bepaalde lijst:

Grensoverschrijdingshandboek/Grensoverschrijdingsbaken/Grensoverschrijdingsradio/…

Het gebruik van deze facultatieve GSM-R-functies kan de exploitatie op de lijn verbeteren. Ze zijn slechts ter informatie en vormen geen criteria voor netwerktoegang.

A

1.1.1.3.4

Klasse A — Treindetectiesysteem

1.1.1.3.4.1

Klasse A-treindetectiesysteem aanwezig

[J + verwijzing/N]

Open punt met een verwijzing naar nationale voorschriften indien van toepassing.

A

1.1.1.3.5

Klasse B — treinbeveiligingssystemen

1.1.1.3.5.1

Systeem van klasse B en/of andere systemen voor treinbeveiliging, -bewaking en -waarschuwing geïnstalleerd (systeem en indien van toepassing versie)

[CharacterString]

meerdere keuzes uit een vooraf bepaalde lijst:

LZB DE/LZB Spanje/LZB AT/TVM430/PZB 90/andere (verduidelijk)

Systeem van klasse B en/of andere systemen voor treinbeveiliging, -bewaking en -waarschuwing in normaal bedrijf langs de baan geïnstalleerd.

V

1.1.1.3.5.2

Noodzaak van meer dan één systeem van klasse B en/of andere systemen voor treinbeveiliging, -bewaking en -waarschuwing aan boord

[CharacterString]

meerdere keuzes uit een vooraf bepaalde lijst:

KVB/andere (verduidelijk)

Meer dan één systeem van klasse B en/of andere systemen voor treinbeveiliging, -bewaking en -waarschuwing aan boord vereist en simultaan actief.

V

1.1.1.3.6

Klasse B — radio

1.1.1.3.6.1

Systeem van klasse B of andere radiosystemen geïnstalleerd (systeem en indien van toepassing versie)

[CharacterString]

meerdere keuzes uit een vooraf bepaalde lijst:

UIC-radio hoofdstuk 1-4/BR 1845/VR treinradio/andere (verduidelijk)

Systeem van klasse B of andere radiosystemen in normaal bedrijf geïnstalleerd langs de baan.

V

1.1.1.3.7

Overgangen tussen systemen

1.1.1.3.7.1

Schakelen tussen verschillende beveiligings-, bewakings- en waarschuwingssystemen

[J + verwijzing/N]

Schakelen tussen ETCS-/klasse B- en klasse B-/klasse B-systemen tijdens het rijden. Installatie is afhankelijk van plaatselijke omstandigheden.

A — bestaande

1.1.1.3.7.2

Schakelen tussen verschillende radiosystemen

[J + verwijzing/N]

Schakelen tussen GSM-R-/klasse B- en klasse B-/klasse B-radiosystemen en geen communicatiesysteem tijdens het rijden. Installatie is afhankelijk van plaatselijke omstandigheden.

A — bestaande

1.1.1.3.8

Klasse B — Treindetectiesystemen

1.1.1.3.8.1

Soorten treindetectiesystemen

[CharacterString]

meerdere keuzes uit een vooraf bepaalde lijst:

spoorstroomkring/wieldetector/loop

Soorten geïnstalleerde treindetectiesystemen. Het helpt snel te bepalen welke parameters inzake treindetectie van toepassing zijn voor een bepaald deel van een spoorlijn (niet alle parameters zijn van toepassing op alle soorten treindetectiesystemen).

V

1.1.1.3.8.2

Maximale toegestane afstand tussen twee opeenvolgende assen

[NNNNN]

Afstand uitgedrukt in millimeter.

Houdt verband met de minimumlengte van een treindetectiedeel. Deze vereiste heeft betrekking op de minimumlengte van een seingevingsdeel, zodat een voertuig of samenstelling het niet overbrugt waardoor het treindetectiesysteem het rapporteert als „vrij”.

V

1.1.1.3.8.3

Minimale toegestane afstand tussen twee opeenvolgende assen

[NNNN]

Afstand uitgedrukt in millimeter.

Houdt verband met de assenteller of wielsensor of specifiek geval. Assentellers moeten de detectie van een as kunnen onderscheiden door twee opeenvolgende tellers in een voldoende hoge resolutie; anders is sprake van een rekenfout in het resultaat.

V

1.1.1.3.8.4

Toegestane minimumafstand tussen eerste en laatste as

[NNNN]

Afstand uitgedrukt in millimeter.

Houdt verband met spoorstroomkringen of respectieve specifieke gevallen. De elektrische verbindingen tussen aangrenzende spoorstroomkringen kunnen een zone hebben waar de detectie van een as van een voertuig niet is gewaarborgd.

V

1.1.1.3.8.5

Toegestane maximumlengte van de neus van het voertuig

[NNNN]

Lengte uitgedrukt in millimeter.

Houdt verband met spoorstroomkringen en assentellers. Een treindetectiesysteem moet de eerste as kunnen detecteren voordat de neus van de trein een gevaarlijk punt bereikt, alsook de laatste as totdat de staart van de trein het gevaarlijke punt heeft verlaten. „Neus” is van toepassing op beide kanten (voor- en achterzijde) van een voertuig of trein.

V

1.1.1.3.8.6

Toegestane minimumbreedte van de velg

[NNN]

Breedte uitgedrukt in millimeter.

Houdt verband met assentellers en pedalen. Het detectiegebied van de assenteller wordt beïnvloed door het voorbijrijdende wiel. De velg moet breed genoeg zijn om het gebied voldoende te beïnvloeden en te zorgen voor een goede detectie.

V

1.1.1.3.8.7

Toegestane minimumwieldiameter

[NNN]

Diameter uitgedrukt in millimeter.

Verenigbaarheid met assentellers. De mate van beïnvloeding (op de flensoppervlakte van een wiel) van het detectiegebied van een assenteller is afhankelijk van de wieldiameter.

V

1.1.1.3.8.8

Toegestane minimumdikte van de wielflens

[NN.N]

Dikte uitgedrukt in millimeter.

Verenigbaarheid met assentellers en pedalen. Het detectiegebied van de assenteller wordt beïnvloed door het voorbijrijdende wiel. De wielflens moet dik genoeg zijn om het gebied voldoende te beïnvloeden en dus te zorgen voor een goede detectie.

V

1.1.1.3.8.9

Toegestane minimumhoogte van de wielflens

[NN.N]

Hoogte uitgedrukt in millimeter.

Verenigbaarheid met assentellers en pedalen. Het detectiegebied van de assenteller wordt beïnvloed door het voorbijrijdende wiel. De wielflens moet hoog genoeg zijn om het gebied voldoende te beïnvloeden en dus te zorgen voor een goede detectie.

V

1.1.1.3.8.10

Toegestane maximumhoogte van de wielflens

[NN.N]

Hoogte uitgedrukt in millimeter.

Verenigbaarheid met assentellers en pedalen. Het detectiegebied van de assenteller wordt beïnvloed door het voorbijrijdende wiel. Voor de wielflenshoogte moet de afmeting Sh(min) - Sh(max) worden bepaald.

V

1.1.1.3.8.11

Toegestane minimumaslast

[N.N]

Last uitgedrukt in ton.

Verenigbaar met spoorstroomkringen en pedalen. Een minimumaslast zal pedalen activeren. Een minimumaslast zal ook een gunstig effect hebben op de weerstand tussen wiel en spoor, wat belangrijk is voor de werking van spoorstroomkringen.

V

1.1.1.3.8.12

Voorschriften voor metaalvrije ruimte rondom wielen

[J + verwijzing/N]

Verenigbaarheid met wielsensoren voor assentellers. Het beginsel van assentellers is gebaseerd op de vervorming van een elektromagnetisch veld. Er mag alleen vervorming optreden wanneer het wiel voorbijrijdt en niet de onderdelen van het rollend materieel die eromheen liggen. Open punt met verwijzing naar nationale voorschriften indien van toepassing.

V

1.1.1.3.8.13

Voorschriften voor de metaalmassa van een voertuig

[J + verwijzing/N]

Verenigbaar met inductielussen. De metaalmassa beïnvloedt de lusdetectiesystemen. Open punt met verwijzing naar nationale voorschriften indien van toepassing.

V

1.1.1.3.8.14

Vereiste Ferromagnetische eigenschappen van wielmateriaal

[J/N]

Verenigbaarheid met wielsensoren voor assentellers. Deze eigenschap is noodzakelijk om vervorming van het elektromagnetische veld van de assentellers teweeg te brengen en dus te zorgen voor een goede detectie.

Vereiste in de TSI CCS is niet nauwkeurig.

V

1.1.1.3.8.15

Toegestane maximumimpedantie tussen tegenover elkaar staande wielen van een wielstel

[N.NN]

Impedantie uitgedrukt in ohm.

Verenigbaarheid met spoorstroomkringen. Een spoorstroomkring kan slechts rollend materieel detecteren indien de impedantie tussen spoorstaven een bepaalde waarde niet overschrijdt. Deze waarde wordt bepaald door de waarde van de impedantie van de tegenover elkaar staande wielen van de wielstellen en de contactweerstand aan de oppervlakte van het wiel en de spoorstaaf. De interfacevereiste waarvan hier sprake is, heeft uitsluitend betrekking op de elektrische weerstand tussen de loopvlakken van de tegenover elkaar staande wielen van een wielstel.

V

1.1.1.3.8.16

Toegestane minimumimpedantie tussen stroomafnemer en wielen

[N.NN]

Impedantie uitgedrukt in ohm.

Verenigbaarheid met spoorstroomkringen. In detectiesystemen van spoorstroomkringen kunnen harmonische effecten die door het stroomvoorzieningssysteem worden gegenereerd, storing veroorzaken en kan via de bovenleiding sprake zijn van een overbrenging van het ene spoor naar het andere. Een voldoende hoge voertuigimpedantie voorkomt dit.

V

1.1.1.3.8.17

Maximale zandstrooicapaciteit

[CharacterString]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

500 g/800 g/andere (verduidelijk)

Maximale strooicapaciteit in 30 seconden. Verenigbaarheid met spoorstroomkringen. Wanneer te veel zand wordt gestrooid, bestaat het risico dat treinen niet worden gedetecteerd op sporen met spoorstroomkringen.

V

1.1.1.3.8.18

Zandstrooien door bestuurder vereist

[J/N]

Verenigbaarheid met spoorstroomkringen op plaatsen waar zandstrooien niet is toegestaan.

V

1.1.1.3.9

Parameters inzake elektromagnetische storing

1.1.1.3.9.1

Voorschriften voor retourstroom in de sporen

[J + verwijzing/N]

Verenigbaarheid met spoorstroomkringen en wieldetectoren van assentellers. De harmonische effecten in de tractiestroom in de spoorstaven kunnen het gebruik van spoorstroomkringen verstoren. De gelijkstroom in de spoorstaven kan de detectoren van de assentellers verzadigen en ervoor zorgen dat ze niet functioneren. Open punt met verwijzing naar nationale voorschriften indien van toepassing.

V

1.1.1.3.9.2

Voorschriften voor elektrische, magnetische en elektromagnetische velden

[J + verwijzing/N]

Verenigbaarheid met wieldetectoren. De elektromagnetische velden die door het rollend materieel worden veroorzaakt, kunnen de werking van de assentellers en wieldetectoren verstoren. Open punt met verwijzing naar nationale voorschriften indien van toepassing.

V

1.1.1.3.10

Baansystemen voor gestoord bedrijf

1.1.1.3.10.1

ETCS-niveau voor gestoord bedrijf

[CharacterString]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

geen/1/2/3

Systeem voor gestoord bedrijf. Indien het ETCS-niveau voor normaal bedrijf is verstoord, kan het treinverkeer in een ander ETCS-niveau worden gecontroleerd. Voorbeeld: Niveau 1 als een storingsbedrijf voor niveau 2.

V

1.1.1.3.10.2

Klasse B-systemen voor treinbeveiliging, -bewaking en -waarschuwing voor gestoord bedrijf

[CharacterString]

meerdere keuzes uit een vooraf bepaalde lijst:

LZB DE/LZB Spanje/LZB AT/TVM430/PZB 90/andere (verduidelijk)

Systeem voor gestoord bedrijf. Indien ETCS voor normaal bedrijf is verstoord, kan het treinverkeer op een andere manier worden gecontroleerd. Voorbeeld: treinbedrijf beschermd door klasse B-systeem en/of baanseinen.

V

1.1.1.3.11

Parameters inzake remmen

1.1.1.3.11.1

Minimale remprestaties vereist

[J + verwijzing/N]

Voor de berekening van remcurves voor snelheidsbewaking.

Vereiste inzake remprestatie kan afhankelijk zijn van:

Afstand tussen twee opeenvolgende seinen (lengte van spoorsectie)

Treinsnelheid

Treingewicht

Helling

A

1.1.1.3.12

Andere parameters met betrekking tot CCS

1.1.1.3.12.1

Kantelfunctie ondersteund

[J + verwijzing/N]

Dankzij de ondersteuning van de kantelfunctie kan de trein sneller rijden in bochten en is de reistijd korter op een lijn die uitgerust is met ETCS (met gebruik van speciale treincategorie „kantelbaktrein” voor treinen die zijn uitgerust met ETCS); zonder ondersteuning van deze functie rijden kantelbaktreinen met ETCS zoals normale treinen met strengere snelheidsbeperkingen in bochten.

A

1.2

OPERATIONEEL PUNT

1.2.0.0.0

Algemene informatie

1.2.0.0.0.1

Naam van het operationeel punt

[CharacterString]

Gewoonlijk genoemd naar stad of dorp of naar verkeerscontrole.

A

1.2.0.0.0.2

Identificatie van het operationeel punt

[AANNNNNNNNNNNNNN]

De code is door SEDP ontwikkeld voor TSI TAF zoals bepaald in CEN CWA15541:Mei2006. Ze bestaat uit twee letters voor de landcode en veertien cijfers voor de plaatscode.

V

1.2.0.0.0.3

Identiteitscode nationaal operationeel punt

[CharacterString]

Unieke identificatie van operationeel punt of uniek nummer van operationeel punt in een lidstaat.

A

1.2.0.0.0.4

Soort operationeel punt

[CharacterString]

meerdere keuzes uit een vooraf bepaalde lijst: station/

passagiershalte/ goederenstation/ knooppunt/emplacement/andere (verduidelijk)

Soort faciliteit voor de belangrijkste operationele functie(s).

V

1.2.0.0.0.5

Plaats van het operationeel punt

[WGS84 + NNN.NN + CharacterString]

Geografische coördinaten overeenkomstig het standaard-World Geodetic System (WGS) en km of mijl voor de lijnidentificatie als bepaling van de plaats van het operationeel punt. Dit ligt normaal in het midden van het operationeel punt.

V

1.2.1

SPOOR

1.2.1.0.0

Algemene informatie

1.2.1.0.0.1

Naam IB

[CharacterString]

„Infrastructuurbeheerder” is een instantie of onderneming die in het bijzonder voor de totstandbrenging en het onderhoud van spoorweginfrastructuur verantwoordelijk is (artikel 2, onder h), van Richtlijn 2001/14/EG).

V

1.2.1.0.0.2

Spooridentificatie

[CharacterString]

Unieke spooridentificatie of uniek spoornummer binnen een operationeel punt.

V

1.2.1.0.1

Keuringsverklaringen voor sporen

1.2.1.0.1.1

EG-keuringsverklaring voor sporen (INF)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor EG-verklaringen overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

V — TSI

1.2.1.0.1.2

Beoordelingsverklaring BI voor sporen (INF)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor beoordelingsverklaringen overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

A - bestaande

1.2.1.0.2

Prestatieparameters

1.2.1.0.2.1

Lijntype

[RN]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

I/II/III/IV/V/VI/VII

Belang van een lijn (al dan niet hoofdlijn) en de manier waarop de voor de interoperabiliteit vereiste parameters moeten worden bereikt (vernieuwing of verbetering), zoals bepaald in de TSI CR INF. Deze parameter is uitsluitend van toepassing op operationele punten op TEN-lijnen.

V — TEN HS

V — TEN CR

1.2.1.0.2.2

Verkeerstype

[A]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

P/Go/Ge

Duidt voor een TSI-lijncategorie het dominante verkeersvolume aan op het betrokken systeem alsmede de respectieve fundamentele parameters (passagiers (P), goederen (Go), gemengd (Ge)), zoals bepaald in de TSI CR INF. Deze parameter is ook van toepassing op operationele punten op lijnen die niet tot het TEN behoren.

V

1.2.1.0.3

Het tracéontwerp

1.2.1.0.3.1

Interoperabel profiel

[AA]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

GA/GB/GC

GA-, GB- of GC-profielen zoals bepaald in EN 15273-3:2009 bijlage C.

V

1.2.1.0.3.2

Multinationale profielen

[CharacterString]

Multilateraal profiel (bijlage D, delen D.1 tot en met D.3 van EN 15273-3:2009) of internationaal profiel (bijlage C, deel C.2.1 van EN 15273-3:2009), andere dan GA, GB en GC.

V

1.2.1.0.3.3

Nationale profielen

[CharacterString]

Binnenlands profiel zoals bepaald in EN 15273:3-2009 of ander plaatselijk profiel.

A

1.2.1.0.4

Parameters van het spoor

1.2.1.0.4.1

Nominale spoorwijdte

[NNNN]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

1000, 1435, 1520, 1524, 1600, 1668

Een eenduidige waarde in millimeter voor de spoorwijdte. Bij meerrailig spoor moeten voor elk paar rails dat bestemd is om als afzonderlijk spoor te worden gebruikt, gegevens worden gepubliceerd.

V

1.2.1.0.5

Tunnel

1.2.1.0.5.1

Naam IB

[CharacterString]

„Infrastructuurbeheerder” is een instantie of onderneming die in het bijzonder voor de totstandbrenging en het onderhoud van spoorweginfrastructuur verantwoordelijk is (artikel 2, onder h), van Richtlijn 2001/14/EG).

V

1.2.1.0.5.2

Tunnelidentificatie

[CharacterString]

Unieke tunnelidentificatie of uniek tunnelnummer binnen een lidstaat.

A

1.2.1.0.5.3

EG-keuringsverklaring voor tunnels (SRT)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor EG-verklaringen overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

V — TSI

1.2.1.0.5.4

Beoordelingsverklaring BI voor tunnels (SRT)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor beoordelingsverklaringen voor BI overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

A — bestaande

1.2.1.0.5.5

Tunnellengte

[NNNNN]

Werkelijke lengte van een tunnel (in meter) van tunnelmond tot tunnelmond, gemeten aan de bovenkant van de spoorstaaf. Enkel vereist voor een tunnel met een lengte van minstens 100 m.

A

1.2.1.0.5.6

Noodplan beschikbaar

[J/N]

Plan ontwikkeld onder leiding van de infrastructuurbeheerder en, in voorkomend geval, in samenwerking met de spoorwegondernemingen, hulpdiensten en relevante autoriteiten voor elke tunnel. Het plan moet in overeenstemming zijn met de faciliteiten voor zelfredding, evacuatie en redding (TSI SRT, Beschikking 2008/163/EG).

V — TSI

A — bestaande

1.2.1.0.6

Perron

1.2.1.0.6.1

Naam IB

[CharacterString]

„Infrastructuurbeheerder” is een instantie of onderneming die in het bijzonder voor de totstandbrenging en het onderhoud van spoorweginfrastructuur verantwoordelijk is (artikel 2, onder h), van Richtlijn 2001/14/EG).

V

1.2.1.0.6.2

Perronidentificatie

[CharacterString]

Unieke perronidentificatie of uniek perronnummer binnen een operationeel punt

V

1.2.1.0.6.3

Classificatie van perrons

[CharacterString]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

HS TEN/CR TEN/niet-TEN

Perrons worden beheerd als een onderdeel van HS TEN, CR TEN of niet-TEN.

V

1.2.1.0.6.4

Toepassing TSI PRM

[J/N]

Informatie over het al dan niet TSI PRM-conform zijn van het perron.

V

1.2.1.0.6.5

EG-keuringsverklaring voor perrons (INF/PRM)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor EG-verklaringen overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

V — TSI

1.2.1.0.6.6

Beoordelingsverklaring BI voor perrons (INF/PRM)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor beoordelingsverklaringen voor BI overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

A — bestaande

1.2.1.0.6.7

Nuttige perronlengte

[NNNN]

De maximale doorlopende lengte (uitgedrukt in meter) van een perron waaraan een trein in normale omstandigheden moet stoppen om passagiers te laten in- en uitstappen, rekening houdend met een passende stoptolerantie (TSI CR INF).

V

1.2.1.0.6.8

Hoogte van perrons

[NNNN]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

550/760/andere (verduidelijk)

Afstand tussen de bovenkant van het perron en het loopvlak van het naastliggende spoor. De nominale waarde wordt uitgedrukt in millimeter.

V

1.2.1.0.6.9

Vaste faciliteiten voor treinvertrek vanaf het perron

[CharacterString]

Vaste uitrusting, zoals spiegels en CCTV-camera’s, als onderdeel van de seingevingsuitrusting, zodat het perronpersoneel het treinpersoneel kan laten weten wanneer het de deuren moet sluiten en, nadat dit correct is gebeurd, de trein moet laten vertrekken.

A

1.2.1.0.6.10

Instaphulpmiddelen op het perron

[J/N]

Informatie over eventuele uitrusting op het perron die het instappen in treinen vergemakkelijkt.

V

1.2.2

DIENSTSPOREN

1.2.2.0.0

Algemene informatie

1.2.2.0.0.1

Naam IB

[CharacterString]

„Infrastructuurbeheerder” is een instantie of onderneming die in het bijzonder voor de totstandbrenging en het onderhoud van spoorweginfrastructuur verantwoordelijk is (artikel 2, onder h), van Richtlijn 2001/14/EG).

V

1.2.2.0.0.2

Identificatie van dienstsporen

[CharacterString]

Unieke dienstspooridentificatie of uniek dienstspoornummer binnen het operationeel punt.

V

1.2.2.0.0.3

Classificatie van dienstsporen

[CharacterString]

één keuze uit een vooraf bepaalde lijst:

HS TEN/CR TEN/niet-TEN

Dienstsporen worden beheerd als onderdeel van HS TEN, CR TEN of niet-TEN.

V

1.2.2.0.1

Keuringsverklaring voor dienstsporen

1.2.2.0.1.1

EG-keuringsverklaring voor dienstsporen (INF)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor EG-verklaringen overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

V — TSI

1.2.2.0.1.2

Beoordelingsverklaring BI voor dienstsporen (INF)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor beoordelingsverklaringen voor BI overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

A — bestaande

1.2.2.0.2

Prestatieparameter

1.2.2.0.2.1

Nuttige lengte van dienstspoor

[NNNN]

Totale lengte van het dienstspoor/opstelspoor in meter waar treinen veilig kunnen worden geparkeerd.

V

1.2.2.0.3

Het tracéontwerp

1.2.2.0.3.1

Maximumhelling voor opstelsporen

[N.N]

Waarde in millimeter per meter van de helling die de TSI-grenswaarde van 2,5 overschrijdt.

A — bestaande

1.2.2.0.3.2

Minimumboogstraal voor bochten in horizontale alignementen

[NNN]

Waarde van de boogstraal (in meter) indien lager dan de ondergrens in de TSI CR INF op niet-TSI-conforme lijnen.

A — bestaande

1.2.2.0.3.3

Minimumboogstraal voor bochten in verticale alignementen

[NNN]

Waarde van de boogstraal (in meter) indien lager dan de ondergrens in de TSI CR INF op niet-TSI-conforme lijnen.

A — bestaande

1.2.2.0.4

Vaste installaties voor het onderhoud van treinen

1.2.2.0.4.1

Toiletledigingsinstallaties

[J + verwijzing/N]

Soort toiletledigingsinstallaties (vaste installaties voor het onderhoud van treinen), zoals bepaald in de TSI INF. Indien ja, verwijs naar een extern document.

V

1.2.2.0.4.2

Wasstraten

[J + verwijzing/N]

Soort wasstraat (vaste installaties voor het onderhoud van treinen), zoals bepaald in de TSI INF. Indien ja, verwijs naar een extern document.

V

1.2.2.0.4.3

Drinkwaterinstallatie

[J + verwijzing/N]

Soort drinkwaterinstallatie (vaste installaties voor het onderhoud van treinen), zoals bepaald in de TSI INF. Indien ja, verwijs naar een extern document.

V

1.2.2.0.4.4

Brandstofbevoorrading

[J + verwijzing/N]

Soort brandstofbevoorrading (vaste installaties voor het onderhoud van treinen), zoals bepaald in de TSI INF. Indien ja, verwijs naar een extern document.

V

1.2.2.0.4.5

Zandvoorziening

[J + verwijzing/N]

Soort zandvoorziening (vaste installaties voor het onderhoud van treinen). Indien ja, verwijs naar een extern document.

V

1.2.2.0.4.6

Elektrische voeding

[J + verwijzing/N]

Soort elektrische voeding (vaste installaties voor het onderhoud van treinen), zoals bepaald in de TSI INF. Indien ja, verwijs naar een extern document.

V

1.2.2.0.5

Tunnel

1.2.2.0.5.1

Naam IB

[CharacterString]

„Infrastructuurbeheerder” is een instantie of onderneming die in het bijzonder voor de totstandbrenging en het onderhoud van spoorweginfrastructuur verantwoordelijk is (artikel 2, onder h), van Richtlijn 2001/14/EG).

V

1.2.2.0.5.2

Tunnelidentificatie

[CharacterString]

Unieke tunnelidentificatie of uniek tunnelnummer binnen een lidstaat.

A

1.2.2.0.5.3

EG-keuringsverklaring voor tunnels (SRT)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor EG-verklaringen overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

V — TSI

1.2.2.0.5.4

Beoordelingsverklaring BI voor tunnels (SRT)

[LC/RRRRRRRRRRRRRR/JJJJ/NNNNNN]

Uniek nummer voor beoordelingsverklaringen voor BI overeenkomstig de formaateisen in het „Document about practical arrangements for transmitting interoperability documents” (Document inzake praktische afspraken voor het verzenden van interoperabiliteitsdocumenten) (ERA/INF/10-2009/INT).

A — bestaande

1.2.2.0.5.5

Tunnellengte

[NNNNN]

Werkelijke lengte van een tunnel (in meter) van tunnelmond tot tunnelmond, gemeten aan de bovenkant van de spoorstaaf. Enkel vereist voor een tunnel met een lengte van minstens 100 m.

A

1.2.2.0.5.6

Noodplan beschikbaar

[J/N]

Plan ontwikkeld onder leiding van de infrastructuurbeheerder en, in voorkomend geval, in samenwerking met de spoorwegondernemingen, hulpdiensten en relevante autoriteiten voor elke tunnel. Het plan moet in overeenstemming zijn met de faciliteiten voor zelfredding, evacuatie en redding (TSI SRT, Beschikking 2008/163/EG).

V — TSI

A — bestaande

4.   GEBRUIKSAANWIJZING

4.1.   Bewerkingen

Om te voldoen aan de verzoeken om gegevens, ondersteunt het register de bewerkingen in tabel 2.

Tabel 2

Lijst van bewerkingen

Gegevens ontvangen om de trajectverenigbaarheid voor geplande treindiensten te controleren

Technische kenmerken opvragen voor een specifiek traject om de technische compatibiliteit tussen vaste installaties en rollend materieel te controleren overeenkomstig de interface met het Europees register van goedgekeurde voertuigtypen

Gegevens ontvangen om te zorgen voor technische compatibiliteit voor vaste installaties

Technische kenmerken opvragen voor een specifiek trajectgedeelte om de interfaces met het systeem waarin het is geïntegreerd aan de grenzen te controleren

Gegevens ontvangen om subsystemen rollend materieel te ontwerpen

Technische kenmerken opvragen voor een bepaald deel van het spoorwegnet met het oog op conformiteit bij het ontwerpen en goedkeuren van voertuigen voor indienststelling op het „type”-niveau

Gegevens ontvangen om interoperabiliteit van het EU-spoorwegnet te controleren

Technische kenmerken opvragen voor bepaalde delen van de spoorwegnetten met het oog op regelmatige controle van voortgang op het gebied van een interoperabel EU-spoorwegnet in termen van kernprestatie-indicatoren

4.2.   Herzieningscyclus

De lidstaten moeten regelmatig, en minstens om de drie maanden, hun gegevens in het register bijwerken. Eén bijwerking moet samenvallen met de jaarlijkse publicatie van de netverklaring.