18.9.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 246/18 |
VERORDENING (EU) Nr. 822/2010 VAN DE COMMISSIE
van 17 september 2010
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 198/2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1552/2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van bij- en nascholing in ondernemingen, wat de te verzamelen gegevens en de steekproef-, nauwkeurigheids- en kwaliteitsvereisten betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1552/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de statistiek van bij- en nascholing in ondernemingen (1), en met name artikel 7, lid 3, artikel 8, lid 2 en artikel 9, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 1552/2005 is een gemeenschappelijk kader voor de opstelling van Europese statistieken over de bij- en nascholing in ondernemingen vastgesteld. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 198/2006 van de Commissie van 3 februari 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1552/2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van bij- en nascholing in ondernemingen (2) is vastgesteld welke specifieke gegevens moeten worden verzameld voor ondernemingen die scholing geven en ondernemingen die dit niet doen, en voor de verschillende vormen van bij- en nascholing, de steekproef- en nauwkeurigheidsvereisten, de kwaliteitsvereisten voor de gegevens die moeten worden verzameld, en de structuur van de kwaliteitsverslagen. |
(3) |
Na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 (3) moeten gedetailleerde NACE Rev. 2-categorieën en grootteklassen worden vastgesteld waarin de resultaten kunnen worden ingedeeld. |
(4) |
De Commissie moet vaststellen welke specifieke gegevens moeten worden verzameld voor ondernemingen die scholing geven en ondernemingen die dit niet doen en voor de verschillende vormen van bij- en nascholing. |
(5) |
Er moeten uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld betreffende de kwaliteitsvereisten voor de gegevens over scholing in ondernemingen die ten behoeve van de Europese statistiek moeten worden verzameld en ingediend, de structuur van de kwaliteitsverslagen en de maatregelen die nodig zijn om de kwaliteit van de gegevens te beoordelen of te verbeteren. |
(6) |
In Verordening (EG) nr. 452/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 betreffende de productie en ontwikkeling van statistieken over onderwijs en een leven lang leren (4) is een nieuw statistisch instrument over de deelname van volwassenen aan een leven lang leren vastgesteld. |
(7) |
Gezien de informatie die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 452/2008 beschikbaar moet worden gemaakt, alsmede de behoefte om de kwaliteit van de resultaten over scholing in ondernemingen te verbeteren en de belasting voor ondernemingen te verminderen is het zinvol het coderingsschema en de steekproef-, nauwkeurigheids- en kwaliteitsvereisten te wijzigen. |
(8) |
Verordening (EG) nr. 198/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I, II, III en V bij Verordening (EG) nr. 198/2006 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 september 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 255 van 30.9.2005, blz. 1.
(2) PB L 32 van 4.2.2006, blz. 15.
(3) PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1.
(4) PB L 145 van 4.6.2008, blz. 227.
BIJLAGE
1. |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 198/2006 komt als volgt te luiden: „BIJLAGE I VARIABELEN Opmerkingen over de tabel: De aanduidingen „Kern” en „Sleutel” in de kolom „Groep” worden in bijlage III toegelicht. De aanduiding „ID” betekent dat de variabele een identificatievariabele is (ontbrekende waarde niet toegestaan). In de kolom „Type” duidt „QL” op een kwalitatieve variabele van het type Ja/Neen, „QM” op een kwalitatieve variabele met meerdere categorieën en „QT” op een kwantitatieve variabele. NACE verwijst naar economische activiteit overeenkomstig NACE Rev. 2. 1. Variabelen die voor alle ondernemingen moeten worden verzameld: kenmerken van de steekproef
2. Variabelen die voor alle ondernemingen moeten worden verzameld: achtergrondgegevens
3. Variabelen die voor alle ondernemingen moeten worden verzameld: strategieën voor bij- en nascholing
4. Variabelen die voor alle ondernemingen moeten worden verzameld: kenmerken van bij- en nascholing
De onderstaande punten 5 en 6 zijn bestemd voor ondernemingen die in het referentiejaar bij- en nascholingscursussen geven ((B1a of B1b) = JA). Punt 7 is bestemd voor alle opleidende ondernemingen in het referentiejaar, d.w.z.:
Punt 8 is bestemd voor niet-opleidende ondernemingen. 5. Variabelen die moeten worden verzameld voor ondernemingen die bij- en nascholingscursussen hebben gegeven: deelnemers, onderwerpen en verstrekkers van bij- en nascholing
6. Variabelen die moeten worden verzameld voor ondernemingen die bij- en nascholingscursussen hebben gegeven: kosten van bij- en nascholing
7. Variabelen die moeten worden verzameld voor ondernemingen die bij- en nascholingscursussen of andere vormen van bij- en nascholing hebben gegeven: kwaliteit van bij- en nascholing, resultaten en problemen
8. Variabelen die voor ondernemingen die geen scholing geven, moeten worden verzameld: redenen om geen bij- en nascholing te verstrekken
9. Variabelen die voor alle ondernemingen moeten worden verzameld: initieel beroepsonderwijs
Facultatieve variabelen De lidstaten kunnen op facultatieve basis aanvullende variabelen bij de Commissie (Eurostat) indienen in een geharmoniseerd formaat zoals beschreven in de in artikel 8 genoemde handleiding voor de Europese Unie.”. |
2. |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 198/2006 komt als volgt te luiden: „BIJLAGE II STEEKPROEF
|
3. |
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 198/2006 komt als volgt te luiden: „BIJLAGE III Beginselen voor de toerekening en weging van de records De landen treffen alle passende maatregelen om de item- en unit-non-respons te beperken. Zij doen alle redelijke inspanningen om andere gegevensbronnen te gebruiken voordat zij tot toerekening overgaan. De volgende variabelen zijn kernvariabelen waarvoor geen ontbrekende waarden of toerekening zijn toegestaan:
De volgende variabelen zijn sleutelvariabelen waarvoor ontbrekende waarden zo veel mogelijk moeten worden vermeden en toerekening wordt aanbevolen:
Toerekening voor item-non-respons wordt aanbevolen onder toepassing van onderstaande algemene regels:
In bijlage I is aangegeven welke variabelen kwantitatief en welke kwalitatief zijn. De lidstaten berekenen en verstrekken voor elk van de gegevensrecords een gewicht, samen met eventuele hulpvariabelen die voor de berekening van dit gewicht zijn gebruikt. Deze hulpvariabelen moeten zo nodig als RESPEXTRA1, RESPEXTRA2, RESPEXTRA3 worden geregistreerd. In het kwaliteitsverslag wordt toegelicht welke methoden voor de vaststelling van de gewichten zijn gebruikt.”. |
4. |
Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 198/2006 komt als volgt te luiden: „BIJLAGE V FORMAAT VAN HET KWALITEITSVERSLAG De lidstaten dienen een kwaliteitsverslag in dat overeenkomstig een door de Commissie (Eurostat) verstrekt standaardformaat is opgesteld. Bij het kwaliteitsverslag wordt een kopie van de nationale vragenlijst gevoegd. 1. RELEVANTIE Uitvoering van de enquête en mate waarin de statistieken in de huidige en potentiële gebruikersbehoeften voorzien. Hieronder vallen een beschrijving van de gebruikers en hun individuele behoeften, alsmede een beoordeling of en in hoeverre in deze behoeften is voorzien. 2. NAUWKEURIGHEID 2.1. Steekproeffouten Dit omvat:
Te verstrekken tabellen (met uitsplitsing naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse volgens het nationale steekproefplan):
Te verstrekken tabellen (met uitsplitsing naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse volgens het nationale steekproefplan, met allocatie volgens de waargenomen kenmerken van de onderneming):
2.2. Niet-steekproeffouten 2.2.1. Fouten bij de dekking Dit omvat:
Te verstrekken tabellen (met uitsplitsing naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse volgens het nationale steekproefplan, met allocatie volgens de waargenomen kenmerken van de onderneming):
2.2.2. Meetfouten In voorkomend geval een beoordeling van fouten die zich bij de verzameling van de gegevens hebben voorgedaan door bijvoorbeeld:
2.2.3. Verwerkingsfouten Dit omvat een beschrijving van de verwerking van de gegevens zoals verwerkingssysteem en gebruikte hulpmiddelen, fouten door codering, bewerking, weging of tabellering, kwaliteitscontroles op macro-/microniveau en correcties en mislukte bewerkingen. 2.2.4. Fouten door non-respons Dit omvat een evaluatie van de unit- en de item-non-respons en een beschrijving van de maatregelen in verband met herbenaderingen, alsmede:
Te verstrekken tabellen (met uitsplitsing naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse volgens het nationale steekproefplan, met allocatie volgens de waargenomen kenmerken van de onderneming):
3. TIJDIGHEID EN PUNCTUALITEIT Dit omvat een tabel met de begin- en einddata voor elk van de volgende fasen van het project, zoals veldwerk (gezien de verschillende verzamelmethoden), herinneringsbrieven en follow-up, controle en bewerking van de gegevens, verdere validatie en toerekening, onderzoek naar non-respons (indien van toepassing) en schattingen, alsmede toezending van de gegevens aan Eurostat en verspreiding van de nationale resultaten. 4. TOEGANKELIJKHEID EN DUIDELIJKHEID Dit omvat het type resultaten dat naar de ondernemingen is gezonden, een schema voor de verspreiding van de resultaten en een kopie van documenten over de voor de ingediende statistieken gebruikte methoden. 5. VERGELIJKBAARHEID Dit omvat de afwijkingen van de Europese vragenlijst en definities die in de in artikel 8 bedoelde handleiding worden verstrekt, en een beschrijving van koppelingen met andere statistische bronnen (gebruik van gegevens die in registers beschikbaar waren, koppeling van de enquête aan een andere nationale enquête). 6. SAMENHANG Dit omvat een vergelijking van statistieken over hetzelfde verschijnsel of aspect uit andere enquêtes of bronnen en een beoordeling van de samenhang met gegevens over het aantal werknemers in de structurele bedrijfsstatistieken, uitgesplitst naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse. Te verstrekken tabellen (met uitsplitsing naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse volgens het nationale steekproefplan, met allocatie volgens de waargenomen kenmerken van de onderneming):
7. KOSTEN EN BELASTING Dit omvat een analyse van de belasting en het nut op nationaal niveau, waarbij bijvoorbeeld de gemiddeld benodigde tijd per vragenlijst, problematische vragen en variabelen, nuttigste/minst nuttige variabelen voor de beschrijving van de bij- en nascholing op nationaal niveau, geschatte of werkelijke tevredenheid van gebruikers van de gegevens op nationaal niveau, de uiteenlopende belasting voor kleine en grote ondernemingen en de pogingen die zijn gedaan om de belasting te verminderen, in aanmerking worden genomen. |
(1) PB L 61 van 5.3.2008, blz. 6.”.
(2) De variatiecoëfficiënt is de verhouding tussen de vierkantswortel van de variantie van de schatter en de verwachte waarde. Hij wordt geschat door de verhouding tussen de vierkantswortel van de schatting van de steekproefvariantie en de geschatte waarde te berekenen. Bij de schatting van de steekproefvariantie moet rekening worden gehouden met de steekproefopzet en veranderingen in de strata.
(3) Het unit-responspercentage is de verhouding tussen het aantal respondenten in het waarnemingsgebied en het aantal aan de geselecteerde populatie toegezonden vragenlijsten.
(4) Het item-responspercentage voor een variabele is de verhouding tussen het aantal beschikbare gegevens en het aantal beschikbare en ontbrekende gegevens (dat gelijk is aan het aantal respondenten in het waarnemingsgebied).”.