29.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/1


VERORDENING (EU) Nr. 437/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 mei 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1080/2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling wat betreft de subsidiabiliteit van huisvestingsprojecten voor gemarginaliseerde gemeenschappen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 178,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de economische en sociale samenhang van de Unie te vergroten is het nodig dat steun wordt verleend aan beperkte projecten voor de renovatie van bestaande voor huisvesting gebruikte gebouwen in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden. Die projecten kunnen worden uitgevoerd onder de voorwaarden van artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (3).

(2)

De uitgaven moeten worden geprogrammeerd binnen het kader van een geïntegreerde actie voor stadsontwikkeling of een prioritair zwaartepunt voor gebieden die te maken hebben met of bedreigd worden door materiële achteruitgang en sociale uitsluiting. Voor de duidelijkheid moeten de voorwaarden waaronder huisvestingsprojecten in stedelijke gebieden kunnen worden uitgevoerd, worden vereenvoudigd. Daartoe moeten de uitgaven voor huisvestingsprojecten worden geprogrammeerd rekening houdend met verschillende parameters, ongeacht de financieringsbron. Voorts moeten alleen uitgaven voor werkzaamheden met betrekking tot bestaande gebouwen subsidiabel worden geacht.

(3)

In diverse lidstaten vormt huisvesting een doorslaggevende integratiefactor voor gemarginaliseerde gemeenschappen die in stedelijke of plattelandsgebieden wonen. Daarom is het nodig dat de subsidiabiliteit van de uitgaven voor huisvestingsprojecten in alle lidstaten wordt uitgebreid tot deze gemeenschappen die in stedelijke of plattelandsgebieden wonen.

(4)

Ongeacht of gemeenschappen zich in stedelijke of plattelandsgebieden bevinden, moeten wegens de extreem slechte kwaliteit van hun huisvestingsomstandigheden, de uitgaven voor de renovatie of voor de vervanging van bestaande huizen door onder andere nieuw gebouwde huizen, ook subsidiabel worden geacht.

(5)

Overeenkomstig beginsel nr. 2 van de gemeenschappelijke basisbeginselen inzake integratie van de Roma, opnieuw bevestigd door de Raad in zijn conclusies over de integratie van de Roma van 8 juni 2009, mogen op een specifieke groep gerichte huisvestingsprojecten andere mensen in vergelijkbare sociaaleconomische omstandigheden niet uitsluiten.

(6)

Overeenkomstig beginsel nr. 1 van die gemeenschappelijke basisbeginselen moeten, om de risico’s van segregatie te beperken, huisvestingsprojecten voor gemarginaliseerde gemeenschappen worden uitgevoerd binnen het kader van een geïntegreerde aanpak die met name acties omvat op het gebied van onderwijs, gezondheid, sociale zaken, werkgelegenheid en veiligheid, alsook maatregelen om de segregatie op te heffen.

(7)

Er moet voor worden gezorgd dat eenvormige voorwaarden worden toegepast bij de goedkeuring van de lijst van criteria voor het bepalen van de gebieden die te maken hebben met of bedreigd worden door materiële achteruitgang en sociale uitsluiting en de goedkeuring van de lijst van subsidiabele projecten. Artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt dat de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, vooraf volgens bij een volgens de gewone wetgevingsprocedure vastgestelde verordening worden vastgelegd. In afwachting van de vaststelling van een dergelijke verordening en om onderbreking van het wetgevend optreden van de Unie te voorkomen, moet het bepaalde in Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4) van toepassing blijven.

(8)

Verordening (EG) nr. 1080/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1080/2006 wordt vervangen door:

„2.   De uitgaven voor huisvesting, behalve voor energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie, zoals vastgelegd in lid 1 bis, zijn in de volgende gevallen subsidiabel:

a)

voor de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, wanneer de uitgaven worden aangegaan binnen het kader van een geïntegreerde aanpak voor stadsontwikkeling voor gebieden die te maken hebben met of bedreigd worden door materiële achteruitgang en sociale uitsluiting;

b)

voor alle lidstaten, uitsluitend wanneer de uitgaven worden aangegaan binnen het kader van een geïntegreerde aanpak voor gemarginaliseerde gemeenschappen.

De toewijzing voor uitgaven voor huisvesting bedraagt hetzij ten hoogste 3 % van de EFRO-toewijzing aan de betrokken operationele programma’s, hetzij 2 % van de totale EFRO-toewijzing.

2 bis.   Voor de uitvoering van lid 2, onder a) en b), maar onverminderd de tweede alinea van dit lid, worden de uitgaven beperkt tot de volgende activiteiten:

a)

renovatie van de gemeenschappelijke ruimten in bestaande meergezinswoningen;

b)

renovatie en verandering van gebruik van bestaande gebouwen die eigendom zijn van openbare instanties of marktdeelnemers zonder winstoogmerk en die dienen om gezinnen met een laag inkomen of mensen met bijzondere behoeften te huisvesten.

Voor de uitvoering van lid 2, onder b), mogen de activiteiten de renovatie of vervanging van bestaande huizen omvatten.

De Commissie stelt de lijst van criteria voor het bepalen van de in lid 2, onder a), bedoelde gebieden en de lijst van subsidiabele interventies vast volgens de procedure van artikel 103, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1083/2006.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 19 mei 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

D. LÓPEZ GARRIDO


(1)  Advies van 5 november 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 10 februari 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 26 april 2010.

(3)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 1.

(4)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.