31.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 84/1


RICHTLIJN 2010/24/EU VAN DE RAAD

van 16 maart 2010

betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op de artikelen 113 en 115,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend overeenkomstig een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wederzijdse bijstand tussen de lidstaten met het oog op het invorderen van uit belastingen, rechten en andere maatregelen voortvloeiende schuldvorderingen van de lidstaten en van de Unie draagt bij tot de goede werking van de interne markt. Wederzijdse bijstand is een garantie voor fiscale neutraliteit en maakt dat lidstaten kunnen afzien van discriminerende beschermende maatregelen die zij ter voorkoming van belastingfraude en derving van begrotingsmiddelen ten aanzien van grensoverschrijdende handelingen hadden genomen.

(2)

Bij Richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten, is voor het eerst een regeling voor wederzijdse bijstand bij invordering opgezet (3). Deze richtlijn is samen met haar wijzigingsbesluiten gecodificeerd bij Richtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (4).

(3)

Ofschoon die regeling een eerste stap vormde naar betere invorderingsprocedures in de Unie doordat zij de toepasselijke nationale regels nader tot elkaar bracht, bleek zij echter niet langer te voldoen aan de eisen van de interne markt zoals deze zich in de afgelopen 30 jaar heeft ontwikkeld.

(4)

Om de financiële belangen van de lidstaten en de neutraliteit van de interne markt beter te vrijwaren, is het noodzakelijk het toepassingsgebied van de wederzijdse invorderingsbijstand uit te breiden tot schuldvorderingen welke voortvloeien uit belastingen en rechten die er tot dusverre nog niet onder vielen; om aan het stijgende aantal verzoeken om bijstand te kunnen voldoen en betere resultaten te bereiken, moet de invorderingsbijstand efficiënter en effectiever worden georganiseerd en in praktisch opzicht gemakkelijker kunnen verlopen. Dit vergt belangrijke aanpassingen; een loutere wijziging van Richtlijn 2008/55/EG zou niet volstaan om de doelstellingen te verwezenlijken. Die richtlijn moet derhalve worden ingetrokken en worden vervangen door een nieuw rechtsinstrument, dat op de resultaten van de vigerende richtlijn voortbouwt maar de regels waar nodig helderder en nauwkeuriger maakt.

(5)

Verduidelijking van de regels zal de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten verruimen. Voorts is het de bedoeling dat alle natuurlijke en rechtspersonen in de Unie onder die regels komen te vallen, gelet op het steeds grotere scala aan juridische constructies, dat naast de gebruikelijke trusts en stichtingen ook nieuwe, door belastingplichtigen in de lidstaten gecreëerde rechtsfiguren kan omvatten. Ook kan dan rekening worden gehouden met alle verschijningsvormen die met belastingen, rechten, heffingen, restituties en interventies verband houdende vorderingen van publieke autoriteiten kunnen aannemen, met inbegrip van tegen de betrokken belastingplichtige of tegen een derde ingestelde geldvorderingen die in de plaats treden van de oorspronkelijke schuldvordering. Verduidelijking van de regels is eerst en vooral nodig om de rechten en plichten van de betrokken partijen beter af te bakenen.

(6)

Deze richtlijn laat onverlet dat het de bevoegdheid van de lidstaten is te bepalen welke invorderingsmaatregelen er in hun interne recht ter beschikking staan. Het is echter zaak te beletten dat de naadloze werking van de regeling voor wederzijdse bijstand waarin deze richtlijn voorziet, in het gedrang komt door verschillen in nationaal recht of een gebrek aan coördinatie tussen bevoegde autoriteiten.

(7)

Wederzijdse bijstand kan inhouden dat de aangezochte autoriteit enerzijds aan de verzoekende autoriteit de inlichtingen verstrekt die deze nodig heeft om de in de verzoekende lidstaat ontstane schuldvorderingen in te vorderen, en aan de schuldenaar alle in de verzoekende lidstaat afgegeven documenten met betrekking tot die schuldvorderingen notificeert. Anderzijds kan de verzoekende autoriteit van de verzoekende autoriteit de schuldvorderingen invorderen die in de verzoekende lidstaat zijn ontstaan, of conservatoire maatregelen nemen om de invordering van deze schuldvorderingen te waarborgen.

(8)

De vaststelling van een uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de aangezochte lidstaat en een uniform standaardformulier voor de notificatie van akten en beslissingen met betrekking tot de schuldvordering moet een einde maken aan de problemen omtrent de erkenning en vertaling van in andere lidstaten afgegeven titels, die de efficiëntie van de vigerende bijstandsregeling in sterke mate belemmeren.

(9)

Er moet een rechtsgrondslag komen voor het zonder voorafgaand verzoek uitwisselen van inlichtingen over specifieke belastingteruggaven. De efficiëntie gebiedt voorts dat belastingambtenaren van een lidstaat aanwezig kunnen zijn bij en kunnen deelnemen aan administratieve onderzoeken in een andere lidstaat. Ook moet de inlichtingenuitwisseling tussen diensten rechtstreekser kunnen verlopen, teneinde de bijstand sneller en efficiënter te maken.

(10)

Gelet op de toenemende mobiliteit op de interne markt en de beperkingen die het Verdrag of andere wetgeving oplegt ter zake van de waarborgen welke kunnen worden verlangd van belastingplichtigen die niet op het nationale grondgebied zijn gevestigd, moeten de mogelijkheden om in een andere lidstaat verzoeken tot invordering of tot het nemen van conservatoire maatregelen in te dienen, worden uitgebreid. Aangezien het tijdstip van ontstaan van een schuldvordering van cruciaal belang is, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben een verzoek om wederzijdse bijstand in te dienen ook als nog niet alle nationale invorderingsmiddelen zijn aangewend, bijvoorbeeld wanneer de aanwending van die middelen in de verzoekende lidstaat tot onevenredige moeilijkheden zou leiden.

(11)

Een algemene verplichting om verzoeken en documenten in digitale vorm en via een elektronisch netwerk te doen toekomen, in combinatie met precieze regels inzake de taalregeling voor verzoeken en documenten, moet het de lidstaten mogelijk maken verzoeken sneller en vlotter te behandelen.

(12)

Het kan gebeuren dat, terwijl de invorderingsprocedure in de aangezochte lidstaat loopt, de schuldvordering, de door de autoriteiten van de verzoekende lidstaat verrichte notificatie of de executoriale titel door de betrokkene wordt betwist. Bepaald moet worden dat de betrokkene in dergelijke gevallen een rechtsgeding aanhangig moet maken bij de bevoegde instantie van de verzoekende lidstaat en dat de aangezochte autoriteit, tenzij de verzoekende autoriteit anders verzoekt, de door haar ingezette executieprocedure moet schorsen totdat de bevoegde instantie van de verzoekende lidstaat een beslissing heeft gegeven.

(13)

Teneinde de lidstaten ertoe te bewegen voldoende middelen in te zetten voor de invordering van schuldvorderingen van andere lidstaten, moet de aangezochte lidstaat de aan de invordering verbonden kosten op de schuldenaar kunnen verhalen.

(14)

De efficiëntie is er het meest mee gediend dat de aangezochte autoriteit die uitvoering geeft aan een verzoek om bijstand, de bevoegdheden kan aanwenden waarover zij krachtens haar nationale wetgeving beschikt voor uit dezelfde of soortgelijke belastingen of rechten voortvloeiende schuldvorderingen. Bij gebreke van soortgelijke belastingen of rechten zou de procedure die krachtens de nationale wetgeving van de aangezochte lidstaat geldt voor uit de inkomstenbelasting voortvloeiende schuldvorderingen het meest aangewezen zijn. Deze aanwending van de nationale wetgeving mag in de regel niet gelden met betrekking tot de preferentiële behandeling die wordt toegekend aan schuldvorderingen welke ontstaan in de aangezochte lidstaat. Wel zou het mogelijk moeten zijn de preferentiële behandeling op basis van een overeenkomst tussen de betrokken lidstaten tot schuldvorderingen van andere lidstaten uit te breiden.

(15)

Wat verjaringskwesties betreft, is het noodzakelijk de bestaande regels te vereenvoudigen door te bepalen dat de schorsing, onderbreking of verlenging van verjaringstermijnen in het algemeen onderworpen is aan de rechtsregels die gelden in de aangezochte lidstaat, tenzij schorsing, stuiting of verlenging van de verjaringstermijn krachtens de in die lidstaat geldende rechtsregels niet mogelijk is.

(16)

De efficiëntie gebiedt dat inlichtingen die in het kader van de wederzijdse bijstand zijn verstrekt, in de lidstaat die de inlichtingen ontvangt, mogen worden gebruikt voor andere doeleinden dan bepaald in deze richtlijn, mits dit is toegestaan bij de nationale wetgeving van zowel de lidstaat die de inlichtingen verstrekt als de lidstaat die de inlichtingen ontvangt.

(17)

Deze richtlijn mag de vervulling van verplichtingen tot het verstrekken van ruimere bijstand uit hoofde van bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen niet verhinderen.

(18)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).

(19)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Unie hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(20)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de instelling van een uniforme regeling voor bijstand bij invordering op de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de vereiste uniformiteit, doeltreffendheid en doelmatigheid beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(21)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze richtlijn worden de regels vastgesteld voor de bijstandsverlening tussen de lidstaten ten behoeve van de invordering in iedere lidstaat van de in artikel 2 bedoelde schuldvorderingen die in een andere lidstaat zijn ontstaan.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn is van toepassing op schuldvorderingen die voortvloeien uit:

a)

alle vormen van belastingen en rechten, geheven door of ten behoeve van een lidstaat of zijn territoriale of staatkundige onderdelen, lokale overheden daaronder begrepen, dan wel ten behoeve van de Unie;

b)

restituties, interventies en andere maatregelen die deel uitmaken van het stelsel van volledige of gedeeltelijke financiering door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), met inbegrip van in het kader van deze maatregelen te innen bedragen;

c)

heffingen en andere rechten uit hoofde van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker.

2.   Het toepassingsgebied van deze richtlijn omvat:

a)

administratieve sancties, boetes, heffingen en toeslagen in verband met de schuldvorderingen waarvoor om wederzijdse bijstand kan worden verzocht overeenkomstig lid 1, welke opgelegd zijn door de administratieve autoriteiten die bevoegd zijn om de desbetreffende belastingen of rechten te heffen of om administratieve onderzoeken daarnaar te verrichten, of welke op verzoek van de bovengenoemde administratieve autoriteiten door administratieve of gerechtelijke instanties bevestigd zijn;

b)

heffingen voor in het kader van administratieve procedures in verband met belastingen en rechten afgegeven verklaringen en soortgelijke documenten;

c)

interesten en kosten die verbonden zijn aan de schuldvorderingen waarvoor om wederzijdse bijstand kan worden verzocht overeenkomstig lid 1 of de punten a) en b) van het onderhavige lid.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a)

verplichte socialezekerheidsbijdragen, te betalen aan een lidstaat, een onderdeel van die lidstaat of een publiekrechtelijke socialezekerheidsinstelling;

b)

heffingen die niet genoemd worden in lid 2;

c)

contractueel verschuldigde bedragen, zoals betalingen voor openbare nutsvoorzieningen;

d)

strafrechtelijke sancties die zijn opgelegd op grond van een strafvordering of andere niet onder lid 2, punt a), vallende strafrechtelijke sancties.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)   „verzoekende autoriteit”: een centraal verbindingsbureau, een verbindingsbureau of een verbindingsdienst van een lidstaat die een verzoek om bijstand indient betreffende een schuldvordering als bedoeld in artikel 2;

b)   „aangezochte autoriteit”: een centraal verbindingsbureau, een verbindingsbureau of een verbindingsdienst van een lidstaat waaraan een verzoek om bijstand wordt gericht;

c)   „persoon”:

i)

een natuurlijk persoon,

ii)

een rechtspersoon,

iii)

indien de geldende wetgeving in die mogelijkheid voorziet, een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de wettelijke status van rechtspersoon bezit, of

iv)

een andere juridische constructie, ongeacht de aard of de vorm ervan, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die activa bezit of beheert welke, met inbegrip van de daardoor gegenereerde inkomsten, aan onder deze richtlijn vallende belastingen zijn onderworpen;

d)   „langs elektronische weg”: door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking, met inbegrip van digitale compressie, en gegevensopslag, met gebruikmaking van draden, radio, optische of andere elektromagnetische middelen;

e)   „CCN-netwerk”: het op het gemeenschappelijke communicatienetwerk (common communications network — CCN) gebaseerde gemeenschappelijke platform dat de Unie ontwikkeld heeft voor het elektronische berichtenverkeer tussen autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van douane en belastingen.

Artikel 4

Organisatie

1.   Iedere lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op 20 mei 2010 mede welke de voor de toepassing van deze richtlijn bevoegde autoriteit(en) (hierna „de bevoegde autoriteit”) zijn en stelt de Commissie onverwijld in kennis van wijzigingen dienaangaande.

De Commissie stelt de ontvangen informatie ter beschikking van de andere lidstaten en maakt de lijst van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.

2.   De bevoegde autoriteit wijst een centraal verbindingsbureau aan dat primair verantwoordelijk is voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de onder deze richtlijn vallende wederzijdse bijstand.

Het centrale verbindingsbureau kan ook worden aangewezen als het bureau dat verantwoordelijk is voor de contacten met de Commissie.

3.   De bevoegde autoriteit van iedere lidstaat kan verbindingsbureaus aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de contacten met andere lidstaten ten behoeve van de wederzijdse bijstand betreffende een of meer specifieke vormen of categorieën van de in artikel 2 bedoelde belastingen en rechten.

4.   De bevoegde autoriteit van iedere lidstaat kan andere bureaus dan het centrale verbindingsbureau of de verbindingsbureaus als verbindingsdienst aanwijzen. Een verbindingsdienst verzoekt om of verleent wederzijdse bijstand op grond van deze richtlijn in verband met zijn specifieke territoriale of functionele bevoegdheid.

5.   Een verbindingsbureau dat of een verbindingsdienst die een verzoek om wederzijdse bijstand ontvangt dat een optreden buiten de aan dat bureau of die dienst toegewezen bevoegdheid vereist, geeft het verzoek onverwijld door aan het bevoegde bureau c.q. de bevoegde dienst, voor zover bekend, of aan het centrale verbindingsbureau, en stelt de verzoekende autoriteit daarvan in kennis.

6.   De bevoegde autoriteit van iedere lidstaat doet de Commissie mededeling van het centrale verbindingsbureau en de eventuele verbindingsbureaus of verbindingsdiensten die zij heeft aangewezen. De Commissie stelt de ontvangen informatie ter beschikking van de lidstaten.

7.   Alle mededelingen worden toegezonden door of namens of, per individueel geval, met instemming van het centrale verbindingsbureau, dat zorg draagt voor een effectieve communicatie.

HOOFDSTUK II

UITWISSELING VAN INLICHTINGEN

Artikel 5

Verzoek om inlichtingen

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit alle inlichtingen die normaliter voor de verzoekende autoriteit van belang zijn ten behoeve van de invordering van haar schuldvorderingen als bedoeld in artikel 2.

Met het oog op die inlichtingenverstrekking laat de aangezochte autoriteit alle administratieve onderzoeken verrichten die noodzakelijk zijn om deze inlichtingen te verkrijgen.

2.   De aangezochte autoriteit is niet gehouden inlichtingen te verstrekken:

a)

die zij niet zou kunnen verkrijgen voor de invordering van soortgelijke schuldvorderingen die in de aangezochte lidstaat zijn ontstaan;

b)

waarmee een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim zou worden onthuld;

c)

waarvan mededeling een aantasting zou kunnen vormen van de veiligheid of in strijd zou kunnen zijn met de openbare orde van de aangezochte lidstaat.

3.   In geen geval wordt lid 2 uitgelegd in die zin dat een aangezochte autoriteit van een lidstaat mag weigeren inlichtingen te verstrekken, louter omdat de inlichtingen bij een bank, een andere financiële instelling of een als vertegenwoordiger, agent of trustee optredende persoon berusten, of omdat de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.

4.   De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit op de hoogte van de beweegredenen die zich verzetten tegen het voldoen aan het verzoek tot inlichtingen.

Artikel 6

Uitwisseling van inlichtingen zonder voorafgaand verzoek

Indien een teruggaaf van belastingen of rechten, met uitzondering van de belasting over de toegevoegde waarde, betrekking heeft op een persoon die gevestigd is of zijn woonplaats heeft in een andere lidstaat, kan de lidstaat van teruggaaf de lidstaat van vestiging of woonplaats in kennis stellen van de aanstaande teruggaaf.

Artikel 7

Aanwezigheid in de administratiekantoren en deelname aan administratieve onderzoeken

1.   De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat, ter bevordering van de wederzijdse bijstand waarin deze richtlijn voorziet, de door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren, onder de door de aangezochte autoriteit vastgestelde voorwaarden,

a)

aanwezig zijn in de kantoren waar de administratieve autoriteiten van de aangezochte lidstaat hun taken vervullen;

b)

aanwezig zijn bij administratieve onderzoeken op het grondgebied van de aangezochte lidstaat;

c)

de bevoegde ambtenaren van de aangezochte lidstaat in rechtszaken in die lidstaat bijstaan.

2.   Voor zover dit bij de in de aangezochte lidstaat geldende wetgeving is toegestaan, kan in de in lid 1, onder b), bedoelde overeenkomst worden bepaald dat ambtenaren van de verzoekende lidstaat personen kunnen ondervragen en dossiers kunnen bestuderen.

3.   Door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren die gebruikmaken van de bij de leden 1 en 2 geboden mogelijkheden, dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen voorleggen waarin hun identiteit en hun officiële hoedanigheid zijn vermeld.

HOOFDSTUK III

BIJSTAND BIJ DE NOTIFICATIE VAN DOCUMENTEN

Artikel 8

Verzoek tot notificatie van bepaalde documenten die betrekking hebben op schuldvorderingen

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit over tot notificatie aan de geadresseerde van alle, dus ook gerechtelijke, documenten met betrekking tot een in artikel 2 bedoelde schuldvordering of de invordering daarvan, welke uitgaan van de verzoekende lidstaat.

Het verzoek tot notificatie gaat vergezeld van een standaardformulier dat ten minste de volgende gegevens bevat:

a)

naam, adres en andere gegevens die van belang zijn om de identiteit van de geadresseerde vast te stellen;

b)

het doel van de notificatie en de termijn binnen welke de notificatie dient te geschieden;

c)

een beschrijving van het aangehechte document en de aard en het bedrag van de betrokken schuldvordering;

d)

naam, adres en andere contactgegevens met betrekking tot:

i)

het bureau dat verantwoordelijk is voor het aangehechte document, en, indien dat een ander bureau is,

ii)

het bureau waar nadere inlichtingen kunnen worden verkregen over het genotificeerde document of over de mogelijkheden tot betwisting van de betalingsverplichting.

2.   De verzoekende autoriteit doet alleen een verzoek tot notificatie op grond van dit artikel wanneer zij niet kan notificeren volgens de regels voor de notificatie van het betrokken document in de verzoekende lidstaat of wanneer een dergelijke notificatie buitensporige problemen zou veroorzaken.

3.   De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld op de hoogte van het gevolg dat aan het verzoek tot notificatie is gegeven en meer in het bijzonder van de datum waarop het document aan de geadresseerde is genotificeerd.

Artikel 9

Wijze van notificatie

1.   De aangezochte autoriteit zorgt ervoor dat de notificatie in de aangezochte lidstaat geschiedt volgens de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk van de aangezochte lidstaat.

2.   Lid 1 doet niet af aan enige andere vorm van notificatie die door een bevoegde autoriteit van de verzoekende lidstaat wordt verricht overeenkomstig de in die lidstaat geldende voorschriften.

Een bevoegde autoriteit van de verzoekende lidstaat kan documenten rechtstreeks per aangetekende brief of langs elektronische weg notificeren aan een persoon op het grondgebied van een andere lidstaat.

HOOFDSTUK IV

INVORDERING OF CONSERVATOIRE MAATREGELEN

Artikel 10

Verzoek om inlichtingen

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit over tot invordering van de schuldvorderingen waarvoor een titel voor het nemen van executiemaatregelen in de verzoekende lidstaat bestaat.

2.   Zodra de verzoekende autoriteit kennis krijgt van nuttige inlichtingen betreffende de zaak die de aanleiding tot het verzoek tot invordering vormde, doet zij die aan de aangezochte autoriteit toekomen.

Artikel 11

Voorwaarden voor het indienen van een verzoek tot invordering

1.   Indien en zolang de schuldvordering en/of de titel voor het nemen van executiemaatregelen in de verzoekende lidstaat in die lidstaat wordt of worden betwist, kan de verzoekende autoriteit geen verzoek tot invordering indienen, behalve in gevallen waarin artikel 14, lid 4, derde alinea, wordt toegepast.

2.   Voordat de verzoekende autoriteit een verzoek tot invordering doet, moet zij de passende invorderingsmiddelen aanwenden die in de verzoekende lidstaat ter beschikking staan, behalve in de volgende situaties:

a)

indien het zonneklaar is dat er in de verzoekende lidstaat geen voor invordering vatbare vermogensbestanddelen zijn of dat die middelen niet tot een volledige betaling van de schuldvordering zullen leiden, en de verzoekende autoriteit over specifieke inlichtingen beschikt dat de betrokken persoon in de aangezochte lidstaat over vermogensbestanddelen beschikt;

b)

wanneer de aanwending van die middelen in de verzoekende lidstaat tot onevenredige moeilijkheden zou leiden.

Artikel 12

Titel voor het nemen van executiemaatregelen in de aangezochte lidstaat en andere begeleidende documenten

1.   Een verzoek tot invordering gaat vergezeld van een uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de aangezochte lidstaat.

Deze uniforme titel, die het nemen van executiemaatregelen in de aangezochte lidstaat mogelijk maakt, weerspiegelt de inhoud van de oorspronkelijke executoriale titel en vormt de enige basis voor invorderingsmaatregelen en conservatoire maatregelen die in de aangezochte lidstaat worden genomen. In de aangezochte lidstaat wordt geen erkenning, aanvulling of vervanging van de uniforme titel verlangd.

De uniforme executoriale titel bevat ten minste de volgende informatie:

a)

de gegevens aan de hand waarvan de oorspronkelijke executoriale titel kan worden achterhaald, een beschrijving van de schuldvordering, onder meer de aard, het tijdvak waarop de schuldvordering betrekking heeft, alle data die relevant zijn voor de executie, alsmede het bedrag van de schuldvordering en de verschillende onderdelen ervan, zoals de hoofdsom, de geaccumuleerde interesten enz.;

b)

naam en andere gegevens die van belang zijn om de identiteit van de schuldenaar vast te stellen;

c)

naam, adres en andere contactgegevens met betrekking tot:

i)

het bureau dat verantwoordelijk is voor de vestiging van de schuldvordering, en, indien dat een ander bureau is,

ii)

het bureau waar verdere inlichtingen kunnen worden verkregen over de schuldvordering of over de mogelijkheden tot betwisting van de betalingsverplichting.

2.   Het verzoek tot invordering van een schuldvordering kan vergezeld gaan van andere, in de verzoekende lidstaat afgegeven documenten die betrekking hebben op de schuldvordering.

Artikel 13

Behandeling van het verzoek tot invordering

1.   Met het oog op de invordering in de aangezochte lidstaat wordt iedere schuldvordering waarvoor een verzoek tot invordering is ingediend, behandeld alsof het een schuldvordering van de aangezochte lidstaat zelf betreft, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald. De aangezochte autoriteit wendt de bevoegdheden en procedures aan waarover zij beschikt uit hoofde van de in de aangezochte lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ter zake van schuldvorderingen met betrekking tot dezelfde belasting of hetzelfde recht dan wel, bij gebreke daarvan, een soortgelijke belasting of soortgelijk recht, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.

Indien de aangezochte autoriteit van oordeel is dat op haar grondgebied dezelfde noch soortgelijke belastingen of rechten worden geheven, wendt zij de bevoegdheden en procedures aan waarover zij beschikt uit hoofde van de in haar lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ter zake van schuldvorderingen met betrekking tot de inkomstenbelasting, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.

De aangezochte lidstaat is er niet toe gehouden aan de schuldvorderingen van andere lidstaten de preferentiële behandeling toe te kennen die geldt voor soortgelijke schuldvorderingen die in de aangezochte lidstaat ontstaan, tenzij anderszins overeengekomen tussen de betrokken lidstaten of anderszins bepaald in het recht van de aangezochte lidstaat. Een lidstaat die een preferentiële behandeling toekent aan de vorderingen van een andere lidstaat kan niet weigeren dezelfde preferentiële behandeling onder dezelfde voorwaarden aan dezelfde of soortgelijke vorderingen van de overige lidstaten toe te kennen.

De aangezochte lidstaat vordert de schuldvordering in zijn eigen valuta in.

2.   De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit met bekwame spoed op de hoogte van het gevolg dat zij aan het verzoek tot invordering heeft gegeven.

3.   Met ingang van de datum waarop het verzoek tot invordering is ontvangen, brengt de aangezochte autoriteit achterstallige interesten in rekening overeenkomstig de in de aangezochte lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

4.   De aangezochte autoriteit kan, indien de in de aangezochte lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dit toelaten, aan de schuldenaar uitstel van betaling verlenen of een betaling in termijnen toestaan, en zij kan daarvoor interesten aanrekenen. Zij geeft vervolgens aan de verzoekende autoriteit kennis van ieder besluit in deze zin.

5.   Onverminderd artikel 20, lid 1, maakt de aangezochte autoriteit de door haar met betrekking tot de schuldvordering ingevorderde bedragen, inclusief de in de lid 3 en lid 4 van dit artikel bedoelde interesten, aan de verzoekende lidstaat over.

Artikel 14

Geschillen

1.   Geschillen in verband met de schuldvordering, de oorspronkelijke titel voor het nemen van executiemaatregelen in de verzoekende lidstaat of de uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de aangezochte lidstaat, alsook geschillen in verband met de geldigheid van een notificatie door een bevoegde autoriteit van de verzoekende lidstaat, vallen onder de bevoegdheid van de bevoegde instanties van de verzoekende lidstaat. Indien een belanghebbende in de loop van de invorderingsprocedure de schuldvordering, de oorspronkelijke titel voor het nemen van executiemaatregelen in de verzoekende lidstaat of de uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de aangezochte lidstaat betwist, deelt de aangezochte autoriteit hem mee dat hij een rechtsgeding aanhangig moet maken bij de bevoegde instantie van de verzoekende lidstaat overeenkomstig de daar geldende rechtsregels.

2.   Geschillen in verband met de in de aangezochte lidstaat genomen executiemaatregelen of in verband met de geldigheid van een notificatie door een bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat worden aanhangig gemaakt bij de bevoegde instantie van die lidstaat overeenkomstig de daar geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

3.   Wanneer bij de bevoegde instantie van de verzoekende lidstaat een rechtsgeding als bedoeld in lid 1 aanhangig wordt gemaakt, stelt de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit daarvan in kennis en deelt zij mee welk gedeelte van de schuldvordering niet wordt betwist.

4.   Zodra de aangezochte autoriteit de in lid 3 bedoelde informatie heeft ontvangen, hetzij van de verzoekende autoriteit, hetzij van de belanghebbende, schorst zij de executieprocedure voor het betwiste gedeelte van de schuldvordering, in afwachting van de beslissing van de ter zake bevoegde instantie, tenzij de verzoekende autoriteit overeenkomstig de derde alinea van het onderhavige lid anders verzoekt.

Onverminderd artikel 16 kan de aangezochte autoriteit op verzoek van de verzoekende autoriteit of indien zij zulks anderszins nodig acht, overgaan tot het nemen van conservatoire maatregelen om de invordering te waarborgen, voor zover de in de aangezochte lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dit toelaten.

De verzoekende autoriteit kan overeenkomstig de in de verzoekende lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk de aangezochte autoriteit verzoeken een betwiste schuldvordering of het betwiste gedeelte van een schuldvordering in te vorderen, voor zover de desbetreffende, in de aangezochte lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk dit toelaten. Een dergelijk verzoek dient met redenen te worden omkleed. Indien de uitkomst van de betwisting vervolgens voor de schuldenaar gunstig uitvalt, is de verzoekende autoriteit gehouden tot terugbetaling van elk ingevorderd bedrag, vermeerderd met eventueel verschuldigde vergoedingen, overeenkomstig de in de aangezochte lidstaat geldende rechtsregels.

Indien door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende lidstaat of de aangezochte lidstaat een procedure voor onderling overleg is ingeleid en de uitkomst van de procedure kan gevolgen hebben voor de schuldvordering waarvoor om bijstand is verzocht, worden de invorderingsmaatregelen tot na de afronding van die procedure geschorst of opgeheven, tenzij het gaat om een geval van hoogdringendheid wegens fraude of insolventie. Indien invorderingsmaatregelen worden geschorst of opgeheven, is de tweede alinea van toepassing.

Artikel 15

Wijziging of intrekking van het verzoek om invorderingsbijstand

1.   De verzoekende autoriteit stelt de aangezochte autoriteit onmiddellijk in kennis van een eventuele latere wijziging van het verzoek tot invordering of van de intrekking van het verzoek, met opgave van de redenen voor die wijziging of intrekking.

2.   Indien de wijziging van het verzoek voortvloeit uit een beslissing van de in artikel 14, lid 1, bedoelde bevoegde instantie, doet de verzoekende autoriteit de kennisgeving van de beslissing vergezeld gaan van een aangepaste uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de aangezochte lidstaat. De aangezochte autoriteit handelt de invorderingsmaatregelen vervolgens verder af op basis van de aangepaste titel.

De invorderingsmaatregelen of conservatoire maatregelen die reeds zijn genomen op grond van de oorspronkelijke uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de aangezochte lidstaat, kunnen op grond van de aangepaste titel worden voortgezet, tenzij het verzoek is gewijzigd wegens ongeldigheid van de oorspronkelijke titel voor het nemen van executiemaatregelen in de verzoekende lidstaat of van de oorspronkelijke uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de aangezochte lidstaat.

De artikelen 12 en 14 zijn van toepassing op de aangepaste titel.

Artikel 16

Verzoek om conservatoire maatregelen

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit, voor zover haar nationale recht dit toelaat en overeenkomstig haar administratieve praktijk, over tot het nemen van conservatoire maatregelen, om de invordering te waarborgen wanneer een schuldvordering of de executoriale titel in de verzoekende lidstaat bij de indiening van het verzoek wordt betwist, of wanneer voor de schuldvordering nog geen titel voor het nemen van executiemaatregelen in de verzoekende lidstaat bestaat,voor zover conservatoire maatregelen op grond van het nationale recht en de bestuursrechtelijke bepalingen van de verzoekende lidstaat in een soortgelijke situatie eveneens mogelijk zijn.

Het document dat in voorkomend geval is opgesteld met het oog op het nemen van conservatoire maatregelen in de verzoekende lidstaat met betrekking tot de schuldvordering waarvoor om wederzijdse bijstand is verzocht, wordt aan het verzoek tot het nemen van conservatoire maatregelen in de aangezochte lidstaat gehecht. In de aangezochte lidstaat wordt geen erkenning, aanvulling of vervanging van dit document verlangd.

2.   Het verzoek om conservatoire maatregelen kan vergezeld gaan van andere, in de verzoekende lidstaat afgegeven documenten die betrekking hebben op de schuldvordering.

Artikel 17

Regels die van toepassing zijn op het verzoek om conservatoire maatregelen

Teneinde uitvoering te geven aan artikel 16, zijn artikel 10, lid 2, artikel 13, leden 1 en 2, en de artikelen 14 en 15 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18

Begrenzing van de verplichtingen van de aangezochte autoriteit

1.   De aangezochte autoriteit is er niet toe gehouden de in de artikelen 10 tot en met 16 bedoelde bijstand te verlenen, indien de invordering van de schuldvordering, wegens de situatie van de schuldenaar, ernstige moeilijkheden van economische of sociale aard zou opleveren in de aangezochte lidstaat, voor zover de in die lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijk een dergelijke uitzondering voor nationale schuldvorderingen toelaten.

2.   De aangezochte autoriteit is er niet toe gehouden de in artikel 5 en de artikelen 7 tot en met 16 bedoelde bijstand te verlenen, indien het initiële verzoek om bijstand krachtens artikel 5, 7, 8, 10 of 16 betrekking heeft op schuldvorderingen die meer dan vijf jaar oud zijn, te rekenen vanaf de datum waarop de schuldvordering in de verzoekende lidstaat opeisbaar is geworden tot de datum van het initiële verzoek om bijstand.

In gevallen waarin de schuldvordering of de oorspronkelijke titel voor het nemen van executoriale maatregelen in de verzoekende lidstaat wordt betwist, wordt de termijn van vijf jaar evenwel geacht een aanvang te nemen op het tijdstip waarop in de verzoekende lidstaat vaststaat dat de schuldvordering of de executoriale titel niet langer kan worden betwist.

In gevallen waarin de bevoegde autoriteiten van de verzoekende lidstaat uitstel van betaling hebben verleend of betaling in termijnen hebben toegestaan, wordt de termijn van vijf jaar geacht een aanvang te nemen op het tijdstip waarop de volledige betalingstermijn is verstreken.

In deze gevallen is de aangezochte autoriteit er evenwel niet toe gehouden bijstand te verlenen met betrekking tot schuldvorderingen die meer dan tien jaar oud zijn, te rekenen vanaf de datum waarop de schuldvordering in de verzoekende lidstaat opeisbaar is geworden.

3.   Een lidstaat is niet verplicht bijstand te verlenen indien het totale bedrag van de onder deze richtlijn vallende vorderingen waarvoor om bijstand wordt verzocht, minder dan 1 500 EUR bedraagt.

4.   De aangezochte autoriteit deelt de verzoekende autoriteit de redenen voor een afwijzing van een verzoek om bijstand mee.

Artikel 19

Vragen aangaande verjaring

1.   De vraagstukken met betrekking tot de verjaring worden uitsluitend geregeld bij de rechtsregels die gelden in de verzoekende lidstaat.

2.   Wat de schorsing, stuiting of verlenging van verjaringstermijnen betreft, worden maatregelen tot invordering van schuldvorderingen die ingevolge een verzoek om bijstand door of namens de aangezochte autoriteit worden genomen en tot gevolg hebben dat de verjaringstermijn volgens de in de aangezochte lidstaat geldende rechtsregels wordt geschorst, gestuit of verlengd, geacht hetzelfde gevolg te hebben in de verzoekende lidstaat, op voorwaarde dat de in die lidstaat geldende rechtsregels in het overeenkomstig gevolg voorzien.

Indien de in de aangezochte lidstaat geldende rechtsregels geen schorsing, stuiting of verlenging van de verjaringstermijn toelaten, worden maatregelen tot invordering van schuldvorderingen die ingevolge een verzoek om bijstand door of namens de aangezochte autoriteit worden genomen en die, indien zij door of namens de verzoekende autoriteit in haar lidstaat waren genomen, tot gevolg hadden gehad dat de verjaringstermijn volgens de in de verzoekende lidstaat geldende rechtsregels was geschorst, gestuit of verlengd, geacht, voor wat dit gevolg betreft, te zijn genomen in deze laatste staat.

De eerste en tweede alinea doen niet af aan het recht van de bevoegde autoriteiten in de verzoekende lidstaat om maatregelen te nemen teneinde de verjaringstermijn overeenkomstig de in die lidstaat geldende rechtsregels te schorsen, te stuiten of te verlengen.

3.   De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit stellen elkaar in kennis van iedere maatregel die de verjaringstermijn van de schuldvordering waarvoor de invorderingsmaatregelen of conservatoire maatregelen zijn gevraagd, stuit, schorst of verlengt of die zulks tot gevolg kan hebben.

Artikel 20

Kosten

1.   Naast de in artikel 13, lid 5, bedoelde bedragen tracht de aangezochte autoriteit bij de betrokken persoon tot invordering over te gaan en de kosten in te houden die zij in verband met de invordering heeft gemaakt, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de aangezochte lidstaat.

2.   De lidstaten zien wederzijds af van vergoeding van de kosten die voortvloeien uit de wederzijdse bijstand die zij elkaar overeenkomstig deze richtlijn verlenen.

Wanneer de invordering evenwel tot een bijzonder probleem leidt, zeer hoge kosten veroorzaakt of verband houdt met de georganiseerde misdaad, kunnen de verzoekende en de aangezochte autoriteit per geval specifieke afspraken maken over de modaliteiten van de vergoeding.

3.   Niettegenstaande lid 2 blijft de verzoekende lidstaat ten opzichte van de aangezochte lidstaat aansprakelijk voor de kosten en mogelijke verliezen welke het gevolg zijn van eisen die als niet gerechtvaardigd zijn erkend wat de gegrondheid van de schuldvordering of de geldigheid van de door de verzoekende autoriteit afgegeven titel voor het nemen van executoriale en/of conservatoire maatregelen betreft.

HOOFDSTUK V

ALGEMENE REGELS TEN AANZIEN VAN ALLE SOORTEN BIJSTANDSVERZOEKEN

Artikel 21

Standaardformulieren en wijze van communicatie

1.   Verzoeken om inlichtingen overeenkomstig artikel 5, lid 1, verzoeken tot notificatie overeenkomstig artikel 8, lid 1, verzoeken tot invordering overeenkomstig artikel 10, lid 1, en verzoeken om conservatoire maatregelen overeenkomstig artikel 16, lid 1, worden met gebruikmaking van een standaardformulier langs elektronische weg ingediend, tenzij dit om technische redenen ondoenlijk is. Die formulieren worden voor zover mogelijk ook gebruikt voor iedere nadere mededeling in verband met het verzoek.

De uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de aangezochte lidstaat en het document voor het nemen van conservatoire maatregelen in de verzoekende lidstaat alsook de andere in de artikelen 12 en 16 bedoelde documenten worden eveneens langs elektronische weg verzonden, tenzij dit om technische redenen ondoenlijk is.

In voorkomend geval kunnen de standaardformulieren vergezeld gaan van verslagen, verklaringen en andere documenten, of van voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels van die documenten, die ook langs elektronische weg worden verzonden, tenzij dit om technische redenen ondoenlijk is.

Ook de uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig artikel 6 kan geschieden met gebruikmaking van standaardformulieren en communicatie langs elektronische weg.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op inlichtingen en documenten die worden verkregen bij de aanwezigheid in administratiekantoren in een andere lidstaat of de deelname aan administratieve onderzoeken in een andere lidstaat overeenkomstig artikel 7.

3.   Wanneer de communicatie niet langs elektronische weg of met gebruikmaking van standaardformulieren geschiedt, doet dit geen afbreuk aan de geldigheid van de verkregen inlichtingen of de maatregelen die zijn genomen om uitvoering te geven aan een verzoek om bijstand.

Artikel 22

Taalregeling

1.   Verzoeken om bijstand, standaardformulieren voor notificatie en uniforme titels voor het nemen van executiemaatregelen in de verzoekende lidstaat worden verzonden, of gaan vergezeld van een vertaling, in de officiële taal of een van de officiële talen van de aangezochte lidstaat. Het feit dat sommige delen van die documenten niet in de officiële taal of een van de officiële talen van de aangezochte lidstaat maar in een andere taal gesteld zijn, doet niet af aan hun geldigheid noch aan de geldigheid van de procedure, mits die andere taal tussen de betrokken lidstaten overeengekomen is.

2.   De documenten waarvoor overeenkomstig artikel 8 om notificatie wordt verzocht, kunnen in een officiële taal van de verzoekende lidstaat aan de aangezochte autoriteit worden toegezonden.

3.   Indien een verzoek vergezeld gaat van andere dan de in de leden 1 en 2 bedoelde documenten, kan de aangezochte autoriteit indien noodzakelijk van de verzoekende autoriteit een vertaling van deze documenten in de officiële taal of een van de officiële talen van de aangezochte lidstaat of in een andere, bilateraal tussen de betrokken lidstaten overeengekomen taal verlangen.

Artikel 23

Verstrekken van inlichtingen en documenten

1.   De in enigerlei vorm uit hoofde van deze richtlijn verstrekte inlichtingen vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin voor soortgelijke inlichtingen wordt voorzien bij de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat.

De inlichtingen in kwestie kunnen worden gebruikt voor de toepassing van executiemaatregelen of conservatoire maatregelen die betrekking hebben op onder deze richtlijn vallende schuldvorderingen. Ze kunnen ook worden gebruikt voor de vestiging en executie van verplichte socialezekerheidsbijdragen.

2.   Personen die daartoe zijn gemachtigd door de instantie voor veiligheidsaccreditatie (IVA) van de Commissie mogen alleen toegang tot deze inlichtingen hebben voor zover dat nodig is voor het onderhoud en de uitbouw van het CCN-netwerk.

3.   De lidstaat die de inlichtingen verstrekt, staat toe dat deze in de ontvangende lidstaat ook voor andere dan de in lid 1 bedoelde doeleinden worden gebruikt, indien de inlichtingen krachtens de wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt voor soortelijke doeleinden kunnen worden gebruikt.

4.   Indien de verzoekende of de aangezochte autoriteit van oordeel is dat overeenkomstig deze richtlijn verkregen inlichtingen voor het in lid 1 beoogde doel van nut kunnen zijn voor een derde lidstaat, kan zij deze inlichtingen aan die derde lidstaat doorgeven, mits die doorgifte geschiedt overeenkomstig de in deze richtlijn bepaalde voorschriften en procedures. Zij stelt de lidstaat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn in kennis van haar voornemen de inlichtingen met een derde lidstaat te delen. De lidstaat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, kan zich tegen het delen van de inlichtingen verzetten binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving van de lidstaat die de inlichtingen wenst te delen.

5.   Toestemming voor het overeenkomstig lid 3 gebruiken van overeenkomstig lid 4 doorgegeven inlichtingen kan alleen worden verleend door de lidstaat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn.

6.   De in enigerlei vorm uit hoofde van deze richtlijn verstrekte inlichtingen kunnen door alle autoriteiten in de lidstaat die de inlichtingen ontvangt als bewijs worden aangevoerd of gebruikt op dezelfde voet als soortgelijke inlichtingen die in die lidstaat zijn verkregen.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Toepassing van andere overeenkomsten inzake bijstand

1.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de vervulling van een eventuele verplichting tot het verstrekken van ruimere bijstand uit hoofde van bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen, onder meer met betrekking tot de notificatie van gerechtelijke of buitengerechtelijke akten.

2.   Wanneer de lidstaten dergelijke multilaterale of bilaterale overeenkomsten sluiten of regelingen treffen voor onder deze richtlijn vallende aangelegenheden, behalve voor het afwikkelen van een op zichzelf staand geval, stellen zij de Commissie daarvan onverwijld in kennis. De Commissie stelt op haar beurt de andere lidstaten daarvan in kennis.

3.   Bij het verlenen van die meer uitgebreide wederzijdse bijstand uit hoofde van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen kunnen de lidstaten gebruikmaken van het elektronische-communicatienetwerk en de standaardformulieren die voor de uitvoering van deze richtlijn worden gebruikt.

Artikel 25

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het invorderingscomité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt drie maanden.

Artikel 26

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure nadere regels vast voor de toepassing van artikel 4, leden 2, 3 en 4, artikel 5, lid 1, de artikelen 8 en 10, artikel 12, lid 1, artikel 13, leden 2 tot en met 5, artikel 15, artikel 16, lid 1, en artikel 21, lid 1.

Deze regels hebben ten minste betrekking op:

a)

de praktische regeling ten aanzien van de organisatie van de contacten tussen de centrale verbindingsbureaus, de andere verbindingsbureaus en de verbindingsdiensten als bedoeld in artikel 4, leden 2, 3 en 4, van de verschillende lidstaten, alsook de contacten met de Commissie;

b)

de wijze waarop mededelingen tussen de autoriteiten kunnen geschieden;

c)

het formaat en andere kenmerken van de standaardformulieren die voor artikel 5, lid 1, artikel 8, artikel 10, lid 1, artikel 12, lid 1, en artikel 16, lid 1, moeten worden gebruikt;

d)

de omrekening van de in te vorderen bedragen en de overmaking van ingevorderde bedragen.

Artikel 27

Rapportage

1.   Elke lidstaat doet de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 maart mededeling van:

a)

het aantal verzoeken om inlichtingen, tot notificatie en tot invordering of om conservatoire maatregelen dat hij jaarlijks aan elke aangezochte lidstaat zendt en van elke verzoekende lidstaat ontvangt;

b)

het bedrag van de schuldvorderingen waarvoor om invorderingsbijstand wordt verzocht, en de ingevorderde bedragen.

2.   De lidstaten kunnen alle overige inlichtingen verstrekken die nuttig kunnen zijn voor de evaluatie van de wederzijdse bijstandsverlening overeenkomstig deze richtlijn.

3.   De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad om de vijf jaar verslag uit over de werking van de bij deze richtlijn ingestelde regeling.

Artikel 28

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2011 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2012.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 29

Intrekking van Richtlijn 2008/55/EG

Richtlijn 2008/55/EG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2012.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn.

Artikel 30

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 31

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 maart 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

E. SALGADO


(1)  Advies van 10 februari 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 16 juli 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 73 van 19.3.1976, blz. 18.

(4)  PB L 150 van 10.6.2008, blz. 28.

(5)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.