26.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/29 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 21 oktober 2010
tot wijziging van Beschikkingen 2006/920/EG en 2008/231/EG wat betreft de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem „Exploitatie en beheer van het treinverkeer” van de trans-Europese conventionele en hogesnelheidsspoorwegsystemen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7179)
(Voor de EER relevante tekst)
(2010/640/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (1), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van het Europees Spoorwegbureau van 17 juli 2009 inzake de samenhang van de ERTMS-voorschriften in de TSI’s besturing en seingeving en exploitatie en verkeersleiding (ERA/REC/2009-02/INT), de herziene bijlage P van de TSI’s exploitatie en verkeersleiding voor het conventionele en hogesnelheidsspoorwegsysteem (ERA/REC/2009-03/INT), de herziene bijlage T van de TSI exploitatie en verkeersleiding van het conventionele spoorwegsysteem (ERA/REC/2009-04/INT) en inzake een amendement om Richtlijn 2007/59/EG en de TSI’s exploitatie en verkeersleiding op het gebied van de beroepsbekwaamheden voor treinbestuurders met elkaar in overeenstemming te brengen (ERA/REC/2009-05/INT),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2) dient het Europees Spoorwegbureau (hierna „het Bureau” genoemd) erop toe te zien dat de technische specificaties voor interoperabiliteit („TSI’s”) zijn aangepast aan de technische vooruitgang, marktontwikkelingen en maatschappelijke eisen en dient het de Commissie voorstellen te doen voor amendementen van TSI’s die het noodzakelijk acht. |
(2) |
Bij Beschikking C(2007) 3371 van 13 juli 2007 heeft de Commissie het Bureau een kadermandaat gegeven om bepaalde activiteiten uit te voeren overeenkomstig Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem (3) en Richtlijn 2001/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (4). Op grond van dit kadermandaat is het Bureau gevraagd een evaluatie te maken van de TSI exploitatie en verkeersleiding van het conventionele spoorwegsysteem, die door de Commissie is vastgesteld bij Beschikking 2006/920/EG (5), en van de herziene TSI exploitatie en verkeersleiding van het hogesnelheidsspoorwegsysteem, die door de Commissie is vastgesteld bij Beschikking 2008/231/EG (6), alsmede een technisch advies te formuleren over een aantal kritieke fouten en een lijst te publiceren van de kleine fouten in deze TSI’s. |
(3) |
ETCS (European Train Control System, Europees verkeersleidingsysteem voor de spoorwegen) en GSM-R (Global System for Mobile communication — Railways) zijn belangrijke instrumenten voor de harmonisering van het Europese spoorwegsysteem. De voorschriften betreffende deze systemen moeten derhalve zo snel mogelijk worden geharmoniseerd. Op grond van dat beginsel zijn de specificaties van ETCS en GSM-R vastgesteld in TSI’s. |
(4) |
Het is essentieel dat de in de TSI’s vervatte eisen samenhangend en eenduidig zijn. Dit betekent dat in verschillende TSI’s niet mag worden verwezen naar technische eisen die zich niet in hetzelfde ontwikkelingsstadium bevinden. In alle TSI’s moet derhalve naar dezelfde technische eisen worden verwezen. |
(5) |
Om de relevante voorschriften in de TSI’s voor het conventionele en hogesnelheidsspoorwegsysteem te harmoniseren, moeten de exploitatievoorschriften in de vorm van een technisch document worden gepubliceerd op de website van het Bureau. |
(6) |
In de TSI exploitatie en verkeersleiding van het conventionele spoorwegsysteem moeten dezelfde referenties worden opgenomen als in de herziene TSI exploitatie en verkeersleiding voor het hogesnelheidsspoorwegsysteem. |
(7) |
„Bijlage A van de TSI OPE” moet worden herzien volgens het „Change Control Management proces (CCM)”, dat wordt toegepast voor de validering van de technische ERTMS-specificaties. |
(8) |
Op grond van artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG moet bij de verlening van de eerste vergunning voor indienststelling aan elk voertuig een Europees voertuignummer (EVN) worden toegekend. Overeenkomstig Beschikking 2007/756/EG van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG (7), wordt het EVN opgenomen in het nationaal voertuigregister dat wordt beheerd en bijgehouden door een daartoe door de lidstaten aangestelde nationale instantie. |
(9) |
De in bijlage P van de TSI exploitatie en verkeersleiding (voor het conventionele en hogesnelheidsspoorwegsysteem) vastgestelde eisen inzake voertuigidentificatie moeten worden herzien rekening houdend met de ontwikkeling van het regelgevingskader van Richtlijn 2008/57/EG en Beschikking 2007/756/EG. Aangezien een aantal technische codes door de technische vooruitgang wijzigen, moet het Bureau de opdracht krijgen lijsten van technische codes bij te houden en te publiceren. |
(10) |
De voorschriften inzake remkarakteristieken zijn een open punt in de TSI exploitatie en verkeersleiding voor het conventionele spoorwegsysteem. De operationele aspecten inzake remprestaties moeten worden geharmoniseerd. |
(11) |
De eisen inzake beroepskwalificaties en de lichamelijke en psychologische geschiktheid van treinbestuurders zijn vastgesteld in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en van de Raad (8). Teneinde overlapping te vermijden, mogen die eisen niet worden opgenomen in de TSI’s exploitatie en verkeersleiding. |
(12) |
De Beschikkingen 2006/920/EG en 2008/231/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Beschikking 2006/920/EG
Beschikking 2006/920/EG wordt als volgt gewijzigd:
a) |
De volgende artikelen 1 bis en 1 ter worden ingevoegd: „Artikel 1 bis Beheer van technische codes 1. Het Europees Spoorwegbureau (ERA) publiceert op zijn website de lijst van de in de bijlagen P.9, P.10, P.11, P.12 en P.13 bedoelde technische codes. 2. Het Bureau houdt de lijsten van de in lid 1 bedoelde codes bij en stelt de Commissie in kennis van hun ontwikkeling. De Commissie houdt de lidstaten via het overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité op de hoogte van de ontwikkeling van deze technische codes. Artikel 1 ter Tot 31 december 2013 mag aan een voertuig dat wordt verkocht of verhuurd gedurende een ononderbroken periode van meer dan 6 maanden en waarvan alle technische kenmerken op grond waarvan een vergunning voor de indienststelling van het voertuig is afgegeven ongewijzigd blijven, een nieuw Europees voertuignummer (EVN) worden toegekend door middel van een nieuwe inschrijving van het voertuig en de intrekking van de eerste inschrijving. Indien het voertuig in een andere lidstaat wordt ingeschreven dan die waar de eerste inschrijving plaatsvond, mag de instantie die bevoegd is voor de nieuwe inschrijving een afschrift vragen van de documentatie in verband met de eerste inschrijving. Een wijziging van het EVN doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 21 tot en met 26 van Richtlijn 2008/57/EG in verband met de procedure voor de vergunning voor de indienststelling. De administratiekosten voor de wijziging van het EVN worden gedragen door de partij die de wijziging van het EVN aanvraagt.” |
b) |
De bijlagen worden gewijzigd als aangegeven in bijlage I. |
Artikel 2
Wijziging van Beschikking 2008/231/EG
Beschikking 2008/231/EG wordt als volgt gewijzigd:
a) |
De volgende artikelen 1 bis en 1 ter worden ingevoegd: „Artikel 1 bis Beheer van technische codes 1. Het Europees Spoorwegbureau (ERA) publiceert op zijn website de lijst van de in de bijlagen P.9, P.10, P.11, P.12 en P.13 bedoelde technische codes. 2. Het Bureau houdt de lijsten van de in lid 1 bedoelde codes bij en stelt de Commissie in kennis van hun ontwikkeling. De Commissie houdt de lidstaten via het overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité op de hoogte van de ontwikkeling van deze technische codes. Artikel 1 ter Tot 31 december 2013 mag aan een voertuig dat wordt verkocht of verhuurd gedurende een ononderbroken periode van meer dan 6 maanden en waarvan alle technische kenmerken op grond waarvan een vergunning voor de indienststelling van het voertuig is afgegeven ongewijzigd blijven, een nieuw Europees voertuignummer (EVN) worden toegekend door middel van een nieuwe inschrijving van het voertuig en de intrekking van de eerste inschrijving. Indien het voertuig in een andere lidstaat wordt ingeschreven dan die waar de eerste inschrijving plaatsvond, mag de instantie die bevoegd is voor de nieuwe inschrijving een afschrift vragen van de documentatie in verband met de eerste inschrijving. Een wijziging van het EVN doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 21 tot en met 26 van Richtlijn 2008/57/EG in verband met de procedure voor de vergunning voor de indienststelling. De administratiekosten voor de wijziging van het EVN worden gedragen door de partij die de wijziging van het EVN aanvraagt.” |
b) |
De bijlagen worden gewijzigd als aangegeven in bijlage II. |
Artikel 3
Dit besluit is van toepassing met ingang van 25 oktober 2010.
Punt 6 van bijlage I en punt 5 van bijlage II zijn evenwel van toepassing vanaf 1 januari 2014.
Artikel 4
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 21 oktober 2010.
Voor de Commissie
Siim KALLAS
Vicevoorzitter
(1) PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.
(2) PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1.
(3) PB L 235 van 17.9.1996, blz. 6.
(4) PB L 110 van 20.4.2001, blz. 1.
(5) PB L 359 van 18.12.2006, blz. 1.
(6) PB L 84 van 26.3.2008, blz. 1.
(7) PB L 305 van 23.11.2007, blz. 30.
(8) PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51.
BIJLAGE I
De bijlagen bij Beschikking 2006/920/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
De bijlagen A1 en A2 worden vervangen door de volgende bijlage A: „BIJLAGE A EXPLOITATIEREGELS VOOR ERTMS/ETCS EN ERTMS/GSM-R De exploitatievoorschriften voor ERTMS/ETCS en ERTMS/GSM-R zijn vastgesteld in het technische document „ETCS and GSM-R rules and principles — versie 1”, dat is gepubliceerd op de website van het Spoorwegbureau (www.era.europa.eu).” |
3) |
In bijlage G wordt de tabel als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage H wordt geschrapt. |
5) |
In bijlage N wordt de laatste rij van de tabel (4.7.6 — Specifieke vereisten ten aanzien van het besturen van een trein) geschrapt. |
6) |
De bijlagen P, P1, P2, P3, P4, P5, P6, P7, P8, P9, P10, P11, P12 en P13 worden als volgt vervangen: „BIJLAGE P VOERTUIGIDENTIFICATIE 1. Algemene opmerkingen In deze bijlage worden het Europees voertuignummer en de bijbehorende markering beschreven die op zichtbare en permanente wijze op het voertuig moeten worden aangebracht om het te identificeren. Andere permanente nummers of markeringen die tijdens de constructie op het chassis worden gegraveerd of bevestigd of op de hoofdonderdelen van het voertuig worden aangebracht, worden in deze bijlage niet beschreven. 2. Europees voertuignummer en bijbehorende afkortingen Elk spoorwegvoertuig heeft een nummer van 12 cijfers (het Europees voertuignummer (EVN)) dat als volgt is samengesteld:
In elk land moeten de 7 cijfers van de technische kenmerken en het serienummer volstaan om een voertuig te identificeren binnen een groep van getrokken reizigersvoertuigen en bijzondere voertuigen (1). Het nummer wordt aangevuld met lettertekens:
3. Nummertoewijzing Het Europees voertuignummer moet worden toegekend overeenkomstig de voorschriften van Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG. Het Europees voertuignummer wordt gewijzigd wanneer het vanwege technische aanpassingen aan het voertuig niet meer overeenstemt met de interoperabiliteit of de technische kenmerken van het voertuig als vastgesteld in deze bijlage. Bij dergelijke aanpassingen kan op grond van de artikelen 20 tot en met 25 van Richtlijn 2008/57/EG een nieuwe vergunning voor indienststelling vereist zijn. BIJLAGE P.1 AFKORTING VAN DE EXPLOITANT 1. Definitie van de Afkorting Voertuig Exploitant (AVE) De afkorting voertuigexploitant (AVE) is een lettercode van 2 tot 5 letters (2 4 5 9). De AVE wordt op elk spoorwegvoertuig aangebracht, naast het Europees voertuignummer. De AVE is een weergave van de in het nationale voertuigregister inschreven exploitant. De AVE is uniek en geldt in alle landen waarin deze TSI van toepassing is en in alle landen die een overeenkomst aangaan waarin is bepaald dat het in deze TSI beschreven systeem voor voertuignummering en afkorting van de exploitant moet worden toegepast. 2. Formaat van de Afkorting Voertuig Exploitant De AVE geeft de volledige naam of afkorting van de exploitant weer, zo mogelijk op herkenbare wijze. Alle 26 letters van het Latijnse alfabet mogen worden gebruikt. De AVE moet in hoofdletters worden geschreven. Voor letters die geen beginletter zijn van een woord in de naam van de exploitant mogen kleine letters worden gebruikt. Voor de controle van de eenduidigheid gelden de kleine letters als hoofdletters. De letters mogen diakritische tekens bevatten (3 6 10). Bij de controle van de eenduidigheid wordt geen rekening gehouden met de diakritische tekens. Voor voertuigen die in het bezit zijn van exploitanten die zijn gevestigd in landen die het Latijnse alfabet niet gebruiken, mag na de AVE en een schuine streep („/”) een transliteratie worden gebruikt. Bij de gegevensverwerking wordt echter geen rekening gehouden met vertalingen. 3. Bepalingen voor het toewijzen van een Afkorting Voertuig Exploitant Aan één exploitant kan meer dan een AVE toegewezen worden wanneer:
Aan een groep ondernemingen kan één enkele AVE worden toegewezen wanneer:
4. Register van Afkortingen Voertuig Exploitant en toewijzingsprocedure Het AVE-register is openbaar en wordt permanent bijgewerkt. Een aanvraag voor een AVE wordt ingediend bij de bevoegde nationale instantie van de exploitant en doorgestuurd naar het Bureau. Een AVE mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. Een exploitant moet de bevoegde nationale instantie inlichten wanneer hij de AVE niet langer gebruikt, waarop de bevoegde nationale instantie het Bureau hiervan op de hoogte stelt. De AVE wordt ingetrokken wanneer de exploitant heeft aangetoond dat deze op alle betrokken voertuigen is veranderd. De AVE kan binnen 10 jaar niet opnieuw worden toegewezen tenzij aan de oorspronkelijke exploitant of, op diens verzoek, aan een andere exploitant. Een AVE kan aan een andere exploitant overgedragen worden indien deze de wettelijke opvolger is van de oorspronkelijke exploitant. Een AVE blijft geldig wanneer de houder ervan zijn naam verandert in een naam die niet op de AVE gelijkt. BIJLAGE P.2 AANBRENGEN VAN NUMMER EN AANVULLENDE LETTERS OP BAKKEN 1. Algemene voorschriften inzake merktekens aan de buitenkant De hoofdletters en cijfers van het merkteken moeten minimaal 80 mm groot en van een schreefloos, niet-proportioneel lettertype zijn. Minder grote letters mogen worden gebruikt wanneer de merktekens alleen op langsliggers kunnen worden aangebracht. Het merkteken mag niet hoger dan 2 m boven de spoorstaafkop worden aangebracht. 2. Wagens Merktekens moeten op de volgende wijze op de wagenbak worden aangebracht:
Bij wagenbakken waarop hiervoor niet genoeg plaats is - met name platte wagens - moet het merkteken als volgt worden aangebracht:
Wanneer op een wagen een of meer letters met een nationale definitie worden aangebracht, moeten deze na de internationale letters worden aangebracht en daarvan worden gescheiden met een koppelteken.
3. Rijtuigen en getrokken reizigersmaterieel Het nummer moet op elke zijkant worden aangebracht en wel op de volgende manier:
De letters van het land waarin het voertuig is ingeschreven alsmede de technische gegevens worden onmiddellijk vóór, achter of onder het Europees voertuignummer aangebracht. Bij rijtuigen met een bestuurderscabine wordt het Europees voertuignummer ook in de cabine aangebracht. 4. Tractievoertuigen, motorwagens en bijzondere voertuigen Bij tractievoertuigen moet het Europees voertuignummer als volgt op beide zijden worden aangebracht: 92 10 1108 062-6 Het Europees voertuignummer moet eveneens in elke cabine van het tractiematerieel worden aangebracht. De exploitant mag in cijfers groter dan het Europees voertuignummer een eigen nummer aanbrengen (meestal de cijfers van het serienummer aangevuld met een lettercode) indien dit nuttig is voor de desbetreffende activiteiten. De plaats van dit eigen nummer wordt aan de exploitant overgelaten; er moet echter steeds een duidelijk onderscheid zijn tussen het EVN en het eigen nummer van de exploitant. BIJLAGE P.3 VOORSCHRIFTEN VOOR HET BEPALEN VAN HET CONTROLECIJFER (HET TWAALFDE CIJFER) Het controlecijfer wordt als volgt bepaald:
Voorbeelden
BIJLAGE P.4 CODES VAN LANDEN WAARIN DE VOERTUIGEN ZIJN INGESCHREVEN (CIJFERS 3-4 EN AFKORTING) Informatie met betrekking tot derde landen wordt uitsluitend ter informatie vermeld.
BIJLAGE P.5 LETTERCODE VOOR DE MATE VAN INTEROPERABILITEIT „TEN”: voertuig dat voldoet aan de volgende voorwaarden: het voldoet aan alle relevante TSI’s die op het ogenblik van de indienststelling van kracht zijn en voor het voertuig is een vergunning voor de indienststelling afgegeven overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG; voor het voertuig is overeenkomstig artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG een vergunning afgegeven die in alle lidstaten geldt, of zijn, bij wijze van alternatief, door alle lidstaten individuele vergunningen toegekend. „PPV/PPW”: wagen die voldoet aan de PPV/PPW-overeenkomst (in OSSHD-staten) (origineel: PPV/PPW: ППВ (Правила пользования вагонами в международном сообщении; PGW: Правила Пользования Грузовыми Вагонами) Opmerkingen:
BIJLAGE P.6 INTEROPERABILITEITSCODES VOOR WAGENS (1STE EN 2E CIJFER)
BIJLAGE P.7 INTERNATIONALE VERVOERSCODES VOOR GETROKKEN REIZIGERSVOERTUIGEN (1STE EN 2E CIJFER)
BIJLAGE P.8 TYPES TRACTIEMATERIEEL EN EENHEDEN VAN EEN VAST OF VOORAF GEDEFINIEERD TREINSTEL (1STE EN 2E CIJFER) Het eerste cijfer is „9”. Wanneer het tweede cijfer het type tractiematerieel aanduidt, is de volgende codering verplicht:
BIJLAGE P.9 STAMNUMMERS VOOR WAGENS (5DE T.E.M. 8STE CIJFER) Deze bijlage biedt een overzicht van de codes voor de voornaamste technische wagenkenmerken en wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.10 CODES VOOR DE TECHNISCHE GEGEVENS VAN GETROKKEN REIZIGERSMATERIEEL (5DE EN 6DE CIJFER) Bijlage P.10 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.11 CODES VOOR DE TECHNISCHE GEGEVENS VAN BIJZONDERE VOERTUIGEN (6DE T.E.M. 8STE CIJFER) Bijlage P.11 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.12 LETTERCODES VOOR WAGENS MET UITZONDERING VAN GELEDE EN MEERVOUDIGE WAGENS Bijlage P.12 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.13 LETTERCODES VOOR GETROKKEN REIZIGERSMATERIEEL Bijlage P.13 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. |
7) |
Bijlage P.14 wordt geschrapt. |
8) |
Bijlage T wordt vervangen door: „BIJLAGE T REMVERMOGEN Rol van de infrastructuurbeheerder De infrastructuurbeheerder stelt de spoorwegonderneming in kennis van het voor elke route vereiste remvermogen en van de kenmerken van het traject. De infrastructuurbeheerder dient bij de vaststelling van het vereiste remvermogen rekening te houden met de impact van de trajectkenmerken en de marges in verband met de spoorbaan. Het vereiste remvermogen wordt in principe uitgedrukt in remgewichtpercentage tenzij de infrastructuurbeheerder en de spoorwegonderneming zijn overeengekomen het remvermogen in een andere eenheid uit te drukken (bijv. geremde tonnage, remvermogen, deceleratiewaarden, deceleratieprofiel). Voor treinstellen en vaste treinsamenstellingen drukt de infrastructuurbeheerder het vereiste remvermogen uit in deceleratiewaarden indien de spoorwegonderneming daarom verzoekt. Rol van de spoorwegonderneming De spoorwegonderneming dient ervoor te zorgen dat elke trein minstens over het door de infrastructuurbeheerder opgelegde remvermogen beschikt. Bij de berekening van het remvermogen van een trein dient de spoorwegonderneming derhalve rekening te houden met de samenstelling van de trein. De spoorwegonderneming dient bij de indienststelling rekening te houden met het remvermogen van het voertuig of treinstel. Daarbij dient rekening te worden gehouden met materieelgerelateerde marges inzake de betrouwbaarheid en faling van de remmen. Bij de bepaling van het remvermogen om een trein tot stilstand te brengen en vast te zetten, moet de spoorwegonderneming tevens rekening houden met de informatie over de trajectkenmerken die een invloed hebben op het functioneren van de trein. Het door controle van de trein bepaalde remvermogen (samenstelling, beschikbaarheid en remafstelling) wordt gebruikt als input voor alle op de trein toe te passen exploitatievoorschriften. Ontoereikend remvermogen De infrastructuurbeheerder dient regels op te stellen voor gevallen waarin een trein niet over het vereiste remvermogen beschikt en deelt die regels mee aan de spoorwegondernemingen. Indien een trein niet over het voor het af te leggen traject vereiste remvermogen beschikt, dient de spoorwegonderneming de daaruit volgende beperkingen, zoals een snelheidsbeperking, na te leven.” |
9) |
Bijlage U wordt vervangen door: „BIJLAGE U LIJST VAN TER DISCUSSIE STAANDE PUNTEN Punt 4.2.2 — Treinsamenstellingsdocument Bijlage B (zie subparagraaf 4.4 van deze TSI) — andere voorschriften voor een coherent gebruik van nieuwe structurele subsystemen Bijlage R (zie subparagraaf 4.2.3.2 van deze TSI) — treinidentificatie Bijlage S (zie subparagraaf 4.2.2.1.3 van deze TSI) — treinzichtbaarheid — sluitseinen.” |
(1) Bijzondere voertuigen dienen in elk land over een uniek nummer te beschikken dat het eerste en de 5 laatste cijfers omvat van de technische kenmerken en het serienummer.
(2) Voor de NMBS/SNCB mag de omcirkelde letter B gehandhaafd worden.
(3) Diakritische tekens zijn „accenten” zoals in À, Ç, Ö, Č, Ž, Å enz. Bijzondere letters als Ø en Æ worden weergegeven met één enkele letter; bij de controle op eenduidigheid wordt de Ø behandeld als een O en Æ als een A.
(4) Volgens het in bijlage 4 van de conventie van 1949 beschreven alfabetische lettercodesysteem en artikel 45, lid 4, van de conventie van 1968.
(5) Wagens waarop het TEN-kenmerk mag worden aangebracht, zie bijlage P.5.
(6) Met inbegrip van wagens waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. COTIF: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet.
(7) Vaste of variabele spoorbreedte.
(8) Uitgezonderd voor wagens van categorie I (Koelwagens), niet gebruiken voor in dienst gestelde nieuwe wagens.
(9) Conformiteit met de toepasselijke TSI’s, zie bijlage P.5.
(10) Met inbegrip van voertuigen waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. COTIF: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet
(11) Uitgezonderd voor rijtuigen met vaste spoorbreedte (56) en variabele spoorbreedte (66) die reeds in dienst zijn, niet voor nieuwe voertuigen.
BIJLAGE II
De bijlagen bij Beschikking 2008/231/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In bijlage G wordt de tabel als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage H wordt geschrapt. |
4) |
In bijlage N wordt de laatste rij van de tabel (4.7.6 — Specifieke vereisten ten aanzien van het besturen van een trein) geschrapt. |
5) |
De bijlagen P, P1, P2, P3, P4, P5, P6, P7, P8, P9, P10, P11, P12 en P13 worden als volgt vervangen: „BIJLAGE P VOERTUIGIDENTIFICATIE 1. Algemene opmerkingen In deze bijlage worden het Europees voertuignummer en de bijbehorende markering beschreven die op zichtbare en permanente wijze op het voertuig moeten worden aangebracht om het te identificeren. Andere permanente nummers of markeringen die tijdens de constructie op het chassis worden gegraveerd of bevestigd of op de hoofdonderdelen van het voertuig worden aangebracht, worden in deze bijlage niet beschreven. 2. Europees voertuignummer en bijbehorende afkortingen Elk spoorwegvoertuig heeft een nummer van 12 cijfers (het Europees voertuignummer (EVN)) dat als volgt is samengesteld:
In elk land moeten de 7 cijfers van de technische kenmerken en het serienummer volstaan om een voertuig te identificeren binnen een groep van getrokken reizigersvoertuigen en bijzondere voertuigen (1) Het nummer wordt aangevuld met lettertekens:
3. Nummertoewijzing Het Europees voertuignummer moet worden toegekend overeenkomstig de voorschriften van Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG. Het Europees voertuignummer wordt gewijzigd wanneer het vanwege technische aanpassingen aan het voertuig niet meer overeenstemt met de interoperabiliteit of de technische kenmerken van het voertuig als vastgesteld in deze bijlage. Bij dergelijke aanpassingen kan op grond van de artikelen 20 tot en met 25 van Richtlijn 2008/57/EG een nieuwe vergunning voor indienststelling vereist zijn. BIJLAGE P.1 AFKORTING VAN DE EXPLOITANT 1. Definitie van de Afkorting Voertuig Exploitant (AVE) De afkorting voertuigexploitant (AVE) is een lettercode van 2 tot 5 letters (2 4 5 9). De AVE wordt op elk spoorwegvoertuig aangebracht, naast het Europees voertuignummer. De AVE is een weergave van de in het nationale voertuigregister inschreven exploitant. De AVE is uniek en geldt in alle landen waarin deze TSI van toepassing is en in alle landen die een overeenkomst aangaan waarin is bepaald dat het in deze TSI beschreven systeem voor voertuignummering en afkorting van de exploitant moet worden toegepast. 2. Formaat van de Afkorting Voertuig Exploitant De AVE geeft de volledige naam of afkorting van de exploitant weer, zo mogelijk op herkenbare wijze. Alle 26 letters van het Latijnse alfabet mogen worden gebruikt. De AVE moet in hoofdletters worden geschreven. Voor letters die geen beginletter zijn van een woord in de naam van de exploitant mogen kleine letters worden gebruikt. Voor de controle van de eenduidigheid gelden de kleine letters als hoofdletters. De letters mogen diakritische tekens bevatten (3 6 10). Bij de controle van de eenduidigheid wordt geen rekening gehouden met de diakritische tekens. Voor voertuigen die in het bezit zijn van exploitanten die zijn gevestigd in landen die het Latijnse alfabet niet gebruiken, mag na de AVE en een schuine streep („/”) een transliteratie worden gebruikt. Bij de gegevensverwerking wordt echter geen rekening gehouden met vertalingen. 3. Bepalingen voor het toewijzen van een Afkorting Voertuig Exploitant Aan één exploitant kan meer dan een AVE toegewezen worden wanneer:
Aan een groep ondernemingen kan één enkele AVE worden toegewezen wanneer:
4. Register van Afkortingen Voertuig Exploitant en toewijzingsprocedure Het AVE-register is openbaar en wordt permanent bijgewerkt. Een aanvraag voor een AVE wordt ingediend bij de bevoegde nationale instantie van de exploitant en doorgestuurd naar het Bureau. Een AVE mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. Een exploitant moet de bevoegde nationale instantie inlichten wanneer hij de AVE niet langer gebruikt, waarop de bevoegde nationale instantie het Bureau hiervan op de hoogte stelt. De AVE wordt ingetrokken wanneer de exploitant heeft aangetoond dat deze op alle betrokken voertuigen is veranderd. De AVE kan binnen 10 jaar niet opnieuw worden toegewezen tenzij aan de oorspronkelijke exploitant of, op diens verzoek, aan een andere exploitant. Een AVE kan aan een andere exploitant overgedragen worden, indien deze de wettelijke opvolger is van de oorspronkelijke exploitant. Een AVE blijft geldig wanneer de houder ervan zijn naam verandert in een naam die niet op de AVE gelijkt. BIJLAGE P.2 AANBRENGEN VAN NUMMER EN AANVULLENDE LETTERS OP BAKKEN 1. Algemene voorschriften inzake merktekens aan de buitenkant De hoofdletters en cijfers van het merkteken moeten minimaal 80 mm groot en van een schreefloos, niet-proportioneel lettertype zijn. Minder grote letters mogen worden gebruikt wanneer de merktekens alleen op langsliggers kunnen worden aangebracht. Het merkteken mag niet hoger dan 2 m boven de spoorstaafkop worden aangebracht. 2. Wagens Merktekens moeten op de volgende wijze op de wagenbak worden aangebracht:
Bij wagenbakken waarop hiervoor niet genoeg plaats is - met name platte wagens - moet het merkteken als volgt worden aangebracht:
Wanneer op een wagen een of meer letters met een nationale definitie worden aangebracht, moeten deze na de internationale letters worden aangebracht en daarvan worden gescheiden met een koppelteken.
3. Rijtuigen en getrokken reizigersmaterieel Het nummer moet op elke zijkant worden aangebracht en wel op de volgende manier:
De letters van het land waarin het voertuig is ingeschreven alsmede de technische gegevens worden onmiddellijk vóór, achter of onder het Europees voertuignummer aangebracht. Bij rijtuigen met een bestuurderscabine wordt het Europees voertuignummer ook in de cabine aangebracht. 4. Tractievoertuigen, motorwagens en bijzondere voertuigen Bij tractievoertuigen moet het Europees voertuignummer als volgt op beide zijden worden aangebracht: 92 10 1108 062-6 Het Europees voertuignummer moet eveneens in elke cabine van het tractiematerieel worden aangebracht. De exploitant mag in cijfers groter dan het Europees voertuignummer een eigen nummer aanbrengen (meestal de cijfers van het serienummer aangevuld met een lettercode) indien dit nuttig is voor de desbetreffende activiteiten. De plaats van dit eigen nummer wordt aan de exploitant overgelaten; er moet echter steeds een duidelijk onderscheid zijn tussen het EVN en het eigen nummer van de exploitant. BIJLAGE P.3 VOORSCHRIFTEN VOOR HET BEPALEN VAN HET CONTROLECIJFER (HET TWAALFDE CIJFER) Het controlecijfer wordt als volgt bepaald:
Voorbeelden:
BIJLAGE P.4 CODES VAN LANDEN WAARIN DE VOERTUIGEN ZIJN INGESCHREVEN (CIJFERS 3-4 EN AFKORTING) Informatie met betrekking tot derde landen wordt uitsluitend ter informatie vermeld.
BIJLAGE P.5 LETTERCODE VOOR DE MATE VAN INTEROPERABILITEIT „TEN”: voertuig dat voldoet aan de volgende voorwaarden: het voldoet aan alle relevante TSI’s die op het ogenblik van de indienststelling van kracht zijn en voor het voertuig is een vergunning voor de indienststelling afgegeven overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG; voor het voertuig is overeenkomstig artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG een vergunning afgegeven die in alle lidstaten geldt, of zijn, bij wijze van alternatief, door alle lidstaten individuele vergunningen toegekend. „PPV/PPW”: wagen die voldoet aan de PPV/PPW-overeenkomst (in OSSHD-staten) (origineel: PPV/PPW:ППВ (Правила пользования вагонами в международном сообщении; PGW: Правила Пользования Грузовыми Вагонами) Opmerkingen:
BIJLAGE P.6 INTEROPERABILITEITSCODES VOOR WAGENS (1STE EN 2E CIJFER)
BIJLAGE P.7 INTERNATIONALE VERVOERSCODES VOOR GETROKKEN REIZIGERSVOERTUIGEN (1STE EN 2E CIJFER)
BIJLAGE P.8 TYPES TRACTIEMATERIEEL EN EENHEDEN VAN EEN VAST OF VOORAF GEDEFINIEERD TREINSTEL (1STE EN 2E CIJFER) Het eerste cijfer is „9”. Wanneer het tweede cijfer het type tractiematerieel aanduidt, is de volgende codering verplicht:
BIJLAGE P.9 STAMNUMMERS VOOR WAGENS (5DE T.E.M. 8STE CIJFER) Deze bijlage biedt een overzicht van de codes voor de voornaamste technische wagenkenmerken en wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.10 CODES VOOR DE TECHNISCHE GEGEVENS VAN GETROKKEN REIZIGERSMATERIEEL (5DE EN 6DE CIJFER) Bijlage P.10 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.11 CODES VOOR DE TECHNISCHE GEGEVENS VAN BIJZONDERE VOERTUIGEN (6DE T.E.M. 8STE CIJFER) Bijlage P.11 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.12 LETTERCODES VOOR WAGENS MET UITZONDERING VAN GELEDE EN MEERVOUDIGE WAGENS Bijlage P.12 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.13 LETTERCODES VOOR GETROKKEN REIZIGERSMATERIEEL Bijlage P.13 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden gestuurd naar de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. |
6) |
Bijlage P.14 wordt geschrapt. |
(1) Bijzondere voertuigen dienen in elk land over een uniek nummer te beschikken dat het eerste en de 5 laatste cijfers omvat van de technische kenmerken en het serienummer.
(2) Voor de NMBS/SNCB mag de omcirkelde letter B gehandhaafd worden.
(3) Diakritische tekens zijn „accenten” zoals in À, Ç, Ö, Č, Ž, Å enz. Bijzondere letters als Ø en Æ worden weergegeven met één enkele letter; bij de controle op eenduidigheid wordt de Ø behandeld als een O en Æ als een A.
(4) Volgens het in bijlage 4 van de conventie van 1949 beschreven alfabetische lettercodesysteem en artikel 45, lid 4, van de conventie van 1968 inzake het wegverkeer.
(5) Wagens waarop het TEN-kenmerk mag worden aangebracht, zie bijlage P.5.
(6) Met inbegrip van wagens waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. COTIF: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet.
(7) Vaste of variabele spoorbreedte.
(8) Uitgezonderd voor wagens van categorie I (Koelwagens), niet gebruiken voor in dienst gestelde nieuwe wagens.
(9) Conformiteit met de toepasselijke TSI’s, zie bijlage P.5.
(10) Met inbegrip van voertuigen waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. COTIF: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet.
(11) Uitgezonderd voor rijtuigen met vaste spoorbreedte (56) en variabele spoorbreedte (66) die reeds in dienst zijn, niet voor nieuwe voertuigen.