25.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/29


RICHTLIJN 2009/127/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 21 oktober 2009

tot wijziging van Richtlijn 2006/42/EG met betrekking tot machines voor de toepassing van pesticiden

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het is een algemeen erkend feit dat het gebruik van pesticiden gevaren inhoudt voor zowel de menselijke gezondheid als het milieu. In haar mededeling van 12 juli 2006 getiteld „Thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden” heeft de Commissie een strategie goedgekeurd die beoogt de risico’s van het gebruik van pesticiden voor de menselijke gezondheid en het milieu te verminderen. Voorts hebben het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2009/128/EG van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (3) („de kaderrichtlijn”) aangenomen.

(2)

Het ontwerp, de bouw en het onderhoud van machines voor de toepassing van pesticiden zijn van groot belang voor de vermindering van de negatieve effecten van pesticiden op de menselijke gezondheid en het milieu. Voor professionele apparatuur voor de toepassing van pesticiden die reeds in gebruik is, voert de kaderrichtlijn eisen in met betrekking tot de controle en het onderhoud van de apparatuur.

(3)

De kaderrichtlijn is van toepassing op pesticiden die gewasbeschermingsmiddelen zijn. Het is daarom wenselijk de werkingssfeer van deze richtlijn te beperken tot machines voor de toepassing van pesticiden die gewasbeschermingsmiddelen zijn. Maar aangezien het toepassingsgebied van de kaderrichtlijn naar verwachting zal worden uitgebreid tot biociden, moet de uitbreiding van de werkingssfeer van de milieubeschermingseisen tot machines voor de toepassing van biociden vóór 31 december 2012 worden onderzocht door de Commissie.

(4)

De eisen inzake de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen en, in voorkomend geval, huisdieren of goederen, zijn reeds opgenomen in Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines (4). Daarom moeten essentiële milieubeschermingseisen voor het ontwerp en de bouw van nieuwe machines voor de toepassing van pesticiden worden opgenomen in Richtlijn 2006/42/EG, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat deze eisen in overeenstemming zijn met de eisen van de kaderrichtlijn voor wat betreft onderhoud en inspectie.

(5)

Daarom moet ook een verwijzing naar de bescherming van het milieu worden opgenomen in Richtlijn 2006/42/EG en moet deze doelstelling worden beperkt tot de categorie machines en de risico’s waarvoor specifieke milieubeschermingseisen gelden.

(6)

Machines voor de toepassing van pesticiden omvatten machines met eigen aandrijving, machines die moeten worden voortgetrokken, machines die geheel of gedeeltelijk op een voertuig worden geplaatst, machines voor de toepassing van pesticiden vanuit de lucht en stationaire machines die bestemd zijn voor de toepassing van pesticiden, zowel voor professioneel als voor niet-professioneel gebruik. Inbegrepen zijn ook met een motor aangedreven of manueel bediende draagbare en in de hand gehouden machines met een drukkamer.

(7)

Deze richtlijn blijft beperkt tot de essentiële eisen waaraan machines voor de toepassing van pesticiden moeten voldoen alvorens in de handel te worden gebracht en/of in bedrijf te worden gesteld, terwijl de Europese normalisatieorganisaties verantwoordelijk zijn voor de vaststelling van technische normen met gedetailleerde specificaties voor de diverse categorieën van dergelijke machines om de fabrikanten in staat te stellen aan die eisen te voldoen.

(8)

Het is van essentieel belang dat alle belanghebbende partijen, onder wie de industrie, landbouwers en milieuorganisaties, in gelijke mate bij de vaststelling van dergelijke geharmoniseerde normen worden betrokken, om zo ervoor te zorgen dat deze worden goedgekeurd op basis van een duidelijke consensus onder alle belanghebbenden.

(9)

Richtlijn 2006/42/EG dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(10)

Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” (5) worden de lidstaten ertoe aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(11)

Indien het beschikbare wetenschappelijke bewijs onvoldoende is om een nauwkeurige risicobeoordeling mogelijk te maken, moeten de lidstaten bij het nemen van maatregelen uit hoofde van deze richtlijn het voorzorgsbeginsel toepassen, dat een beginsel van Gemeenschapsrecht is en onder andere wordt omschreven in de mededeling van de Commissie van 2 februari 2000, daarbij terdege rekening houdend met de overige bepalingen en beginselen van Richtlijn 2006/42/EG, zoals het vrije verkeer van goederen en het vermoeden van overeenstemming,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Richtlijn 2006/42/EG

Richtlijn 2006/42/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 2, tweede alinea, wordt het volgende punt toegevoegd:

„m)

„essentiële gezondheids- en veiligheidseisen”: bindende bepalingen betreffende het ontwerp en de bouw van de producten die onder deze richtlijn vallen, om te zorgen voor een hoog beschermingsniveau van de gezondheid en de veiligheid van personen en, in voorkomend geval, huisdieren en goederen en, indien van toepassing, van het milieu.

De essentiële gezondheids- en veiligheidseisen worden vermeld in bijlage I. Essentiële gezondheids- en veiligheidseisen voor de bescherming van het milieu zijn enkel van toepassing op de machines als bedoeld in afdeling 2.4 van die bijlage.”.

2)

Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten treffen alle dienstige maatregelen om te waarborgen dat machines uitsluitend in de handel gebracht en/of in bedrijf gesteld kunnen worden indien zij voldoen aan de erop van toepassing zijnde bepalingen van de richtlijn en geen gevaar opleveren voor de veiligheid en de gezondheid van personen en, in voorkomend geval, huisdieren en goederen en, indien van toepassing, het milieu, wanneer zij op passende wijze worden geïnstalleerd en onderhouden en overeenkomstig hun bestemming of in redelijkerwijze voorzienbare omstandigheden worden gebruikt.”.

3)

In artikel 9, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door:

„In de in lid 1 bedoelde gevallen raadpleegt de Commissie de lidstaten en de andere betrokken partijen en deelt mee welke maatregelen zij wenst te treffen om op communautair vlak een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen en, in voorkomend geval, huisdieren en goederen en, indien van toepassing, het milieu, te verzekeren.”.

4)

Artikel 11, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Wanneer een lidstaat vaststelt dat een onder deze richtlijn vallende machine die de CE-markering draagt, vergezeld gaat van de EG-verklaring van overeenstemming en overeenkomstig het gebruiksdoel of in redelijkerwijze voorzienbare omstandigheden wordt gebruikt, de gezondheid of veiligheid van personen of, in voorkomend geval, huisdieren of goederen of, indien van toepassing, het milieu, in gevaar dreigt te brengen, neemt hij alle noodzakelijke maatregelen om deze machine uit de handel te nemen, te verbieden dat zij in de handel wordt gebracht en/of in bedrijf wordt gesteld, dan wel het vrije verkeer van deze machine te beperken.”.

5)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 4 van de algemene beginselen wordt vervangen door:

„4.

Deze bijlage bestaat uit verschillende delen. Het eerste deel heeft een algemene werkingssfeer en is van toepassing op alle soorten machines. In de andere delen wordt verwezen naar bepaalde soorten meer specifieke gevaren. De gehele bijlage moet evenwel worden bekeken om zeker te zijn dat aan alle toepasselijke essentiële eisen is voldaan. Bij het ontwerpen van machines worden de eisen van het algemene deel en de eisen van een of meer andere delen in aanmerking genomen, naargelang van de resultaten van de risicobeoordeling, uitgevoerd overeenkomstig punt 1 van deze algemene beginselen. Essentiële gezondheids- en veiligheidseisen voor de bescherming van het milieu zijn enkel van toepassing op de machines als bedoeld in afdeling 2.4.”;

b)

hoofdstuk 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de eerste alinea wordt vervangen door:

„Machines voor voedingsnijverheid, machines bestemd voor cosmetische of farmaceutische industrie, met de hand vastgehouden en/of handgeleide machines, draagbare bevestigingswerktuigen en andere slagwerktuigen, alsook machines voor de bewerking van hout en materiaal met vergelijkbare fysische kenmerken en machines voor de toepassing van pesticiden moeten aan alle in dit hoofdstuk opgenomen essentiële veiligheids- en gezondheidseisen voldoen (zie algemene beginselen, punt 4).”;

ii)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„2.4.   MACHINES VOOR DE TOEPASSING VAN PESTICIDEN

2.4.1.    Definitie

„Machines voor de toepassing van pesticiden”: machines die specifiek bedoeld zijn voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen in de zin van artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (6).

2.4.2.    Algemeen

De fabrikant van machines voor de toepassing van pesticiden of diens gemachtigde garandeert dat er een beoordeling wordt uitgevoerd van de risico’s van onopzettelijke blootstelling van het milieu aan pesticiden, in overeenstemming met de risicobeoordelings- en risicobeperkingsprocedure waarnaar wordt verwezen in punt 1 van de algemene beginselen.

Bij het ontwerp en de bouw van machines voor de toepassing van pesticiden moet rekening worden gehouden met de resultaten van de in de eerste alinea bedoelde risicobeoordeling, zodat de machines kunnen worden bediend, afgesteld en onderhouden zonder dat het milieu onopzettelijk wordt blootgesteld aan pesticiden.

Lekken moeten te allen tijde worden voorkomen.

2.4.3.    Controles en monitoring

Het moet mogelijk zijn de toepassing van pesticiden vanaf de bedieningsplaats op een gemakkelijke en nauwkeurige manier te controleren, te monitoren en onmiddellijk stop te zetten.

2.4.4.    Vullen en leegmaken

De machines moeten zodanig ontworpen en gebouwd zijn dat het nauwkeurig vullen met de noodzakelijke hoeveelheid pesticiden wordt vergemakkelijkt en gemakkelijk en volledig leegmaken is gewaarborgd, terwijl morsen van pesticide en verontreiniging van de waterbron tijdens deze handelingen worden voorkomen.

2.4.5.    Toepassing van pesticiden

2.4.5.1.   Dosering

De machines moeten uitgerust zijn met een voorziening waarmee de dosering gemakkelijk, precies en betrouwbaar kan worden ingesteld.

2.4.5.2.   Verspreiding, afzetting en drift van pesticiden

De machines moeten zodanig ontworpen en gebouwd zijn dat de pesticiden worden verspreid over de doelgebieden, zodat verliezen op andere gebieden tot een minimum worden beperkt en drift van pesticiden in het milieu voorkomen wordt. In voorkomend geval moet worden gezorgd voor een gelijkmatige verspreiding en homogene afzetting.

2.4.5.3.   Tests

Om na te gaan of de relevante onderdelen van de machines beantwoorden aan de in de punten 2.4.5.1 en 2.4.5.2 vermelde vereisten, moet de fabrikant of diens gemachtigde voor elk betrokken type machine passende tests uitvoeren of laten uitvoeren.

2.4.5.4.   Verliezen tijdens stilstand

De machines moeten zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat verlies van pesticide bij uitgeschakelde spuitfunctie wordt voorkomen.

2.4.6.    Onderhoud

2.4.6.1.   Schoonmaken

De machines moeten zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat zij eenvoudig en grondig kunnen worden schoongemaakt zonder het milieu te verontreinigen.

2.4.6.2.   Onderhoudsbeurten

De machines moeten zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat de vervanging van versleten onderdelen wordt vergemakkelijkt, zonder het milieu te verontreinigen.

2.4.7.    Controles

De nodige meetinstrumenten moeten op eenvoudige wijze op de machines kunnen worden bevestigd om de goede werking van de machine te kunnen controleren.

2.4.8.    Markering van spuitdoppen, zeven en filters

Spuitdoppen, zeven en filters moeten gemarkeerd worden zodat het type en de maat ervan duidelijk kunnen worden vastgesteld.

2.4.9.    Aanduiding van gebruikt pesticide

In voorkomend geval moeten de machines uitgerust zijn met een specifieke plaats waar de bediener de naam van het pesticide dat op dat moment in de machine zit, kan bevestigen.

2.4.10.    Gebruiksaanwijzing

De gebruiksaanwijzing moet de volgende informatie verschaffen:

a)

voorzorgsmaatregelen die bij het mengen, laden, toedienen, leegmaken, schoonmaken en bij onderhouds- en transportwerkzaamheden moeten worden genomen om verontreiniging van het milieu te voorkomen;

b)

gedetailleerde gebruiksomstandigheden voor de verschillende beoogde gebruiksomgevingen, met inbegrip van de daarmee gepaard gaande voorbereiding en vereiste instelling om ervoor te zorgen dat het pesticide wordt afgezet op doelgebieden, verliezen op andere gebieden tot een minimum worden beperkt en drift van pesticiden in het milieu voorkomen wordt, en, in voorkomend geval, om een gelijkmatige verspreiding, en homogene afzetting van het pesticide te verzekeren;

c)

de verschillende typen en maten van spuitdoppen, zeven en filters die met de machines kunnen worden gebruikt;

d)

de frequentie van de controles en de criteria en methode voor de vervanging van onderdelen die aan slijtage onderhevig zijn waardoor de correcte werking van de machine wordt beïnvloed, zoals spuitdoppen, zeven en filters;

e)

specificatie van de kalibratie, het dagelijks onderhoud, de winterse voorbereidingswerkzaamheden en andere controles die nodig zijn om de correcte werking van de machine te garanderen;

f)

typen pesticiden die aanleiding kunnen geven tot een verkeerde werking van de machine;

g)

een vermelding dat de bediener op de in punt 2.4.9 vermelde specifieke plaats de naam van het pesticide dat op dat moment in de machine zit, moet aanbrengen;

h)

de aansluiting en het gebruik van speciale apparatuur of toebehoren en de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen die moeten worden getroffen;

i)

een vermelding dat de machine onderworpen kan zijn aan nationale eisen betreffende regelmatige controle door daarmee belaste instanties, zoals vastgelegd in Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (7);

j)

de delen van de machine die moeten worden gecontroleerd om de correcte werking ervan te waarborgen;

k)

instructies voor de aansluiting van de nodige meetinstrumenten.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 15 juni 2011 de nodige bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 15 december 2011.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 21 oktober 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  PB C 182 van 4.8.2009, blz. 44.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 september 2009.

(3)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71.

(4)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.

(5)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(6)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(7)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71.”.