12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/69


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 juni 2009

betreffende de nadere interpretatie van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad genoemde luchtvaartactiviteiten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4293)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/450/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name op artikel 3 ter,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (2) zijn luchtvaartactiviteiten opgenomen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap.

(2)

De definitie van luchtvaartactiviteiten en met name de vrijstellingen die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de vrijstellingen van Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten (3), welke vrijstellingen in overeenstemming zijn met die van het Eurocontrolsysteem voor routeheffingen.

(3)

Bijlage 2 bij de door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) aangenomen Procedures for Air Navigation Services — Air Traffic Management (4) beschrijft het model van het vluchtplanformulier van de ICAO en geeft instructies voor het invullen van dat formulier. Het vluchtplan kan worden gebruikt om vast te stellen welke vluchten onder de werkingssfeer van de communautaire regeling vallen.

(4)

De interpretatie van luchtvaartactiviteiten waarin deze beschikking voorziet, moet worden toegepast in overeenstemming met Beschikking 2007/589/EG van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (5).

(5)

De interpretatie van openbaredienstverplichtingen moet worden toegepast in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (herschikking) (6).

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 23 van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde Comité klimaatverandering,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De nadere interpretatie van in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde luchtvaartactiviteiten is opgenomen in de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 juni 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

(2)  PB L 8 van 13.1.2009, blz. 3.

(3)  PB L 341 van 7.12.2006, blz. 3.

(4)  PANS-ATM, Doc 4444.

(5)  PB L 229 van 31.8.2007, blz. 1.

(6)  PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3.


BIJLAGE

Richtsnoeren betreffende de nadere interpretatie van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde luchtvaartactiviteiten

1.   DEFINITIE VAN LUCHTVAARTACTIVITEITEN

1.

Onder „vlucht” wordt verstaan één vluchtsector, dat wil zeggen één vlucht of één van een reeks vluchten die begint op een parkeerplaats van het vliegtuig en eindigt op een parkeerplaats van het vliegtuig.

2.

Onder „luchtvaartterrein” wordt verstaan, een afgebakende zone op het land of op het water, met inbegrip van gebouwen, installaties en uitrusting, bestemd om geheel of gedeeltelijk te worden gebruikt voor de aankomst, het vertrek en het grondverkeer van vliegtuigen.

3.

Indien een vliegtuigexploitant een in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG vermelde luchtvaartactiviteit verricht, valt hij onder de communautaire regeling, ongeacht of hij op de lijst staat van vliegtuigexploitanten die door de Commissie ingevolge artikel 18 bis, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG is gepubliceerd.

2.   INTERPRETATIE VAN DE VRIJSTELLINGEN

4.

Onder de categorie activiteiten „luchtvaart” vermeldt bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG welk type vluchten van de communautaire regeling zijn vrijgesteld.

2.1.   Vrijstelling uit hoofde van a)

5.

Deze vrijstelling dient te worden geïnterpreteerd overeenkomstig het exclusieve doel van de vlucht.

6.

Onder „directe familie” wordt uitsluitend verstaan, de echtgenoot, elke als gelijkwaardig aan de echtgenoot beschouwde partner, de kinderen en de ouders.

7.

Onder „ministers van de regering” wordt verstaan, de leden van de regering zoals vermeld in het staatsblad van het betrokken land. Leden van regionale of lokale regeringen van een land komen niet in aanmerking voor vrijstelling onder a).

8.

Onder „officiële dienstreis” wordt verstaan, een dienstreis waarbij de betrokkene in een officiële hoedanigheid optreedt.

9.

Veerdienstvluchten en positioneringsvluchten vallen niet onder deze vrijstelling.

10.

Vluchten die het Centraal Bureau voor routeheffingen van Eurocontrol als „S” heeft aangewezen voor de toepasselijkheid van de vrijstelling van routeheffingen (hierna „CRCO-vrijstellingscode”) worden geacht vluchten te zijn die uitsluitend worden uitgevoerd voor het vervoer, op officiële dienstreis, van een regerend vorst en zijn directe familie, staatshoofden, regeringsleiders en ministers van de regering, voor zover dit wordt bevestigd door een overeenkomstige statusindicator in het vluchtplan.

2.2.   Vrijstellingen uit hoofde van b)

2.2.1.   Militaire vluchten

11.

Onder „militaire vluchten” wordt verstaan, vluchten die rechtstreeks verband houden met het verrichten van militaire activiteiten.

12.

Militaire vluchten die worden uitgevoerd door civiele geregistreerde vliegtuigen vallen niet onder deze vrijstelling. Evenzo zijn civiele vluchten die door militaire vliegtuigen worden uitgevoerd niet vrijgesteld uit hoofde van b).

13.

Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „M” of „X” worden geacht vrijgestelde militaire vluchten te zijn.

2.2.2.   Douane- en politievluchten

14.

Zowel door civiele geregistreerde als door militaire vliegtuigen uitgevoerde douane- en politievluchten zijn vrijgesteld.

15.

Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „P” worden geacht vrijgestelde douane- en politievluchten te zijn.

2.3.   Vrijstellingen uit hoofde van c)

16.

In verband met de onderstaande vluchtcategorieën vallen veerdienstvluchten en positioneringsvluchten en vluchten tijdens welke uitsluitend rechtstreeks bij het verlenen van de gerelateerde diensten betrokken uitrusting en personeel worden vervoerd onder de vrijstelling. Verder wordt bij die vrijstellingen geen onderscheid gemaakt tussen met behulp van publieke en private middelen uitgevoerde vluchten.

2.3.1.   Vluchten in verband met opsporing en redding

17.

Onder „vluchten in verband met opsporing en redding” wordt verstaan, vluchten tijdens welke opsporings- en reddingsdiensten worden verleend. Onder „opsporings- en reddingsdienst” wordt verstaan, de uitvoering van taken in verband met bewaking van noodsituaties, communicatie, coördinatie en opsporing en redding, eerste medische hulpverlening of medische evacuatie, met behulp van publieke en private middelen, met inbegrip van samenwerkende vliegtuigen, schepen en andere vaartuigen en installaties.

18.

Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „R” en vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/SAR zijn aangeduid, worden geacht vrijgestelde opsporings- en reddingsvluchten te zijn.

2.3.2.   Vluchten in het kader van brandbestrijding

19.

Onder „vluchten in het kader van brandbestrijding” wordt verstaan, vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd om luchtbrandbestrijdingsdiensten te verlenen, dat wil zeggen het gebruik van vliegtuigen en andere luchtmiddelen om natuurbranden te bestrijden.

20.

Vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/FFR zijn aangeduid, worden geacht vrijgestelde vluchten in het kader van brandbestrijding te zijn.

2.3.3.   Humanitaire vluchten

21.

Onder „humanitaire vluchten” wordt verstaan, uitsluitend voor humanitaire doeleinden uitgevoerde vluchten die bedoeld zijn om hulpverleningspersoneel en hulpgoederen zoals voedsel, kleding, onderdak, medische en andere goederen tijdens of na een noodsituatie en/of ramp te vervoeren en/of om personen uit een plaats waar hun leven of gezondheid door die noodsituatie en/of ramp wordt bedreigd te evacueren naar een toevluchtsoord in dezelfde staat of een andere staat die bereid is dergelijke personen op te vangen.

22.

Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „H” en vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/HUM zijn aangeduid, worden geacht vrijgestelde humanitaire vluchten te zijn.

2.3.4.   Medische noodvluchten

23.

Onder „medische noodvluchten” wordt verstaan, vluchten die uitsluitend tot doel hebben de verlening van medische noodhulp te vergemakkelijken, als onmiddellijk en snel vervoer essentieel is, door het vervoeren van medisch personeel, medische benodigdheden, met inbegrip van uitrusting, bloed, organen, geneesmiddelen, of zieken of gewonden en andere direct betrokkenen.

24.

Vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/MEDEVAC of STS/HOSP zijn aangeduid, worden geacht vrijgestelde medische noodvluchten te zijn.

2.4.   Vrijstelling uit hoofde van f)

25.

Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „T” en vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als RMK/„Training flight” zijn aangeduid, worden geacht vrijgesteld te zijn uit hoofde van f).

2.5.   Vrijstellingen uit hoofde van g)

26.

Met betrekking tot de onderstaande vluchtcategorieën vallen veerdienstvluchten en positioneringsvluchten niet onder de vrijstelling.

2.5.1.   Vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd met het oog op wetenschappelijk onderzoek

27.

Deze categorie stelt vluchten vrij die alleen tot doel hebben wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Het wetenschappelijk onderzoek moet gedeeltelijk of geheel tijdens de vlucht uitgevoerd worden, wil de vrijstelling van toepassing zijn. Het vervoer van wetenschappers of onderzoeksuitrusting is op zich niet voldoende voor de vrijstelling van een vlucht.

2.5.2.   Vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd met het oog op het controleren, testen of certificeren van luchtvaartuigen of van grond- of boordapparatuur

28.

Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „N” en vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/FLTCK zijn aangeduid, worden geacht uit hoofde van g) vrijgestelde vluchten te zijn.

2.6.   Vrijstelling uit hoofde van i) (in het kader van openbaredienstverplichtingen uitgevoerde vluchten)

29.

De vrijstelling van in het kader van openbaredienstverplichtingen (ODV) uitgevoerde vluchten binnen ultraperifere gebieden wordt geacht van toepassing te zijn op de in artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag genoemde gebieden en omvat uitsluitend ODV-vluchten binnen één ultraperifeer gebied en vluchten tussen twee ultraperifere gebieden.

2.7.   Vrijstelling uit hoofde van j) („de minimis-regel”)

30.

Alle commerciële luchtvervoersondernemingen moeten uit hoofde van deel I van bijlage 6 bij het Verdrag van Chicago houder zijn van een bewijs luchtvaartexploitant (AOC). Exploitanten zonder dergelijk bewijs gelden niet als „commerciële luchtvervoersondernemingen”.

31.

Voor de toepassing van de de minimis-regel houdt het commercialiteitskenmerk verband met de exploitant en niet met de vluchten in kwestie. Dit houdt met name in dat de door een commerciële exploitant uitgevoerde vluchten in aanmerking worden genomen om te besluiten of die exploitant boven of onder de vrijstellingsdrempels valt, ook al worden die vluchten niet tegen vergoeding uitgevoerd.

32.

Alleen vluchten die vertrekken van of aankomen op een luchtvaartterrein dat gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, worden in aanmerking genomen om te besluiten of de vliegtuigexploitant boven of onder de vrijstellingsdrempels van de de minimis-regel valt. Uit hoofde van a)-j) vrijgestelde vluchten worden voor dezelfde doeleinden niet in aanmerking genomen.

33.

Vluchten die worden uitgevoerd door een commerciële vliegtuigexploitant die gedurende drie opeenvolgende periodes van vier maanden minder dan 243 vluchten per periode uitvoert, zijn vrijgesteld. De periodes van vier maanden zijn: januari tot april; mei tot augustus; september tot december. De lokale tijd van vertrek van de vlucht bepaalt welke periode van vier maanden in aanmerking worden genomen om te besluiten of de vliegtuigexploitant boven of onder de vrijstellingsdrempels van de de minimis-regel valt.

34.

Een commerciële exploitant die 243 vluchten of meer per periode uitvoert, valt gedurende het hele kalenderjaar waarin de drempel van 243 vluchten wordt bereikt of overschreden onder de communautaire regeling.

35.

Een commerciële exploitant die vluchten met een totale jaarlijkse emissie van 10 000 t of meer uitvoert, valt gedurende het kalenderjaar waarin de drempel van 10 000 t wordt bereikt of overschreden onder de communautaire regeling.