4.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 138/14


BESLUIT 2009/426/JBZ VAN DE RAAD

van 16 december 2008

inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 31, lid 2 en artikel 34, lid 2, onder c),

Gezien het initiatief van het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Eurojust is bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (2) opgericht als een orgaan van de Europese Unie met rechtspersoonlijkheid, met als doel de coördinatie en de samenwerking tussen de bevoegde justitiële instanties van de lidstaten te bevorderen en te verbeteren.

(2)

Uit een evaluatie van de door Eurojust opgedane ervaring is gebleken dat de operationele efficiëntie van Eurojust verder moet worden verbeterd, waarbij de verworven ervaring in aanmerking moet worden genomen.

(3)

Eurojust moet nu operationeler worden en de status van de nationale leden moet meer worden geharmoniseerd.

(4)

Opdat de lidstaten er permanent en effectief toe kunnen bijdragen dat Eurojust zijn doelstellingen verwezenlijkt, is het nationale lid verplicht zijn vaste werkplek op de zetel van Eurojust te hebben.

(5)

Er moet een gemeenschappelijke basis worden vastgesteld voor de bevoegdheden waarover ieder nationaal lid dient te beschikken in zijn hoedanigheid van bevoegde nationale autoriteit overeenkomstig het nationale recht. Sommige van deze bevoegdheden moeten aan de nationale leden worden verleend voor dringende gevallen waarin hij de bevoegde nationale autoriteit niet snel genoeg kan achterhalen of contacteren. Het spreekt vanzelf dat deze bevoegdheden niet behoeven te worden uitgeoefend wanneer de bevoegde autoriteit wél kan worden achterhaald en gecontacteerd.

(6)

Dit besluit laat de lidstaten vrij in het bepalen van hun interne justitiële organisatie of de administratiefrechtelijke procedures voor de aanwijzing van het nationale lid en de opzet voor het interne functioneren van de nationale bureaus bij Eurojust.

(7)

Binnen Eurojust moet een coördinatie met oproepdienst (OCC) worden opgezet om Eurojust permanent beschikbaar te maken en dit orgaan in staat te stellen in dringende gevallen op te treden. Het moet tot de verantwoordelijkheid van elke lidstaat behoren ervoor te zorgen dat hun vertegenwoordigers in de OCC 24 uur per dag en 7 dagen per week inzetbaar zijn.

(8)

De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de bevoegde nationale autoriteiten de krachtens dit besluit gedane verzoeken zonder nodeloze vertraging behandelen, zelfs indien de bevoegde nationale autoriteiten weigeren om op verzoeken van het nationale lid in te gaan.

(9)

Aan het college moet een zwaardere rol worden toegekend in jurisdictiegeschillen en in geval van herhaalde weigeringen of moeilijkheden in verband met de uitvoering van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning.

(10)

In de lidstaten moeten nationale coördinatiesystemen voor Eurojust worden opgezet met het oog op het coördineren van de werkzaamheden van de nationale correspondenten voor Eurojust, de nationale correspondent voor Eurojust voor terrorismebestrijding, de nationale correspondent voor het Europees justitieel netwerk en ten hoogste drie andere aanspreekpunten van het Europees justitieel netwerk, en van de vertegenwoordigers in de netwerken inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams, oorlogsmisdrijven, ontneming van vermogensbestanddelen en corruptie.

(11)

Het nationale coördinatiesysteem voor Eurojust dient ervoor te zorgen dat het casemanagementsysteem op efficiënte en betrouwbare wijze gegevens in verband met de betrokken lidstaat ontvangt. Het nationale coördinatiesysteem voor Eurojust behoeft echter niet in te staan voor de eigenlijke overdracht van gegevens aan Eurojust. De lidstaten dienen te besluiten welk kanaal het best kan worden gebruikt voor de overdracht van gegevens aan Eurojust.

(12)

Het nationale coördinatiesysteem voor Eurojust dient voor de vervulling van zijn taken op het casemanagementsysteem aangesloten te zijn. De aansluiting op het casemanagementsysteem geschiedt met inachtneming van de nationale informatietechnologiesystemen. De toegang tot het casemanagementsysteem op nationaal niveau berust op de centrale rol van het nationale lid, dat verantwoordelijk is voor het openen en beheren van tijdelijke werkbestanden.

(13)

Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (3) is van toepassing op de verwerking door lidstaten van de persoonsgegevens die tussen de lidstaten en Eurojust worden overgedragen. Kaderbesluit 2008/977/JBZ heeft geen invloed op de bepalingen betreffende gegevensbescherming in Besluit 2002/187/JBZ, waarin, gelet op de bijzondere aard, opdracht en bevoegdheden van Eurojust, een specifieke, meer gedetailleerde regeling voor dergelijke zaken is vastgesteld.

(14)

Eurojust dient gemachtigd te zijn tot het verwerken van bepaalde persoonsgegevens betreffende personen die conform het nationale recht van de betrokken lidstaten verdacht worden van het plegen van of deelnemen aan een strafbaar feit dat onder de bevoegdheid van Eurojust valt of die veroordeeld zijn voor een dergelijk strafbaar feit. De machtiging van Eurojust tot verwerking van dergelijke persoonsgegevens dient zich onder meer uit te strekken tot telefoonnummers, e-mailadressen, gegevens uit kentekenregisters, op basis van het niet-gecodeerde gedeelte van het DNA vastgestelde DNA-profielen, foto’s en vingerafdrukken. Daarnaast zou de machtiging zich kunnen uitstrekken tot verkeers- en locatiegegevens en de daarmee verband houdende gegevens die nodig zijn om de abonnee of gebruiker van een openbare elektronische communicatiedienst te identificeren, maar niet tot gegevens waaruit de inhoud van de communicatie kan worden opgemaakt. Het is niet de bedoeling dat Eurojust een geautomatiseerde vergelijking van DNA-profielen of vingerafdrukken verricht.

(15)

Eurojust dient over de mogelijkheid te beschikken om, met het oog op de verwezenlijking van zijn doelstellingen, de termijnen voor het bewaren van persoonsgegevens te verruimen. Beslissingen dienaangaande dienen te worden genomen na zorgvuldige afweging van de specifieke noodzaak. Tot verruiming van de termijnen voor de verwerking van persoonsgegevens na het tijdstip waarop in alle lidstaten de geldende termijn voor verjaring van het recht van strafvordering is verstreken, mag alleen worden besloten in geval van een bijzondere noodzaak tot verlening van bijstand krachtens dit besluit.

(16)

Het interne reglement van het gemeenschappelijk controleorgaan dient ertoe dit orgaan goed te doen functioneren.

(17)

Met het oog op de verhoging van de operationele efficiëntie van Eurojust moet de overdracht van gegevens aan Eurojust worden verbeterd door te voorzien in duidelijke en beperkte verplichtingen voor de nationale autoriteiten.

(18)

Eurojust dient de door de Raad gestelde prioriteiten, met name die op basis van de dreigingsevaluatie voor georganiseerde criminaliteit (OCTA), uit te voeren als vermeld in het Haagse programma (4).

(19)

Eurojust moet bevoorrechte relaties met het Europees justitieel netwerk in stand houden gebaseerd op overleg en complementariteit. Dit besluit zal de respectieve rollen van Eurojust en het Europees justitieel netwerk en hun onderlinge relatie helpen verduidelijken en tegelijkertijd het specifieke karakter van het Europees justitieel netwerk in stand houden.

(20)

Niets in dit besluit dient zodanig te worden uitgelegd dat het de autonomie van de secretariaten van de in dit besluit genoemde netwerken aantast wanneer zij zich van hun taak kwijten als personeel van Eurojust overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen zoals opgenomen in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (5).

(21)

Ook de capaciteit van Eurojust om te werken met externe partners, zoals derde landen, de Europese Politiedienst (Europol), het Europees Fraudebestrijdingsbureau (OLAF), het gemeenschappelijk situatiecentrum van de Raad en het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex), moet worden uitgebreid.

(22)

Er dient te worden voorzien in de mogelijkheid dat Eurojust verbindingsmagistraten detacheert in derde staten met het oog op het bereiken van soortgelijke doelen als die welke worden nagestreefd door de verbindingsmagistraten die door de lidstaten worden gedetacheerd uit hoofde van Gemeenschappelijk Optreden 96/277/JBZ van de Raad van 22 april 1996 inzake een kader voor de uitwisseling van verbindingsmagistraten ter verbetering van de justitiële samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie (6).

(23)

Dit besluit schept de mogelijkheid rekening te houden met het beginsel van toegang van het publiek tot officiële documenten,

BESLUIT:

Artikel 1

Wijzigingen van Besluit 2002/187/JBZ

Besluit 2002/187/JBZ van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Samenstelling van Eurojust

1.   Eurojust bestaat uit één door elke lidstaat overeenkomstig zijn rechtsstelsel gedetacheerd nationaal lid, dat de hoedanigheid heeft van openbaar aanklager, rechter of politiefunctionaris met gelijkwaardige bevoegdheden.

2.   De lidstaten dragen er permanent en effectief toe bij dat Eurojust zijn doelstellingen krachtens artikel 3 verwezenlijkt. Te dien einde

a)

is het nationale lid verplicht zijn vaste werkplek op de zetel van Eurojust te hebben;

b)

wordt elk nationaal lid bijgestaan door een adjunct en door een andere persoon, die als medewerker fungeert. De adjunct en de medewerker kunnen hun vaste werkplek bij Eurojust hebben. Het nationale lid kan daarnaast worden bijgestaan door andere adjuncten of medewerkers, die zo nodig en met instemming van het College hun vaste werkplek bij Eurojust kunnen hebben.

3.   Het nationale lid bekleedt een positie waardoor hij beschikt over de bevoegdheden bedoeld in dit besluit om zijn opdrachten te kunnen uitvoeren.

4.   Het statuut van de nationale leden, adjuncten en medewerkers wordt beheerst door het nationale recht van hun lidstaat.

5.   De adjunct voldoet aan de criteria van lid 1 en is in staat namens of als vervanger van het nationale lid op te treden. Een medewerker kan eveneens namens of als vervanger van het nationale lid optreden indien hij voldoet aan de criteria van lid 1.

6.   Eurojust wordt aangesloten op een nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust overeenkomstig artikel 12.

7.   Eurojust kan overeenkomstig dit besluit verbindingsmagistraten detacheren in derde staten.

8.   Eurojust heeft overeenkomstig dit besluit een secretariaat dat wordt geleid door een administratief directeur.”.

2.

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1, onder b), wordt „internationale rechtshulpverlening en de uitvoering van uitleveringsverzoeken” vervangen door „uitvoering van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning”;

b)

in lid 2 wordt „artikel 27, lid 3,” vervangen door „artikel 26 bis, lid 2,”.

3.

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

criminaliteit en strafbare feiten waarvoor Europol te allen tijde bevoegd is (7);”;

b)

lid 1, onder b), wordt geschrapt;

c)

in lid 1, onder c), wordt „onder a) en b)” vervangen door „onder a)”.

4.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 5 bis

Coördinatie met oproepdienst

1.   Teneinde zijn taken in dringende gevallen te vervullen, zet Eurojust een coördinatie met oproepdienst (OCC) op die te allen tijde aan Eurojust gerichte verzoeken in ontvangst kan nemen en behandelen. De OCC is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar via één OCC-contactpunt bij Eurojust.

2.   De OCC doet een beroep op één vertegenwoordiger (de OCC-vertegenwoordiger) per lidstaat, die het nationale lid zelf of zijn adjunct kan zijn, of een medewerker die bevoegd is om het nationale lid te vervangen. De OCC-vertegenwoordiger is 24 uur per dag en 7 dagen per week inzetbaar.

3.   Wanneer een verzoek of besluit inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning, in een of meer lidstaten dringend ten uitvoer moet worden gelegd, kan de bevoegde verzoekende of uitvaardigende autoriteit dit aan de OCC toezenden. Het OCC-contactpunt zendt het verzoek onmiddellijk door aan de OCC-vertegenwoordiger van de lidstaat waarvan het verzoek uitgaat en, op uitdrukkelijk verzoek van de toezendende of uitvaardigende autoriteit, aan de OCC-vertegenwoordigers van de lidstaten op het grondgebied waarvan het verzoek ten uitvoer moet worden gelegd. Deze vertegenwoordigers ondernemen onverwijld actie met betrekking tot de uitvoering van het verzoek in hun lidstaat, door uitoefening van de te hunner beschikking staande taken of bevoegdheden als bedoeld in artikel 6 en in de artikelen 9 bis tot en met 9 septies.”.

5.

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de bestaande tekst wordt lid 1;

b)

lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

kan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, onder vermelding van de reden, verzoeken:

i)

ter zake van bepaalde feiten een onderzoek of vervolging in te stellen;

ii)

te aanvaarden dat een van hen beter in staat is ter zake van bepaalde feiten een onderzoek of vervolging in te stellen;

iii)

het optreden van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te coördineren;

iv)

overeenkomstig de toepasselijke samenwerkingsregelingen een gemeenschappelijk onderzoeksteam in te stellen;

v)

alle gegevens te verstrekken die Eurojust nodig heeft om zijn taken te verrichten;

vi)

speciale onderzoeksmaatregelen te treffen;

vii)

alle andere voor de opsporing of de vervolging gerechtvaardigde maatregelen te treffen;”;

c)

lid 1, onder g), wordt geschrapt;

d)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„2.   De lidstaten zorgen er ook voor dat de bevoegde nationale autoriteiten de krachtens dit artikel gedane verzoeken zonder nodeloze vertraging behandelen.”.

6.

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het bestaande lid wordt lid 1;

b)

de volgende leden worden toegevoegd:

„2.   Wanneer twee of meer nationale leden het niet eens kunnen worden over de oplossing van een jurisdictiegeschil met betrekking tot het instellen van een onderzoek of vervolging op grond van artikel 6 en met name artikel 6, lid 1, onder c), wordt het college gevraagd ter zake een schriftelijk niet-bindend advies uit te brengen, voor zover de zaak niet in onderlinge overeenstemming door de bevoegde nationale autoriteiten kon worden opgelost. Het advies van het college wordt de betrokken lidstaten terstond toegezonden. Dit lid laat lid 1, onder a), ii), onverlet.

3.   Niettegenstaande de bepalingen in door de Europese Unie aangenomen rechtsinstrumenten betreffende justitiële samenwerking, kan een bevoegde autoriteit herhaalde weigeringen of moeilijkheden in verband met de uitvoering van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning, aan Eurojust melden en het college verzoeken ter zake een schriftelijk, niet-bindend advies uit te brengen, voor zover de zaak niet in onderlinge overeenstemming door de bevoegde autoriteiten of met de hulp van de betrokken nationale leden kon worden opgelost. Het advies van het college wordt de betrokken lidstaten terstond toegezonden.”.

7.

De artikelen 8 en 9 worden vervangen door:

„Artikel 8

Follow-up van verzoeken en adviezen van Eurojust

Indien de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat besluiten geen gevolg te geven aan een verzoek als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), of artikel 7, lid 1, onder a), of aan een schriftelijk advies als bedoeld in artikel 7, leden 2 en 3, stellen zij Eurojust daarvan zonder nodeloze vertraging in kennis, met opgave van redenen. Wanneer de redenen voor de weigering om aan een verzoek te voldoen niet kunnen worden opgegeven omdat zulks wezenlijke nationale veiligheidsbelangen zou schaden of de veiligheid van personen in gevaar zou brengen, mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten operationele redenen aanvoeren.

Artikel 9

Nationale leden

1.   De ambtstermijn van een nationaal lid bedraagt ten minste vier jaar. De lidstaat van oorsprong kan het mandaat hernieuwen. Het mandaat van een nationaal lid wordt niet vóór het einde van een ambtstermijn beëindigd zonder de Raad voorafgaand aan de beëindiging en onder opgave van redenen hiervan in kennis te stellen. Wanneer een nationaal lid voorzitter of vicevoorzitter van Eurojust is, wordt zijn ambtstermijn bepaald voor een duur die ten minste de zekerheid biedt dat hij zijn functie als voorzitter of vicevoorzitter tot het einde van de ambtstermijn kan vervullen.

2.   Alle tussen Eurojust en de lidstaten uitgewisselde gegevens worden doorgezonden via het nationale lid.

3.   Om bij te dragen tot de doelstellingen van Eurojust heeft elk nationaal lid ten minste gelijkwaardige toegang tot de informatie, of is hij ten minste in staat de informatie te verkrijgen uit de volgende typen registers in zijn lidstaat die te zijner beschikking zouden staan in zijn functie van openbaar aanklager, rechter of politiefunctionaris, al naargelang van het geval, op nationaal niveau:

a)

strafregisters,

b)

registers van aangehouden personen,

c)

opsporingsregisters,

d)

DNA-registers,

e)

andere registers van zijn lidstaat met informatie die hij nodig acht om zijn of haar taken te kunnen vervullen.

4.   Het nationale lid kan rechtstreeks contact opnemen met de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat.”.

8.

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 9 bis

Op nationaal niveau aan het nationale lid verleende bevoegdheden

1.   De nationale leden oefenen de in de artikelen 9 ter, 9 quater en 9 quinquies bedoelde bevoegdheden uit in hun hoedanigheid van bevoegde nationale autoriteit overeenkomstig het nationale recht en onder de voorwaarden van dit artikel en van de artikelen 9 ter tot en met 9 sexies. Bij de uitoefening van zijn functie vermeldt het nationale lid in voorkomend geval wanneer hij of zij uit hoofde van de hem overeenkomstig dit artikel de artikelen 9 ter, 9 quater en 9 quinquies aan nationale leden verleende bevoegdheden handelt.

2.   De lidstaten bepalen de aard en de omvang van de bevoegdheden die zij aan hun nationale leden verlenen met betrekking tot de justitiële samenwerking ten aanzien van de betrokken lidstaat. Iedere lidstaat verleent zijn nationale lid echter ten minste de in artikel 9 ter genoemde bevoegdheden en, onder voorbehoud van artikel 9 sexies, de in de artikelen 9 quater en 9 quinquies bedoelde bevoegdheden die te zijner beschikking zouden staan in zijn functie van rechter, openbaar aanklager of politiefunctionaris, al naargelang van het geval, op nationaal niveau.

3.   Bij de benoeming van zijn nationale lid, en op ieder ander dienstig tijdstip, brengt de lidstaat zijn besluit aangaande de uitvoering van lid 2 ter kennis van Eurojust en het secretariaat-generaal van de Raad, dat de overige lidstaten daarvan in kennis kan stellen. De lidstaten verbinden zich ertoe de aldus verleende bevoegdheden te aanvaarden en te erkennen, voor zover deze in overeenstemming zijn met de internationale verbintenissen.

4.   Elke lidstaat geeft voorts een nadere invulling aan het recht van een nationaal lid om ten aanzien van buitenlandse justitiële autoriteiten handelingen te stellen, in overeenstemming met de internationale verbintenissen die de betrokken lidstaat is aangegaan.

Artikel 9 ter

Gewone bevoegdheden

1.   De nationale leden hebben, in hun hoedanigheid van bevoegde nationale autoriteit, het recht om verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning, in ontvangst te nemen, door te zenden, de tenuitvoerlegging ervan te vergemakkelijken en hierop toe te zien, alsmede om dienaangaande aanvullende informatie te verstrekken. Wanneer de in dit lid genoemde bevoegdheden worden uitgeoefend, wordt de nationale bevoegde autoriteit daarvan terstond op de hoogte gebracht.

2.   In geval van gedeeltelijke of inadequate tenuitvoerlegging van een verzoek inzake justitiële samenwerking hebben de nationale leden, in hun hoedanigheid van bevoegde nationale autoriteit, het recht de bevoegde nationale autoriteit van hun lidstaat te verzoeken bijkomende maatregelen te nemen met het oog op een volledige tenuitvoerlegging van het verzoek.

Artikel 9 quater

Met instemming van een bevoegde nationale autoriteit uitgeoefende bevoegdheden

1.   De nationale leden kunnen, in hun hoedanigheid van bevoegde nationale autoriteit en met instemming van een bevoegde nationale autoriteit of op haar verzoek en per geval, de volgende bevoegdheden uitoefenen:

a)

het verstrekken en aanvullen van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning;

b)

het in hun lidstaat ten uitvoer leggen van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning;

c)

het in hun lidstaat gelasten van onderzoeksmaatregelen die als nodig worden aangemerkt tijdens een coördinatievergadering die Eurojust belegt met als doel bijstand te verlenen aan bevoegde nationale autoriteiten die bij een concreet onderzoek betrokken zijn en waaraan de bij dit onderzoek betrokken bevoegde nationale autoriteiten wordt verzocht deel te nemen;

d)

het toestaan en coördineren van gecontroleerde afleveringen in de eigen lidstaat.

2.   De in dit artikel bedoelde bevoegdheden worden in beginsel uitgeoefend door een bevoegde nationale autoriteit.

Artikel 9 quinquies

Bevoegdheden uitgeoefend in dringende gevallen

In hun hoedanigheid van bevoegde nationale autoriteit hebben de nationale leden, in dringende gevallen en voor zover zij de bevoegde nationale autoriteit niet snel genoeg kunnen achterhalen of contacteren, het recht om:

a)

gecontroleerde afleveringen in de eigen lidstaat toe te staan en te coördineren;

b)

met betrekking tot de eigen lidstaat een verzoek of een besluit inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning, uit te voeren.

Zodra de bevoegde nationale autoriteit is achterhaald of gecontacteerd, wordt zij op de hoogte gesteld van de in dit artikel bedoelde uitoefening van bevoegdheden.

Artikel 9 sexies

Verzoeken van nationale leden indien geen bevoegdheid kan worden uitgeoefend

1.   Het nationale lid is, in zijn hoedanigheid van bevoegde nationale autoriteit, ten minste bevoegd om een voorstel voor te leggen aan de voor de uitoefening van de in de artikelen 9 quater en 9 quinquies genoemde bevoegdheden bevoegde instantie, wanneer verlening van die bevoegdheden aan het nationale lid strijdig is met:

a)

grondwettelijke voorschriften

of

b)

essentiële kenmerken van het strafrechtelijk bestel:

i)

betreffende de bevoegdheidsverdeling tussen politie, openbare aanklagers en rechters,

ii)

betreffende de functionele taakverdeling tussen vervolgingsautoriteiten,

of

iii)

betreffende de federale structuur van de betrokken lidstaat.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale autoriteit in de in lid 1 bedoelde gevallen het verzoek van het nationale lid zonder nodeloze vertraging behandelt.

Artikel 9 septies

Deelname van het nationale lid aan gemeenschappelijke onderzoeksteams

De nationale leden zijn met betrekking tot hun eigen lidstaat gerechtigd deel te nemen aan gemeenschappelijke onderzoeksteams, inclusief aan het instellen ervan, overeenkomstig artikel 13 van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie of Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams (8). De lidstaten kunnen de deelname van het nationale lid echter afhankelijk maken van de instemming van de bevoegde nationale autoriteit. De nationale leden, of hun adjuncten of medewerkers, worden uitgenodigd om deel te nemen aan gemeenschappelijke onderzoeksteams waarbij hun eigen lidstaat betrokken is en waarvoor communautaire financiering wordt verleend uit hoofde van de toepasselijke financiële instrumenten. Elke lidstaat bepaalt of het nationale lid aan het gemeenschappelijk onderzoeksteam deelneemt als bevoegde nationale autoriteit dan wel namens Eurojust.

9.

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt de eerste zin vervangen door:

„2.   De Raad keurt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van het college het reglement van orde van Eurojust goed. Het college neemt het voorstel met tweederde meerderheid aan na raadpleging van het bij artikel 23 ingestelde gemeenschappelijk controleorgaan, wat de bepalingen inzake de verwerking van persoonsgegevens betreft.”;

b)

in lid 3 wordt „overeenkomstig artikel 7, onder a)” vervangen door „overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), lid 2 en lid 3”.

10.

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

Nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust

1.   De lidstaten wijzen één of meer nationale correspondenten voor Eurojust aan.

2.   Elke lidstaat zet uiterlijk 4 juni 2011 een nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust op om te zorgen voor de coördinatie van de werkzaamheden verricht door:

a)

de nationale correspondenten voor Eurojust;

b)

de nationale correspondent voor Eurojust voor terrorismebestrijding;

c)

de nationale correspondent voor het Europees justitieel netwerk en ten hoogste drie andere contactpunten van het Europees justitieel netwerk;

d)

de nationale leden of contactpunten van het netwerk voor gemeenschappelijke onderzoeksteams en van de netwerken die zijn opgezet bij Besluit 2002/494/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 tot instelling van een Europees netwerk van aanspreekpunten inzake personen die verantwoordelijk zijn voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven (9), Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven (10) en Besluit 2008/852/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 inzake een netwerk van contactpunten ter bestrijding van corruptie (11).

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde personen behouden de positie en de status waarover zij krachtens het nationale recht beschikken.

4.   De nationale correspondenten voor Eurojust zijn verantwoordelijk voor de werking van het nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust. Indien verschillende nationale correspondenten voor Eurojust zijn aangewezen, is een van hen verantwoordelijk voor de werking van het nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust.

5.   Het nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust vergemakkelijkt in de lidstaat de taakvervulling van Eurojust, met name door:

a)

ervoor te zorgen dat het in artikel 16 bedoelde casemanagementsysteem op efficiënte en betrouwbare wijze gegevens in verband met de betrokken lidstaat ontvangt;

b)

te helpen bepalen of een zaak met bijstand van Eurojust of van het Europees justitieel netwerk moet worden behandeld;

c)

het nationale lid te helpen bepalen welke autoriteiten bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning;

d)

nauwe betrekkingen met de nationale Europol-eenheid te onderhouden.

6.   Voor de verwezenlijking van de in lid 5 bedoelde doelstellingen worden de in lid 1 en lid 2, onder a), b) en c), bedoelde personen op het casemanagementsysteem aangesloten en kunnen de in lid 2, onder d), bedoelde personen hierop worden aangesloten overeenkomstig dit artikel, en de artikelen 16, 16 bis, 16 ter en 18 en het reglement van orde van Eurojust. De aansluiting op het casemanagementsysteem komt ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie.

7.   De rechtstreekse contacten tussen de bevoegde justitiële autoriteiten, als bepaald in de instrumenten inzake justitiële samenwerking, zoals artikel 6 van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, worden door dit artikel onverlet gelaten. De betrekkingen tussen het nationale lid en de nationale correspondenten sluiten rechtstreekse betrekkingen tussen het nationale lid en zijn bevoegde autoriteiten niet uit.

11.

Artikel 13 wordt vervangen door:

„Artikel 13

Uitwisseling van informatie met de lidstaten en tussen nationale leden

1.   Overeenkomstig de in dit besluit vastgestelde voorschriften inzake gegevensbescherming wisselen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met Eurojust alle informatie uit die nodig is voor de uitvoering van de taken uit hoofde van de artikelen 4 en 5. Dit omvat ten minste de in de leden 5, 6 en 7 bedoelde informatie.

2.   De overdracht van informatie aan Eurojust wordt alleen als een verzoek om bijstand van Eurojust opgevat indien een bevoegde autoriteit dat in het betrokken geval specifiek vermeldt.

3.   De nationale leden van Eurojust zijn bevoegd om, zonder voorafgaande toestemming, onderling of met de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat alle voor de vervulling van de taken van Eurojust vereiste gegevens uit te wisselen. In het bijzonder worden de nationale leden terstond op de hoogte gebracht van een hen betreffende zaak.

4.   Dit artikel laat de andere verplichtingen inzake overdracht van gegevens aan Eurojust, daaronder begrepen die welke voortvloeien uit Besluit 2005/671/JBZ van de Raad van 20 september 2005 betreffende informatie-uitwisseling en samenwerking in verband met strafbare feiten van terroristische aard (12), onverlet.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale leden op de hoogte worden gebracht van het instellen van een gemeenschappelijk onderzoeksteam, ongeacht of dat team wordt ingesteld krachtens artikel 13 van de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie dan wel krachtens Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad, alsmede van de resultaten van een dergelijk team.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale lid zonder nodeloze vertraging in kennis wordt gesteld van een zaak waarbij ten minste drie lidstaten rechtstreeks betrokken zijn en waarin verzoeken of besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning, aan ten minste twee lidstaten zijn toegezonden; en

a)

het betrokken feit in de uitvaardigende of de verzoekende lidstaat strafbaar wordt gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste vijf of zes jaar, naargelang van de beslissing van de betrokken lidstaat, en is opgenomen in de onderstaande lijst:

i)

mensenhandel;

ii)

seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie;

iii)

drugshandel;

iv)

handel in vuurwapens, delen en onderdelen daarvan en munitie;

v)

corruptie;

vi)

fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad;

vii)

eurovalsemunterij;

viii)

witwassen van geld;

ix)

aanvallen op informatiesystemen;

of

b)

er concrete aanwijzingen zijn over de betrokkenheid van een criminele organisatie;

of

c)

er aanwijzingen zijn dat de zaak een ernstige grensoverschrijdende dimensie of ernstige gevolgen kan hebben op het niveau van de Europese Unie of andere dan de rechtstreeks betrokken lidstaten zou kunnen raken.

7.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale lid ook op de hoogte wordt gebracht van:

a)

gevallen waarin jurisdictiegeschillen zijn ontstaan of kunnen ontstaan;

b)

gecontroleerde afleveringen waarbij ten minste drie staten betrokken zijn, waaronder ten minste twee lidstaten;

c)

herhaalde problemen met of weigeringen van het uitvoeren van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning.

8.   Nationale autoriteiten zijn in afzonderlijke gevallen niet verplicht informatie te verstrekken indien daardoor:

a)

wezenlijke nationale veiligheidsbelangen worden geschaad; of

b)

de veiligheid van een persoon in gevaar wordt gebracht.

9.   In bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen tussen lidstaten en derde landen gestelde voorwaarden, met inbegrip van door derde landen gestelde voorwaarden betreffende het gebruik van informatie nadat deze verstrekt is, worden door dit artikel onverlet gelaten.

10.   Overeenkomstig de leden 5, 6 en 7 aan Eurojust overgedragen informatie omvat ten minste, indien voorhanden, de categorieën gegevens als vervat in de bijlage.

11.   De in dit artikel bedoelde gegevens worden op gestructureerde wijze aan Eurojust toegezonden.

12.   Uiterlijk op 4 juni 2014 (12) stelt de Commissie aan de hand van de door Eurojust verstrekte informatie een verslag over de uitvoering van dit artikel op, vergezeld van voorstellen die zij passend acht, ook met het oog op een eventuele wijziging van de leden 5, 6 en 7 en van de bijlage.

12.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 13 bis

Door Eurojust aan de bevoegde nationale autoriteiten verstrekte gegevens

1.   Eurojust verstrekt de bevoegde nationale autoriteiten gegevens en feedback over de resultaten van het verwerken van gegevens, onder meer over het bestaan van verbanden met reeds in het casemanagementsysteem opgenomen zaken.

2.   Voorts zendt Eurojust, wanneer de bevoegde nationale autoriteit Eurojust om gegevens verzoekt, deze gegevens binnen de door die autoriteit vastgestelde termijn toe.”.

13.

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 3 wordt „overeenkomstig de artikelen 13 en 26” vervangen door „overeenkomstig de artikelen 13, 26 en 26 bis”;

b)

lid 4 wordt geschrapt.

14.

Artikel 15, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de inleidende zin worden de woorden „tegen wie krachtens de nationale wetgeving van de betrokken lidstaten een onderzoek of een vervolging loopt ter zake van één of meer soorten criminaliteit en strafbare feiten in de zin van artikel 4” worden vervangen door „die conform het nationale recht van de betrokken lidstaten verdacht worden van het plegen van of deelnemen aan een strafbaar feit dat onder de bevoegdheid van Eurojust valt of die veroordeeld zijn voor een dergelijk strafbaar feit”;

b)

het volgende wordt toegevoegd:

„l)

telefoonnummers, e-mailadressen en gegevens bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a), van Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronische communicatiediensten of van openbare communicatienetwerken (13);

m)

gegevens uit kentekenregisters;

n)

op basis van het niet-gecodeerde gedeelte van het DNA vastgestelde DNA-profielen, foto’s en vingerafdrukken.

15.

Artikel 16 wordt vervangen door:

„Artikel 16

Casemanagementsysteem, register en tijdelijke werkbestanden

1.   Overeenkomstig dit besluit zet Eurojust een casemanagementsysteem op dat bestaat uit tijdelijke werkbestanden en een register met persoonsgegevens en andere gegevens.

2.   Het casemanagementsysteem heeft tot doel:

a)

het ondersteunen van het beheer en de coördinatie van onderzoeken en vervolgingen die Eurojust helpt coördineren, met name door vergelijking van informatie;

b)

het vergemakkelijken van de toegang tot informatie over lopende onderzoeken en vervolgingen;

c)

het vergemakkelijken van de toetsing van de persoonsgegevensverwerking wat betreft haar rechtmatigheid en de aansluiting op de bepalingen van dit besluit.

3.   Voor zover dit in overeenstemming is met de in dit besluit opgenomen voorschriften inzake gegevensbescherming, kan het casemanagementsysteem verbonden worden met de beveiligde telecommunicatieverbinding bedoeld in artikel 9 van Besluit 2008/976/JBZ van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk (14).

4.   Het register bevat verwijzingen naar de tijdelijke werkbestanden die in het kader van Eurojust worden verwerkt en mag geen andere persoonsgegevens bevatten dan de in artikel 15, lid 1, onder a) tot en met i) en onder k) en m), en in artikel 15, lid 2, genoemde.

5.   Bij het vervullen van hun taken overeenkomstig dit besluit, mogen de nationale leden van Eurojust gegevens betreffende hun specifieke dossiers in een tijdelijk werkbestand opnemen. Zij stellen de bestanden open voor de functionaris voor gegevensbescherming. De opening van elk nieuw tijdelijk werkbestand dat persoonsgegevens bevat, wordt door het nationale lid in kwestie meegedeeld aan de functionaris voor gegevensbescherming.

6.   Voor de verwerking van aan een zaak gerelateerde persoonsgegevens mag Eurojust geen ander geautomatiseerd bestand opzetten dan het casemanagementsysteem.

16.

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 16 bis

Werking van de tijdelijke werkbestanden en van het register

1.   Het nationale lid in kwestie opent voor iedere zaak waarover hem informatie is gestuurd een tijdelijk werkbestand voor zover deze informatie is gestuurd overeenkomstig dit besluit of de in artikel 13, lid 4, bedoelde instrumenten. Het nationale lid is verantwoordelijk voor het beheer van de tijdelijke werkbestanden die hij of zij heeft geopend.

2.   Het nationale lid dat een tijdelijk werkbestand heeft geopend, besluit per geval om ofwel de toegang tot het tijdelijk werkbestand beperkt te houden, ofwel, indien dat nodig is om Eurojust in staat te stellen zijn taken te vervullen, tot dit bestand of tot delen ervan toegang te verlenen aan andere nationale leden of aan bevoegde personeelsleden van Eurojust.

3.   Het nationale lid dat een tijdelijk werkbestand heeft geopend, besluit tevens welke informatie betreffende het tijdelijke werkbestand in het register zal worden opgenomen.

Artikel 16 ter

Toegang tot het casemanagementsysteem op nationaal niveau

1.   De in artikel 12, lid 2, bedoelde personen, voor zover die overeenkomstig artikel 12, lid 6, op het casemanagementsysteem zijn aangesloten, mogen alleen toegang hebben tot:

a)

het register, tenzij het nationale lid dat besloten heeft de gegevens in het register op te nemen, die toegang uitdrukkelijk heeft geweigerd;

b)

tijdelijke werkbestanden die geopend zijn of beheerd worden door het nationale lid van hun lidstaat;

c)

tijdelijke werkbestanden die geopend zijn of beheerd worden door nationale leden van andere lidstaten en waartoe het nationale lid van hun lidstaat toegang heeft gekregen, tenzij het nationale lid dat het tijdelijke werkbestand heeft geopend of het beheert, deze toegang uitdrukkelijk heeft geweigerd.

2.   Het nationale lid besluit, binnen de in lid 1 bepaalde grenzen, over de mate waarin in zijn lidstaat toegang tot de tijdelijke werkbestanden wordt verleend aan de in artikel 12, lid 2, bedoelde personen, voor zover die overeenkomstig artikel 12, lid 6, op het casemanagementsysteem zijn aangesloten.

3.   Elke lidstaat besluit na overleg met het nationale lid over de mate waarin in zijn lidstaat toegang tot het register wordt verleend aan de in artikel 12, lid 2, bedoelde personen, voor zover die overeenkomstig artikel 12, lid 6, op het casemanagementsysteem zijn aangesloten. De lidstaten stellen Eurojust en het secretariaat-generaal van de Raad in kennis van hun besluit inzake de uitvoering van dit lid zodat laatstgenoemde de overige lidstaten in kennis kan stellen.

De in artikel 12, lid 2, bedoelde personen, voor zover die overeenkomstig artikel 12, lid 6, op het casemanagementsysteem zijn aangesloten, hebben echter op zijn minst toegang tot het register voor zover zij die toegang nodig hebben om bij de tijdelijke werkbestanden te kunnen waartoe zij toegang hebben overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

4.   Uiterlijk op 4 juni 2013 brengt Eurojust aan de Raad en de Commissie verslag uit over de uitvoering van lid 3. Iedere lidstaat zal op basis van dat verslag bezien of de mate waarin overeenkomstig lid 3 toegang is verleend, dient te worden herzien.”.

17.

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt „ontvangt hij geen instructies” vervangen door „werkt hij onafhankelijk”;

b)

in de leden 3 en 4 wordt „functionaris” vervangen door „functionaris voor gegevensbescherming”.

18.

Artikel 18 wordt vervangen door:

„Artikel 18

Geautoriseerde toegang tot persoonsgegevens

Alleen de nationale leden, hun adjuncten en hun medewerkers, bedoeld in artikel 2, lid 2, de in artikel 12, lid 2, bedoelde personen voor zover die overeenkomstig artikel 12, lid 6, op het casemanagementsysteem zijn aangesloten, en het bevoegde personeel van Eurojust kunnen, ter verwezenlijking van de doelstellingen van Eurojust en binnen de in de artikelen 16, 16 bis en 16 ter opgelegde beperkingen, toegang krijgen tot door Eurojust verwerkte persoonsgegevens.”.

19.

In artikel 19, lid 4, onder b), wordt „waaraan Eurojust zijn medewerking verleent” geschrapt.

20.

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2:

i)

wordt in de inleidende zin na „tot” toegevoegd „de eerste van de volgende data die van toepassing is”;

ii)

wordt het volgende ingevoegd:

„a bis)

de datum waarop de betrokkene is vrijgesproken en de uitspraak definitief is geworden;”;

iii)

wordt b) vervangen door:

„b)

drie jaar na de datum van de definitieve rechterlijke uitspraak in de laatste van de lidstaten die betrokken zijn bij het onderzoek of de vervolging;”;

iv)

wordt onder c) na „nodig is” toegevoegd „tenzij er overeenkomstig artikel 13, leden 6 en 7 of overeenkomstig in artikel 13, lid 4, bedoelde instrumenten een verplichting bestaat deze gegevens aan Eurojust te verstrekken”;

v)

wordt het volgende toegevoegd:

„d)

drie jaar na de datum waarop gegevens zijn overgedragen overeenkomstig artikel 13, leden 6 en 7, of overeenkomstig in artikel 13, lid 3, bedoelde instrumenten.”;

b)

in lid 3:

i)

wordt in de punten a) en b) „in lid 2” vervangen door „in lid 2, onder a), b), c) en d)”;

ii)

wordt in punt b) de volgende zin toegevoegd:

„Wanneer evenwel in alle lidstaten de geldende termijn voor verjaring van het recht van strafvordering is verstreken als bedoeld in lid 2, onder a), mogen de gegevens alleen worden bewaard voor zover zulks noodzakelijk is om Eurojust in staat te stellen overeenkomstig dit besluit bijstand te verlenen.”.

21.

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1:

i)

wordt in de eerste alinea „in de artikelen 14 tot en met 22” vervangen door „in de artikelen 14 tot en met 22, 26, 26 bis en 27”;

ii)

wordt de tweede alinea vervangen door:

„Het gemeenschappelijk controleorgaan vergadert ten minste eenmaal per halfjaar. Bovendien vergadert het binnen drie maanden nadat een beroep is ingesteld als bedoeld in artikel 19, lid 8, of binnen drie maanden nadat een zaak overeenkomstig artikel 20, lid 2, is doorverwezen naar het gemeenschappelijk controleorgaan. Het gemeenschappelijk controleorgaan kan ook op verzoek van ten minste twee lidstaten door zijn voorzitter worden bijeengeroepen.”;

iii)

in de tweede zin van de derde alinea wordt „achttien maanden” vervangen door „drie jaar”;

b)

wordt lid 3 vervangen door:

„3.   Een door een lidstaat aangestelde rechter wordt, nadat hij is verkozen door de plenaire vergadering van de door de lidstaten overeenkomstig lid 1 aangewezen personen, vast lid voor een periode van drie jaar. Jaarlijks wordt er bij geheime stemming één vast lid van het gemeenschappelijk controleorgaan verkozen. Het gemeenschappelijk controleorgaan wordt voorgezeten door het lid dat zijn na verkiezingen verkregen mandaat voor het derde jaar uitoefent. Vaste leden kunnen worden herkozen. Aangestelde personen die verkozen wensen te worden, stellen zich tien dagen voor de vergadering waarin de verkiezing wordt gehouden, schriftelijk kandidaat bij het secretariaat van het gemeenschappelijk controleorgaan.”;

c)

wordt het volgende lid ingevoegd:

„4 bis.   Het gemeenschappelijk controleorgaan neemt in zijn reglement van orde maatregelen op die nodig zijn voor de uitvoering van de leden 3 en 4.”;

d)

wordt in lid 10 de volgende zin toegevoegd:

„Het secretariaat van het gemeenschappelijk controleorgaan kan een beroep doen op de deskundigheid van het bij Besluit 2000/641/JBZ opgerichte secretariaat (15).

22.

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Onverminderd artikel 2, lid 4, zijn de nationale leden, hun adjuncten en hun medewerkers bedoeld in artikel 2, lid 2, het personeel van Eurojust, de nationale correspondenten, alsmede de functionaris voor gegevensbescherming tot geheimhouding verplicht.”;

b)

in lid 4 wordt „artikel 9, lid 1,” vervangen door „artikel 2, lid 4”.

23.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 25 bis

Samenwerking met het Europees justitieel netwerk en andere netwerken voor justitiële samenwerking in strafzaken van de Europese Unie

1.   Eurojust en het Europees justitieel netwerk onderhouden met elkaar bevoorrechte betrekkingen, die gebaseerd zijn op overleg en complementariteit, met name tussen het nationale lid, de contactpunten van het Europees justitieel netwerk van een zelfde lidstaat en de nationale correspondenten voor Eurojust en het Europees justitieel netwerk. Ten behoeve van een efficiënte samenwerking worden de volgende maatregelen genomen:

a)

de nationale leden brengen de contactpunten van het Europees justitieel netwerk per geval op de hoogte van alle zaken die in hun ogen beter door het netwerk kunnen worden behandeld;

b)

het secretariaat van het Europees justitieel netwerk maakt deel uit van het personeel van Eurojust. Het vormt een aparte eenheid. Het kan beschikken over de administratieve middelen van Eurojust die het nodig heeft om de opdrachten van het Europees justitieel netwerk te kunnen vervullen, onder meer voor dekking van de kosten van de plenaire vergaderingen van het netwerk. Wanneer er plenaire vergaderingen worden gehouden ten kantore van de Raad te Brussel, mogen alleen de reiskosten en de vertolkingskosten worden gedekt. Wanneer er plenaire vergaderingen worden gehouden in de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad waarneemt, mag slechts een deel van de totale vergaderkosten worden gedekt;

c)

de contactpunten van het Europees justitieel netwerk kunnen per geval worden uitgenodigd voor de vergaderingen van Eurojust.

2.   Onverminderd artikel 4, lid 1, behoren de werknemers van de secretariaten van het netwerk voor gemeenschappelijke onderzoeksteams en van het bij Besluit 2002/494/JBZ opgezette netwerk tot het personeel van Eurojust. Deze secretariaten functioneren als aparte eenheden. Zij kunnen beschikken over de administratieve middelen van Eurojust die zij nodig hebben om hun opdrachten te kunnen vervullen. Eurojust zorgt voor de coördinatie tussen de secretariaten.

Dit lid geldt voor het secretariaat van elk bij Raadsbesluit opgezet netwerk indien in dat besluit wordt bepaald dat Eurojust daarvan het secretariaat waarneemt.

3.   Het bij Besluit 2008/852/JBZ opgezette netwerk kan Eurojust verzoeken een secretariaat voor het netwerk te leveren. Indien dat verzoek wordt gedaan, is lid 2 van toepassing.”.

24.

Artikel 26 wordt vervangen door:

„Artikel 26

Betrekkingen met andere instellingen, organen en agentschappen van de Gemeenschap of de Unie

1.   Indien dit voor de vervulling van zijn taken van belang is, kan Eurojust samenwerkingsverbanden aangaan en onderhouden met de instellingen, organen en agentschappen die zijn opgericht bij of op grond van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en het Verdrag betreffende de Europese Unie. Eurojust moet ten minste samenwerkingsverbanden aangaan en onderhouden met ten minste:

a)

Europol;

b)

OLAF;

c)

het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex);

d)

de Raad, in het bijzonder diens gemeenschappelijk situatiecentrum.

Eurojust zal ook samenwerkingsverbanden aangaan en onderhouden met het Europees netwerk voor justitiële opleiding.

2.   Eurojust kan overeenkomsten sluiten en werkafspraken maken met de in lid 1 bedoelde entiteiten. Deze overeenkomsten of werkafspraken kunnen in het bijzonder betrekking hebben op de uitwisseling van informatie, waaronder persoonsgegevens, en de detachering van verbindingsfunctionarissen bij Eurojust. Eurojust sluit een dergelijke overeenkomst of maakt een dergelijke werkafspraak niet dan na raadpleging door Eurojust van het gemeenschappelijk controleorgaan omtrent de bepalingen inzake gegevensbescherming en na goedkeuring door de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. Eurojust brengt de Raad op de hoogte van zijn plannen om dergelijke onderhandelingen aan te knoppen en de Raad kan daarover het standpunt innemen dat hij gepast acht.

3.   Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de overeenkomst of afspraak als bedoeld in lid 2, kan Eurojust rechtstreeks van de in lid 1 bedoelde entiteiten informatie, onder andere persoonsgegevens, ontvangen en gebruiken voor zover zulks voor de gewettigde uitvoering van zijn taken noodzakelijk is; tevens kan Eurojust naar die entiteiten rechtstreeks informatie, onder andere persoonsgegevens, toezenden, voor zover zulks noodzakelijk is voor de gewettigde uitvoering van de taken van de ontvangende entiteit en overeenkomstig de regels in dit besluit inzake gegevensbescherming.

4.   OLAF kan bijdragen aan de werkzaamheden van Eurojust met het oog op de coördinatie van onderzoeken en vervolgingen op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, hetzij op initiatief van Eurojust, hetzij op verzoek van OLAF, wanneer de bevoegde nationale autoriteiten zich daar niet tegen verzetten.

5.   Ten behoeve van de ontvangst en de overdracht van gegevens tussen Eurojust en OLAF en onverminderd artikel 9, zien de lidstaten erop toe dat de nationale leden van Eurojust uitsluitend ter fine van toepassing van de Verordeningen (EG) nr. 1073/1999 en (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad van 25 mei 1999 betreffende de door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) verrichte onderzoeken (16) door de lidstaten als bevoegde autoriteit worden aangemerkt. De gegevensuitwisseling tussen OLAF en de nationale leden laat de informatie die krachtens deze verordeningen aan andere bevoegde instanties moet worden verstrekt onverlet.

25.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 26 bis

Betrekkingen met derde staten en organisaties

1.   Indien nodig voor de vervulling van zijn taken kan Eurojust ook samenwerkingsverbanden aangaan en onderhouden met de volgende entiteiten:

a)

derde staten;

b)

organisaties als:

i)

internationale organisaties en de daaronder ressorterende publiekrechtelijke instanties;

ii)

andere publiekrechtelijke instellingen die zijn opgericht op grond van een overeenkomst tussen twee of meer staten, en

iii)

de Internationale Criminele Politieorganisatie (Interpol).

2.   Eurojust kan overeenkomsten sluiten met de in lid 1 bedoelde entiteiten. Deze overeenkomsten kunnen in het bijzonder betrekking hebben op de uitwisseling van informatie, waaronder persoonsgegevens, en de detachering van verbindingsfunctionarissen of verbindingsmagistraten bij Eurojust. Eurojust sluit een dergelijke overeenkomst pas na raadpleging door Eurojust van het gemeenschappelijk controleorgaan omtrent de bepalingen inzake gegevensbescherming en na goedkeuring door de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. Eurojust brengt de Raad op de hoogte van zijn plannen om dergelijke onderhandelingen aan te vatten, en de Raad kan daarover het standpunt innemen dat hij gepast acht.

3.   Overeenkomsten, zoals bedoeld in lid 2, die bepalingen bevatten over de uitwisseling van persoonsgegevens, mogen alleen worden gesloten als de betrokken entiteit onder het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 valt of nadat er een evaluatie is uitgevoerd waaruit blijkt dat die entiteit een afdoende niveau van gegevensbescherming waarborgt.

4.   Overeenkomsten zoals bedoeld in lid 2 bevatten bepalingen over het toezicht op de uitvoering van de overeenkomst, met inbegrip van de uitvoering van de voorschriften inzake gegevensbescherming.

5.   Voorafgaand aan de inwerkingtreding van overeenkomsten als bedoeld in lid 2, kan Eurojust rechtstreeks informatie, onder andere persoonsgegevens, ontvangen voor zover zulks voor de gewettigde uitvoering van zijn taken noodzakelijk is.

6.   Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de overeenkomsten als bedoeld in lid 2, kan Eurojust, onder de in artikel 27, lid 1, aangegeven voorwaarden, naar die entiteiten rechtstreeks informatie, met uitzondering van persoonsgegevens, toezenden, voor zover zulks noodzakelijk is voor de gewettigde uitvoering van de taken van de ontvangende entiteit.

7.   Eurojust kan onder de in artikel 27, lid 1, aangegeven voorwaarden persoonsgegevens aan de in lid 1 bedoelde entiteiten toezenden indien:

a)

dit in individuele gevallen nodig is voor het voorkomen of bestrijden van strafbare feiten die onder de bevoegdheid van Eurojust vallen; en

b)

Eurojust met de entiteit in kwestie een overeenkomst als bedoeld in lid 2 heeft gesloten, die in werking is getreden en volgens welke de toezending van dergelijke gegevens is toegestaan.

8.   Wanneer vervolgens blijkt dat de in lid 1 bedoelde entiteiten niet, of zeer waarschijnlijk niet, aan de in lid 3 bedoelde voorwaarden voldoen, wordt dat onmiddellijk door Eurojust aan het gemeenschappelijk controleorgaan en de betrokken lidstaten gemeld. Het gemeenschappelijk controleorgaan kan ervoor zorgen dat met die entiteiten geen persoonsgegevens meer worden uitgewisseld tot het ervan overtuigd is dat passende maatregelen zijn genomen.

9.   Zelfs indien niet aan de voorwaarden van lid 7 is voldaan, kan een nationaal lid, optredend in zijn hoedanigheid als een bevoegde nationale autoriteit overeenkomstig de wettelijke bepalingen van zijn land, bij uitzondering en uitsluitend met het oog op het nemen van dringende maatregelen ter voorkoming van een onmiddellijk en ernstig gevaar voor een persoon of de openbare veiligheid, overgaan tot uitwisseling van informatie die persoonsgegevens omvat. Het nationale lid is verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de toestemming tot verstrekking. Het nationale lid houdt aantekening van de verstrekking en de redenen daarvan. Verstrekking is slechts toegestaan als de ontvanger toezegt dat de gegevens alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt.”.

26.

Artikel 27 wordt vervangen door:

„Artikel 27

Toezending van de gegevens

1.   Alvorens informatie uit te wisselen met de entiteiten bedoeld in artikel 26 bis, hecht het nationale lid van de lidstaat die de informatie ter beschikking heeft gesteld, zijn goedkeuring aan de overdracht ervan. In voorkomend geval raadpleegt het nationale lid de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

2.   De verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van de toezending van gegevens berust bij Eurojust. Eurojust registreert alle gevallen van toezending van gegevens op grond van de artikelen 26 en 26 bis, alsmede de redenen daarvoor. Er worden alleen gegevens toegezonden indien de ontvangende entiteit toezegt dat de gegevens alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn toegezonden.”.

27.

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 27 bis

In derde staten gedetacheerde verbindingsmagistraten

1.   Ter vergemakkelijking van de justitiële samenwerking met derde staten in zaken waarin Eurojust bijstand biedt overeenkomstig dit besluit, kan het college van Eurojust verbindingsmagistraten detacheren in een derde staat, onder voorbehoud van een overeenkomst met die derde staat zoals bedoeld in artikel 26 bis. Onderhandelingen met een derde staat zijn onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring door de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. Eurojust brengt de Raad op de hoogte van zijn plannen om dergelijke onderhandelingen aan te vatten, en de Raad kan daarover het standpunt innemen dat hij gepast acht.

2.   De in lid 1 bedoelde verbindingsmagistraat moet ervaring hebben met Eurojust en een toereikende kennis hebben van justitiële samenwerking en van de werking van Eurojust. Voor detachering van een verbindingsmagistraat namens Eurojust is voorafgaande instemming van de magistraat en van diens lidstaat vereist.

3.   Indien de bij Eurojust gedetacheerde verbindingsmagistraat verkozen is uit nationale leden, adjuncten of medewerkers,

i)

wordt hij of zij door de betrokken lidstaat in zijn functie als nationaal lid, adjunct of medewerker vervangen;

ii)

mag hij niet meer de hem door de artikelen 9 bis tot en met 9 sexies toegekende bevoegdheden uitoefenen.

4.   Onverminderd artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen zoals opgenomen in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (17) stelt het college in overleg met de Commissie voorschriften op voor de detachering van verbindingsmagistraten en stelt het de daarvoor nodige uitvoeringsregeling vast.

5.   Op de activiteiten van de door Eurojust gedetacheerde verbindingsmagistraten wordt toezicht uitgeoefend door het gemeenschappelijk controleorgaan. De verbindingsmagistraten brengen verslag uit aan het college van Eurojust, dat op passende wijze het Europees Parlement en de Raad in het jaarverslag informeert over hun activiteiten. De verbindingsmagistraten brengen de nationale leden en de bevoegde nationale autoriteiten op de hoogte van alle hun lidstaat betreffende zaken.

6.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de verbindingsmagistraten bedoeld in lid 1 kunnen rechtstreeks met elkaar in contact treden. In dat geval brengt de verbindingsmagistraat het betrokken nationale lid op de hoogte van een dergelijk contact.

7.   De in lid 1 bedoelde verbindingsmagistraten worden aangesloten op het casemanagementsysteem.

Artikel 27 ter

Verzoeken om justitiële samenwerking aan en van derde landen

1.   Met de instemming van de betrokken lidstaten kan Eurojust de coördinatie verzorgen van de tenuitvoerlegging van verzoeken om justitiële samenwerking van een derde staat wanneer deze verzoeken onderdeel zijn van hetzelfde onderzoek en tenuitvoerlegging in ten minste twee lidstaten vereist is. De in dit lid bedoelde verzoeken kunnen ook aan Eurojust worden toegezonden door een bevoegde nationale autoriteit.

2.   In noodgevallen, en overeenkomstig artikel 5 bis, kan de OCC de in lid 1 van dit artikel bedoelde verzoeken van een derde staat die een samenwerkingsovereenkomst met Eurojust heeft gesloten, in ontvangst nemen en behandelen.

3.   Onverminderd artikel 3, lid 2, kan Eurojust ook, wanneer er verzoeken moeten worden gedaan voor justitiële samenwerking, die betrekking hebben op hetzelfde onderzoek en tenuitvoerlegging in een derde staat vergen, met de instemming van de betrokken lidstaten, justitiële samenwerking met die derde staat faciliteren.

4.   De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde verzoeken kunnen worden verstuurd via Eurojust indien zulks in overeenstemming is met de instrumenten die de betrekkingen tussen die derde staat en de Europese Unie of de betrokken lidstaten regelen.

Artikel 27 quater

Aansprakelijkheid voor andere aangelegenheden dan ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens

1.   De contractuele aansprakelijkheid van Eurojust wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het betrokken contract.

2.   In het kader van zijn niet-contractuele aansprakelijkheid is Eurojust, los van enige aansprakelijkheid overeenkomstig artikel 24, verplicht de door het college of het personeel van Eurojust bij de uitoefening van hun functie veroorzaakte schade te vergoeden in de mate waarin bovengenoemden daarvoor verantwoordelijk zijn, ongeacht de verschillende schadevergoedingsprocedures die in de nationale wetgeving van de lidstaten bestaan.

3.   Lid 2 is ook van toepassing op de door een nationaal lid, een adjunct of een medewerker in de uitoefening van diens functie veroorzaakte schade. Wanneer hij of zij echter optreedt op basis van de hem uit hoofde van de artikelen 9 bis tot en met 9 sexies verleende bevoegdheden, vergoedt zijn lidstaat van oorsprong aan Eurojust de bedragen die Eurojust heeft betaald om de schade in kwestie te vergoeden.

4.   De benadeelde partij kan ten aanzien van Eurojust eisen dat van bepaalde handelingen wordt afgezien of dat deze worden stopgezet.

5.   Welke nationale rechter van de lidstaten bevoegd is om kennis te nemen van geschillen omtrent de in dit artikel bedoelde aansprakelijkheid van Eurojust, wordt vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (18).

28.

In artikel 28, lid 2, wordt in de tweede zin na „de Raad,” toegevoegd „die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit”.

29.

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1:

i)

komt de eerste regel als volgt te luiden:

„De administratief directeur van Eurojust wordt benoemd door het college, dat met tweederde meerderheid van stemmen besluit.”;

ii)

wordt de volgende zin na de laatste zin toegevoegd:

„De Commissie is gerechtigd deel te nemen aan de selectieprocedure en zitting te nemen in het selectiecomité”;

b)

wordt in lid 2 de zinsnede „en kan worden verlengd” vervangen door „en kan één keer worden verlengd zonder nieuwe sollicitatieprocedure, mits het College daartoe besluit met een drievierde meerderheid van stemmen en het de administratief directeur met dezelfde meerderheid herbenoemt.”;

c)

wordt in lid 5 de volgende zin toegevoegd:

„Hij is verantwoordelijk voor het opzetten en uitvoeren, in overleg met het college, van een doeltreffende toezichts- en evaluatieprocedure met betrekking tot de prestaties van het beheer van Eurojust op het vlak van het verwezenlijken van de doelstellingen. De administratief directeur brengt het college regelmatig verslag uit over de resultaten van dit toezicht.”.

30.

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2:

i)

wordt in de vierde zin toegevoegd „die mede het nationale lid kunnen bijstaan”;

ii)

wordt de laatste zin vervangen door:

„Het college neemt de nodige uitvoeringsregelingen voor gedetacheerde nationale deskundigen aan”;

b)

in lid 3 wordt toegevoegd „met inachtneming van artikel 25 bis, lid 1, onder c) en lid 2”.

31.

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   De Commissie of de Raad kan het advies van Eurojust vragen over alle uit hoofde van titel VI van het Verdrag opgestelde ontwerp-instrumenten.”.

32.

Artikel 33 wordt vervangen door:

„Artikel 33

Financiering

1.   De salarissen en emolumenten van de nationale leden, hun adjuncten en medewerkers bedoeld in artikel 2, lid 2, komen ten laste van hun lidstaat van oorsprong.

2.   Wanneer de nationale leden, hun adjuncten en medewerkers in het kader van de taken van Eurojust handelen, worden de desbetreffende relevante uitgaven beschouwd als beleidsuitgaven in de zin van artikel 41, lid 3, van het Verdrag.”.

33.

In artikel 35, lid 1:

a)

wordt „31 maart” vervangen door „10 februari”;

b)

wordt de volgende zin toegevoegd:

„Het Europees justitieel netwerk en de in artikel 25 bis, lid 2, bedoelde netwerken worden tijdig voor de toezending van de raming aan de Commissie in kennis gesteld van de delen die betrekking hebben op de activiteiten van hun secretariaten.”.

34.

In artikel 36:

a)

wordt in lid 2 de eerste zin vervangen door:

„2.   Uiterlijk 1 maart van het jaar volgend op elk begrotingsjaar doet de rekenplichtige van Eurojust de rekenplichtige van de Commissie en van de Rekenkamer de voorlopige rekeningen toekomen, samen met een verslag van het begrotings- en financieel beheer gedurende het betrokken begrotingsjaar.”;

b)

wordt lid 3 vervangen door:

„3.   Het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar wordt door Eurojust toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad, en wel uiterlijk op 31 maart van het daaropvolgende jaar.”;

c)

wordt „30 april” in lid 10 vervangen door „15 mei”.

35.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 39 bis

Gerubriceerde EU-gegevens

Ten aanzien van het beheer van gerubriceerde EU-gegevens past Eurojust de beveiligingsbeginselen en de minimumnormen toe die zijn vastgesteld bij Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (19).

36.

Artikel 41 wordt vervangen door:

„Artikel 41

Verslaglegging

1.   De lidstaten stellen Eurojust en het secretariaat-generaal van de Raad in kennis van de benoeming van nationale leden, adjuncten of medewerkers, alsmede van de in artikel 12, leden 1 en 2, bedoelde personen, en van elke desbetreffende wijziging. Het secretariaat-generaal van de Raad houdt een bijgewerkte lijst van deze personen bij en stelt de namen en contactgegevens ter beschikking van alle lidstaten en de Commissie.

2.   De definitieve benoeming van een nationaal lid kan niet ingaan vóór de dag waarop het secretariaat-generaal van de Raad de in lid 1 en artikel 9 bis, lid 3, bedoelde officiële kennisgevingen heeft ontvangen.”.

37.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 41 bis

Evaluatie

1.   Voor 4 juni 2014 en vervolgens om de vijf jaar geeft het college opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de uitvoering van dit besluit en van de door Eurojust uitgevoerde activiteiten.

2.   Bij iedere evaluatie wordt het effect van het besluit beoordeeld, evenals de prestaties van Eurojust inzake het verwezenlijken van de in dit besluit genoemde doelstellingen, en de doeltreffendheid en efficiëntie van Eurojust. Het college stelt in overleg met de Commissie specifieke toetsingscriteria vast.

3.   In het evaluatieverslag komen de bevindingen en aanbevelingen van de evaluatie te staan. Dit verslag wordt aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie gezonden en gepubliceerd.”.

38.

De bijlage die is opgenomen in bijlage bij dit besluit wordt toegevoegd.

Artikel 2

Omzetting

1.   Indien noodzakelijk brengen de lidstaten onverwijld en in ieder geval uiterlijk op 4 juni 2011, hun nationale wetgeving met dit besluit in overeenstemming.

2.   De Commissie controleert op geregelde tijdstippen de uitvoering door de lidstaten van Besluit 2002/187/JBZ, zoals gewijzigd, en brengt daarover verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad, in voorkomend geval met de nodige voorstellen ter verbetering van de justitiële samenwerking en de werking van Eurojust. Dat geldt in het bijzonder voor de capaciteit van Eurojust om de lidstaten te ondersteunen in de strijd tegen het terrorisme.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitster

R. BACHELOT-NARQUIN


(1)  Advies uitgebracht op 2 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.

(3)  PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60.

(4)  PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

(5)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(6)  PB L 105 van 27.4.1996, blz. 1.

(7)  Bij de vaststelling van dit besluit komt de bevoegdheid van Europol overeen met artikel 2, lid 1, van de Overeenkomst van 26 juli 1995 tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst) (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 2), zoals gewijzigd bij het protocol van 2003 (PB C 2 van 6.1.2004, blz. 1) en de bijlage daarbij. Zodra het besluit van de Raad betreffende de oprichting van de Europese Politiedienst (Europol) in werking treedt, zal de bevoegdheid van Eurojust echter overeenkomen met artikel 4, lid 1, van dat besluit en de bijlage daarbij.

(8)  PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1.”.

(9)  PB L 167 van 26.6.2002, blz. 1.

(10)  PB L 332 van 18.12.2007, blz. 103.

(11)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 38.”.

(12)  PB L 253 van 29.9.2005, blz. 22.”.

(13)  PB L 105 van 13.4.2006, blz. 54.”.

(14)  PB L 348 van 24.12.2008, blz. 130.”.

(15)  Besluit 2000/641/JBZ van de Raad van 17 oktober 2000 tot oprichting van een secretariaat voor de gemeenschappelijke controleorganen voor gegevensbescherming ingesteld bij de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst), de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied en de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (Schengenovereenkomst) (PB L 271 van 24.10.2000, blz. 1).”.

(16)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 8.”.

(17)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(18)  PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.”.

(19)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.”.


BIJLAGE

„BIJLAGE

De in artikel 13, lid 10, bedoelde lijst met de categorieën gegevens die ten minste, indien voorhanden, aan Eurojust moeten worden overgedragen overeenkomstig artikel 13, leden 5, 6 en 7

1.

Voor de in artikel 13, lid 5, bedoelde gevallen:

a)

deelnemende lidstaten,

b)

soort strafbare feiten,

c)

datum van de overeenkomst tot instelling van het team,

d)

geplande looptijd van het team, met inbegrip van wijzigingen van deze looptijd,

e)

nadere gegevens over de teamleider voor elke deelnemende lidstaat,

f)

korte samenvatting van de resultaten van de gemeenschappelijk onderzoeksteams.

2.

Voor de in artikel 13, lid 6, bedoelde gevallen:

a)

de identificatiegegevens van de persoon, groep of entiteit die het voorwerp vormt van strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging,

b)

betrokken lidstaten,

c)

het betrokken strafbaar feit en de omstandigheden daarvan,

d)

gegevens in verband met de verzoeken (of besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning) die worden uitgevaardigd, waaronder:

i)

datum van het verzoek,

ii)

verzoekende of uitvaardigende autoriteit,

iii)

aangezochte of uitvoerende autoriteit,

iv)

soort verzoek (verlangde maatregelen),

v)

vermelding of al dan niet uitvoering is gegeven aan het verzoek, en zo niet, om welke redenen.

3.

Voor de in artikel 13, lid 7, onder a), bedoelde gevallen:

a)

betrokken lidstaten en bevoegde autoriteiten,

b)

de identificatiegegevens van de persoon, groep of entiteit die het voorwerp vormt van strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging,

c)

het betrokken strafbare feit en de omstandigheden daarvan.

4.

Voor de in artikel 13, lid 7, onder b), bedoelde gevallen:

a)

betrokken lidstaten en bevoegde autoriteiten,

b)

de identificatiegegevens van de persoon, groep of entiteit die het voorwerp vormt van strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging,

c)

soort aflevering,

d)

soort strafbaar feit in verband waarmee de gecontroleerde aflevering plaatsvindt.

5.

Voor de in artikel 13, lid 7, onder c), bedoelde gevallen:

a)

verzoekende of uitvaardigende staat,

b)

aangezochte of uitvoerende staat,

c)

beschrijving van de moeilijkheden.”