13.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/21


VERORDENING (EG) Nr. 764/2008 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 9 juli 2008

tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 37 en 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen, waarbinnen het vrije goederenverkeer wordt gewaarborgd door het Verdrag, dat maatregelen met dezelfde werking als kwantitatieve invoerbeperkingen verbiedt. Dit verbod betreft elke nationale maatregel die de intracommunautaire handel in goederen direct of indirect, feitelijk of potentieel kan belemmeren.

(2)

Wanneer de wetgeving niet geharmoniseerd is, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onrechtmatig belemmeringen voor het vrije goederenverkeer tussen lidstaten opwerpen door op producten die in andere lidstaten rechtmatig in de handel zijn gebracht, technische voorschriften toe te passen waarbij vereisten worden bepaald waaraan die producten moeten voldoen, onder meer voorschriften met betrekking tot aanduiding, vorm, omvang, gewicht, samenstelling, aanbiedingsvorm, etikettering en verpakking. De toepassing van dergelijke voorschriften op in een andere lidstaat rechtmatig in de handel gebrachte producten kan in strijd zijn met de artikelen 28 en 30 van het Verdrag, ook al zijn die technische voorschriften zonder onderscheid van toepassing op alle producten.

(3)

Het beginsel van wederzijdse erkenning, dat voortvloeit uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, is een van de middelen om vrij goederenverkeer binnen de interne markt te garanderen. Het beginsel van wederzijdse erkenning geldt voor producten waarop geen communautaire harmonisatiewetgeving van toepassing is, alsook voor aspecten van producten die buiten het toepassingsgebied van dergelijke wetgeving vallen. Volgens dat beginsel kan een lidstaat de verkoop van producten die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, op zijn grondgebied niet verbieden, zelfs indien deze producten werden vervaardigd overeenkomstig andere technische voorschriften dan die waaraan binnenlandse producten moeten voldoen. Beperkingen die gerechtvaardigd zijn op de in artikel 30 van het Verdrag genoemde gronden of op grond van andere dwingende redenen van openbaar belang, en die in verhouding staan tot het nagestreefde doel, vormen de enige uitzonderingen op dat beginsel.

(4)

Er bestaan nog talrijke problemen met betrekking tot de correcte toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning door de lidstaten. Het is derhalve noodzakelijk procedures vast te stellen om de kans dat technische voorschriften onrechtmatige belemmeringen voor het vrije goederenverkeer tussen lidstaten scheppen, te minimaliseren. Het ontbreken van dergelijke procedures in de lidstaten schept extra belemmeringen voor het vrije goederenverkeer omdat het ondernemingen ontmoedigt hun in een andere lidstaat rechtmatig in de handel gebrachte goederen te verkopen op het grondgebied van een lidstaat die technische voorschriften toepast. Uit enquêtes is gebleken dat veel ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, hun producten aan de technische voorschriften van de lidstaten aanpassen of ervan afzien ze in deze lidstaten in de handel te brengen.

(5)

Ook ontbreekt het de bevoegde autoriteiten aan passende procedures voor de toepassing van hun technische voorschriften op specifieke producten die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht. Door het ontbreken van dergelijke procedures zijn zij niet goed in staat de conformiteit van producten overeenkomstig het Verdrag te beoordelen.

(6)

In de Resolutie van de Raad van 28 oktober 1999 betreffende wederzijdse erkenning (3) werd geconstateerd dat de marktdeelnemers en de burgers niet altijd ten volle en op de juiste wijze gebruikmaakten van het beginsel van wederzijdse erkenning, omdat zij zich niet voldoende bewust waren van dit beginsel en de praktische consequenties ervan. De lidstaten werden ertoe opgeroepen passende maatregelen uit te werken om de marktdeelnemers en de burgers een doeltreffend kader voor wederzijdse erkenning te bieden, onder meer door verzoeken van marktdeelnemers en burgers doeltreffend te behandelen en snel op die verzoeken te antwoorden.

(7)

De Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 noemde het van belang de interne goederenmarkt nieuw leven in te blazen door het beginsel van wederzijdse erkenning te versterken, terwijl tegelijkertijd een hoog niveau van veiligheid en consumentenbescherming wordt gewaarborgd. De Europese Raad van 21 en 22 juni 2007 heeft benadrukt dat het verder versterken van de vier vrijheden van de interne markt (het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal) en het verbeteren van de werking ervan, van het grootste belang blijven voor de groei, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid.

(8)

Voor een soepele werking van de interne goederenmarkt zijn passende en transparante middelen nodig om problemen op te lossen die voortvloeien uit de toepassing van technische voorschriften van een lidstaat op specifieke producten die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht.

(9)

Deze verordening mag, in voorkomend geval, geen afbreuk doen aan de verdere harmonisering van de technische voorschriften met het oog op het verbeteren van de werking van de interne markt.

(10)

Handelsbelemmeringen kunnen ook voortvloeien uit andere, binnen het toepassingsgebied van de artikelen 28 en 30 van het Verdrag vallende maatregelen. Bij deze maatregelen kan het bijvoorbeeld gaan om technische specificaties ten behoeve van aanbestedingsprocedures of verplichtingen tot gebruik van de officiële talen in de lidstaten. Deze maatregelen zouden geen technisch voorschrift mogen vormen in de zin van deze verordening, en zouden derhalve niet binnen de werkingssfeer ervan mogen vallen.

(11)

Technische voorschriften in de zin van deze verordening worden soms toegepast tijdens en door middel van een verplichte, door een lidstaat bij wet vastgestelde procedure van voorafgaande machtiging, in overeenstemming waarmee de bevoegde autoriteit van een lidstaat, voordat een product of producttype op de markt van die lidstaat of op een deel daarvan mag worden gebracht, de aanvraag daartoe formeel moet goedkeuren. Het bestaan van een dergelijke procedure beperkt als zodanig het vrije goederenverkeer. Om gerechtvaardigd te zijn met betrekking tot het grondbeginsel van het vrije goederenverkeer binnen de interne markt, moet een verplichte procedure van voorafgaande machtiging derhalve een door het Gemeenschapsrecht erkend doel van openbaar belang nastreven, en moet zij niet-discrimerend en evenredig zijn; dat wil zeggen dat de procedure gepast moet zijn om het nagestreefde doel te bereiken maar niet verder gaat dan nodig om dat doel te verwezenlijken. In het licht van de overwegingen van de rechtspraak van het Hof van Justitie moet worden beoordeeld of een dergelijke procedure het evenredigheidsbeginsel in acht neemt.

(12)

Een vereiste om het in de handel brengen van een product aan een voorafgaande machtiging te onderwerpen mag als zodanig geen technisch voorschrift in de zin van deze verordening vormen, zodat een besluit om een product van de markt uit te sluiten of te verwijderen, omdat er geen geldige voorafgaande machtiging is verleend, niet mag worden beschouwd als een besluit waarop deze verordening van toepassing is. Wanneer evenwel een aanvraag voor een dergelijke verplichte voorafgaande machtiging betreffende een product is ingediend, moet een voorgenomen besluit om de aanvraag af te wijzen op grond van een technisch voorschrift, worden genomen overeenkomstig deze verordening, zodat de verzoeker de geboden procedurele bescherming van deze verordening kan genieten.

(13)

Beslissingen van nationale rechterlijke instanties waarin de wettigheid wordt beoordeeld van zaken waarin in één lidstaat rechtmatig in de handel gebrachte producten wegens de toepassing van een technisch voorschrift geen toegang tot de markt van een andere lidstaat krijgen of waarin sancties worden opgelegd, moeten van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.

(14)

Wapens zijn goederen die een ernstig risico voor de gezondheid en veiligheid van personen en voor de openbare veiligheid in de lidstaten kunnen opleveren. Verscheidene specifieke soorten wapens, in een lidstaat rechtmatig in de handel gebracht, kunnen, om redenen van de bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen en van criminaliteitspreventie, in een andere lidstaat onderworpen zijn aan beperkende maatregelen. Dergelijke maatregelen kunnen bestaan in specifieke controles en machtigingen voordat in een andere lidstaat rechtmatig in de handel gebrachte wapens op de markt van een andere lidstaat worden gebracht. Bijgevolg dient het de lidstaten geoorloofd te zijn te beletten dat wapens op hun markten worden gebracht voordat volledig aan de nationale procedurele vereisten is voldaan.

(15)

Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (4) bepaalt dat uitsluitend veilige producten in de handel mogen worden gebracht, en stelt de verplichtingen vast voor producenten en distributeurs, wat productveiligheid betreft. De richtlijn geeft de autoriteiten de bevoegdheid gevaarlijke producten met onmiddellijke ingang te verbieden, of een product dat gevaarlijk kan zijn tijdelijk, zolang dit voor de verschillende controles, onderzoeken of veiligheidsbeoordelingen noodzakelijk is, te verbieden. De richtlijn staat de autoriteiten ook toe de nodige actie te ondernemen om met vereiste spoed passende maatregelen toe te passen zoals bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b) tot en met f), voor het geval producten een ernstig risico opleveren. Maatregelen die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ingevolge in uitvoering van artikel 8, lid 1, onder d) tot en met f), en artikel 8, lid 3, van Richtlijn 2001/95/EG vastgestelde nationale wetgeving nemen, moeten derhalve van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.

(16)

Bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (5) is onder meer een systeem voor snelle waarschuwingen ingesteld, voor kennisgevingen van het bestaan van een direct of indirect risico voor de gezondheid van de mens, verband houdend met een levensmiddel of diervoeder. De verordening verplicht de lidstaten ertoe om de Commissie door middel van het systeem voor snelle waarschuwingen onverwijld in kennis te stellen van elke door hen vastgestelde maatregel die, met het oog op de bescherming van de gezondheid van de mens, het in de handel brengen van een product beperkt of het uit de handel nemen of het terugroepen van levensmiddelen of diervoeders voorschrijft en waarvoor snelle actie vereist is. Maatregelen die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten krachtens artikel 50, lid 3, onder a), en artikel 54 van die verordening hebben genomen, moeten derhalve van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.

(17)

Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (6) bevat algemene voorschriften voor de uitvoering van officiële controles op de naleving van voorschriften die in het bijzonder zijn gericht op het voorkomen, wegnemen of tot een aanvaardbaar niveau terugbrengen van rechtstreekse of door het milieu veroorzaakte risico’s voor mens en dier, op het zorgen voor eerlijke praktijken in de handel in levensmiddelen en diervoeders en op het beschermen van de belangen van de consument, onder meer door de etikettering van diervoeders en levensmiddelen en andere vormen van consumentenvoorlichting. De verordening bevat een specifieke procedure om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemer in geval van niet-naleving van de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders, en diergezondheid en dierenwelzijn, de situatie rechtzet. Maatregelen die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten krachtens artikel 54 van die verordening hebben genomen, moeten derhalve van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. Maatregelen die door de bevoegde autoriteiten worden genomen op grond van nationale technische voorschriften, dienen echter wel onder deze verordening te vallen, voor zover zij geen betrekking hebben op de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 882/2004.

(18)

Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen (Spoorwegveiligheidsrichtlijn) (7) omvat een vergunningsprocedure voor de indienststelling van reeds in gebruik zijnd rollend materieel, maar laat daarbij ruimte voor de toepassing van bepaalde nationale voorschriften. Ingevolge artikel 14 van die richtlijn door de bevoegde autoriteiten genomen maatregelen moeten daarom van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.

(19)

Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem (8) en Richtlijn 2001/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (9) bevatten bepalingen betreffende de geleidelijke harmonisatie van de systemen en de exploitatie door de stapsgewijze vaststelling van technische specificaties inzake interoperabiliteit. De systemen en interoperabiliteitsonderdelen die binnen het toepassingsgebied van die richtlijnen vallen, moeten derhalve van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.

(20)

Bij Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten (10) wordt een accreditatieregeling ingevoerd die de wederzijdse erkenning van het bekwaamheidsniveau van de conformiteitsbeoordelingsinstanties garandeert. Derhalve zouden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten niet langer een gebrek aan bekwaamheid mogen aanvoeren om de door geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsinstanties opgestelde testrapporten en certificaten te weigeren. Bovendien kunnen de lidstaten ook testrapporten en certificaten die andere conformiteitsbeoordelingsinstanties in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht hebben afgegeven, aanvaarden.

(21)

Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en de regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (11), verplicht de lidstaten ertoe ieder ontwerp voor een technisch voorschrift betreffende producten, met inbegrip van landbouwproducten en visproducten, aan de Commissie en de overige lidstaten mede te delen, onder vermelding van de redenen waarom de vaststelling van dat voorschrift nodig is. Het is evenwel noodzakelijk dat het beginsel van wederzijdse erkenning navolgend op de vaststelling van een dergelijk technisch voorschrift in afzonderlijke gevallen per specifiek product correct wordt toegepast. Bij deze verordening wordt een procedure vastgesteld voor de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning in afzonderlijke gevallen, door de bevoegde autoriteit te verplichten de technische of wetenschappelijke gronden aan te voeren die rechtvaardigen dat het specifieke product in zijn huidige vorm, overeenkomstig de artikelen 28 en 30 van het Verdrag, in die lidstaat niet in de handel mag worden gebracht. In de context van deze verordening dient onder „bewijs” geen „wettig bewijs” te worden verstaan. De autoriteiten van de lidstaten zijn in het kader van deze verordening niet verplicht gronden voor het technische voorschrift op zich aan te voeren. Zij moeten echter, krachtens de bepalingen van deze verordening, wel de mogelijke toepassing van een technisch voorschrift op een rechtmatig in een andere lidstaat in de handel gebracht product, rechtvaardigen.

(22)

Overeenkomstig het beginsel van wederzijdse erkenning moet de in deze verordening vastgestelde procedure erin voorzien dat de bevoegde autoriteit in elk afzonderlijk geval de marktdeelnemer meedeelt dat er, op grond van de beschikbare relevante technische of wetenschappelijke elementen, dwingende redenen van openbaar belang bestaan om de nationale technische voorschriften aan het betrokken product of producttype op te leggen, en dat er geen minder beperkende maatregelen kunnen worden gebruikt. De schriftelijke kennisgeving moet de marktdeelnemer de mogelijkheid bieden opmerkingen te formuleren met betrekking tot alle relevante aspecten van het voorgenomen besluit inzake beperking van de markttoegang. Niets belet de bevoegde autoriteit actie te ondernemen indien de marktdeelnemer niet binnen de voor de ontvangst van deze opmerkingen gestelde termijn heeft gereageerd.

(23)

Het in sommige bepalingen van deze verordening aangehaalde begrip „dwingende reden van openbaar belang” is een dynamisch concept dat het Hof van Justitie in zijn rechtspraak omtrent de artikelen 28 en 30 van het Verdrag heeft ontwikkeld. Dit concept bestrijkt onder meer de doeltreffendheid van fiscale controles, de eerlijkheid van handelstransacties, de consumentenbescherming, de bescherming van het milieu, het behoud van de diversiteit van de pers en het risico op ernstige aantasting van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel. Dergelijke dwingende redenen kunnen de toepassing van technische voorschriften door de bevoegde autoriteiten rechtvaardigen. Die toepassing mag evenwel geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen. Daarenboven moet het evenredigheidsbeginsel altijd in acht worden genomen, waarbij er moet worden op gelet dat de bevoegde autoriteit inderdaad voor de minst restrictieve maatregel geopteerd heeft.

(24)

De bevoegde autoriteit van een lidstaat mag, tijdens de toepassing van de in deze verordening vastgestelde procedure, een rechtmatig in een andere lidstaat in de handel gebracht product of producttype op haar markt niet uit de handel nemen of het in de handel brengen ervan niet beperken. Het is evenwel passend dat een bevoegde autoriteit voorlopige maatregelen kan nemen indien een snel optreden vereist is teneinde te voorkomen dat de veiligheid en de gezondheid van de gebruikers worden geschaad. Een bevoegde autoriteit kan dergelijke voorlopige maatregelen ook nemen om te voorkomen dat een product aldaar op de markt wordt gebracht waarvoor, wat vervaardiging en in de handel brengen betreft, een algemeen verbod geldt uit hoofde van de openbare zedelijkheid of de openbare veiligheid, daaronder begrepen criminaliteitspreventie. lidstaten moeten dan ook de mogelijkheid hebben om in elke fase van de in deze verordening vastgestelde procedure het in de handel brengen op hun grondgebied van een product of producttype in deze omstandigheden tijdelijk te schorsen.

(25)

In elk besluit waarop deze verordening van toepassing is, moeten de beschikbare rechtsmiddelen worden vermeld, zodat een marktdeelnemer een zaak bij de bevoegde nationale rechterlijke instantie aanhangig kan maken.

(26)

Ter voorkoming van rechtsonzekerheid en kosten voor juridische procedures, is het passend dat de marktdeelnemer ook in kennis wordt gesteld van het bestaan van niet-gerechtelijke probleemoplossingsmechanismen, zoals het SOLVIT-systeem.

(27)

Wanneer een bevoegde autoriteit overeenkomstig de procedurele vereisten van deze verordening besloten heeft een product uit te sluiten op grond van een technisch voorschrift, gelden de vereisten van deze verordening niet voor verdere in verband met dat product genomen maatregelen die op dat besluit en hetzelfde technische voorschrift gebaseerd zijn.

(28)

Voor de interne goederenmarkt is het van belang de toegankelijkheid van de nationale technische voorschriften te waarborgen, zodat ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, betrouwbare en nauwkeurige informatie over de geldende wetgeving kunnen verzamelen.

(29)

Het is daarom noodzakelijk beginselen van administratieve vereenvoudiging ten uitvoer te leggen, onder meer door de invoering van een systeem van productcontactpunten. Dit moet zodanig worden ingericht dat ondernemingen op transparante en correcte wijze toegang tot informatie kunnen krijgen, zodat vertragingen, kosten en het ontmoedigende effect waartoe nationale technische voorschriften leiden, kunnen worden voorkomen.

(30)

Om het vrije goederenverkeer te vergemakkelijken, moeten de productcontactpunten gratis informatie over hun nationale technische voorschriften en de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op het gebied van producten geven. Productcontactpunten moeten naar behoren worden uitgerust en van middelen voorzien, en moeten ertoe worden aangemoedigd de informatie ook via een website en in andere talen van de Gemeenschap beschikbaar te stellen. De productcontactpunten kunnen de marktdeelnemer tijdens de in deze verordening vastgestelde procedure tevens bijkomende informatie of opmerkingen verstrekken. Voor deze bijkomende informatie mogen de productcontactpunten tarieven aanrekenen in verhouding tot de kosten van de informatie.

(31)

Omdat de oprichting van productcontactpunten niet in de weg mag staan aan de toewijzing van functies aan de bevoegde instanties binnen de regelgevingssystemen van de lidstaten, moeten de lidstaten productcontactpunten kunnen opzetten overeenkomstig de regionale of lokale bevoegdheden. De lidstaten moeten de rol van productcontactpunten ook aan bestaande, overeenkomstig andere communautaire instrumenten opgerichte contactpunten kunnen toevertrouwen teneinde een onnodige toename van het aantal contactpunten te voorkomen en de administratieve procedures te vereenvoudigen. De lidstaten moeten de rol van productcontactpunten niet alleen kunnen toevertrouwen aan bestaande overheidsdiensten, maar ook aan nationale SOLVIT-centra, kamers van koophandel, beroepsorganisaties en particuliere organisaties, teneinde de administratieve kosten voor de ondernemingen en de bevoegde instanties niet te laten toenemen.

(32)

De lidstaten en de Commissie moeten ertoe worden aangemoedigd nauw samen te werken bij de opleiding van het personeel van de productcontactpunten.

(33)

Met het oog op de ontwikkeling en totstandbrenging van een pan-Europese e-overheidsdienst en de hieraan ten grondslag liggende interoperabele telematicanetwerken moet, in overeenstemming met Besluit 2004/387/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC) (12), de invoering van een elektronisch systeem voor de uitwisseling van informatie tussen productcontactpunten worden overwogen.

(34)

Er moeten betrouwbare en efficiënte monitoring- en evaluatiemechanismen worden vastgesteld, zodat informatie over de uitvoering van deze verordening kan worden verstrekt teneinde de kennis van de werking van de interne goederenmarkt in niet-geharmoniseerde sectoren te vergroten en ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten het beginsel van wederzijdse erkenning naar behoren toepassen. Dergelijke mechanismen mogen niet verder gaan dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(35)

Deze verordening is alleen van toepassing op producten of bijzondere kenmerken van producten die niet vallen onder communautaire harmonisatiemaatregelen strekkende tot opheffing van belemmeringen voor het handelsverkeer tussen de lidstaten die veroorzaakt worden door uiteenlopende nationale technische voorschriften. De bepalingen van dergelijke harmonisatiemaatregelen zijn veelal uitputtend, in welk geval de lidstaten op hun grondgebied het in de handel brengen van producten die in overeenstemming zijn met die maatregelen niet mogen verbieden, beperken of verhinderen. Sommige communautaire harmonisatiemaatregelen staan de lidstaten evenwel toe op hun grondgebied bijkomende technische voorwaarden te verbinden aan het in de handel brengen van een product. Dergelijke bijkomende voorwaarden dienen onderworpen te zijn aan de artikelen 28 en 30 van het Verdrag en aan de bepalingen van deze verordening. Met het oog op de efficiënte uitvoering van deze verordening is het derhalve aangewezen dat de Commissie een indicatieve niet-limitatieve lijst van de niet op communautair niveau geharmoniseerde producten opstelt.

(36)

De monitoring welke is ingevoerd bij Beschikking nr. 3052/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1995 tot vaststelling van een procedure voor uitwisseling van informatie over nationale maatregelen waarbij wordt afgeweken van het beginsel van het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap (13) is grotendeels ontoereikend gebleken, omdat zij de Commissie niet voldoende informatie heeft opgeleverd om te bepalen in welke sectoren harmonisatie dienstig zou zijn. Ook heeft het geen snelle oplossing voor bepaalde problemen in verband met het vrije verkeer gebracht. Beschikking nr. 3052/95/EG moet derhalve worden ingetrokken.

(37)

Er dient te worden voorzien in een overgangsperiode voor de toepassing van deze verordening, teneinde de bevoegde autoriteiten in staat te stellen zich aan de hierin opgenomen bepalingen aan te passen.

(38)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het opheffen van technische belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen tussen lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(39)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (14),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ONDERWERP EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Onderwerp

1.   Deze verordening strekt ertoe de werking van de interne markt te versterken door het vrije goederenverkeer te verbeteren.

2.   Deze verordening stelt de regels en procedures vast die de bevoegde autoriteiten van een lidstaat in acht moeten nemen wanneer zij een besluit als bedoeld in artikel 2, lid 1, nemen of voornemens zijn te nemen dat een belemmering zou kunnen vormen voor het vrije verkeer van een in een andere lidstaat rechtmatig in de handel gebracht en onder de werkingssfeer van artikel 28 van het Verdrag vallend product.

3.   Zij voorziet tevens in de oprichting van productcontactpunten in de lidstaten om bij te dragen aan de verwezenlijking van de in lid 1 omschreven doelstelling van deze verordening.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op aan de marktdeelnemer gerichte administratieve besluiten die, op basis van een technisch voorschrift als bedoeld in lid 2, ten aanzien van enig in een andere lidstaat rechtmatig in de handel gebracht product, daaronder begrepen landbouw- en visserijproducten, worden genomen of die men voornemens is te nemen, wanneer het besluit direct of indirect tot gevolg heeft dat:

a)

het in de handel brengen van dat product of producttype wordt verboden;

b)

het product of producttype moet worden gewijzigd of bijkomende tests van het product of het producttype moeten worden verricht voordat het in de handel mag worden gebracht of in de handel mag blijven;

c)

dat product of producttype uit de handel moet worden genomen.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), wordt onder wijziging van het product of het producttype verstaan, elke wijziging van een of meer van de in lid 2, onder b), punt i), genoemde kenmerken van een product of producttype.

2.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder technisch voorschrift verstaan, elke wettelijke, reglementaire of andere bestuursrechtelijke bepaling van een lidstaat:

a)

die niet op Gemeenschapsniveau is geharmoniseerd, en

b)

die het in de handel brengen van een product of producttype op het grondgebied van die lidstaat verbiedt; of waarvan de naleving verplicht is wanneer een product of producttype op het grondgebied van die lidstaat in de handel wordt gebracht, en waarin een van de volgende elementen wordt vastgelegd:

i)

de voor dat product of producttype vereiste kenmerken, zoals het kwaliteits-, prestatie- of veiligheidniveau of de afmetingen, met inbegrip van eisen ten aanzien van het product of het producttype met betrekking tot de naam waaronder het wordt verkocht, de bewoordingen, symbolen, tests en testmethoden, verpakking, markering of etikettering, of

ii)

elk ander vereiste dat aan het product of het producttype wordt gesteld ter bescherming van de consument of het milieu en dat van invloed is op de levenscyclus van het product nadat dit in de handel is gebracht, zoals de gebruiksvoorwaarden, recycling, hergebruik of verwijdering, wanneer deze voorwaarden een significante invloed kunnen hebben op de samenstelling of de aard van het product of het producttype of op het verhandelen ervan.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op:

a)

gerechtelijke beslissingen van nationale rechterlijke instanties;

b)

gerechtelijke beslissingen genomen door rechtshandhavingsinstanties in de loop van onderzoeken naar of vervolging van strafrechtelijke feiten met betrekking tot de terminologie, symbolen of elke materiële verwijzing naar ongrondwettelijke of misdadige organisaties of inbreuken van racistische of xenofobe aard.

Artikel 3

Verband met andere bepalingen van het Gemeenschapsrecht

1.   Deze verordening is niet van toepassing op systemen en interoperabiliteitsonderdelen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 96/48/EG of Richtlijn 2001/16/EG vallen.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op maatregelen getroffen door de autoriteiten van de lidstaten krachtens:

a)

artikel 8, lid 1, onder d) tot en met f), en artikel 8, lid 3, van Richtlijn 2001/95/EG;

b)

artikel 50, lid 3, onder a), en artikel 54 van Verordening (EG) nr. 178/2002;

c)

artikel 54 van Verordening (EG) nr. 882/2004;

d)

artikel 14 van Richtlijn 2004/49/EG.

HOOFDSTUK 2

PROCEDURE VOOR DE TOEPASSING VAN EEN TECHNISCH VOORSCHRIFT

Artikel 4

Informatie over het product

Wanneer een bevoegde autoriteit van een lidstaat met betrekking tot een product of producttype beoordeelt of er al dan niet een besluit als bedoeld in artikel 2, lid 1, moet worden genomen, kan zij, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, de marktdeelnemer die overeenkomstig artikel 8 is geïdentificeerd, verzoeken om met name volgende informatie te verstrekken:

a)

relevante informatie over de kenmerken van het product of producttype;

b)

relevante en onmiddellijk beschikbare informatie over het rechtmatig in de handel brengen van het product in een andere lidstaat.

Artikel 5

Wederzijdse erkenning van het bekwaamheidsniveau van geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsinstanties

Lidstaten weigeren geen certificaten of testverslagen afgegeven door een conformiteitsbeoordelingsinstantie die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 voor de passende conformiteitsbeoordelingsactiviteit geaccrediteerd is, op gronden gerelateerd aan de bevoegdheid van die instantie.

Artikel 6

Beoordeling van de noodzaak van toepassing van een technisch voorschrift

1.   Wanneer een bevoegde autoriteit voornemens is een besluit als bedoeld in artikel 2, lid 1, vast te stellen, stelt zij de overeenkomstig artikel 8 geïdentificeerde marktdeelnemer schriftelijk van dat voornemen in kennis, waarbij zij specificeert op welk technisch voorschrift haar besluit zal worden gebaseerd en technisch of wetenschappelijk bewijs aanvoert voor de volgende argumenten:

a)

het voorgenomen besluit is gerechtvaardigd op een van de in artikel 30 van het Verdrag genoemde gronden van openbaar belang of gezien andere dwingende redenen van openbaar belang, en

b)

het voorgenomen besluit is geschikt om het nagestreefde doel te bereiken en gaat niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

De voorgenomen besluiten dienen gebaseerd te worden op de kenmerken van het betrokken product of betrokken producttype.

De betrokken marktdeelnemer beschikt na ontvangst van de kennisgeving over ten minste twintig werkdagen om opmerkingen te maken. In de kennisgeving wordt de termijn voor de indiening van opmerkingen vermeld.

2.   De besluiten bedoeld in artikel 2, lid 1, worden binnen een termijn van 20 werkdagen na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn voor de ontvangst van opmerkingen van de marktdeelnemer genomen en ter kennis van de betrokken marktdeelnemer en de Commissie gebracht. In het besluit wordt naar behoren rekening gehouden met die opmerkingen en wordt opgave gedaan van de redenen waarop het is gebaseerd, met inbegrip van de redenen waarom aan de eventueel door de marktdeelnemer aangevoerde argumenten werd voorbijgegaan, alsook van het technische of wetenschappelijke bewijs als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

Wanneer, gezien de complexiteit van het geval, daartoe gegronde redenen bestaan, kan de bevoegde autoriteit de in de eerste alinea genoemde termijn eenmaal en met ten hoogste 20 werkdagen verlengen. Deze verlenging moet naar behoren worden gemotiveerd en vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn ter kennis van de marktdeelnemer worden gebracht.

De in artikel 2, lid 1, bedoelde besluiten vermelden tevens de rechtsmiddelen die krachtens de in de betrokken lidstaat geldende wetgeving openstaan, en de termijn waarbinnen die rechtsmiddelen moeten worden aangewend. Dergelijke besluiten kunnen voor de nationale rechterlijke instanties of andere beroepsinstanties worden aangevochten.

3.   Wanneer de bevoegde autoriteit na de schriftelijke kennisgeving overeenkomstig lid 1 afziet van het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 2, lid 1, stelt zij de betrokken marktdeelnemer daarvan onverwijld in kennis.

4.   Wanneer de bevoegde autoriteit de marktdeelnemer binnen de in lid 2 van dit artikel bepaalde termijn niet in kennis stelt van een besluit als bedoeld in artikel 2, lid 1, wordt het product, voor zover het de toepassing van het in lid 1 van dit artikel bedoelde technische voorschrift betreft, geacht in de betrokken lidstaat rechtmatig in de handel te zijn gebracht.

Artikel 7

Tijdelijke schorsing van het in de handel brengen van een product

1.   De bevoegde autoriteit mag het in de handel brengen van het betrokken product of producttype tijdens de in dit hoofdstuk vastgestelde procedure niet tijdelijk schorsen, tenzij:

a)

het product of producttype onder normale, of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden een ernstig risico voor de veiligheid en de gezondheid van de gebruikers vormt; of

b)

het in de handel brengen van het product of producttype in een lidstaat algeheel verboden is uit hoofde van de openbare zedelijkheid of de openbare veiligheid.

2.   De bevoegde autoriteit stelt de marktdeelnemer die geïdentificeerd is overeenkomstig artikel 8, en de Commissie onverwijld in kennis van een schorsing als bedoeld in lid 1 van dit artikel. In de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde gevallen gaat de kennisgeving vergezeld van een technische of wetenschappelijke rechtvaardiging.

3.   Een schorsing van het in de handel brengen van een product, waartoe overeenkomstig dit artikel is besloten, kan voor nationale rechterlijke instanties of andere beroepsinstanties worden aangevochten.

Artikel 8

Voorlichting van de marktdeelnemer

Verwijzingen naar de marktdeelnemers in de artikelen 4, 6 en 7, moeten worden gelezen als verwijzingen:

a)

naar de fabrikant van het product, indien deze in de Gemeenschap gevestigd is, of, degene die het product in de handel heeft gebracht of daartoe bij de bevoegde autoriteit een aanvraag indient;

b)

wanneer de bevoegde autoriteit de identiteit noch de contactgegevens van geen enkele van de onder a) bedoelde marktdeelnemers kan vaststellen, naar de vertegenwoordiger van de fabrikant, indien laatstgenoemde niet in de Gemeenschap gevestigd is, of, indien er geen in de Gemeenschap gevestigde vertegenwoordiger is, naar de importeur van het product;

c)

wanneer de bevoegde autoriteit de identiteit noch de contactgegevens van geen enkele van de onder a) en b) bedoelde marktdeelnemers kan vaststellen, naar een andere beroepshalve bij de toeleveringsketen betrokken persoon, van wie de activiteiten van invloed kunnen zijn op een eigenschap van het product waarvoor het erop toegepaste technische voorschrift in een regeling voorziet, of

d)

wanneer de bevoegde autoriteit de identiteit noch de contactgegevens van geen enkele van de onder a), b) en c) bedoelde marktdeelnemers kan vaststellen, een andere beroepshalve bij de leveringsketen betrokken persoon, van wie de activiteiten geen invloed hebben op een eigenschap van het product waarvoor het erop toegepaste technische voorschrift in een regeling voorziet.

HOOFDSTUK 3

PRODUCTCONTACTPUNTEN

Artikel 9

Oprichting van productcontactpunten

1.   De lidstaten wijzen op hun grondgebied productcontactpunten aan en delen de contactgegevens daarvan mee aan de andere lidstaten en aan de Commissie.

2.   De Commissie stelt een lijst van productcontactpunten op, werkt deze regelmatig bij en maakt die bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. De Commissie maakt deze informatie ook toegankelijk via een website.

Artikel 10

Taken

1.   De productcontactpunten verstrekken op verzoek van onder meer een marktdeelnemer of een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat de volgende informatie:

a)

de technische voorschriften die op het grondgebied waar de productcontactpunten gevestigd zijn, van toepassing zijn op een specifiek producttype, informatie omtrent de vraag of, krachtens de wetgeving van hun lidstaat, ten aanzien van het producttype een vereiste van voorafgaande machtiging geldt en informatie over het beginsel van wederzijdse erkenning en de toepassing van deze verordening op het grondgebied van die lidstaat;

b)

de contactgegevens van de bevoegde autoriteiten in die lidstaat, door middel waarvan deze rechtstreeks bereikt kunnen worden, met inbegrip van de gegevens betreffende de instanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de uitvoering van de betrokken technische voorschriften op het grondgebied van die lidstaat;

c)

de rechtsmiddelen die op het grondgebied van die lidstaat in het algemeen beschikbaar zijn in het geval van een geschil tussen de bevoegde instanties en een marktdeelnemer.

2.   De productcontactpunten beantwoorden alle in lid 1 bedoelde verzoeken binnen vijftien werkdagen na ontvangst van het verzoek.

3.   Een productcontactpunt in de lidstaat waar de betrokken marktdeelnemer het product in kwestie rechtmatig in de handel heeft gebracht, kan aan de marktdeelnemer of de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 6 enige relevante informatie of opmerkingen verstrekken.

4.   De productcontactpunten mogen geen vergoeding in rekening brengen voor het verstrekken van de in lid 1 bedoelde informatie.

Artikel 11

Telematicanetwerk

De Commissie kan volgens de raadplegingsprocedure van artikel 13, lid 2, een telematicanetwerk opzetten voor de uitvoering van de bepalingen van deze verordening betreffende de informatie-uitwisseling tussen de productcontactpunten en/of de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

HOOFDSTUK 4

SLOTBEPALINGEN

Artikel 12

Rapportageverplichtingen

1.   Elke lidstaat zendt de Commissie jaarlijks een verslag over de uitvoering van deze verordening. Dat verslag bevat ten minste de volgende informatie:

a)

het aantal overeenkomstig artikel 6, lid 1, toegezonden schriftelijke kennisgevingen en de betrokken producttypes;

b)

toereikende informatie over de overeenkomstig artikel 6, lid 2, genomen besluiten, met inbegrip van de gronden waarop het besluit werd genomen en de betrokken producttypes;

c)

het aantal overeenkomstig artikel 6, lid 3, genomen besluiten en de betrokken producttypes.

2.   De Commissie analyseert de overeenkomstig artikel 6, lid 2, genomen besluiten in het licht van de ingevolge lid 1 door de lidstaten verstrekte informatie en beoordeelt de gronden waarop zij zijn gebaseerd.

3.   Uiterlijk 13 mei 2012, en vervolgens om de vijf jaar beoordeelt de Commissie de toepassing van deze verordening en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. De Commissie laat dit verslag, zo nodig, vergezeld gaan van voorstellen met het oog op het verbeteren van het vrije goederenverkeer.

4.   De Commissie draagt zorg voor de opstelling, bekendmaking en regelmatige bijwerking van een niet-limitatieve lijst van producten die niet het onderwerp zijn van communautaire harmonisatiewetgeving. De Commissie maakt deze lijst toegankelijk via een website.

Artikel 13

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is de raadplegingsprocedure van artikel 3 van Besluit nr. 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 7, lid 3, en artikel 8 van dat besluit.

Artikel 14

Intrekking

Beschikking nr. 3052/95/EG wordt ingetrokken met ingang van 13 mei 2009.

Artikel 15

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 13 mei 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 9 juli 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

J.-P. JOUYET


(1)  PB C 120 van 16.5.2008, blz. 1.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 21 februari 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 juni 2008.

(3)  PB C 141 van 19.5.2000, blz. 5.

(4)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(5)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 202/2008 van de Commissie (PB L 60 van 5.3.2008, blz. 17).

(6)  PB L 165 van 30.4.2004; gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(7)  PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44; gerectificeerd in PB L 220 van 21.6.2004, blz. 16.

(8)  PB L 235 van 17.9.1996, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/32/EG van de Commissie (PB L 141 van 2.6.2007, blz. 63).

(9)  PB L 110 van 20.4.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/32/EG van de Commissie.

(10)  Zie bladzijde 30 van dit Publicatieblad.

(11)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 81).

(12)  PB L 144 van 30.4.2004; gerectificeerd in PB L 181 van 18.5.2004, blz. 25.

(13)  PB L 321 van 30.12.1995, blz. 1.

(14)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).