21.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/1


VERORDENING (EG) Nr. 146/2008 VAN DE RAAD

van 14 februari 2008

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, lid 2, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit ervaring blijkt dat er behoefte is aan een tolerantiemaatregel voor geringe gevallen van niet-naleving van de randvoorwaarden, waar de ernst, de omvang of het permanente karakter van de niet-naleving geen rechtvaardiging zouden zijn voor een onmiddellijke verlaging van de rechtstreekse betalingen. Wel dient een dergelijke tolerantiemaatregel te voorzien in een passend vervolgonderzoek door de bevoegde nationale autoriteit totdat de niet-naleving is gecorrigeerd. Bovendien kan het verlagen van zeer lage oorspronkelijke rechtstreekse betalingen een onevenredig grote inspanning zijn in verhouding tot het beoogde afschrikkend effect. Daarom dient een passende drempel te worden vastgesteld, waaronder de lidstaten kunnen besluiten de genoemde betalingen niet te verlagen, mits de bevoegde nationale autoriteit de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de landbouwer de betrokken geconstateerde niet-naleving corrigeert.

(2)

In artikel 44, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (2) van de Raad is bepaald dat de percelen die overeenstemmen met subsidiabele hectaren gedurende een periode van ten minste tien maanden ter beschikking van de landbouwers blijven. De ervaring leert dat deze voorwaarde de werking van de grondmarkt dreigt te bemoeilijken, en een aanzienlijke administratieve belasting vormt voor de betrokken landbouwers en overheidsdiensten. Ter voorkoming van dubbele aanvragen voor dezelfde grond moet echter wel een datum worden vastgesteld waarop de percelen ter beschikking van de landbouwer moeten staan. Het zou dienstig zijn dat de lidstaten deze datum vaststellen, met als uiterste termijn de datum die is vastgesteld voor wijziging van de steunaanvraag. Dezelfde bepaling moet ook gelden voor de lidstaten die de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen.

(3)

Ten gevolge van de beperking tot één dag van de periode gedurende welke de percelen die overeenstemmen met subsidiabele hectaren ter beschikking van de landbouwer blijven staan voor zowel de bedrijfstoeslagregeling als de regeling inzake één enkele areaalbetaling, moeten de regels inzake aansprakelijkheid in het kader van de randvoorwaarden, met name in het geval van overdracht van grond gedurende het betrokken kalenderjaar, worden verduidelijkt. Derhalve moet duidelijk worden gemaakt dat de landbouwer die een steunaanvraag indient, gedurende het betrokken kalenderjaar voor alle in de steunaanvraag opgegeven landbouwgrond ten aanzien van de bevoegde autoriteit aansprakelijk is in geval van niet-naleving van de randvoorwaarden. Dit sluit niet uit dat de betrokken landbouwer en de persoon aan of door wie de landbouwgrond is overgedragen, privaatrechtelijke regelingen kunnen treffen.

(4)

In artikel 71 nonies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is bepaald dat de nieuwe lidstaten in de zin van artikel 2, onder g), van die verordening in het kader van de bedrijfstoeslagregeling verschillende eenheidsbedragen van de toeslagrechten kunnen vaststellen voor hectaren grasland of blijvend grasland, en voor andere subsidiabele hectaren, zoals geïdentificeerd op 30 juni 2003 of, in het geval van Bulgarije en Roemenië, op 30 juni 2005. De nieuwe lidstaten hebben een systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond opgezet overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Mogelijk zijn door technische problemen bij de overschakeling naar dat identificatiesysteem de in 2003 bestaande kenmerken van sommige percelen echter niet correct beschreven. Met het oog op de soepele toepassing van de mogelijkheid om verschillende eenheidsbedragen vast te stellen dient de voor de identificatie van de percelen geldende datum te worden gewijzigd in 30 juni 2006. Voor Bulgarije en Roemenië moet de datum voor de identificatie van de percelen evenwel 1 januari 2008 zijn. Artikel 71 nonies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De ervaring leert ook dat het opzetten van de administratieve infrastructuur die nodig is voor het beheer van de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen die in het kader van de randvoorwaarden zijn vastgesteld, veel administratief werk vergt. In de nieuwe lidstaten die de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, zouden de invoering van de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en een soepele toepassing daarvan vergemakkelijkt worden door een soortgelijke over drie jaar gespreide invoering als die welke in de Gemeenschap in haar samenstelling op 30 april 2004 is toegepast volgens het in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde tijdschema. Ook als de nieuwe lidstaat besluit de rechtstreekse betalingen volledig te gaan toepassen vóór het einde van de periode waarbinnen de regeling inzake één enkele areaalbetaling mag worden toegepast, dient deze geleidelijke invoering mogelijk te zijn. Artikel 143 ter, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en artikel 51, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (3) moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Voor de nieuwe lidstaten die de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, is de overgang naar de bedrijfstoeslagregeling geregeld bij artikel 143 ter, leden 10 en 11, van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Volgens die bepalingen moet de Commissie toestemming voor het besluit van een nieuwe lidstaat tot invoering van de bedrijfstoeslagregeling verlenen na te hebben beoordeeld of die nieuwe lidstaat daarvoor gereed is. Nu bijna alle rechtstreekse betalingen zijn ontkoppeld en aangezien de regeling inzake één enkele areaalbetaling en de bedrijfstoeslagregeling allebei voorzien in ontkoppelde oppervlaktegebonden betalingen waarvoor het merendeel van de onderdelen van het geïntegreerd systeem, in het bijzonder het systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond, gemeenschappelijk is, is die voorafgaande toestemming niet meer nodig. Daarom dienen de genoemde bepalingen te worden geschrapt. De schrapping van de leden 10 en 11 van artikel 143 ter impliceert een overeenkomstige wijziging van artikel 143 ter, lid 9. Die bepaling moet derhalve ook worden gewijzigd.

(7)

In tabel 2 van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 zijn de totale bedragen vastgesteld voor de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen in Cyprus, waar de regeling inzake één enkele areaalbetaling van toepassing is tot en met 2008. Nu bij Verordening (EG) nr. 2012/2006 van de Raad (4) de periode is verlengd waarin de regeling inzake één enkele areaalbetaling mag worden toegepast, moeten de totale bedragen worden vastgesteld die op Cyprus moeten worden betaald in die gevallen waarin deze regeling van toepassing is voor 2009 en 2010.

(8)

De nieuwe lidstaten die hebben besloten de bedrijfstoeslagregeling toe te passen, hebben ervoor gekozen die regeling in te voeren met ingang van 2007. De wijziging van artikel 71 nonies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 dient voor die nieuwe lidstaten derhalve met ingang van dat jaar te gelden.

(9)

Een aantal bij deze verordening gewijzigde bepalingen — met name de tolerantiemaatregel voor geringe gevallen van niet-naleving, het verlagen van de betalingen onder een bepaalde drempel, de vaststelling van de datum waarop de grond ter beschikking van de landbouwer moet worden gesteld met het oog op subsidiëring in het kader van de bedrijfstoeslagregeling en de regeling inzake één enkele areaalbetaling, en de termijn voor gefaseerde invoering die aan de nieuwe lidstaten welke de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, wordt verleend teneinde de randvoorwaarden op hun grondgebied volledig te kunnen naleven — zou resulteren in regels die voor de betrokken landbouwers gunstiger zijn dan de thans geldende regels. De retroactieve toepassing van deze bepalingen mag het beginsel van rechtszekerheid van de betrokken marktdeelnemers niet schenden. Hetzelfde geldt voor het gewijzigde artikel 71 nonies van Verordening (EG) nr. 1782/2003. De bepalingen inzake de aansprakelijkheid van landbouwers wegens niet-naleving bij overdracht van grond moeten evenwel met ingang van 1 april 2008 worden toegepast teneinde de betrokken landbouwers voldoende rechtszekerheid te bieden en er tevens voor te zorgen dat deze bepalingen in 2008 effectief worden toegepast.

(10)

Verordening (EG) nr. 1782/2003 en Verordening (EG) nr. 1698/2005 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 wordt vervangen door:

„1.   In het geval dat de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen of de eisen inzake een goede landbouw- en milieuconditie op enigerlei tijdstip in een bepaald kalenderjaar (hierna „het betrokken kalenderjaar” genoemd) niet worden nageleefd, en de betrokken niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks kan worden toegeschreven aan de landbouwer die de steunaanvraag in het betrokken kalenderjaar heeft ingediend, wordt het totaalbedrag van de rechtstreekse betalingen die na toepassing van de artikelen 10 en 11 aan die landbouwer moeten worden verleend, verlaagd of ingetrokken overeenkomstig de op grond van artikel 7 vastgestelde uitvoeringsbepalingen.

De eerste alinea is ook van toepassing indien de betrokken niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks kan worden toegeschreven aan de persoon aan of door wie de landbouwgrond was overgedragen.

Voor de toepassing van de eerste en de tweede alinea in 2008 stemt het kalenderjaar overeen met de periode van 1 april tot en met 31 december 2008.

Voor de toepassing van dit lid wordt onder „overdragen” alle soorten transacties verstaan waarbij de overdrager de beschikking over de landbouwgrond verliest.”.

b)

Het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   Onverminderd lid 1 en overeenkomstig de voorwaarden zoals vastgesteld in de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen, kunnen de lidstaten besluiten een verlaging of uitsluiting die niet meer dan 100 EUR per landbouwer en per kalenderjaar bedraagt, niet toe te passen.

Indien een lidstaat besluit gebruik te maken van de in de eerste alinea geboden mogelijkheid, neemt de bevoegde autoriteit het volgende jaar de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de landbouwer de betrokken geconstateerde niet-naleving corrigeert. De constatering van niet-naleving en de te ondernemen corrigerende actie worden de landbouwer meegedeeld.”.

2.

Aan artikel 7, lid 2, worden de volgende alinea’s toegevoegd:

„In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten besluiten dat geen verlaging wordt toegepast wanneer een geval van niet-naleving, gelet op de ernst, de omvang en het permanente karakter ervan, als van gering belang moet worden beschouwd. Gevallen van niet-naleving die een rechtstreeks gevaar voor de volksgezondheid of de gezondheid van dieren vormen, worden evenwel niet als van gering belang beschouwd.

Tenzij de landbouwer onmiddellijk een corrigerende actie heeft ondernomen waarmee een einde wordt gemaakt aan de geconstateerde niet-naleving, treft de bevoegde autoriteit de vereiste maatregelen, welke in voorkomend geval kunnen worden beperkt tot een administratieve controle, die ervoor zorgen dat de landbouwer de geconstateerde niet-naleving corrigeert. De constatering van geringe niet-naleving en de te ondernemen corrigerende actie worden de landbouwer meegedeeld.”.

3.

Artikel 44, lid 3, tweede zin, komt als volgt te luiden:

„Behalve in geval van overmacht of in uitzonderlijke omstandigheden blijven die percelen op de door de lidstaat vastgestelde datum, met als uiterste termijn de door die lidstaat vastgestelde datum voor wijziging van een steunaanvraag, ter beschikking van de landbouwer.”.

4.

Artikel 71 nonies wordt vervangen door:

„Artikel 71 nonies

Grasland

De nieuwe lidstaten kunnen ook op basis van objectieve criteria binnen het regionale maximum of een deel ervan voor de in artikel 71 septies, lid 1, bedoelde landbouwers verschillende eenheidsbedragen van de toeslagrechten vaststellen voor hectaren grasland zoals geïdentificeerd op 30 juni 2006 en voor andere subsidiabele hectaren dan wel, als alternatief, voor hectaren blijvend grasland zoals geidentificeerd op 30 juni 2006 en voor andere subsidiabele hectaren.

Voor Bulgarije en Roemenië is de datum voor identificatie evenwel 1 januari 2008.”.

5.

Artikel 143 ter wordt als volgt gewijzigd:

a)

Aan lid 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Behalve in geval van overmacht of in uitzonderlijke omstandigheden blijven de in de eerste alinea bedoelde percelen op de door de lidstaat vastgestelde datum, met als uiterste termijn de door die lidstaat vastgestelde datum voor wijziging van een steunaanvraag, ter beschikking van de landbouwer.”.

b)

In lid 6 wordt de derde alinea vervangen door:

„Van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 is de toepassing van de artikelen 3, 4, 6, 7 en 9 facultatief voor de nieuwe lidstaten voor zover deze bepalingen verband houden met uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen. Met ingang van 1 januari 2009 moet een landbouwer die in die lidstaten betalingen in het kader van de regeling inzake één enkele areaalbetaling ontvangt, aan de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen zoals bedoeld in bijlage III voldoen overeenkomstig het volgende tijdschema:

a)

de in punt A van bijlage III bedoelde eisen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2009;

b)

de in punt B van bijlage III bedoelde eisen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2011;

c)

de in punt C van bijlage III bedoelde eisen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2011.

Voor Bulgarije en Roemenië is de toepassing van de artikelen 3, 4, 6, 7 en 9 evenwel facultatief tot en met 31 december 2011 voor zover deze bepalingen verband houden met uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen. Met ingang van 1 januari 2012 moet een landbouwer die in die lidstaten betalingen in het kader van de regeling inzake één enkele areaalbetaling ontvangt, aan de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen zoals bedoeld in bijlage III voldoen overeenkomstig het volgende tijdschema:

a)

de in punt A van bijlage III bedoelde eisen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2012;

b)

de in punt B van bijlage III bedoelde eisen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2014;

c)

de in punt C van bijlage III bedoelde eisen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Nieuwe lidstaten kunnen ook van de in de derde alinea geboden mogelijkheid gebruikmaken wanneer zij besluiten de toepassing van de regeling inzake één enkele areaalbetaling te beëindigen vóór het einde van de bij lid 9 vastgestelde periode voor de toepassing van die regeling.”.

c)

In lid 9 wordt de eerste zin vervangen door:

„Elke nieuwe lidstaat mag de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen tot en met eind 2010.”.

d)

De leden 10 en 11 worden geschrapt.

6.

Bijlage XII wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

In artikel 51, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de tweede alinea vervangen door:

„De in de eerste alinea vastgestelde afwijking is van toepassing tot en met 31 december 2008. Met ingang van 1 januari 2009 moet een landbouwer die betalingen in het kader van de regeling inzake één enkele areaalbetaling ontvangt, aan de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen zoals bedoeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 voldoen overeenkomstig het volgende tijdschema:

a)

de in punt A van bijlage III bedoelde eisen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2009;

b)

de in punt B van bijlage III bedoelde eisen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2011;

c)

de in punt C van bijlage III bedoelde eisen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2011.

Voor Bulgarije en Roemenië is de toepassing van de artikelen 3, 4, 6, 7 en 9 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 evenwel tot en met 31 december 2011 facultatief voor zover deze bepalingen verband houden met uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen. Met ingang van 1 januari 2012 moet een landbouwer die betalingen in het kader van de regeling inzake één enkele areaalbetaling ontvangt, aan de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen zoals bedoeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 voldoen overeenkomstig het volgende tijdschema:

a)

de in punt A van bijlage III bedoelde eisen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2012;

b)

de in punt B van bijlage III bedoelde eisen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2014;

c)

de in punt C van bijlage III bedoelde eisen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

De nieuwe lidstaten kunnen de in de tweede alinea geboden mogelijkheid ook toepassen wanneer zij besluiten de toepassing van de regeling inzake één enkele areaalbetaling te beëindigen vóór het einde van de bij artikel 143 ter, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde periode voor de toepassing van die regeling.”.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008, met de volgende uitzonderingen:

a)

Artikel 1, punt 1, onder a), is van toepassing met ingang van 1 april 2008;

b)

Artikel 1, punt 4, is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. ZVER


(1)  Advies van 11 december 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1276/2007 (PB L 284 van 30.10.2007, blz. 11).

(3)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2012/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 8).

(4)  PB L 384 van 29.12.2006, blz. 8.


BIJLAGE

Aan tabel 2 van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 worden de volgende twee kolommen toegevoegd:

„2009

2010

0

0

1 795 543

1 572 955

0

0

3 456 448

3 438 488

4 608 945

4 608 945

10 724 282

10 670 282

5 547 000

5 115 000

156 332

149 600

4 323 820

4 312 300

1 038 575

1 035 875

31 650 945

30 903 405”