6.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 111/1


AANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 april 2008

tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 111/01)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 149, lid 4, en artikel 150, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor de individuele ontwikkeling, het concurrentievermogen, de werkgelegenheid en de sociale cohesie in de Gemeenschap is het van essentieel belang dat burgers meer kennis, vaardigheden en competenties verwerven en dat deze worden erkend. Dit zou de grensoverschrijdende mobiliteit van werknemers en lerenden vergemakkelijken en zou helpen te voldoen aan de eisen van vraag en aanbod op de Europese arbeidsmarkt. De toegang tot en de deelname aan een leven lang leren voor iedereen, ook voor mensen uit benadeelde groepen, en het gebruik van kwalificaties moeten daarom op nationaal en Gemeenschapsniveau worden bevorderd.

(2)

De Europese Raad van Lissabon van 2000 concludeerde dat meer transparantie op het gebied van kwalificaties een van de belangrijke pijlers is om de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels aan de behoeften van de kennismaatschappij aan te passen. De Europese Raad van Barcelona van 2002 drong voorts zowel aan op nauwere samenwerking in de universiteitssector als op grotere transparantie en betere erkenningsmethoden in beroepsonderwijs en beroepsopleiding.

(3)

In de resolutie van de Raad van 27 juni 2002 inzake levenslang leren (4) werd de Commissie verzocht in nauwe samenwerking met de Raad en de lidstaten op basis van de resultaten van het Bolognaproces een kader te ontwikkelen voor de erkenning van kwalificaties voor onderwijs en opleiding, en op het gebied van beroepsopleiding soortgelijke maatregelen te ontwikkelen.

(4)

In de gezamenlijke verslagen van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” van 2004 en 2006 wordt benadrukt dat er een Europees kwalificatiekader moet komen.

(5)

In het kader van het Kopenhagenproces waren de Raad van de Europese Unie en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten in het kader van de Raad van 15 november 2004 bijeen; in hun conclusies over de toekomstige prioriteiten voor een intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding wordt voorrang gegeven aan de ontwikkeling van een open en flexibel Europees kader voor kwalificaties, gebaseerd op transparantie en wederzijds vertrouwen, dat zal dienen als gemeenschappelijk referentiepunt voor zowel onderwijs als opleiding.

(6)

De validatie van niet-formele en informele leerresultaten dient te worden bevorderd overeenkomstig de gemeenschappelijke Europese beginselen die in de conclusies van de Raad van 28 mei 2004 voor de identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren zijn vastgesteld.

(7)

De Europese Raden van Brussel van maart 2005 en maart 2006 onderstreepten dat het belangrijk is dat een Europees kwalificatiekader wordt goedgekeurd.

(8)

In deze aanbeveling is rekening gehouden met Beschikking nr. 2241/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende een enkel communautair kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass) (5) en met Aanbeveling 2006/962/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (6).

(9)

Deze aanbeveling is compatibel met het kader voor de Europese ruimte voor hoger onderwijs en de cyclusdescriptoren die de ministers van hoger onderwijs van 45 Europese landen op 19 en 20 mei 2005 in Bergen hebben goedgekeurd in het kader van het proces van Bologna.

(10)

De conclusies van de Raad over kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding van 23 en 24 mei 2004, Aanbeveling 2006/143/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 over verdere Europese samenwerking op het gebied van de kwaliteitsborging in het hoger onderwijs (7) en de normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs die door de ministers van Hoger Onderwijs in Bergen zijn overeengekomen, bevatten gemeenschappelijke beginselen inzake kwaliteitsborging, die ten grondslag dienen te liggen aan de uitvoering van het Europees kwalificatiekader.

(11)

Deze aanbeveling laat Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (8), die zowel de bevoegde nationale autoriteit als de migrant rechten toekent en plichten oplegt, onverlet. Waar beroepskwalificaties overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG zijn erkend, mag verwijzing naar de kwalificatieniveaus van het Europees kwalificatiekader geen invloed hebben op de toegang tot de arbeidsmarkt.

(12)

Deze aanbeveling heeft tot doel een gemeenschappelijk referentiekader te scheppen dat als convertor werkt voor de verschillende kwalificatiesystemen en kwalificatieniveaus, zowel voor het algemeen vormend en hoger onderwijs als voor het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding. Dit zal de transparantie, de vergelijkbaarheid en de overdraagbaarheid van de kwalificaties van de burgers die zijn uitgereikt overeenkomstig de praktijk in de verschillende lidstaten verbeteren. Elk kwalificatieniveau dient in beginsel via een veelheid van onderwijs- en loopbaantrajecten bereikbaar te zijn. Dankzij het Europees kwalificatiekader moet het voor internationale sectorale organisaties mogelijk worden hun kwalificatiesysteem aan een gemeenschappelijk Europees referentiepunt te relateren, zodat duidelijk is hoe de internationale sectorale kwalificaties zich verhouden tot nationale kwalificatiesystemen Deze aanbeveling draagt dan ook bij tot de ruimere doelstellingen, namelijk bevordering van levenslang leren en vergroting van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, de mobiliteit en de sociale integratie van werkenden en lerenden. Transparante kwaliteitsborgingsbeginselen en uitwisseling van informatie zullen bijdragen tot de uitvoering van deze aanbeveling door te helpen bij het opbouwen van wederzijds vertrouwen.

(13)

Deze aanbeveling dient bij te dragen tot de modernisering van de onderwijs- en opleidingsstelsels, de aansluiting tussen onderwijs, opleiding en arbeidsmarkt en het slaan van bruggen tussen formele, niet-formele en informele leervormen, zodat ook leerresultaten die zijn verworven door ervaring erkenning krijgen.

(14)

Deze aanbeveling vervangt of definieert geen nationale kwalificatiesystemen en/of kwalificaties. Het Europees kwalificatiekader beschrijft geen specifieke kwalificaties, noch individuele competenties; een specifieke kwalificatie moet via de toepasselijke nationale kwalificatiesystemen worden gerelateerd aan het juiste niveau van het Europees kwalificatiekader.

(15)

Deze aanbeveling is door het niet-bindende karakter ervan in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel in zoverre zij de activiteiten van de lidstaten ondersteunt en aanvult door nauwere samenwerking tussen hen mogelijk te maken ter verbetering van de transparantie en ter stimulering van mobiliteit en een leven lang leren. Zij dient overeenkomstige de nationale wetgeving en praktijk te worden uitgevoerd.

(16)

Aangezien de doelstelling van deze aanbeveling, te weten het scheppen van een gemeenschappelijk referentiekader dat als convertor werkt voor de verschillende kwalificatiesystemen en kwalificatieniveaus, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van de overwogen actie beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze aanbeveling niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

BEVELEN DE LIDSTATEN AAN:

1.

het Europees kwalificatiekader als een referentiehulpmiddel te gebruiken om de kwalificatieniveaus van de verschillende kwalificatiesystemen te vergelijken en zowel een leven lang leren en gelijke kansen in de kennismaatschappij als verdere integratie van de Europese arbeidsmarkt te bevorderen, met inachtneming van de rijke verscheidenheid aan nationale onderwijsstelsels;

2.

hun nationale kwalificatiesystemen tegen 2010 aan het Europees kwalificatiekader te koppelen, in het bijzonder door hun kwalificatieniveaus op een transparante manier te relateren aan de niveaus in bijlage II, en door, indien dit nodig wordt geacht, overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk nationale kwalificatiekaders te ontwikkelen;

3.

waar nodig maatregelen te nemen opdat alle nieuwe certificaten, diploma's en „Europass”-documenten die door de bevoegde autoriteiten worden afgegeven, tegen 2012 — via de nationale kwalificatiesystemen — een duidelijke verwijzing naar het passende niveau van het Europees kwalificatiekader bevatten;

4.

zich bij het definiëren en beschrijven van kwalificaties op leerresultaten te baseren, en de validatie van niet-formeel en informeel leren te bevorderen overeenkomstig de gemeenschappelijke Europese beginselen die in de conclusies van de Raad van 28 mei 2004 zijn vastgesteld, en daarbij bijzondere aandacht te besteden aan burgers die het grootste risico lopen op werkloosheid of bestaanonzekerheid en die door een dergelijke aanpak geholpen zouden worden om deel te nemen aan levenslang leren en toe te treden tot de arbeidsmarkt;

5.

de in bijlage III vastgelegde beginselen inzake kwaliteitsborging in onderwijs en opleiding te bevorderen en toe te passen bij het koppelen van kwalificaties die binnen nationale kwalificatiesystemen in hoger onderwijs, beroepsopleiding en opleiding worden verworven, aan het Europees kwalificatiekader;

6.

ter ondersteuning en in samenwerking met andere relevante nationale autoriteiten, ter oriëntering van de verbanden tussen nationale kwalificatiesystemen en het Europees kwalificatiekader nationale coördinatiepunten, per geval afgestemd op de structuren en behoeften van de lidstaten, aan te wijzen ten einde de kwaliteit en de transparantie van deze verbanden te bevorderen.

Deze nationale coördinatiepunten hebben onder meer de volgende taken:

a)

kwalificatieniveaus in de nationale kwalificatiesystemen relateren aan de in bijlage II beschreven niveaus van het Europees kwalificatiekader;

b)

ervoor zorgen dat een transparante methode wordt gebruikt om de nationale kwalificatieniveaus aan het Europees kwalificatiekader te relateren om vergelijkingen daartussen makkelijker te maken en ervoor te zorgen dat de daaruit resulterende beslissingen worden bekendgemaakt;

c)

belanghebbenden de toegang waarborgen tot informatie over hoe nationale kwalificaties via de nationale kwalificatiesystemen verband houden met het Europees kwalificatiekader;

d)

medewerking van alle relevante belanghebbenden, waaronder, overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk, instellingen voor hoger onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding, sociale partners, sectoren en deskundigen inzake de vergelijking en het gebruik van kwalificaties op Europees niveau, bevorderen.

ONDERSCHRIJVEN HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM:

1.

de lidstaten te helpen bij de uitvoering van bovenstaande taken, en de internationale sectorale organisaties bij het gebruik van de referentieniveaus en beginselen van het Europees kwalificatiekader zoals vastgesteld in deze aanbeveling, in het bijzonder door samenwerking, de uitwisseling van goede praktijken en de uitvoering van tests te faciliteren (ook door middel van vrijwillige wederzijdse beoordelingen en proefprojecten in het kader van communautaire programma's), voorlichting- en adviesacties met comités voor sociale dialoog te lanceren en ondersteunend en begeleidingsmateriaal te ontwikkelen;

2.

uiterlijk op 23 april 2009 een adviesgroep voor het Europees kwalificatiekader (samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten met in voorkomend geval deelneming van de Europese sociale partners) in te stellen, die ermee belast is de algehele samenhang te waarborgen en de transparantie van het proces waarbij kwalificatiesystemen aan het Europees kwalificatiekader worden gekoppeld, te bevorderen;

3.

de maatregelen die ingevolge deze aanbeveling zijn genomen in samenwerking met de lidstaten en na raadpleging van de betrokken belanghebbenden te beoordelen en te evalueren, met inbegrip van de taken en levensduur van de adviesgroep, en uiterlijk op 23 april 2013 verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over de opgedane ervaring en de gevolgen voor de toekomst, en indien nodig een toetsing en herziening van deze aanbeveling voor te stellen;

4.

nauwere banden tussen het Europees kwalificatiekader en bestaande of toekomstige Europese systemen voor de overdracht en accumulatie van punten in het hoger onderwijs en het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding te bevorderen om de mobiliteit van de burgers te verbeteren en de erkenning van leerprestaties te vergemakkelijken.

Gedaan te Straatsburg, 23 april 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

J. LANARČIČ


(1)  PB C 175 van 27.7.2007, blz. 74.

(2)  PB C 146 van 30.6.2007, blz. 77.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 24 oktober 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 14 februari 2008.

(4)  PB C 163 van 9.7.2002, blz. 1.

(5)  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 6.

(6)  PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.

(7)  PB L 64 van 4.3.2006, blz. 60.

(8)  PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2006/100/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 141).


BIJLAGE I

Definities

Voor de doeleinden van deze aanbeveling gelden de volgende definities:

a)

een „kwalificatie” is een formeel resultaat van een beoordelings- en validatieproces, dat wordt verworven wanneer een bevoegde instantie bepaalt dat de leerprestaties die een individu heeft bereikt, aan bepaalde eisen beantwoorden;

b)

een „nationaal kwalificatiesysteem” omvat alle aspecten van de activiteiten van een lidstaat die verband houden met de erkenning van leren, alsook andere mechanismen die onderwijs en opleiding aan de arbeidsmarkt en de samenleving relateren. Het gaat daarbij onder meer om de ontwikkeling en toepassing van institutionele regelingen en processen voor kwaliteitsborging, beoordeling en de toekenning van kwalificaties. Een nationaal kwalificatiesysteem kan uit verschillende substructuren bestaan en kan een nationaal kwalificatiekader omvatten;

c)

een „nationaal kwalificatiekader” is een instrument voor de classificatie van kwalificaties volgens een set van criteria voor bepaalde bereikte leerniveaus. Het heeft tot doel nationale kwalificatiesubstructuren te integreren en te coördineren en de transparantie, toegang, voortgang en kwaliteit van de kwalificaties in verband met de arbeidsmarkt en de samenleving te verbeteren;

d)

een „sector” is een groep professionele activiteiten, ingedeeld naar belangrijkste economische functie, product, dienst of technologie;

e)

een „internationale sectorale organisatie” is een vereniging van nationale organisaties, zoals bijvoorbeeld een werkgevers- of beroepsorganisatie, die de belangen van nationale sectoren vertegenwoordigt;

f)

„leerresultaten” bepalen wat een lerende kent, begrijpt en kan doen na de voltooiing van een leerproces; zij worden gedefinieerd in termen van kennis, vaardigheden en competentie;

g)

„kennis” is het resultaat van de assimilatie van informatie door leren. Kennis is het geheel van feiten, beginselen, theorieën en manieren van werken dat verband houdt met een werk- of studiegebied. In het kader van het Europees kwalificatiekader wordt kennis als theoretische kennis en/of feitenkennis beschreven;

h)

„vaardigheden” zijn vermogens om kennis toe te passen en knowhow te gebruiken om taken uit te voeren en problemen op te lossen. In het kader van het Europees kwalificatiekader worden vaardigheden als cognitief (logisch, intuïtief en creatief denken) en praktisch (handigheid en de toepassing van methodes, materialen, hulpmiddelen en instrumenten) beschreven;

i)

„competentie” is het bewezen vermogen om kennis, vaardigheden en persoonlijke, sociale, interculturele en/of methodologische capaciteiten te gebruiken bij werk of studie en voor professionele en persoonlijke ontwikkeling. In het kader van het Europees kwalificatiekader wordt competentie in termen van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid beschreven.


BIJLAGE II

Descriptoren van de niveaus in het Europees kwalificatiekader (EKK)

Elk van de 8 niveaus wordt gedefinieerd door een set descriptoren die de leerresultaten aangeven die in alle kwalificatiesystemen relevant zijn voor kwalificaties op dat niveau.

 

Kennis

Vaardigheden

Competentie

 

In de context van EKK wordt kennis als theoretische kennis en/of feitenkennis beschreven

In de context van EKK worden vaardigheden als cognitief (betreffende logisch, intuïtief en creatief denken) en praktisch (betreffende handigheid en toepassing van methodes, materialen, hulpmiddelen en instrumenten) beschreven

In de context van EKK wordt competentie in termen van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid beschreven

Niveau 1

De voor niveau 1 relevante leerresultaten

Algemene basiskennis

Vereiste basisvaardigheden om eenvoudige taken uit te voeren

Werken of studeren onder rechtstreeks toezicht in een gestructureerde context

Niveau 2

De voor niveau 2 relevante leerresultaten

Basiskennis van feiten van een werk- of studiegebied

Vereiste cognitieve en praktische basisvaardigheden om relevante informatie te gebruiken om taken uit te voeren en routineproblemen met behulp van eenvoudige regels en hulpmiddelen op te lossen

Werken of studeren onder toezicht met enige zelfstandigheid

Niveau 3

De voor niveau 3 relevante leerresultaten

Kennis van feiten, beginselen, processen en algemene begrippen van een werk- of studiegebied

Een waaier van vereiste cognitieve en praktische vaardigheden om taken uit te voeren en problemen op te lossen door de keuze en toepassing van basismethodes, hulpmiddelen, materialen en informatie

Verantwoordelijkheid op zich nemen door de voltooiing van taken op werk- of studiegebied.

Bij de oplossing van problemen het eigen gedrag aanpassen aan de omstandigheden

Niveau 4

De voor niveau 4 relevante leerresultaten

Feitenkennis en theoretische kennis in brede contexten van een werk- of studiegebied

Een waaier van vereiste cognitieve en praktische vaardigheden om in een werk- of studiegebied specifieke problemen op te lossen

Zichzelf managen binnen de richtsnoeren van werk- of studiecontexten die gewoonlijk voorspelbaar zijn, maar kunnen veranderen.

Toezicht uitoefenen op routinewerk van anderen en een zekere mate van verantwoordelijkheid op zich nemen voor de evaluatie en verbetering van werk of studieactiviteiten

Niveau 5 (1)

De voor niveau 5 relevante leerresultaten

Ruime, gespecialiseerde feiten- en theoretische kennis binnen een werk- of studiegebied en bewustzijn van de grenzen van die kennis

Een brede waaier van vereiste cognitieve en praktische vaardigheden om creatieve oplossingen voor abstracte problemen uit te werken

Management en toezicht uitoefenen in contexten van werk- of studieactiviteiten waarin zich onvoorspelbare veranderingen voordoen.

Prestaties van zichzelf en anderen kritisch bekijken en verbeteren

Niveau 6 (2)

De voor niveau 6 relevante leerresultaten

Gevorderde kennis van een werk- of studiegebied, die een kritisch inzicht in theorieën en beginselen impliceert

Gevorderde vaardigheden, waarbij blijk wordt gegeven van absoluut vakmanschap en innovatief vermogen om complexe en onvoorspelbare problemen in een gespecialiseerd werk- of studiegebied op te lossen

Managen van complexe technische of beroepsactiviteiten of -projecten; de verantwoordelijkheid op zich nemen om in onvoorspelbare werk- of studiecontexten beslissingen te nemen.

De verantwoordelijkheid op zich nemen om de professionele ontwikkeling van personen en groepen te managen

Niveau 7 (3)

De voor niveau 7 relevante leerresultaten

Bijzonder gespecialiseerde kennis, die ten dele zeer geavanceerd is op een werk- of studiegebied, als basis voor originele ideeën en/of onderzoek.

Kritisch bewustzijn van kennisproblemen op een vakgebied en op het raakvlak tussen verschillende vakgebieden

Gespecialiseerde vaardigheden in probleemoplossing, die op het gebied van onderzoek en/of innovatie vereist om nieuwe kennis en procedures te ontwikkelen en kennis uit verschillende vakgebieden te integreren

Managen en transformeren van complexe en onvoorspelbare werk- of studiecontexten die nieuwe strategische benaderingen vereisen.

De verantwoordelijkheid op zich nemen om bij te dragen tot professionele kennis en manieren van werken en/of om strategische prestaties van teams kritisch te bekijken

Niveau 8 (4)

De voor niveau 8 relevante leerresultaten

De meest geavanceerde kennis op een werk- of studiegebied en op het raakvlak tussen verschillende vakgebieden

De meest geavanceerde en gespecialiseerde vaardigheden en technieken, met inbegrip van synthese- en evaluatievaardigheden/-technieken, vereist om kritische problemen in onderzoek en/of innovatie op te lossen en bestaande kennis of professionele manieren van werken uit te breiden en opnieuw te definiëren

Blijk geven van een grote mate van autoriteit, innovatie, autonomie, wetenschappelijke en professionele integriteit en aanhoudende betrokkenheid bij de ontwikkeling van baanbrekende ideeën of processen voor werk- of studiecontexten, met inbegrip van onderzoek

Het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs voorziet in cyclusdescriptoren.

Elke cyclusdescriptor geeft een algemene beschrijving van typische verwachtingen omtrent resultaten en vermogens aan het einde van die cyclus.


(1)  De descriptor voor het hoger onderwijs korte cyclus (binnen of gekoppeld aan de eerste cyclus), door het „Joint Quality Initiative” ontwikkeld als onderdeel van het Bolognaproces, stemt overeen met de leerresultaten voor EKK niveau 5.

(2)  De descriptor voor de eerste cyclus in het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs, zoals overeengekomen door de ministers bevoegd voor hoger onderwijs tijdens hun vergadering in Bergen in mei 2005 in het kader van het Bolognaproces, stemt overeen met de leerresultaten voor EKK niveau 6.

(3)  De descriptor voor de tweede cyclus in het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs, zoals overeengekomen door de ministers bevoegd voor hoger onderwijs tijdens hun vergadering in Bergen in mei 2005 in het kader van het Bolognaproces, stemt overeen met de leerresultaten voor EKK niveau 7.

(4)  De descriptor voor de derde cyclus van het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs, zoals overeengekomen door de ministers bevoegd voor hoger onderwijs tijdens hun vergadering in Bergen in mei 2005 in het kader van het Bolognaproces, stemt overeen met de leerresultaten voor EKK niveau 8.


BIJLAGE III

Gemeenschappelijke beginselen voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding in het kader van het Europees kwalificatiekader

Bij de toepassing van het Europees kwalificatiekader dient de kwaliteitsborging, die noodzakelijk is om de verantwoordingsplicht voor en de verbetering van hoger onderwijs en beroepsopleiding en vorming te verzekeren, volgens onderstaande beginselen te worden ingevuld:

alle niveaus van het Europees kwalificatiekader moeten onderbouwd zijn met beleidsmaatregelen en procedures met betrekking tot kwaliteitsborging;

kwaliteitsborging moet een integraal onderdeel van het interne beheer van onderwijs- en opleidingsinstellingen zijn;

kwaliteitsborging moet een regelmatige evaluatie van instellingen, hun programma's of hun kwaliteitsborgingssystemen door externe controle-instanties of -agentschappen omvatten;

de externe controle-instanties of -agentschappen voor kwaliteitsborging moeten regelmatig worden gecontroleerd;

kwaliteitsborging moet de dimensies context, input, proces en output omvatten en tegelijk de nadruk leggen op output en leerresultaten;

kwaliteitsborgingsystemen moeten de volgende elementen omvatten:

duidelijke en meetbare doelstellingen en standaarden;

richtlijnen voor de concrete uitvoering, met inbegrip van de betrokkenheid van de belanghebbenden;

geschikte middelen;

consequente evaluatiemethoden, die zowel zelfbeoordeling als externe beoordeling omvatten;

feedbackmechanismen en procedures voor verbeteringen;

evaluatieresultaten die toegankelijk zijn voor een ruim publiek;

kwaliteitsborgingsinitiatieven op internationaal, nationaal en regionaal niveau moeten worden gecoördineerd met het oog op overzichtelijkheid, samenhang, synergie-effecten en analyse van het hele systeem;

kwaliteitsborging moet een niveau- en systeemoverschrijdend samenwerkingsproces zijn waarbij alle belanghebbenden betrokken worden, zowel binnen de lidstaten als in de gehele Gemeenschap;

kwaliteitsborgingsrichtsnoeren op het niveau van de Gemeenschap kunnen als referentie dienen voor evaluaties en peer learning.