7.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/11


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 23 april 2008

inzake specifieke kinderveiligheidseisen waaraan de in Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad bedoelde Europese normen voor aanstekers moeten voldoen

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/357/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name op artikel 4, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2001/95/EG verplicht de producenten uitsluitend veilige producten op de markt te brengen.

(2)

Overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG wordt een product verondersteld veilig te zijn, wat de risico’s en risicocategorieën betreft die zijn geregeld in de betrokken nationale normen, wanneer het voldoet aan de niet-bindende nationale normen tot omzetting van Europese normen.

(3)

Richtlijn 2001/95/EG bepaalt dat Europese normen door de Europese normalisatie-instellingen moeten worden opgesteld. Deze normen moeten waarborgen dat producten aan het algemene veiligheidsvereiste van de richtlijn voldoen.

(4)

Aanstekers zijn inherent gevaarlijke producten omdat zij een vlam of warmte produceren en een brandbare vloeistof of brandbaar gas, dikwijls onder druk, bevatten. De meest in het oog springende potentiële risico’s die aan het verkeerd gebruik van aanstekers verbonden zijn, zijn brand, brandwonden en barsten, die in de nabijheid van een warmtebron explosiegevaar kunnen opleveren.

(5)

Aanstekers zijn niet bedoeld voor kinderen. Desalniettemin worden aanstekers niet zelden, en dan vooral door jonge kinderen, verkeerd gebruikt en hier moet bij de beoordeling van de veiligheid van die producten rekening mee worden gehouden. Dit geldt met name voor wegwerpaanstekers, waarvan enorme aantallen, vaak in multi-packs, worden verkocht en die door de consument als een goedkoop wegwerpartikel worden beschouwd, alsook voor aanstekers die door hun vorm of vermakelijke kenmerken voor jonge kinderen bijzonder aantrekkelijk zijn.

(6)

Verkeerd gebruik van aanstekers door jonge kinderen kan brand veroorzaken die tot aanzienlijke persoonlijke en economische schade en zelfs de dood kan leiden. Daarom vormen aanstekers een ernstig risico wanneer zij door kinderen verkeerd worden gebruikt.

(7)

In 1998 gaf de Commissie de CEN onder nr. M/266 een normalisatieopdracht met betrekking tot de consumenten- en kinderveiligheid van aanstekers, die uitmondde in de Europese norm EN 13869:2002: „Aanstekers — Kinderveiligheid voor aanstekers — Veiligheidseisen en beproevingsmethoden”.

(8)

Aangezien de veiligheid en de gezondheid van de consument in gevaar is, vooral omdat jonge kinderen in staat zijn aanstekers te bedienen en de kans groot is dat zij ze verkeerd gebruiken, en aangezien tegen dit risico alleen doeltreffend kan worden opgetreden door op communautair niveau adequate maatregelen vast te stellen, heeft de Commissie op grond van artikel 13 van Richtlijn 2001/95/EG op 11 mei 2006 Beschikking 2006/502/EG (2) gegeven, waarbij de lidstaten worden verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van „novelty lighters” wordt verboden.

(9)

Aangezien op grond van artikel 13 van Richtlijn 2001/95/EG gegeven beschikkingen tijdelijke maatregelen zijn met een geldigheidsduur van ten hoogste één jaar, en zij met telkens ten hoogste één jaar verlengd kunnen worden, heeft de Commissie op 12 april 2007 Beschikking 2007/231/EG (3) gegeven, waarbij de geldigheid van Beschikking 2006/502/EG met een jaar is verlengd.

(10)

Ofschoon de referenties van EN 13869 niet overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG in het Publicatieblad bekend zijn gemaakt, leidt Beschikking 2006/502/EG van de Commissie wel tot een vermoeden van overeenstemming voor aanstekers die beantwoorden aan de nationale normen ter omzetting van EN 13869.

(11)

Aangezien gebruik moet worden gemaakt van adequate technische oplossingen voor de beoordeling van de kinderveiligheidseisen van aanstekers, zijn de lidstaten en de Commissie in samenwerking met de Europese normalisatie-instellingen en na raadpleging van de betrokkenen tot de conclusie gekomen dat EN 13869 moet worden herzien.

(12)

Het voornaamste probleem met de huidige norm is dat die zich baseert op tests door een kinderpanel om uit te maken of een aansteker inderdaad kinderveilig is. Hoewel tests door een kinderpanel een betrouwbare methode zijn gebleken, dienen er andere methoden te worden vastgesteld om de kinderveiligheid van aanstekers te bepalen, mits deze alternatieven minstens even doeltreffend en betrouwbaar zijn. Daarnaast laat de bestaande definitie van aanstekers die bijzonder aantrekkelijk zijn voor kinderen (de zogenaamde „novelty lighters”), ruimte voor interpretatie, die kan leiden tot een ongelijke toepassing van het verbod op deze aanstekers. Ten slotte moet een aantal andere problemen worden aangepakt om ervoor te zorgen dat de norm volledig aan zijn doel beantwoordt door adequate technische oplossingen te bieden.

(13)

De specifieke kinderveiligheidseisen voor aanstekers dienen te worden opgesteld op grond van artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG teneinde de normalisatie-instellingen te verzoeken EN 13869 te herzien volgens de informatieprocedure van Richtlijn 98/34/EG (4) op het gebied van normen en technische voorschriften, en de herziene norm in het Publicatieblad bekend te maken.

(14)

Zodra de referentie van de herziene norm in het Publicatieblad bekend is gemaakt, worden aanstekers die conform die norm vervaardigd zijn, verondersteld te voldoen aan het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid, wat de specifieke kinderveiligheidseisen betreft waarop de norm betrekking heeft.

(15)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 2001/95/EG ingestelde comité,

BESLUIT:

Artikel 1

Doel

Doel van dit besluit is de eisen vast te stellen op grond waarvan de Commissie de betrokken normalisatie-instellingen kan verzoeken de norm voor aanstekers te herzien.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

 

„aansteker”: een reeds met brandstof gevuld, al dan niet navulbaar, met de hand bedienbaar apparaat dat een vlam produceert met gebruikmaking van een brandstof, normaliter gebruikt voor het aansteken van sigaretten, sigaren en pijpen, en dat naar verwachting kan worden gebruikt voor het aansteken van materialen als papier, lampenkousjes, kaarsen en lantaarns;

 

„kinderveilige aansteker”: een aansteker die op zodanige wijze is ontworpen en geproduceerd dat deze, onder normale en redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, niet kan worden gebruikt door kinderen onder de 51 maanden, bijvoorbeeld vanwege de kracht die nodig is om hem te bedienen, vanwege het ontwerp of de bescherming van zijn ontstekingsmechanisme of de complexiteit van de achtereenvolgende handelingen die voor de ontsteking nodig zijn;

 

„voor kinderen aantrekkelijke aansteker”: een aansteker die qua vormgeving lijkt op een ander voorwerp dat algemeen wordt erkend als aantrekkelijk voor of bestemd voor gebruik door kinderen onder de 51 maanden.

Artikel 2

Eisen

1.   Voor de toepassing van artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG zijn de specifieke kinderveiligheidseisen voor aanstekers als volgt:

a)

Aanstekers moeten kinderveilig zijn zodat de kans dat kinderen onder de 51 maanden deze kunnen bedienen, tot een minimum beperkt wordt;

b)

Aanstekers mogen niet aantrekkelijk zijn voor kinderen onder de 51 maanden.

2.   Lid 1, onder a), is niet van toepassing op navulbare aanstekers waarvoor de producenten de bevoegde autoriteiten op verzoek de vereiste documentatie voorleggen waarmee wordt gestaafd dat de aanstekers zodanig zijn ontworpen, vervaardigd en op de markt gebracht dat zij naar verwachting gedurende minstens vijf jaar veilig kunnen worden gebruikt, mits zij zo nodig worden gerepareerd, en dat zij in het bijzonder aan de volgende eisen voldoen:

a)

zij moeten vergezeld gaan van een schriftelijke garantie van de producent van ten minste twee jaar voor iedere aansteker, overeenkomstig Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad (5);

b)

zij moeten in de praktijk kunnen worden gerepareerd en gedurende de hele levensduur veilig kunnen worden nagevuld en met name een vervangbaar ontstekingsmechanisme hebben;

c)

de duurzame onderdelen die bij herhaald gebruik na de garantieperiode geneigd zijn te verslijten of kapot te gaan, moeten kunnen worden vervangen of gerepareerd door een erkende of gespecialiseerde aftersales-service in de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 april 2008.

Voor de Commissie

Meglena KUNEVA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)  PB L 198 van 20.7.2006, blz. 41.

(3)  PB L 99 van 14.4.2007, blz. 16.

(4)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(5)  PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12.