8.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 217/8


RICHTLIJN 2006/67/EG VAN DE RAAD

van 24 juli 2006

houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 68/414/EEG van de Raad van 20 december 1968 houdende verplichting voor de lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (3) is herhaaldelijk ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Ingevoerde ruwe aardolie en aardolieproducten nemen een belangrijke plaats in bij de bevoorrading van de Gemeenschap met energieproducten. Elke, zelfs tijdelijke moeilijkheid waardoor de leveranties van deze producten uit derde landen worden verminderd of de prijzen op de internationale markten aanmerkelijk worden verhoogd, kan ernstige verstoringen in de economische activiteit van de Gemeenschap veroorzaken. Het is derhalve van belang de schadelijke gevolgen van een dergelijke gebeurtenis te kunnen ondervangen of althans te verzachten.

(3)

Een crisis in de voorziening kan onverhoeds ontstaan en het is derhalve onontbeerlijk te voorzien in de nodige middelen om aan een eventuele schaarste het hoofd te bieden.

(4)

Het is daartoe nodig de voorziening met ruwe aardolie en aardolieproducten in de lidstaten beter veilig te stellen door het aanleggen en in stand houden van een minimumvoorraad van de belangrijkste aardolieproducten.

(5)

De organisatorische regelingen in verband met de aanleg van olievoorraden mogen de vlotte werking van de interne markt niet in gevaar brengen.

(6)

In Richtlijn 73/238/EEG (5) heeft de Raad passende maatregelen vastgesteld — met name heffingen op aardolievoorraden — die genomen moeten worden wanneer de Gemeenschap problemen ondervindt bij de bevoorrading met ruwe aardolie en aardolieproducten; de lidstaten zijn soortgelijke verbintenissen aangegaan in het kader van de overeenkomst betreffende een „Internationaal energieprogramma”.

(7)

Het is noodzakelijk dat de voorraden ter beschikking staan van de lidstaten wanneer zich moeilijkheden in de olievoorziening voordoen. De lidstaten dienen over de bevoegdheid en het vermogen te beschikken om toezicht te houden op het gebruik van bedoelde voorraden zodat deze met spoed ter beschikking kunnen worden gesteld van de sectoren waarin de behoefte aan olie zich het meest doet gevoelen.

(8)

De organisatorische regelingen voor het in stand houden van de olievoorraden dienen de beschikbaarheid van de voorraden en de toegang voor de consument te waarborgen.

(9)

Het is passend dat de organisatorische regelingen voor het instandhouden van de olievoorraden transparant zijn en een eerlijke en niet-discriminerende verdeling van de lasten voor de opslag van deze voorraden waarborgen. De lidstaten kunnen informatie over de kosten voor de opslag van olievoorraden aan geïnteresseerden ter beschikking stellen.

(10)

Met het oog op de organisatie van de opslag van voorraden, mogen de lidstaten een beroep doen op een stelsel waarbij een specifieke opslaginstantie alle of een gedeelte van de voorraden beheert die deze lidstaten overeenkomstig hun verplichting in stand moeten houden. Het eventuele resterende gedeelte dient te worden opgeslagen door de raffinage-industrie en de andere marktdeelnemers. Een partnership tussen de overheid en de industrie is noodzakelijk om de voorraden op een efficiënte en betrouwbare manier te beheren.

(11)

Een binnenlandse olieproductie draagt als zodanig bij tot de veiligstelling van de voorziening. De evolutie van de oliemarkten in lidstaten met een nationale olieproductie kan een passende afwijking van de in stand te houden olievoorraden rechtvaardigen. Overeenkomstig het subsidiariteitsprincipe kunnen de lidstaten ondernemingen vrijstellen van de verplichting om voorraden in opslag te houden, voor een hoeveelheid die niet groter is dan de hoeveelheid producten welke die ondernemingen vervaardigen op basis van uit de bodem van de betrokken lidstaat gewonnen olie.

(12)

Het is passend een aanpak vast te stellen die reeds door de Gemeenschap en de lidstaten in het kader van hun internationale verplichtingen en overeenkomsten is gevolgd. Gezien de wijzigingen in het verbruik van olieproducten zijn de internationale voorraden van vliegtuigbrandstoffen een belangrijke component van dit verbruik geworden.

(13)

Het is nodig de communautaire mechanismen voor de statistische rapportage in verband met de olievoorraden aan te passen en te vereenvoudigen.

(14)

Olievoorraden dienen in beginsel om het even waar in de Gemeenschap te kunnen worden opgeslagen. Het is daarom passend het aanleggen van voorraden buiten het nationale grondgebied te vergemakkelijken. Het is noodzakelijk dat beslissingen inzake het aanleggen van voorraden buiten het nationale grondgebied worden genomen door de regering van de betrokken lidstaat overeenkomstig de behoeften en overwegingen van veiligheid van de voorziening. Voor ter beschikking van een andere onderneming of instantie aangehouden voorraden zijn meer gedetailleerde regels vereist om de beschikbaarheid en toegankelijkheid ervan ingeval van moeilijkheden in de olievoorziening te waarborgen.

(15)

Met het oog op de goede werking van de interne markt is het wenselijk het sluiten van overeenkomsten tussen de lidstaten betreffende het in opslag houden van minimumvoorraden aan te moedigen teneinde het gebruik van opslagvoorzieningen in andere lidstaten te bevorderen. Het besluit om een dergelijke overeenkomst te sluiten dient door de betrokken lidstaten te worden genomen.

(16)

Het is passend het administratieve toezicht op de voorraden te versterken en doeltreffende mechanismen voor het toezicht op en de verificatie van de voorraden in te voeren. Een sanctieregeling is noodzakelijk om de daadwerkelijke invoering van een dergelijk toezicht te waarborgen.

(17)

De Raad moet op gezette tijden in kennis worden gesteld van de situatie in verband met de veiligheidsvoorraden in de Gemeenschap.

(18)

Daar de doelstelling van het overwogen optreden, te weten het veiligstellen van de voorziening van de oliebevoorrading in de Gemeenschap door middel van betrouwbare en transparante regelingen op basis van de solidariteit tussen de lidstaten, met inachtneming van de voorschriften van de interne markt en de concurrentie, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(19)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten nemen alle passende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan om, behoudens het bepaalde in artikel 10, in de Gemeenschap voor elk van de in artikel 2 bedoelde categorieën permanent een niveau voor de voorraden aardolieproducten in stand te houden dat gelijk is aan ten minste 90 dagen gemiddeld binnenlands verbruik per dag in het in artikel 4, lid 2, bedoelde voorafgaande kalenderjaar.

2.   Het gedeelte van het binnenlandse verbruik dat wordt gedekt door derivaten van de uit de bodem van de betrokken lidstaat gewonnen aardolie, kan worden afgetrokken tot een maximum van 25 % van bedoeld verbruik. Voor de spreiding binnen de lidstaten van dat aftrekbare percentage is een besluit van de betrokken lidstaat nodig.

Artikel 2

Voor de berekening van het binnenlandse verbruik worden de volgende categorieën producten in aanmerking genomen:

a)

autobenzines en brandstoffen voor vliegtuigen (vliegtuigbenzine, brandstoffen voor straalvliegtuigen van het benzinetype);

b)

gasoliën, dieseloliën, kerosine (lamppetroleum of lampolie) en brandstoffen voor straalvliegtuigen van het kerosinetype;

c)

stookoliën.

Voor de berekening van het binnenlandse verbruik worden bunkervoorraden voor de zeevaart niet in aanmerking genomen.

Artikel 3

1.   De overeenkomstig artikel 1 in opslag gehouden voorraden staan in geval van moeilijkheden met de olievoorziening volledig ter beschikking van de lidstaten. De lidstaten zorgen ervoor dat zij de wettelijke bevoegdheid hebben om in dergelijke omstandigheden toe te zien op het gebruik van die voorraden.

In alle andere omstandigheden zorgen de lidstaten ervoor dat die voorraden beschikbaar en toegankelijk zijn. Zij voeren regelingen in om de identificatie en inventarisatie van, en het toezicht op de voorraden mogelijk te maken.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun regelingen voor het beheer van de voorraden eerlijk en niet-discriminerend zijn.

De kosten van het overeenkomstig artikel 1 in opslag houden van de voorraden moeten via een transparante regeling worden gespecificeerd. In dit verband kunnen de lidstaten maatregelen nemen om passende informatie betreffende de opslagkosten overeenkomstig artikel 1 te verkrijgen en die informatie ter beschikking te stellen van belanghebbende partijen.

3.   Om aan het bepaalde in de leden 1 en 2 te voldoen, mogen de lidstaten een beroep doen op een opslaginstantie die verantwoordelijk is voor het beheer van alle of een gedeelte van de voorraden.

Twee of meer lidstaten mogen een gemeenschappelijke opslaginstantie inschakelen. In dat geval zijn zij gezamenlijk verantwoordelijk voor de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen.

Artikel 4

1.   De lidstaten verstrekken de Commissie een overeenkomstig artikel 5, leden 2 en 3, en artikel 6, opgesteld statistisch overzicht van de aan het einde van iedere maand aanwezige voorraden, onder opgave van het aantal dagen gemiddeld verbruik in het voorafgaande kalenderjaar dat die voorraden vertegenwoordigen. Dit overzicht moet worden verstrekt uiterlijk de 25e dag van de tweede maand na het einde van de maand in kwestie.

2.   De opslagverplichting van een lidstaat wordt gebaseerd op zijn interne verbruik van het voorafgaande kalenderjaar. Aan het begin van elk kalenderjaar en uiterlijk op 31 maart van elk jaar berekenen de lidstaten opnieuw hun opslagverplichting. Zij zorgen ervoor dat zij zo spoedig mogelijk en in ieder geval uiterlijk op 31 juli van elk jaar voldoen aan hun nieuwe verplichtingen.

3.   In het statistische overzicht wordt de voorraad brandstof voor straalvliegtuigen van het kerosinetype afzonderlijk vermeld onder de categorie bedoeld in artikel 2, onder b).

Artikel 5

1.   De krachtens artikel 1 in opslag te houden voorraden mogen worden aangehouden in de vorm van ruwe aardolie en halffabrikaten, alsook in de vorm van eindproducten.

2.   In het statistische overzicht van de aan het einde van elke maand bestaande voorraden:

a)

worden eindproducten opgenomen voor de werkelijke hoeveelheid;

b)

worden ruwe aardolie en halffabrikaten opgenomen:

i)

in verhouding tot de hoeveelheden voor elke categorie van de in de raffinaderijen van de betrokken lidstaat gedurende het voorafgaande kalenderjaar verkregen producten; of

ii)

op basis van de productieprogramma's van de raffinaderijen van de betrokken lidstaat voor het lopende jaar; of

iii)

op basis van de verhouding tussen, enerzijds, de totale hoeveelheid van de aan de opslagverplichting onderworpen producten die gedurende het voorafgaande kalenderjaar in de betreffende lidstaat zijn vervaardigd en, anderzijds, de hoeveelheid ruwe aardolie die gedurende hetzelfde jaar is gebruikt, dit tot ten hoogste 40 % van de totale verplichting voor de eerste en de tweede categorie (benzine en gasolie) en tot ten hoogste 50 % voor de derde categorie (stookolie).

3.   Indien mengproducten bestemd zijn voor verwerking tot de in artikel 2 genoemde eindproducten, kunnen zij de producten waarvoor zij bestemd zijn, vervangen.

Artikel 6

1.   Voor de berekening van het in artikel 1 bedoelde minimumniveau worden alleen de overeenkomstig artikel 3, lid 1, in opslag gehouden hoeveelheden opgenomen in het statistische overzicht.

2.   Met inachtneming van de in lid 1 bedoelde voorwaarden kunnen in de voorraden worden begrepen:

a)

hoeveelheden aan boord van olietankschepen die zich in een haven bevinden om aldaar na vervulling van de havenformaliteiten te worden gelost;

b)

hoeveelheden die zijn opgeslagen in loshavens;

c)

hoeveelheden in tanks bij het beginpunt van oliepijpleidingen;

d)

hoeveelheden in tanks van raffinaderijen, met uitsluiting van zich in leidingen en verwerkingsinstallaties bevindende hoeveelheden;

e)

hoeveelheden in opslagplaatsen van raffinaderijen en van ondernemingen die zich bezighouden met invoer, opslag of groothandel;

f)

hoeveelheden in opslagplaatsen van bedrijven met een groot verbruik, welke beantwoorden aan de nationale bepalingen betreffende de verplichting tot permanente opslag;

g)

hoeveelheden in lichters en kustvaarders, die binnen de landsgrenzen onderweg zijn en op voorwaarde dat daarop door de verantwoordelijke autoriteiten toezicht kan worden uitgeoefend, indien deze hoeveelheden onverwijld ter beschikking kunnen worden gesteld.

3.   Van opneming in het statistische overzicht worden met name uitgesloten: nog niet gewonnen binnenlandse aardolievoorraden, hoeveelheden die bestemd zijn voor bunkervoorraden voor de zeevaart, hoeveelheden die zich in rechtstreeks transitoverkeer bevinden, met uitzondering van de in artikel 7, lid 1, bedoelde voorraden, en hoeveelheden die in pijpleidingen, tankauto's, tankwagons, reservoirs van distributiestations en bij kleine verbruikers aanwezig zijn.

Voorts moeten van het statistische overzicht worden uitgesloten, de hoeveelheden die door de strijdkrachten worden aangehouden, alsmede die welke bij de aardoliemaatschappijen voor hen zijn gereserveerd.

Artikel 7

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn kunnen in het kader van intergouvernementele overeenkomsten op het grondgebied van een lidstaat voorraden worden aangelegd voor rekening van in een andere lidstaat gevestigde ondernemingen, organismen of agentschappen. Beslissingen om een deel van de voorraden buiten het nationale grondgebied in opslag te houden worden genomen door de regering van de betrokken lidstaat.

De lidstaat op het grondgebied waarvan de voorraden in het kader van een dergelijke overeenkomst zijn opgeslagen, mag zich niet verzetten tegen de overbrenging van die voorraden naar de andere lidstaat voor rekening waarvan voorraden krachtens die overeenkomst zijn opgeslagen. Hij controleert deze voorraden conform de in de overeenkomst gespecificeerde procedures, maar neemt ze niet op in zijn statistisch overzicht. De lidstaat waarvoor deze voorraden bestemd zijn, mag ze in zijn eigen statistisch overzicht opnemen.

Iedere lidstaat zendt, samen met het statistische overzicht, aan de Commissie een overzicht toe van de op zijn grondgebied voor rekening van een andere lidstaat opgeslagen voorraden, alsmede van de in andere lidstaten voor eigen rekening opgeslagen voorraden. In beide gevallen worden de opslaglocaties en/of ondernemingen die de voorraden in opslag houden, de opgeslagen hoeveelheden en productcategorieën — of ruwe olie — opgenomen in het overzicht.

2.   De ontwerpen van de in lid 1, eerste alinea, genoemde overeenkomsten worden aan de Commissie meegedeeld. Deze kan de betrokken regeringen haar opmerkingen kenbaar maken. Wanneer de overeenkomsten gesloten zijn, worden zij meegedeeld aan de Commissie, die ze ter kennis brengt van de overige lidstaten.

Bedoelde overeenkomsten moeten aan de volgende voorwaarden voldoen. Zij moeten:

a)

betrekking hebben op ruwe aardolie en op alle in deze richtlijn bedoelde aardolieproducten;

b)

de voorwaarden en regelingen aangeven voor het in stand houden van de voorraden, zodat het toezicht op en de beschikbaarheid van de voorraden worden gegarandeerd;

c)

de procedures aangeven voor het toezicht op en de identificatie van de voorgeschreven voorraden, onder andere de methoden voor de uitvoering van en de samenwerking bij inspecties;

d)

in beginsel voor onbeperkte duur worden gesloten;

e)

nader bepalen dat, indien in unilaterale opzegging wordt voorzien, hiervan niet mag worden gebruikgemaakt in geval van crisis in de voorziening en dat de Commissie steeds van tevoren van iedere opzegging in kennis wordt gesteld.

3.   Wanneer de krachtens dergelijke overeenkomsten aangelegde voorraden geen eigendom zijn van de onderneming of instantie die de voorraden in stand moet houden, maar ter beschikking van deze onderneming of instantie worden gehouden door een andere onderneming of instantie, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

a)

de begunstigde onderneming of instantie heeft contractueel het recht deze voorraden gedurende de hele looptijd van het contract te verwerven; de wijze waarop de prijs van een dergelijke aankoop wordt bepaald, moet overeengekomen zijn tussen de partijen;

b)

de minimumlooptijd van een dergelijk contract is 90 dagen;

c)

de opslaglocatie en/of de ondernemingen die de voorraden ter beschikking van de begunstigde onderneming of instantie houden, alsmede de hoeveelheid en categorie van het aldaar opgeslagen product of de ruwe aardolie, moeten worden vermeld;

d)

de daadwerkelijke beschikbaarheid van de voorraden voor de begunstigde onderneming of instantie moet gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te allen tijde worden gewaarborgd door de onderneming of instantie die de voorraden ter beschikking van de begunstigde onderneming of instantie houdt;

e)

de onderneming of instantie die de voorraden ter beschikking van de begunstigde onderneming of instantie houdt, moet onderworpen zijn aan de rechtsmacht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de voorraden worden gehouden, voor zover de rechtsmacht van deze lidstaten, wat de controle en inspectie van de voorraden betreft, daarbij betrokken is.

Artikel 8

De lidstaten nemen alle nodige bepalingen aan en nemen alle nodige maatregelen om de controle en het toezicht op de voorraden te waarborgen. Zij voeren mechanismen in om de voorraden overeenkomstig de voorschriften van deze richtlijn te inspecteren.

Artikel 9

De lidstaten stellen de sancties vast die gelden voor overtredingen van de overeenkomstig deze richtlijn ingevoerde nationale bepalingen en nemen alle voor de uitvoering ervan noodzakelijke maatregelen. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 10

1.   In geval van moeilijkheden bij de aardolievoorziening in de Gemeenschap belegt de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief een bijeenkomst van de lidstaten voor onderling overleg.

2.   Behalve in geval van bijzondere dringende noodzaak of voor het voldoen aan geringe lokale behoeften, onthouden de lidstaten zich ervan om, vóór het in lid 1 bedoelde overleg, zoveel aan de voorraden te onttrekken dat deze beneden het verplichte minimum komen.

3.   De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte van alle onttrekkingen aan de reservevoorraden en doen zo spoedig mogelijk mededeling van:

a)

de datum waarop de voorraden beneden het verplichte minimum zijn gekomen;

b)

de redenen van deze onttrekkingen;

c)

de eventueel getroffen maatregelen om de voorraden weer op peil te brengen;

d)

zo mogelijk, de vermoedelijke ontwikkeling van de voorraden in de periode dat deze beneden het verplichte minimum blijven.

Artikel 11

De Commissie dient op gezette tijden bij de Raad een verslag in over de situatie van de voorraden in de Gemeenschap, en zo nodig ook over de noodzaak van harmonisering teneinde doeltreffende controle en toezicht op de voorraden te waarborgen.

Artikel 12

Richtlijn 68/414/EEG wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal toepassingsrecht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 13

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

M. PEKKARINEN


(1)  PB C 226 E van 15.9.2005, blz. 44.

(2)  PB C 112 van 30.4.2004, blz. 39.

(3)  PB L 308 van 23.12.1968, blz. 14. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/93/EG (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 100).

(4)  Zie bijlage I, deel A.

(5)  PB L 228 van 16.8.1973, blz. 1.


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Richtlijn 68/414/EEG van de Raad

(PB L 308 van 23.12.1968, blz. 14)

Richtlijn 72/425/EEG van de Raad

(PB L 291 van 28.12.1972, blz. 154)

Richtlijn 98/93/EG van de Raad

(PB L 358 van 31.12.1998, blz. 100)


DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 12)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Datum van toepassing

68/414/EEG

1 januari 1971

1 januari 1971

98/93/EG

1 januari 2000 (1)

 


(1)  1 januari 2003 voor de Helleense Republiek voor wat betreft de uit Richtlijn 98/93/EG voortvloeiende eisen met betrekking tot de opneming van bunkervoorraden voor de internationale luchtvaart in de berekening van het interne verbruik. Zie artikel 4 van Richtlijn 98/93/EG.


BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 68/414/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 2, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 2, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 2, eerste alinea, derde streepje

Artikel 2, eerste alinea, onder c)

Artikel 2, tweede alinea

Artikel 2, tweede alinea

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, eerste alinea

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, tweede alinea

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, derde alinea

Artikel 4, lid 3

Artikel 5, eerste alinea

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, tweede alinea, aanhef, eerste zinsnede

Artikel 5, lid 2, aanhef

Artikel 5, tweede alinea, aanhef, tweede zinsnede

Artikel 5, lid 2, onder a)

Artikel 5, tweede alinea, aanhef, derde zinsnede

Artikel 5, lid 2, onder b), aanhef

Artikel 5, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 5, lid 2, onder b), i)

Artikel 5, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 5, lid 2, onder b), ii)

Artikel 5, tweede alinea, derde streepje

Artikel 5, lid 2, onder b), iii)

Artikel 5, derde alinea

Artikel 5, lid 3

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 2, eerste alinea

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

Artikel 6, lid 2, tweede alinea

Artikel 7, lid 1, tweede alinea

Artikel 6, lid 2, derde alinea

Artikel 7, lid 1, derde alinea

Artikel 6, lid 2, vierde alinea

Artikel 7, lid 2, eerste alinea

Artikel 6, lid 2, vijfde alinea, aanhef

Artikel 7, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 6, lid 2, vijfde alinea, eerste streepje

Artikel 7, lid 2, tweede alinea, onder a)

Artikel 6, lid 2, vijfde alinea, tweede streepje

Artikel 7, lid 2, tweede alinea, onder b)

Artikel 6, lid 2, vijfde alinea, derde streepje

Artikel 7, lid 2, tweede alinea, onder c)

Artikel 6, lid 2, vijfde alinea, vierde streepje

Artikel 7, lid 2, tweede alinea, onder d)

Artikel 6, lid 2, vijfde alinea, vijfde streepje

Artikel 7, lid 2, tweede alinea, onder e)

Artikel 6, lid 2, zesde alinea, aanhef

Artikel 7, lid 3, aanhef

Artikel 6, lid 2, zesde alinea, eerste streepje

Artikel 7, lid 3, onder a)

Artikel 6, lid 2, zesde alinea, tweede streepje

Artikel 7, lid 3, onder b)

Artikel 6, lid 2, zesde alinea, derde streepje

Artikel 7, lid 3, onder c)

Artikel 6, lid 2, zesde alinea, vierde streepje

Artikel 7, lid 3, onder d)

Artikel 6, lid 2, zesde alinea, vijfde streepje

Artikel 7, lid 3, onder e)

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 6, lid 2, aanhef

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 6, lid 2, onder a)

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 6, lid 2, onder b)

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, derde streepje

Artikel 6, lid 2, onder c)

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, vierde streepje

Artikel 6, lid 2, onder d)

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, vijfde streepje

Artikel 6, lid 2, onder e)

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, zesde streepje

Artikel 6, lid 2, onder f)

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, zevende streepje

Artikel 6, lid 2, onder g)

Artikel 6, lid 3, tweede alinea, eerste zin

Artikel 6, lid 3, eerste alinea

Artikel 6, lid 3, tweede alinea, tweede zin

Artikel 6, lid 3, tweede alinea

Artikel 6 bis

Artikel 8

Artikel 6 ter

Artikel 9

Artikel 7, eerste alinea

Artikel 10, lid 1

Artikel 7, tweede alinea

Artikel 10, lid 2

Artikel 7, derde alinea, aanhef

Artikel 10, lid 3, aanhef

Artikel 7, derde alinea, eerste streepje

Artikel 10, lid 3, onder a)

Artikel 7, derde alinea, tweede streepje

Artikel 10, lid 3, onder b)

Artikel 7, derde alinea, derde streepje

Artikel 10, lid 3, onder c)

Artikel 7, derde alinea, vierde streepje

Artikel 10, lid 3, onder d)

Artikel 8

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 9

Artikel 14

Bijlage I

Bijlage II