22.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/16


VERORDENING (EG) nr. 1159/2005 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 6 juli 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 156, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2236/95 (3) voorziet onder meer in cofinanciering van studies betreffende projecten van gemeenschappelijk belang voor een bedrag dat in het algemeen niet meer dan 50 % van de totale kosten mag bedragen, terwijl de bijdrage voor projecten op telecommunicatiegebied niet meer dan 10 % van de totale investeringskosten mag bedragen.

(2)

In Beschikking nr. 1336/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1997 betreffende een geheel van richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken (4) zijn de projecten van gemeenschappelijk belang aangewezen. De ervaring met de uitvoering van die beschikking heeft uitgewezen dat minder dan één op twintig projecten betrekking heeft op de introductie van een dienst, terwijl het bij de rest om studies gaat die met de introductie verband houden. Als gevolg daarvan is het directe effect van de voor trans-Europese telecommunicatienetwerken verleende steun beperkt.

(3)

De kosten van introductie van een trans-Europese, op elektronische datacommunicatienetwerken gebaseerde dienst liggen als gevolg van belemmeringen in verband met taal, cultuur, wetgeving en bestuur aanmerkelijk hoger dan de kosten van een vergelijkbare dienst die zich tot één lidstaat beperkt.

(4)

De kosten van een voorbereidende studie voor een dienst in de telecommunicatiesector blijken een relatief groot deel van de totale investeringskosten bij de introductie van de dienst uit te maken, zodat voor dergelijke studies de maximale bijdrage wordt verleend die krachtens Verordening (EG) nr. 2236/95 is toegestaan, zodat steun voor de introductie van een dergelijke dienst uitgesloten is. Daardoor heeft de steunverlening uit hoofde van die verordening weinig direct effect gehad op de introductie van diensten.

(5)

De bijdrage van de Gemeenschap dient bij voorkeur te gaan naar projecten die erop gericht zijn de introductie van diensten te stimuleren en daarmee de grootste bijdrage tot de ontwikkeling van de informatiemaatschappij leveren. Daarom is het noodzakelijk de maximumbijdrage, uitgedrukt als percentage van de werkelijke kosten die als gevolg van het trans-Europese karakter van een dienst ontstaan, te verhogen. Een dergelijke verhoging van de bijdrage van de Gemeenschap dient evenwel enkel te gelden voor diensten van algemeen belang waarbij obstakels op het gebied van taal, cultuur, wetgeving en bestuur uit de weg moeten worden geruimd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2236/95 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„In het geval van projecten van gemeenschappelijk belang zoals bedoeld in bijlage I bij Beschikking nr. 1336/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1997 betreffende een geheel van richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken (5), mag het totale bedrag van de bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening oplopen tot 30 % van de totale investeringskosten.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 6 juli 2005.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB C 234 van 30.9.2003, blz. 23.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 18 november 2003 (PB C 87 E van 7.4.2004, blz. 22), besluit van de Raad van 6 juni 2005.

(3)  PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 46).

(4)  PB L 183 van 11.7.1997, blz. 12. Beschikking gewijzigd bij Beschikking nr. 1376/2002/EG (PB L 200 van 30.7.2002, blz. 1).

(5)  PB L 183 van 11.7.1997, blz. 12. Beschikking gewijzigd bij Beschikking nr. 1376/2002/EG (PB L 200 van 30.7.2002, blz. 1).”.