9.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 62/21


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Malta

(2005/186/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 6,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van Malta,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 104 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige tekorten te vermijden. Dit geldt ook voor lidstaten met een derogatie, wat het geval is voor alle landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(3)

De buitensporigtekortprocedure van artikel 104 voorziet in een beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort en het aan het Verdrag gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de buitensporigtekortprocedure. Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (1), bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.

(4)

Volgens artikel 104, lid 5, van het Verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Na onderzoek van alle relevante factoren waarmee in haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, rekening is gehouden en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, kwam de Commissie in haar advies van 24 juni 2004 tot de conclusie dat er in Malta een buitensporig tekort bestaat.

(5)

In artikel 104, lid 6, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat.

(6)

De algehele evaluatie leidt tot de volgende conclusies. Het overheidstekort in Malta bedroeg in 2003 9,7 % van het BBP (waarvan 3,2 % van het BBP het gevolg was van een eenmalige maatregel), waardoor het de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % overschreed. Het feit dat het overheidstekort de referentiewaarde van 3 % van het BBP overschreed, werd niet veroorzaakt door een buiten de macht van de Maltese autoriteiten vallende ongewone gebeurtenis, en was evenmin het gevolg van een ernstige economische neergang in de zin van het stabiliteits- en groeipact. Het overheidstekort zal in 2004 wederom boven de 3 % van het BBP uitkomen. In haar voorjaarsprognoses 2004 voorspelt de Commissie met name dat het tekort in 2004 5,9 % van het BBP zal bedragen, terwijl in het convergentieprogramma van Malta het tekort wordt geraamd op 5,2 % van het BBP. De schuldquote, die in 2003 72,0 % bedroeg, zal in 2004 waarschijnlijk verder afwijken van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 %,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat er in Malta een buitensporig tekort bestaat.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Malta.

Gedaan te Brussel, 5 juli 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

G. ZALM


(1)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 351/2002 van de Commissie (PB L 55 van 26.2.2002, blz. 23).