32004R0601

Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 3943/90, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999

Publicatieblad Nr. L 097 van 01/04/2004 blz. 0016 - 0029


Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad

van 22 maart 2004

tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 3943/90, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen van de Antarctische wateren, hierna "het verdrag" te noemen, is door de Gemeenschap goedgekeurd bij Besluit 81/691/EEG van de Raad(2) en is in werking getreden op 21 mei 1982.

(2) Met het verdrag is een kader vastgesteld voor regionale samenwerking met het oog op de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen in de Antarctische Oceaan via de instelling van een Commissie voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna "CCAMLR" te noemen, en voor de vaststelling door de CCAMLR van instandhoudingsmaatregelen die voor de verdragsluitende partijen verplicht worden.

(3) De Gemeenschap moet, als verdragsluitende partij, ervoor zorgen dat de door de CCAMLR vastgestelde instandhoudingsmaatregelen op de vissersvaartuigen uit de Gemeenschap worden toegepast.

(4) Onder voornoemde maatregelen zijn talrijke regels en bepalingen in verband met de controle op de visserij in het verdragsgebied, die in het Gemeenschapsrecht moeten worden opgenomen als bijzondere bepalingen ter aanvulling van die van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(3) in de zin van artikel 1, lid 3, van die verordening.

(5) Sommige van deze bijzondere bepalingen zijn in Gemeenschapsrecht omgezet bij Verordening (EEG) nr. 3943/90 van de Raad van 19 december 1990 betreffende de toepassing van de waarnemings- en inspectieregeling die is ingesteld op grond van artikel XXIV van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren(4), bij Verordening (EG) nr. 66/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende bepaalde instandhoudings- en controlemaatregelen voor de visserij in de Antarctische wateren(5) en bij Verordening (EG) nr. 1721/1999 van de Raad van 29 juli 1999 houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren(6).

(6) Om de nieuwe instandhoudingsmaatregelen die door de CCAMLR zijn vastgesteld, ten uitvoer te kunnen leggen, moeten deze verordeningen worden ingetrokken en vervangen door één enkele verordening waarin alle bijzondere bepalingen inzake de controle op de visserij, die voortvloeien uit de verplichtingen van de Gemeenschap als verdragsluitende partij bij het verdrag, worden samengebracht.

(7) De voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

1. Bij deze verordening worden de algemene beginselen en de voorwaarden vastgesteld met het oog op de toepassing door de Gemeenschap van:

a) de controlemaatregelen die gelden voor vissersvaartuigen die de vlag van een van de verdragsluitende partijen bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna "het verdrag" te noemen, voeren en die in het verdragsgebied vissen in buiten de grenzen van de nationale jurisdicties gelegen gebieden;

b) de regeling om te bevorderen dat vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen de instandhoudingsmaatregelen van de Commissie voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna "CCAMLR" te noemen, naleven.

2. Deze verordening geldt onverminderd de bepalingen van het verdrag en wordt toegepast met inachtneming van de doelstellingen en de beginselen van het verdrag, overeenkomstig de bepalingen van de Slotakte van de Conferentie waarop het verdrag is aangenomen.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) "verdragsgebied": het gebied waarin het verdrag wordt toegepast, zoals omschreven in artikel 1;

b) "Antarctische convergentie": de lijn die de volgende punten verbindt langs breedte- en lengtecirkels: 50 ° ZB, 0 °; 50 ° ZB, 30 ° OL; 45 ° ZB, 30 ° OL; 45 ° ZB, 80 ° OL; 55 ° ZB, 80 ° OL; 55 ° ZB, 150 ° OL; 60 ° ZB, 150 ° OL; 60 ° ZB, 50 ° WL; 50 ° ZB, 50 ° WL; 50 ° ZB, 0 °;

c) "communautair vissersvaartuig": een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap voert en in de Gemeenschap is geregistreerd en dat van de levende rijkdommen in het verdragsgebied afkomstige mariene organismen vangt en aan boord bewaart;

d) "VMS-systeem": het overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 aan boord van vissersvaartuigen geïnstalleerde satellietvolgsysteem;

e) "nieuwe visserij": de visserij op een bepaalde soort, volgens een bepaalde methode, in een statistisch FAO-deelgebied van de Antarctische wateren, waarvoor de CCAMLR nooit:

i) via uitvoerige onderzoekingen/bestandsopnamen of via experimentele visserijcampagnes vergaarde gegevens heeft ontvangen over verspreiding, omvang van de bestanden, populatieontwikkeling, potentiële opbrengst en identiteit van de bestanden, noch

ii) gegevens over vangsten of visserij-inspanning, noch

iii) vangst- en inspanningsgegevens betreffende de laatste twee visserijcampagnes;

f) "experimentele visserij": de visserij die niet meer wordt beschouwd als een "nieuwe visserij" in de zin van punt e) en waarvan het experimentele karakter blijft bestaan totdat de CCAMLR voldoende informatie heeft verkregen om:

i) verspreiding, omvang van de bestanden en populatieontwikkeling van de doelsoort te evalueren met het oog op een raming van de potentiële opbrengst;

ii) de potentiële gevolgen van de visserij voor afhankelijke en verwante soorten te meten, en

iii) het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR in staat te stellen adviezen te formuleren met betrekking tot de wenselijk geachte vangstniveaus en visserij-inspanningen, en het te gebruiken vistuig;

g) "CCAMLR-inspecteur": een inspecteur die door een verdragsluitende partij is aangewezen voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 1, lid 1, bedoelde controleregeling;

h) "CCAMLR-inspectieregeling": het aldus genoemde document dat door de CCAMLR is ingesteld ten behoeve van de controle en de inspectie op zee van vaartuigen die de vlag van een verdragsluitende partij voeren;

i) "vaartuig van een niet-verdragsluitende partij": een vissersvaartuig dat de vlag voert van een niet-verdragsluitende partij, dat is waargenomen terwijl het viste in het verdragsgebied;

j) "verdragsluitende partij": een verdragsluitende partij bij het verdrag;

k) "vaartuig van een verdragsluitende partij": een vissersvaartuig dat de vlag van een verdragsluitende partij voert;

l) "waarneming": de waarneming van een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij door een vissersvaartuig dat de vlag van een verdragsluitende partij voert en dat actief is in het verdragsgebied, of door een vliegtuig dat is ingeschreven in een staat die verdragsluitende partij is en dat boven het verdragsgebied vliegt, of door een CCAMLR-inspecteur;

m) "IUU-activiteiten": illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserijactiviteiten in het verdragsgebied;

n) "IUU-vaartuig": een vaartuig dat illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserijactiviteiten uitvoert in het verdragsgebied.

HOOFDSTUK II TOEGANG TOT DE VISSERIJ IN HET VERDRAGSGEBIED

Artikel 3

Speciale visdocumenten

1. Alleen communautaire vissersvaartuigen die in het bezit zijn van een door hun vlaggenstaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1627/94(8) afgegeven speciaal visdocument mogen, in overeenstemming met de in het visdocument vermelde voorwaarden, op uit het verdragsgebied afkomstige visserijhulpbronnen vissen of die aan boord hebben, overladen en aanlanden.

2. De lidstaten delen de Commissie, per elektronische gegevensuitwisseling, binnen drie dagen na de datum van afgifte van het in lid 1 genoemde visdocument de volgende gegevens betreffende het vaartuig waarvoor het visdocument is afgegeven, mee:

a) de naam van het betrokken vaartuig;

b) de periode waarin het vaartuig in het verdragsgebied mag vissen, met vermelding van de datum voor het begin en het einde van de activiteiten;

c) het vangstgebied of de vangstgebieden;

d) de doelsoort of doelsoorten;

e) de gebruikte vistuigen.

De Commissie geeft deze informatie onverwijld door aan het secretariaat van de CCAMLR.

3. De door de lidstaten aan de Commissie meegedeelde informatie bevat ook het interne registratienummer van de inschrijving in het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen, overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2090/98 van de Commissie van 30 september 1998 betreffende het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen(9), alsook gegevens betreffende de thuishaven en de naam van de reder of de huurder van het vaartuig en een verklaring dat de kapitein van het vaartuig in kennis is gesteld van de maatregelen die gelden in het deel of de delen van het verdragsgebied waar het vaartuig de visserij zal beoefenen.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 tot en met 8.

5. De lidstaten geven geen speciaal visdocument af aan vaartuigen die voornemens zijn in het verdragsgebied met de beug te vissen en die niet voldoen aan het bepaalde in artikel 8, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 600/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde technische maatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Atlantische wateren(10).

6. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 4

Algemene gedragsregels

1. Het in artikel 3 vermelde speciaal visdocument, of een gewaarmerkt afschrift van dit document, moet aan boord van het vissersvaartuig zijn en moet te allen tijde door een CCAMLR-inspecteur kunnen worden gecontroleerd.

2. Elke lidstaat zorgt ervoor dat elk vissersvaartuig dat zijn vlag voert hem meedeelt wanneer het een haven verlaat of binnenvaart, wanneer het het verdragsgebied verlaat of binnenvaart en tussen welke statistische FAO-deelgebieden of -sectoren het zich verplaatst.

3. De lidstaten verifiëren de in lid 2 bedoelde gegevens aan de hand van de gegevens die zij hebben verkregen via de VMS-systemen aan boord van de communautaire vaartuigen. Zij delen deze gegevens via elektronische gegevensuitwisseling binnen twee dagen na de datum van ontvangst aan de Commissie mee. De Commissie zendt de gegevens onverwijld door naar het secretariaat van de CCAMLR.

4. Wanneer een VMS-systeem aan boord van een communautair vaartuig defect raakt, stelt de vlaggenlidstaat de CCAMLR zo spoedig mogelijk in kennis van de naam van het vaartuig en van het tijdstip, de datum en de positie van het vaartuig waarop het VMS-systeem defect is geraakt, en zendt hij een afschrift van deze kennisgeving naar de Commissie. Zodra het VMS-systeem opnieuw functioneert, meldt de vlaggenlidstaat dit onverwijld aan de CCAMLR en zendt een afschrift van deze melding naar de Commissie.

Artikel 5

Toegang tot de krabvisserij

1. De vlaggenlidstaten stellen de Commissie in kennis van het voornemen van een communautair vissersvaartuig om in statistisch FAO-deelgebied 48.3 op krab te vissen. Deze kennisgeving geschiedt vier maanden voor de geplande datum van aanvang van de visserijactiviteit en omvat het interne nummer van inschrijving in het vlootregister en het onderzoeks- en visserijplan van het betrokken vaartuig.

2. De Commissie onderzoekt de kennisgeving, gaat na of deze voldoet aan de toepasselijk voorschriften en stelt de lidstaat in kennis van haar bevindingen. De lidstaat kan het speciale visdocument na ontvangst van de bevindingen van de Commissie of binnen tien werkdagen na de datum van kennisgeving van de bevindingen afgeven. De Commissie stelt de CCAMLR hiervan uiterlijk drie maanden voor de geplande datum van aanvang van de visserijactiviteit in kennis.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 6

Toegang tot nieuwe visserijactiviteiten

1. De uitoefening van nieuwe visserijactiveiten in het verdragsgebied is verboden, tenzij daarvoor toestemming is gegeven overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 tot en met 5.

2. Alleen vaartuigen die zodanig zijn uitgerust en ingericht dat zij kunnen voldoen aan alle relevante instandhoudingsmaatregelen die door de CCAMLR zijn vastgesteld, komen in aanmerking om aan nieuwe visserijactiviteiten deel te nemen. Vaartuigen die voorkomen op de in artikel 29 bedoelde lijst van IUU-vaartuigen van de CCAMLR, komen niet in aanmerking voor deelname aan nieuwe visserijactiviteiten.

3. De vlaggenlidstaat meldt de Commissie uiterlijk vier maanden voor de jaarvergadering van de CCAMLR het voornemen van een communautair vissersvaartuig om in het verdragsgebied een nieuwe visserijactiviteit te ontwikkelen.

Tezamen met deze melding verstrekt de lidstaat alle informatie waarover hij beschikt, over:

a) de aard van de nieuwe visserijactiviteit en, met name, de doelsoorten, visserijmethoden, het voorgestelde visserijgebied en het met het oog op de levensvatbaarheid van de activiteit vereiste minimale vangstpeil;

b) via uitvoerige onderzoekingen en bestandsopnamen verzamelde biologische informatie over, onder meer, verspreiding, omvang van de betrokken bestanden, populatieontwikkeling en informatie over de identiteit van het bestand;

c) nadere bijzonderheden over afhankelijke en verwante soorten, en over de kans dat die soorten door de voorgenomen visserijactiviteit worden getroffen;

d) voor de raming van de potentiële opbrengst eventueel dienstige gegevens over andere visserijactiviteiten in het gebied of over soortgelijke visserijactiviteiten in andere gebieden.

4. De Commissie doet de CCAMLR de overeenkomstig het bepaalde in lid 3 verstrekte informatie, tezamen met alle andere relevante gegevens terzake, voor onderzoek toekomen.

5. Als de CCAMLR een nieuwe visserijactiviteit goedkeurt, wordt voor deze visserijactiviteit machtiging verleend:

a) door de Commissie, indien de CCAMLR geen instandhoudingsmaatregelen heeft vastgesteld in verband met de nieuwe visserijactiviteit, of

b) door de Raad, op voorstel van de Commissie, en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, in alle andere gevallen.

6. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 7

Toegang tot experimentele visserijactiviteiten

1. Uitoefening van experimentele visserijactiviteiten in het verdragsgebied is verboden, tenzij daarvoor toestemming is gegeven overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 tot en met 7.

2. Alleen vaartuigen die zodanig zijn uitgerust en ingericht dat ze kunnen voldoen aan alle relevante instandhoudingsmaatregelen die door de CCAMLR zijn vastgesteld, komen in aanmerking om aan experimentele visserijactiviteiten deel te nemen.

Vaartuigen die voorkomen op de in artikel 29 bedoelde lijst van IUU-vaartuigen van de CCAMLR, komen niet in aanmerking voor deelname aan experimentele visserijactiviteiten.

3. Iedere lidstaat die deelneemt aan een experimentele visserijactiviteit of voornemens is een vaartuig toestemming te verlenen om aan een dergelijke activiteit deel te nemen, stelt een onderzoeks- en visserijplan op dat hij rechtstreeks toezendt aan de CCAMLR vóór de door de CCAMLR vastgestelde datum, en zendt een kopie naar de Commissie.

Het plan bevat alle onderstaande informatie waarover de lidstaat beschikt:

a) Een toelichting over de overeenstemming tussen de activiteiten van de lidstaat en het door het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR opgestelde plan voor de inzameling van de gegevens;

b) de aard van de experimentele visserij, met name de doelsoorten, de visserijmethoden, het beoogde visserijgebied en de maximale vangsten in de toekomstige visserijcampagne;

c) de biologische gegevens die tijdens uitgebreide onderzoeksreizen of bestandsopnamen zijn verkregen en die bijvoorbeeld betrekking hebben op de verspreiding, de omvang van de betrokken bestanden, de populatiestructuur en de identiteit van de bestanden;

d) nadere bijzonderheden over afhankelijke soorten en verwante soorten, en over de waarschijnlijkheid dat de overwogen visserijactiviteiten enigerlei nadelige gevolgen zullen hebben voor deze bestanden;

e) gegevens over andere visserijactiviteiten in het gebied of over soortgelijke visserijactiviteiten in andere gebieden, die van nut kunnen zijn voor de bepaling van de waarde van de potentiële opbrengst.

4. Elke lidstaat die aan experimentele visserijactiviteiten deelneemt, verstrekt de CCAMLR vóór het einde van de in de CCAMLR overeengekomen termijn, de gegevens die zijn bepaald in het door het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR voor de betrokken visserijtak opgestelde plan voor het verzamelen van gegevens, en zendt een afschrift daarvan aan de Commissie.

De lidstaat die de in het plan voor het verzamelen van gegevens voor het laatste visseizoen bepaalde gegevens niet heeft meegedeeld, mag de experimentele visserijactiviteit niet verder uitoefenen zolang hij de betrokken gegevens niet aan de CCAMLR heeft meegedeeld en een afschrift van deze mededeling naar de Commissie heeft gezonden, en het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR niet de gelegenheid heeft gehad deze gegevens te onderzoeken.

5. Voordat een lidstaat zijn vaartuigen toestaat aan een reeds aan de gang zijnde experimentele visserijactiviteit deel te nemen, stelt hij de CCAMLR hiervan ten minste drie maanden voor haar volgende jaarvergadering in kennis. De kennisgevende lidstaat wacht totdat deze vergadering is beëindigd voordat hij de vaartuigen toestemming geeft hun activiteiten aan te vangen.

6. De lidstaat deelt de naam, het type, de afmetingen, het registratienummer en de radioroepnaam van de aan de experimentele visserij deelnemende vaartuigen ten minste drie maanden voor de datum van het begin van elke visreis rechtstreeks mee aan het secretariaat van de CCAMLR en zendt een kopie van deze mededeling naar de Commissie.

7. De vangstcapaciteit en de visserijinspanning worden bij wijze van voorzorgsmaatregel beperkt tot een niveau dat niet hoger is dan hetgeen noodzakelijk is om de gegevens van het informatieplan te verzamelen en de in artikel 2, onder f), bedoelde evaluaties te verrichten.

8. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 8

Toegang tot visserijactiviteiten in het kader van wetenschappelijk onderzoek

1. De lidstaat waarvan de vaartuigen voornemens zijn wetenschappelijk onderzoek te verrichten waarbij de verwachte vangst minder dan 50 t vinvis bedraagt, waarvan ten hoogste 10 t Dissostichus spp., en minder dan 0,1 % van de maximale vangst voor krill, pijlinktvis en krab, deelt de volgende gegevens rechtstreeks mee aan de CCAMLR en zendt een afschrift ervan naar de Commissie:

a) de naam van het betrokken vaartuig;

b) de externe kentekens van het vaartuig;

c) het gebied en het deelgebied waarin het onderzoek zal plaatsvinden;

d) de vermoedelijke data van binnenvaren en verlaten van het verdragsgebied;

e) het doel van het onderzoek;

f) het vistuig dat vermoedelijk zal worden gebruikt.

2. De in lid 1 bedoelde communautaire vaartuigen zijn vrijgesteld van toepassing van de instandhoudingsmaatregelen betreffende maaswijdten, verboden vistuig, gesloten gebieden, visseizoenen, minimumafmetingen en vangstaangiften met uitzondering van de maatregelen waarin is voorzien bij artikel 9, lid 6, en artikel 16, lid 1.

3. De lidstaat waarvan vaartuigen voornemens zijn wetenschappelijk onderzoek te verrichten waarbij de verwachte vangst meer dan 50 t bedraagt, of de verwachte vangst aan Dissostichus spp. meer dan 10 t, of meer dan 0,1 % van de maximale vangst voor krill, pijlinktvis of krab, legt de CCAMLR ten minste zes maanden voor de geplande begindatum van de onderzoeksactiviteiten een in overeenstemming met de door het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR aangenomen gestandaardiseerde richtsnoeren en formulieren opgesteld onderzoeksprogramma ter bestudering voor en zendt een afschrift ervan naar de Commissie. De in het kader van het betrokken onderzoek uit te voeren visserijactiviteiten mogen niet worden aangevat voordat de CCAMLR haar onderzoek heeft voltooid en haar besluit heeft meegedeeld.

4. De betrokken lidstaat deelt voor elke trek in het kader van de onder de leden 1, 2 en 3 vallende wetenschappelijke onderzoeksactiviteiten de vangst- en inspanningsgegevens mee en zendt een afschrift ervan naar de Commissie. Binnen 180 dagen na de datum van de beëindiging van de onderzoeksactiviteiten doet de lidstaat een beknopt rapport aan de CCAMLR en een afschrift ervan aan de Commissie toekomen. Binnen twaalf maanden na de datum van de beëindiging van de onderzoeksactiviteiten verstrekt de lidstaat een volledig rapport van de onderzoeksresultaten aan de CCAMLR en zendt hij een afschrift ervan naar de Commissie.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

HOOFDSTUK III REGELING VOOR GEGEVENSRAPPORTERING

DEEL 1 VANGST- EN INSPANNINGSRAPPORT

Artikel 9

Vangst- en inspanningsrapport

1. Voor de communautaire vissersvaartuigen gelden de drie regelingen voor vangst- en inspanningsrapportering die overeenkomen met de in de artikelen 10, 11 en 12 bedoelde rapportperiodes voor de betrokken soorten en statistische gebieden, deelgebieden of sectoren van de FAO.

2. In het vangst- en inspanningsrapport moeten voor de betrokken periode de volgende gegevens worden vermeld:

a) de naam van het betrokken vaartuig,

b) de externe kentekens van het betrokken vaartuig,

c) de totale vangst van de doelsoort,

d) het totaal aantal dagen en uren dat er is gevist,

e) de gedurende de aangifteperiode aan boord gehouden vangsten van alle soorten en bijvangsten,

f) het aantal haken, wanneer met de beug wordt gevist.

3. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen leggen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan de vaartuigen de vlag voeren, uiterlijk op de dag na de laatste dag van elke rapportperiode zoals bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 een vangst- en inspanningsrapport voor.

4. De lidstaten delen de vangst- en inspanningsrapporten die zij hebben ontvangen van de vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, uiterlijk drie dagen na de laatste dag van elke rapportperiode langs elektronische weg aan de Commissie mee. Daarbij dient duidelijk te worden vermeld om welke rapportperiode het gaat.

5. De Commissie stelt de CCAMLR uiterlijk vijf dagen na de laatste dag van de rapportperiode in kennis van de overeenkomstig lid 3 ontvangen vangst- en inspanningsrapporten.

6. De regelingen voor vangst- en inspanningsrapportering gelden ten aanzien van alle soorten die voor doeleinden van wetenschappelijk onderzoek worden gevangen indien de vangsten in een bepaalde periode meer dan 5 t bedragen, tenzij voor de betrokken soort meer specifieke regelingen gelden.

7. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 10

Regeling van maandelijkse vangst- en inspanningsrapportering

1. Voor de toepassing van de regeling van maandelijkse vangst- en inspanningsrapportering is de rapportperiode de kalendermaand.

2. Deze rapportering geldt voor:

a) de visserij op Electrona carlsbergi in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO;

b) de visserij op Euphausia superba in statistisch gebied 48 van de FAO en in de statistische sectoren 58.4.2 en 58.4.1 van de FAO.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 11

Regeling van tiendaagse vangst- en inspanningsrapportering

1. Voor de toepassing van de regeling van tiendaagse vangst- en inspanningsrapportering wordt de kalendermaand verdeeld in drie rapportperiodes, aangeduid met de letters A, B en C, respectievelijk de eerste tot en met de tiende, de elfde tot en met de twintigste en de eenentwintigste tot en met de laatste dag van de maand.

2. De regeling van tiendaagse vangst- en inspanningsrapportering geldt voor:

a) de visserij op Champsocephalus gunnari en Dissostichus eleginoides en andere diepwatersoorten in statistische sector 58.5.2 van de FAO;

b) de experimentele visserij op pijlinktvissen Martialia hyadesi in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO;

c) de visserij op krab van de soort Paralomis spp. (orde Decapoda, suborde Reptantia) in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO, behalve die uitgevoerd in de eerste fase van de CCAMLR-regeling inzake de experimentele visserij op deze soort in dit deelgebied.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 12

Regeling van vijfdaagse vangst- en inspanningsrapportering

1. Voor de toepassing van de regeling van vijfdaagse vangst- en inspanningsrapportering wordt elke kalendermaand onderverdeeld in zes rapportperiodes, aangeduid met de letters A, B, C, D, E en F, die respectievelijk de eerste tot en met de vijfde, de zesde tot en met de tiende, de elfde tot en met de vijftiende, de zestiende tot en met de twintigste, de eenentwintigste tot en met de vijfentwintigste en de zesentwintigste tot en met de laatste dag van de maand omvatten.

2. Deze rapportering geldt voor:

a) de visserij op Champsocephalus gunnari in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO;

b) de visserij op Dissostichus eleginoides in de statistische deelgebieden 48.3 en 48.4 van de FAO;

c) de experimentele visserij op Dissostichus eleginoides in het gehele verdragsgebied in de vakken zoals gedefinieerd in artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 600/2004.

3. Zodra de CCAMLR heeft bekendgemaakt dat de visserij op bepaalde bestanden is gesloten omdat de in dit artikel bedoelde vangst- en inspanningsrapportering niet heeft plaatsgevonden, beëindigt het betrokken vaartuig of beëindigen de betrokken vaartuigen onmiddellijk de betrokken visserijactiviteiten. Zij mogen hun activiteiten pas opnieuw opnemen als het ontbrekende rapport, of eventueel een verklaring van de technische moeilijkheden die het uitblijven ervan rechtvaardigen, aan de CCAMLR is toegezonden.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

DEEL 2 MAANDELIJKSE RAPPORTERING VAN GEDETAILLEERDE GEGEVENS VOOR DE VISSERIJ MET DE TRAWL, DE BEUG EN MET KORVEN

Artikel 13

Regeling van maandelijkse gedetailleerde vangst- en inspanningsrapportering

1. Voor elk visseizoen verstrekken de communautaire vissersvaartuigen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan zij de vlag voeren uiterlijk op de vijftiende van de maand volgende op die waarin is gevist, de gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens voor de betrokken maand betreffende de trawlvisserij, de beugvisserij of de visserij met korven, voor de volgende soorten en gebieden:

a) Champsocephalus gunnari in statistische sector 58.5.2 en statistisch deelgebied 48.3 van de FAO;

b) Dissostichus eleginoides in de statistische deelgebieden 48.3 en 48.4 van de FAO;

c) Dissostichus eleginoides in statistische sector 58.5.2 van de FAO;

d) Electrona carlsbergi in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO;

e) Martialia hyadesi in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO;

f) Paralomis spp. (orde Decapoda, sub-orde Reptantia) in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO, behalve de vangsten die zijn verricht in de eerste fase van de CCAMLR-regeling voor de experimentele visserij voor deze soort in dit deelgebied.

2. De vangstgegevens worden verstrekt per uitzetting voor de visserij op de in lid 1, onder b) en f), bedoelde soorten en per trek in de andere gevallen.

3. Alle vangstgegevens betreffende de doelsoorten en de bijvangstsoorten worden per soort meegedeeld. Ook het aantal zeevogels en zeedieren van elke soort die zijn gevangen en opnieuw zijn vrijgelaten of zijn gedood, moet worden meegedeeld.

4. De lidstaten delen de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde gegevens aan het einde van elke kalendermaand mee aan de Commissie, die ze onverwijld aan de CCAMLR doorzendt.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 14

Regeling van maandelijkse rapportering van gedetailleerde biologische gegevens

1. De communautaire vissersvaartuigen delen, op dezelfde voorwaarden en voor de visserij op dezelfde soorten als die bedoeld in artikel 13, de lengtesamenstelling mee van een representatief monster van de vangst van doelsoorten en bijvangstsoorten.

2. De te meten lengte is de totale lengte van de vis in centimeter, afgerond naar onderen, en het representatieve monster moet afkomstig zijn van één vak (van 0,5° breedtegraad bij 1° lengtegraad). Indien een vaartuig zich in de loop van eenzelfde maand naar een ander vak begeeft, wordt voor elk vak een lengtesamenstelling van de vangst verstrekt.

3. Voor de gegevens betreffende de in artikel 13, lid 1, onder d), bedoelde visserij bestaat een representatief monster uit ten minste 500 vissen.

4. De lidstaten delen de ontvangen gegevens aan het einde van elke maand mee aan de Commissie, die ze onverwijld doorzendt aan de CCAMLR.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 15

Sluiting van een visserijtak wegens het niet indienen van een rapport

Wanneer de CCAMLR een lidstaat meldt dat een visserijtak gesloten wordt omdat één van de in de artikelen 13 en 14 bedoelde rapporteringen niet is geschied, draagt die lidstaat zijn vaartuigen die aan de betrokken visserij deelnemen, op, hun activiteiten onmiddellijk te beëindigen.

DEEL 3 JAARLIJKSE VANGSTRAPPORTERING

Artikel 16

Totale vangsten

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 stellen de lidstaten uiterlijk op 31 juli van elk jaar de Commissie in kennis van de totale vangsten in het voorgaande jaar, per vaartuig, van de communautaire vissersvaartuigen die hun vlag voeren.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 17

Krillvisserij

1. Communautaire vissersvaartuigen die hebben deelgenomen aan de krillvisserij in het verdragsgebied, delen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan zij de vlag voeren uiterlijk op 1 januari van elk jaar de gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens voor het voorgaande visseizoen mee.

2. De lidstaten voegen de gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens samen per vak van 10 x 10 zeemijl en per periode van tien dagen en zij delen deze gegevens uiterlijk op 1 maart van elk jaar mee aan de Commissie.

3. Voor de mededeling van de gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens wordt elke kalendermaand onderverdeeld in drie rapportperiodes van tien dagen, respectievelijk de eerste tot en met de tiende, de elfde tot en met de twintigste en de eenentwintigste tot en met de laatste dag van de maand. Deze rapportperiodes worden aangeduid met de letters A, B en C.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 18

Krabvangsten in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO

1. De communautaire vissersvaartuigen die in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO op krab vissen, delen de Commissie uiterlijk op 25 september van elk jaar de gegevens betreffende het verloop van de visserijactiviteiten en de vóór 31 augustus van dat jaar verrichte krabvangsten mee. De Commissie zendt deze gegevens uiterlijk op 30 september van elk jaar door naar de CCAMLR.

2. De gegevens betreffende de vangsten vanaf 31 augustus van elk jaar moeten aan de Commissie worden meegedeeld binnen twee maanden na de dag waarop de betrokken visserijtak wordt gesloten. De Commissie zendt deze gegevens uiterlijk drie maanden na de sluiting van de betrokken visserijtak door naar de CCAMLR.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 19

Gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens betreffende de experimentele visserij op pijlinktvis in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO

1. De communautaire vissersvaartuigen die met de inktvisdreg op pijlinktvissen (Martialia hyadesi) vissen in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO melden de Commissie uiterlijk op 25 september van elk jaar de gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens betreffende deze visserijtak. Ook het aantal zeevogels en zeedieren van elke soort die zijn gevangen en opnieuw zijn vrijgelaten of zijn gedood, moet worden meegedeeld. De Commissie zendt deze gegevens uiterlijk op 30 september van elk jaar door naar de CCAMLR.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

HOOFDSTUK IV CONTROLE EN INSPECTIE

DEEL 1 CONTROLE EN INSPECTIE OP ZEE

Artikel 20

Toepassingsgebied

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op vissersvaartuigen uit de Gemeenschap en op vissersvaartuigen die de vlag van een andere verdragsluitende partij voeren.

Artikel 21

Door de lidstaten voor de controle op zee aangewezen CCAMLR-inspecteurs

1. De lidstaten kunnen CCAMLR-inspecteurs aanwijzen die kunnen worden ingezet aan boord van communautaire vissersvaartuigen of, op grond van met een andere verdragsluitende partij gemaakte afspraken, van een vaartuig van die partij dat zich bezighoudt met de exploitatie van levende rijkdommen van de zee of met wetenschappelijke onderzoeksactiviteiten met betrekking tot de visbestanden in het verdragsgebied, dan wel aanstalten daartoe maakt.

2. In het verdragsgebied controleren de CCAMLR-inspecteurs de vaartuigen die de vlag van een andere verdragsluitende partij dan de Gemeenschap en haar lidstaten voeren, om na te gaan of zij de geldende door de CCAMLR vastgestelde instandhoudingsmaatregelen naleven, alsook de communautaire vaartuigen, om na te gaan of ze ook aan alle andere voor deze vaartuigen geldende communautaire instandhoudings- of controlemaatregelen met betrekking tot visbestanden voldoen.

3. De CCAMLR-inspecteurs zijn op de hoogte van de activiteiten op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek die zij moeten inspecteren, alsmede van bepalingen van het verdrag en van de uit hoofde van het verdrag vastgestelde instandhoudingsmaatregelen. De lidstaten certificeren de bevoegdheden van elke door hen aangewezen inspecteur.

4. De inspecteurs zijn onderdaan van de verdragsluitende partij die hen aanwijst, en vallen bij de uitvoering van hun controleactiviteiten uitsluitend onder de jurisdictie van deze verdragsluitende partij. Zij krijgen de status van scheepsofficier en kunnen communiceren in de taal van de vlaggenstaat van de vaartuigen waarop zij hun controleactiviteit uitoefenen.

5. Elke CCAMLR-inspecteur is in het bezit van een door de CCAMLR erkend of verstrekt identiteitsbewijs dat is afgegeven door de lidstaat die hem heeft aangewezen. In dit document wordt vermeld dat de inspecteur bevoegd is om controles uit te voeren volgens de CCAMLR-controleregeling.

6. De lidstaten delen de naam van de door hen aangewezen inspecteurs mee aan het secretariaat van de CCAMLR en zenden binnen 14 dagen na de aanwijzing een afschrift daarvan naar de Commissie.

7. Bij de toepassing van de regeling werken de lidstaten samen met elkaar en met de Commissie.

8. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 22

Activititeiten die kunnen worden geïnspecteerd

De in het verdragsgebied uitgevoerde activiteiten op het gebied van onderzoek en exploitatie van de levende rijkdommen van de zee kunnen worden geïnspecteerd. Dergelijke activiteiten worden geacht plaats te vinden wanneer een CCAMLR-inspecteur constateert dat de activiteiten van een vissersvaartuig beantwoorden aan ten minste één van de volgende vier criteria en dat dit niet wordt ontkend:

a) het vistuig is in gebruik, is pas gebruikt of is klaar om te worden gebruikt, op basis van met name de volgende vaststellingen:

i) de netten, lijnen of korven bevinden zich in het water;

ii) de netten en trawlborden zijn opgetuigd;

iii) de van aas voorziene vishaken, korven en vallen of het ontvroren aas zijn klaar om te worden gebruikt;

iv) in het visserijlogboek is een recente visserijactiviteit vermeld of is vermeld dat het vissen een aanvang heeft genomen;

b) in het verdragsgebied voorkomende vis wordt verwerkt of is recentelijk verwerkt; met name:

i) is er verse vis of zijn er visafvallen aan boord;

ii) wordt er vis ingevroren;

iii) is er dienaangaande operationele informatie of productinformatie beschikbaar;

c) het vistuig van het vaartuig bevindt zich in het water, met name:

i) zijn op het vistuig de referenties van het vaartuig vermeld;

ii) stemt het vistuig overeen met het vistuig aan boord;

iii) is in het visserijlogboek vermeld dat het vistuig zich in het water bevindt;

d) vis (of producten daarvan) van in het verdragsgebied voorkomende soorten is aan boord van het vaartuig opgeslagen.

Artikel 23

Kenteken van de vaartuigen die inspecteurs aan boord hebben

1. Vaartuigen die CCAMLR-inspecteurs aan boord hebben, voeren een door de CCAMLR goedgekeurde speciale vlag of wimpel om aan te geven dat de inspecteurs aan boord controletaken uitvoeren in overeenstemming met de CCAMLR-controleregeling.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 24

Procedure bij inspectie op zee

1. Een vaartuig dat zich in het verdragsgebied bevindt om levende rijkdommen van de zee te exploiteren of wetenschappelijk onderzoek te verrichten en het passende sein uit het internationale seinboek ontvangt van een vaartuig dat in overeenstemming met artikel 23 een CCAMLR-inspecteur aan boord heeft, houdt halt of treft andere vereiste maatregelen om een veilige en snelle overbrenging van de inspecteur naar het vaartuig te vergemakkelijken, behalve indien het vaartuig op dat moment actief exploitatieactiviteiten verricht, in welk geval het een en ander doet zodra dit mogelijk is.

2. De kapitein van het vaartuig staat de inspecteur, eventueel vergezeld van assistenten, toe om aan boord van het vaartuig te komen. De CCAMLR-inspecteur toont het in artikel 21, lid 5, bedoelde document wanneer hij aan boord gaat. De kapitein verleent de CCAMLR-inspecteurs passende bijstand bij de uitvoering van hun taken; dat betekent dat hij hen indien nodig toestaat gebruik te maken van de communicatieapparatuur.

3. De controle wordt zo uitgevoerd dat het vaartuig er zo weinig mogelijk hinder en overlast van ondervindt. Het onderzoek blijft beperkt tot de vaststelling van feiten die betrekking hebben op de naleving van de CCAMLR-instandhoudingsmaatregelen die voor de betrokken vlaggenstaat gelden.

4. De CCAMLR-inspecteurs zijn gemachtigd de vangsten, de netten en het andere vistuig en de activiteiten van visserij en wetenschappelijk onderzoek te controleren; zij mogen ook, voorzover dit voor het verrichten van hun taken noodzakelijk is, inzage vragen van de aantekeningen en rapporten die gegevens bevatten over de vangsten en de plaatsen waar is gevist. De inspecteurs mogen zo nodig foto's en/of een videofilm maken om elk vermoeden van overtreding van de geldende instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR te staven.

5. De CCAMLR-inspecteurs brengen een door de CCAMLR goedgekeurd identificatiemerk aan op elk net of ander vistuig dat in strijd met de geldende instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR lijkt te zijn gebruikt. Zij maken melding van dit feit in het in artikel 25, leden 3 en 4, bedoelde rapport.

6. Indien een vaartuig weigert te stoppen of op een andere wijze het aan of van boord gaan van een inspecteur te vergemakkelijken, of indien de kapitein of de bemanning van een vaartuig de geoorloofde activiteiten van een inspecteur belemmert, stelt de betrokken inspecteur een gedetailleerd rapport op, met een volledige beschrijving van alle omstandigheden, en zendt dit rapport naar de staat die hem heeft aangewezen, opdat het wordt doorgezonden overeenkomstig het bepaalde in artikel 25.

Het belemmeren van het werk van een inspecteur of het verzuimen om gevolg te geven aan een redelijk verzoek van een inspecteur bij de uitoefening van zijn taken, wordt door de vlaggenlidstaat behandeld alsof het zijn eigen inspecteur betreft.

De vlaggenlidstaat brengt rapport uit over de maatregelen die op grond van dit lid zijn getroffen overeenkomstig artikel 26.

7. Alvorens het geïnspecteerde vaartuig te verlaten, overhandigt de CCAMLR-inspecteur aan de kapitein van het vaartuig een exemplaar van het in artikel 25 bedoelde, volledig ingevulde controlerapport.

8. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 25

Controlerapport

1. Bij elke inspectie op zee overeenkomstig artikel 24 wordt in de door de CCAMLR goedgekeurde vorm een controlerapport opgesteld overeenkomstig de volgende bepalingen:

a) de CCAMLR-inspecteur vermeldt elke vermoede overtreding van de geldende instandhoudingsmaatregelen. De inspecteur geeft de kapitein van het vaartuig de gelegenheid om op hetzelfde formulier diens opmerkingen over ieder aspect van de controle aan te brengen;

b) de inspecteur ondertekent het controlerapport. De kapitein van het gecontroleerde vaartuig wordt verzocht het controlerapport voor ontvangst te ondertekenen.

2. De CCAMLR-inspecteur verstrekt uiterlijk 15 dagen na de dag van zijn aankomst in de haven een kopie van het controlerapport, vergezeld van de foto's en de videofilm, aan de lidstaat die hem heeft aangewezen.

3. De lidstaat die de CCAMLR-inspecteur heeft aangewezen, zendt uiterlijk 15 dagen na de dag van ontvangst een kopie van het controlerapport, vergezeld van twee exemplaren van de foto's en van de videofilm, naar de CCAMLR.

De lidstaat zendt ook een kopie van het rapport, vergezeld van kopieën van de foto's en videofilm, naar de Commissie, uiterlijk zeven dagen na de datum van ontvangst ervan, samen met eventuele aanvullende rapporten of inlichtingen die naderhand in verband met het controlerapport aan de CCAMLR zijn toegezonden.

4. Elke lidstaat die een controlerapport of aanvullende rapporten of inlichtingen, inclusief rapporten uit hoofde van artikel 24, lid 6, over een vaartuig dat zijn vlag voert heeft ontvangen, zendt de CCAMLR onverwijld een afschrift daarvan en zendt ook een afschrift naar de Commissie, met bijvoeging van een afschrift van de opmerkingen en/of waarnemingen die hij eventueel naar aanleiding van de ontvangst van deze rapporten of inlichtingen aan de CCAMLR heeft toegezonden.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 26

Inbreukprocedure

1. Indien ten gevolge van inspectieactiviteiten die zijn uitgevoerd overeenkomstig de CCAMLR-controleregeling, wordt geconstateerd dat de op grond van het verdrag vastgestelde maatregelen zijn overtreden, zorgt de vlaggenlidstaat ervoor dat in overeenstemming met artikel 25 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid(11) passende maatregelen worden getroffen tegen de natuurlijke persoon of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor het overtreden van de op grond van het verdrag vastgestelde maatregelen.

2. De vlaggenlidstaat stelt binnen 14 dagen na de datum van de dagvaarding of het begin van een rechtsgeding de CCAMLR en de Commissie hiervan in kennis en houdt hen op de hoogte van het verloop van de procedure en van de uitslag.

3. De vlaggenlidstaat deelt de CCAMLR ten minste eenmaal per jaar schriftelijk de resultaten van de in lid 1 bedoelde procedures en de getroffen sancties mee. Wanneer de procedures nog niet zijn voltooid, wordt een voortgangsrapport opgesteld. Wanneer geen procedure is begonnen of een procedure zonder resultaat is gebleven, wordt de reden hiervoor in het rapport toegelicht. De vlaggenlidstaat zendt een afschrift van dit rapport naar de Commissie.

4. De door de vlaggenlidstaat voor inbreuken op de CCAMLR-instandhoudingsmaatregelen vastgestelde sancties zijn voldoende streng om de naleving van deze maatregelen daadwerkelijk te garanderen en overtredingen te ontraden en zijn erop gericht om de overtreders het economische voordeel dat uit hun illegale activiteiten voortkomt, te ontnemen.

5. De vlaggenlidstaat verzekert zich ervan dat zijn vaartuigen die schuldig zijn bevonden aan de overtreding van de CCAMLR-instandhoudingsmaatregelen, geen visserijactiviteit in het verdragsgebied uitoefenen zolang de opgelegde sancties niet zijn uitgevoerd.

6. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

DEEL 2 CONTROLE EN INSPECTIE IN DE HAVENS

Artikel 27

Controle en inspectie in de havens

1. De lidstaten inspecteren alle vissersvaartuigen met Dissostichus spp. aan boord die hun havens binnenvaren.

De inspecties moeten erop gericht zijn vast te stellen dat:

a) de aan te landen of over te laden vangst

i) vergezeld gaat van het bij Verordening (EG) nr. 1035/2001 van de Raad van 22 mei 2001 tot invoering van een documentatieregeling voor de vangst van Dissostichus spp.(12) voorgeschreven vangstdocument voor Dissostichus en

ii) beantwoordt aan de vermeldingen in het document;

b) indien het vaartuig visserijactiviteiten in het verdragsgebied heeft uitgeoefend, deze in overeenstemming waren met de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR.

2. Om de inspecties te vergemakkelijken eisen de lidstaten van de betrokken vaartuigen dat zij vooraf melden wanneer zij de haven zullen binnenvaren en dat zij schriftelijk verklaren dat zij geen illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserijactiviteiten hebben uitgeoefend in het verdragsgebied. Behoudens dringende gevallen wordt vaartuigen die niet hebben verklaard dat zij niet hebben deelgenomen aan illegale, niet-gereglementeerde of niet-aangegeven visserijactiviteiten of die geen verklaring hebben afgelegd, de toegang tot de haven geweigerd.

Voor de vaartuigen die toestemming krijgen om de haven binnen te varen, voeren de bevoegde instanties van de lidstaat van de haven zo spoedig mogelijk en uiterlijk 48 uur na het binnenvaren de inspectie uit.

De inspectie mag het vaartuig of de bemanning niet overmatig hinderen en moet in overeenstemming zijn met de terzake geldende bepalingen van de CCAMLR-inspectieregeling.

3. Indien er bewijzen zijn dat het vaartuig bij het vissen CCAMLR-instandhoudingsmaatregelen heeft overtreden, staan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de haven de aanlanding noch de overlading van de vangst toe.

De lidstaat van de haven deelt de vlaggenstaat zijn bevindingen mee en werkt met hem samen bij het onderzoek naar de vermoede inbreuk en de toepassing van de sancties waarin bij de nationale wetgeving is voorzien.

4. De lidstaten stellen de CCAMLR zo spoedig mogelijk in kennis van alle in lid 1 bedoelde vaartuigen waaraan de toegang tot de haven of de toestemming om Dissostichus spp. aan te landen of over te laden is geweigerd. De lidstaten verstrekken tezelfdertijd een afschrift van deze kennisgeving aan de Commissie.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure.

HOOFDSTUK V VAARTUIGEN DIE ILLEGALE, NIET-GEREGLEMENTEERDE EN NIET-AANGEGEVEN VISSERIJACTIVITEITEN (IUU-ACTIVITEITEN) VERRICHTEN IN HET VERDRAGSGEBIED

DEEL 1 VAARTUIGEN VAN EEN VERDRAGSLUITENDE PARTIJ

Artikel 28

IUU-activiteiten verricht door vaartuigen van een verdragsluitende partij

1. Voor de toepassing van dit deel kan een vaartuig van een verdragsluitende partij geacht worden IUU-activiteiten te hebben verricht die de doeltreffendheid van de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR in gevaar brengen, wanneer het:

a) visserijactiviteiten heeft verricht in het verdragsgebied zonder in het bezit te zijn van een speciaal visdocument zoals bedoeld in artikel 3 of, wanneer het een niet-communautair vissersvaartuig betreft, van een vergunning die is afgegeven overeenkomstig de relevante instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR, of dergelijke activiteiten heeft uitgeoefend in strijd met de bepalingen van dat document of die vergunning;

b) zijn vangsten in het verdragsgebied niet heeft gerapporteerd of aangegeven overeenkomstig de rapporteringsregeling die geldt voor de visserijactiviteit die zij verrichten, dan wel valse verklaringen heeft afgelegd;

c) heeft gevist in gesloten periodes of in gesloten gebieden, met overtreding van de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR;

d) verboden vistuig heeft gebruikt met overtreding van de geldende instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR;

e) vangsten heeft overgeladen op of heeft deelgenomen aan gezamenlijke visserijactiviteiten met vaartuigen die op de IUU-vaartuigenlijst van de CCAMLR voorkomen;

f) visserijactiviteiten heeft verricht die strijdig zijn met andere instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR, op een wijze die het bereiken van de in artikel XXII van het verdrag genoemde doelstellingen van het verdrag in gevaar brengen, of

g) in wateren die grenzen aan eilanden in het verdragsgebied ten aanzien waarvan alle verdragsluitende partijen het bestaan van een staatssoevereiniteit erkennen, op een zodanige wijze visserijactiviteiten heeft verricht dat het bereiken van de doelstellingen van de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR in gevaar wordt gebracht.

2. Voor communautaire vissersvaartuigen worden de verwijzingen naar de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR in lid 1 geacht verwijzingen te zijn naar de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 600/2004, de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1035/2001 of de bepalingen van de verordening waarbij elk jaar de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen, van toepassing zijn, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften worden vastgesteld.

Artikel 29

Identificatie van vaartuigen die IUU-activiteiten verrichten

1. Lidstaten die genoegzaam gedocumenteerde informatie ontvangen over vaartuigen die aan één of meer van de in artikel 28 bepaalde criteria beantwoorden op grond van, met name, de toepassing van het bepaalde in de artikelen 19 tot en met 26, delen deze informatie uiterlijk op 20 april van het jaar na dat waarin de betrokken activiteiten hebben plaatsgevonden, mee aan de Commissie.

De Commissie zendt de van de lidstaten ontvangen informatie onverwijld en uiterlijk op 30 april door naar de CCAMLR.

2. De Commissie deelt de lidstaten het ontwerp van de lijst van vaartuigen van de verdragsluitende partijen die geacht worden IUU-activiteiten te hebben verricht, mee, zodra zij deze heeft ontvangen van de CCAMLR.

De lidstaat of de lidstaten waarvan vaartuigen op de ontwerplijst voorkomen, deelt of delen de Commissie uiterlijk op 1 juni zijn of hun eventuele opmerkingen, met inbegrip van verifieerbare VMS-gegevens en ander bewijsmateriaal, mee waaruit blijkt dat de op de lijst vermelde vaartuigen geen visserijactiviteiten hebben verricht die strijdig zijn met de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR, noch in de gelegenheid verkeerden om in het verdragsgebied visserijactiviteiten te verrichten. De Commissie zendt deze opmerkingen en aanvullende informatie uiterlijk op 30 juni door naar de CCAMLR.

3. Na ontvangst van de in lid 2 bedoelde ontwerplijst volgen de lidstaten zorgvuldig de in de lijst vermelde vaartuigen, teneinde hun activiteiten te observeren en eventuele wijzigingen van naam, vlag of eigenaar te ontdekken.

4. De Commissie deelt de lidstaten de lijst van de vaartuigen van de verdragsluitende partijen die op de voorlopige lijst van IUU-vaartuigen voorkomen, mee, zodra zij deze lijst van de CCAMLR heeft ontvangen. De lidstaten zenden de Commissie ten minste twee maanden voor de volgende jaarvergadering van de CCAMLR eventuele aanvullende opmerkingen of informatie betreffende de in de lijst vermelde vaartuigen toe. De Commissie zendt deze aanvullende opmerkingen en informatie onmiddellijk door naar de CCAMLR.

5. De Commissie stelt de lidstaten elk jaar in kennis van de door de CCAMLR vastgestelde lijst van IUU-vaartuigen.

Artikel 30

Maatregelen ten aanzien van vaartuigen van de verdragsluitende partijen

1. De lidstaten stellen, overeenkomstig het nationale en communautaire recht, de nodige maatregelen vast om te garanderen dat:

a) aan communautaire vissersvaartuigen die op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomen, geen speciaal visdocument zoals bedoeld in artikel 3 wordt afgegeven voor het uitoefenen van de visserij in het verdragsgebied;

b) aan vaartuigen die op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomen, geen vergunning of speciaal visdocument wordt afgegeven voor wateren die onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallen;

c) hun vlag niet wordt toegekend aan vaartuigen die voorkomen op de lijst van IUU-vaartuigen;

d) op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomende vaartuigen die vrijwillig een van hun havens binnenvaren, in de haven worden geïnspecteerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 27.

2. De volgende activiteiten zijn verboden:

a) in afwijking van artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 2847/93, voor communautaire vissersvaartuigen, hulpvaartuigen, moederschepen en vrachtschepen: deelname aan overlading op of gemeenschappelijke visserijactiviteiten met vaartuigen die op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomen;

b) voor op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomende vaartuigen die vrijwillig een haven binnenvaren: in die haven vangsten aanlanden of overladen;

c) vaartuigen charteren die op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomen;

d) Dissostichus spp. invoeren die afkomstig is van vaartuigen die op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomen.

3. De lidstaten mogen de uitvoer- of wederuitvoerdocumenten die betrekking hebben op een partij Dissostichus spp., niet viseren op grond van het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1035/2001, indien voor de betrokken partij is vastgesteld dat zij is gevangen door een vaartuig dat voorkomt in de lijst van IUU-vaartuigen.

4. De Commissie verzamelt alle naar behoren gestaafde nuttige informatie en wisselt deze uit met andere verdragsluitende partijen of samenwerkende niet-verdragsluitende partijen, organisaties of visserijorganisaties, teneinde het gebruik van valse invoer- of uitvoercertificaten voor vis die afkomstig is van vaartuigen die op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomen, op te sporen, te controleren en te voorkomen.

DEEL 2 VAARTUIGEN VAN NIET-VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN

Artikel 31

Maatregelen ten aanzien van onderdanen van verdragsluitende partijen

De lidstaten werken samen en treffen, overeenkomstig het nationale en communautaire recht, de nodige maatregelen om:

a) te garanderen dat onderdanen die onder hun rechtsmacht vallen, geen IUU-visserijactiviteiten steunen of verrichten, met inbegrip van het aanmonsteren op vaartuigen die zijn opgenomen in de in artikel 29 bedoelde IUU-lijst;

b) de onderdanen op te sporen die de bij IUU-visserijactiviteiten betrokken vaartuigen exploiteren of er de uiteindelijke gerechtigde van zijn.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de sancties voor IUU-visserij die worden opgelegd aan onder hun rechtsmacht staande onderdanen, streng genoeg zijn om IUU-visserij daadwerkelijk te voorkomen, te ontmoedigen en te beëindigen en om overtreders de winst van deze illegale activiteit te ontnemen.

Artikel 32

IUU-activiteiten verricht door vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen.

1. Een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat is waargenomen terwijl het aan het vissen was in het verdragsgebied of dat verbod heeft gekregen een haven binnen te varen, vangsten aan te voeren of over te laden op grond van artikel 27, wordt geacht IUU-activiteiten te hebben verricht die de doeltreffendheid van de CCAMLR-instandhoudingsmaatregelen hebben geschaad.

2. Bij overladingsactiviteiten in of buiten het verdragsgebied waarbij een waargenomen vaartuig van een niet-verdragsluitende partij betrokken is, geldt het vermoeden dat de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR zijn geschaad ook voor elk ander niet-verdragsluitend vaartuig dat bij deze activiteiten betrokken was.

Artikel 33

Inspectie van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

1. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat elk in artikel 32 bedoeld vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat één van hun havens binnenvaart, door hun bevoegde autoriteiten wordt geïnspecteerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 27.

2. Het overeenkomstig het bepaalde in lid 1 geïnspecteerde vaartuig mag slechts worden gemachtigd vis van soorten waarvoor instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR gelden, die het aan boord heeft, aan te landen of over te laden als het vaartuig aantoont dat de vis is gevangen met inachtneming van deze maatregelen en van de in het verdrag bepaalde voorwaarden.

Artikel 34

Informatie over vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

1. Een lidstaat die een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij waarneemt of het verbiedt een haven binnen te varen, vangsten aan te voeren of over te laden op grond van het bepaalde in de artikelen 32 en 33, moet trachten het vaartuig ervan in kennis te stellen dat verondersteld wordt dat zijn activiteiten het doel van het verdrag schaden en dat deze informatie ter kennis zal worden gebracht van alle verdragsluitende partijen, de CCAMLR en de vlaggenstaat van het vaartuig.

2. De lidstaten delen de Commissie onmiddellijk de informatie mee betreffende de waarnemingen, een verbod op de toegang tot een haven, de aanvoer of overlading, alsmede de resultaten van alle controles in hun havens en de maatregelen die zij naar aanleiding daarvan ten aanzien van het betrokken vaartuig hebben getroffen. De Commissie zendt deze informatie onmiddellijk door naar de CCAMLR.

3. De lidstaten kunnen aanvullende informatie die van belang kan zijn voor de identificatie van de vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die IUU-visserijactiviteiten in het verdragsgebied verrichten, te allen tijde meedelen aan de Commissie, die deze informatie onmiddellijk doorzendt naar de CCAMLR.

4. De Commissie stelt de lidstaten elk jaar in kennis van de vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die voorkomen op de door de CCAMLR vastgestelde lijst van IUU-vaartuigen.

Artikel 35

Maatregelen ten aanzien van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

De bepalingen van artikel 30, leden 1, 2 en 3, zijn van overeenkomstige toepassing op de vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij die voorkomen op de in artikel 34, lid 4, bedoelde lijst van IUU-vaartuigen.

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 36

Tenuitvoerlegging

De maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 21, 23, 24, 25, 26 en 27 worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde beheersprocedure.

Artikel 37

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

2. Indien naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 38

Intrekking

1. De Verordeningen (EEG) nr. 3943/90, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999 worden ingetrokken.

2. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen moeten worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 39

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

J. Walsh

(1) Advies uitgebracht op 16 december 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(2) PB L 252 van 5.9.1981, blz. 26.

(3) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1954/2003 (PB L 289 van 7.11.2003, blz. 1).

(4) PB L 379 van 31.12.1990, blz. 45.

(5) PB L 6 van 10.1.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2742/1999 (PB L 341 van 31.12.1999, blz. 1).

(6) PB L 203 van 3.8.1999, blz. 14.

(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8) PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.

(9) PB L 266 van 1.10.1998, blz. 27. Verordening vervangen door Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25).

(10) Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(11) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(12) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 669/2003 (PB L 97 van 15.4.2003, blz. 1).