32004R0415

Verordening (EG) nr. 415/2004 van de Commissie van 5 maart 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 068 van 06/03/2004 blz. 0010 - 0011


Verordening (EG) nr. 415/2004 van de Commissie

van 5 maart 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen(1), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 is het COSS opgericht.

(2) De rol van het COSS bestaat erin de taken te centraliseren van de comités die zijn opgericht in het kader van de communautaire wetgeving op het gebied van maritieme veiligheid, voorkoming van verontreiniging door schepen en bescherming van de levens- en arbeidsomstandigheden aan boord van schepen.

(3) Bij alle nieuwe communautaire wetgeving die op het gebied van maritieme veiligheid wordt vastgesteld, moet worden voorzien in de inschakeling van het COSS.

(4) Artikel 6 van Richtlijn 2002/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 februari 2002 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten van de Gemeenschap(2) bepaalt dat de Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is opgericht overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Richtlijn 93/75/EG van de Raad(3). Dat comité is bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 vervangen door het COSS.

(5) Artikel 28 van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad(4) bepaalt dat de Commissie wordt bijgestaan door een comité.

(6) Artikel 9 van Verordening (EG) nr. 782/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen(5) bepaalt dat de Commissie wordt bijgestaan door het COSS.

(7) Artikel 11 van Richtlijn 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen bepaalt dat de Commissie wordt bijgestaan door het COSS(6).

(8) Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 dient artikel 2, lid 2, van die verordening te worden gewijzigd teneinde er de vermeldingen in op te nemen van de communautaire besluiten waarbij het COSS uitvoeringsbevoegdheden worden verleend die na de aanneming van die verordening van kracht zijn geworden.

(9) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De volgende punten worden toegevoegd aan artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2099/2002:

"p) Richtlijn 2002/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 februari 2002 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten van de Gemeenschap(7);

q) Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad(8);

r) Verordening (EG) nr. 782/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen(9);

s) Richtlijn 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen(10).".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 maart 2004.

Voor de Commissie

Loyola De Palacio

Vice-voorzitster

(1) PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1.

(2) PB L 67 van 9.3.2002, blz. 31.

(3) PB L 247 van 5.10.1993, blz. 19.

(4) PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10.

(5) PB L 115 van 9.5.2003, blz. 1.

(6) PB L 123 van 17.5.2003, blz. 22.

(7) PB L 67 van 9.3.2002, blz. 31.

(8) PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10.

(9) PB L 115 van 9.5.2003, blz. 1.

(10) PB L 123 van 17.5.2003, blz. 22.