32004G0422(01)

Resolutie van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bestrijding van het gebruik van psychoactieve stoffen in verband met verkeersongevallen

Publicatieblad Nr. C 097 van 22/04/2004 blz. 0001 - 0003


Resolutie van de Raad

van 27 november 2003

betreffende de bestrijding van het gebruik van psychoactieve stoffen in verband met verkeersongevallen

(2004/C 97/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

(1) Gezien het feit dat in de Drugsstrategie van de Europese Unie (2000-2004) het belang wordt onderstreept van besprekingen over rijden onder invloed van illegale drugs en geneesmiddelen, en met name van nader wetenschappelijk onderzoek naar het verband tussen drugs en verkeersongevallen;

(2) Gezien het feit dat in het actieplan van de Europese Unie inzake drugsbestrijding (2000-2004) wordt gesteld dat de Commissie en de lidstaten onderzoek doen naar de effecten van het rijden onder invloed van illegale drugs en geneesmiddelen;

(3) Gezien het feit dat in de mededeling van de Commissie betreffende de tussentijdse evaluatie van het EU-actieplan inzake drugsbestrijding (2000-2004) er enerzijds nota van wordt genomen dat de Groep alcohol, drugs, geneesmiddelen en rijvaardigheid een reeks aanbevelingen heeft gedaan over het rijden onder invloed van illegale drugs, en dat daarin anderzijds de Commissie en de Raad wordt verzocht deze aanbevelingen op te volgen;

(4) Gezien de mededeling van de Commissie betreffende een Europees actieprogramma voor de verkeersveiligheid, en meer bepaald de daarin vastgestelde maatregelen ter bestrijding van het gebruik van drugs en medicijnen achter het stuur; aangezien het verder van belang is onverwijld op doeltreffende wijze gevolg te geven aan dit actieprogramma;

(5) Gezien de conclusies van de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie over bovengenoemd Europees actieprogramma, en met name de verklaring daarin dat er bijzondere aandacht dient te worden besteed aan het probleem van rijden onder invloed van drugs;

(6) Herinnerend aan de in maart 2001 in Wenen goedgekeurde Resolutie 44/5 van de VN-Commissie voor verdovende middelen over de preventie van recreatief drugsgebruik onder jongeren;

(7) Gezien de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten over de preventie van recreatief drugsgebruik, en met name de aanbeveling het aantal verkeersongevallen ten gevolge van recreatief drugsgebruik terug te dringen, door de mobiliteit van jongeren te verbeteren, mede door het openbaar vervoer;

(8) Herinnerend aan Richtlijn 91/439/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs, en in het bijzonder aan bijlage III waarbij normen worden vastgesteld voor het weigeren van afgifte of verlenging van het rijbewijs in geval van verslaving of misbruik van psychotrope stoffen;

(9) Gezien titel V van Richtlijn 2001/83/ EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik; overwegende dat uit hoofde van deze richtlijn alle geneesmiddelen die in de handel worden gebracht, vergezeld moeten gaan van gegevens op het etiket of in de bijsluiter die informatie aan de patiënten moeten bevatten omtrent mogelijke risico's in verband met hun rijvaardigheid ingeval het geneesmiddel volgens de patiëntinformatie is ingenomen; overwegende dat deze gegevens tevens aan de artsen worden verstrekt in de samenvatting van de kenmerken van het product, en dat zij betrekking moeten hebben op alle bijwerkingen die van invloed kunnen zijn op de rijvaardigheid van de patiënt;

(10) Herinnerend aan het jaarverslag 2002 van het Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, en met name aan het daarin genoemde gevaar van polydruggebruik in combinatie met autorijden;

(11) Gezien de bevindingen op dit gebied van de Pompidou-Groep van de Raad van Europa, en met name de conclusies van de van 18 tot en met 20 juni 2003 gehouden studiebijeenkomst over het wegverkeer en psychoactieve stoffen;

(12) Gezien het feit dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat psychoactieve stoffen ernstige gevolgen kunnen hebben voor de rijvaardigheid, met name doordat ze de psychomotorische functies van bestuurders aantasten, en bijgevolg mede de oorzaak kunnen zijn van verkeersongevallen; gezien voorts de gevolgen van verkeersongevallen op gezondheids-, sociaal, arbeids- en veiligheidsgebied in de lidstaten van de EU;

(13) Overwegende dat de in de lidstaten verzamelde statistieken over het werkelijk aandeel van psychoactieve stoffen in verkeersongevallen nog te fragmentarisch en niet goed vergelijkbaar zijn; overwegende dat uit de beschikbare gegevens hoe dan ook blijkt dat het verschijnsel wijdverbreid is; met name het polydruggebruik en het gecombineerde gebruik van drugs, alcohol en geneesmiddelen achter het stuur is zorgwekkend;

(14) Overwegende dat het aantal verkeersongevallen tijdens het weekend aanzienlijk toeneemt, vooral in de buurt van nachtelijke uitgaansgelegenheden, en dat verkeersongevallen in de nachten van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag in sommige lidstaten de voornaamste doodsoorzaak bij jongeren in de leeftijd tussen 15 en 24 jaar geworden zijn;

(15) Overwegende dat er verder onderzoek moet worden gevoerd, in het bijzonder naar de epidemiologische aspecten. Met name ten behoeve van goed epidemiologisch onderzoek moeten er verdere inspanningen worden geleverd om controlemethoden en -instrumenten te ontwikkelen voor het meten van het gebruik van psychoactieve stoffen door bestuurders van voertuigen en voor het evalueren van het effect daarvan op de rijvaardigheid;

(16) Overwegende dat er talrijke verkeerscontroles van autobestuurders vereist zijn, met name in risicosituaties, om het verschijnsel naar behoren in kaart te brengen en het doeltreffender te bestrijden;

(17) Overwegende dat het - om een vollediger en juister beeld van het verschijnsel te krijgen - nuttig zou zijn, binnen de grenzen van de beschikbare middelen, autobestuurders aan meer neurobehaviorale en toxicologische proeven te onderwerpen;

(18) Overwegende dat het handelsverkeer van goederen en personen in de Europese Unie voortdurend toeneemt, mede als gevolg van de voltooiing van de interne markt en het uitbreidingsproces; overwegende dat ter voorkoming van ongevallen waarbij zware voertuigen betrokken zijn, waar mogelijk en in overeenstemming met de nationale wetgeving, beroepschauffeurs tijdens periodieke gezondheidskeuringen en verkeerscontroles op het gebruik van psychoactieve stoffen zouden moeten worden gecontroleerd; overwegende dat er gedacht zou moeten worden aan een regeling voor specifieke controle op beroepschauffeurs;

(19) Overwegende dat er een intensievere informatie-uitwisseling op Europees niveau zou moeten plaatsvinden om de beste praktijken vast te stellen voor het beheersen van gevallen van het gebruik van psychoactieve stoffen in combinatie met autorijden en voor het opleiden van alle betrokken exploitanten;

(20) Overwegende dat de voorlichting en de preventie moeten worden verbeterd om het publiek bewust te maken van de risico's van het gebruik van psychoactieve stoffen en het gecombineerde gebruik daarvan achter het stuur; het is met name dienstig speciale voorlichtingscampagnes voor jongeren te voeren, en hun actieve deelname te bevorderen; overwegende dat het nuttig zou zijn exploitanten van uitgaansgelegenheden en ontmoetingsplaatsen voor deze problematiek ontvankelijk te maken en bij de preventie te betrekken;

(21) Overwegende dat het omwille van het terugdringen van het aantal ongevallen van belang is persoonsgerichte programma's van vroegtijdige interventie voor drugsgebruikers te ontwikkelen, en controles op het rijden onder geestelijke en lichamelijke invloed van verdovende middelen te benutten als een contactmoment met de gebruiker om, waar zulks dienstig is, het rehabilitatieproces op gang te brengen;

ONDERSTREEPT DAT HET BELANGRIJK IS:

(22) Het onderzoek naar het effect van psychoactieve stoffen op de rijvaardigheid te bevorderen en te verdiepen, opdat preventie- en bestrijdingsmaatregelen op solide wetenschappelijke kennis kunnen stoelen; ten volle te profiteren van de mogelijkheden van het zesde kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie, met name wat betreft de effecten van synthetische drugs en het onderzoek naar de effecten van drugs op het zenuwstelsel;

(23) Binnen de door de nationale wetgeving gestelde grenzen meer gebruik te maken van neurobehaviorale en toxicologische proeven voor het meten van het eventuele gebruik van psychoactieve stoffen door bestuurders en het evalueren van het effect ervan op de rijvaardigheid, met name bij verkeersongevallen met dodelijke afloop en ongevallen die op grond van de nationale definities en regels als ernstig worden bestempeld, en waarbij redelijkerwijs verondersteld kan worden dat de bestuurders onder invloed waren van psychoactieve stoffen;

(24) Verder onderzoek te doen ter verbetering van de verkeerstests, en daarbij bijzondere aandacht te schenken aan de praktische uitvoerbaarheid en de betrouwbaarheid om het gebruik ervan te verspreiden en algemeen ingang te doen vinden, mede in het licht van de resultaten van de gezamenlijke studie van de Europese Unie en de Verenigde Staten (Rosita II);

(25) Te zorgen voor informatie-uitwisseling tussen de lidstaten, met inbegrip van de staten die tot de Europese Unie toetreden, om de beste praktijken vast te stellen, en de Europese Commissie en het EWDD te gelegener tijd van de acties die op nationaal niveau zijn ondernomen, in kennis te stellen, zodat zij dit verschijnsel op Europees niveau kunnen volgen;

(26) Gerichte voorlichtings- en preventiecampagnes te lanceren om te waarschuwen tegen de gevaren van het gebruik van psychoactieve stoffen in combinatie met autorijden, en jongeren, medisch personeel, gezin, school en beroepschauffeurs daarbij te betrekken;

(27) Doeltreffende, aan de specifieke culturele en sociale contexten op nationaal en lokaal niveau aangepaste preventiemaatregelen uit te werken en te ontwikkelen ter verlaging van het aantal verkeersongevallen die verband houden met het gebruik van psychoactieve stoffen in recreatiegelegenheden, zoals bevordering van het openbaar vervoer als alternatief voor het gebruik van particuliere voertuigen op riskante plaatsen en in risicosituaties, en vorming van eerstehulpgroepen, bestaande uit sociale werkers en gezondheidswerkers die in uitgaansgelegenheden tijdig de risicopersonen opmerken voordat deze achter het stuur plaatsnemen;

(28) Acties op te zetten voor bewustmaking en inschakeling van exploitanten van uitgaansgelegenheden, en de samenwerking tussen hen en de bevoegde autoriteiten op plaatselijk en nationaal niveau te bevorderen, om risicosituaties te voorkomen en daar efficiënt mee om te gaan;

(29) Alle passende maatregelen te nemen, inclusief sancties op te leggen, ten aanzien van bestuurders die onder invloed zijn van psychoactieve stoffen die hun rijvaardigheid aantasten;

(30) Informatie over rehabilitatiemaatregelen voor autobestuurders die drugs hebben gebruikt, te verzamelen en te beoordelen om vroegtijdig persoonsgerichte interventieprogramma's te ontwikkelen;

EN VERZOEKT DE COMMISSIE OM TE GELEGENER TIJD OP DOELTREFFENDE WIJZE GEVOLG TE GEVEN AAN HET EUROPEES ACTIEPROGRAMMA VOOR DE VERKEERSVEILIGHEID, EN IN HET BIJZONDER OM:

(31) Een studie te verrichten naar het verloop en de effectiviteit van de momenteel in de lidstaten van de Europese Unie toegepaste neurobehaviorale en toxicologische proeven met betrekking tot het gebruik van psychoactieve stoffen en de effecten daarvan op de rijvaardigheid. Op grond van de resultaten van die studie de mogelijkheid na te gaan om in samenwerking met de lidstaten en de belanghebbende partijen op Europees niveau geharmoniseerde procedures of als alternatief, richtsnoeren voor de bovengenoemde proeven uit te werken en deze voor te stellen, teneinde betrouwbare en vergelijkbare resultaten te verkrijgen;

(32) In samenwerking met de lidstaten en de belanghebbende partijen, mede op basis van de in de Europese Unie vastgestelde beste praktijken, richtsnoeren op Europees niveau uit te werken en voor te stellen voor de beheersing van het gebruik van psychoactieve stoffen aan het stuur (bijvoorbeeld beoordeling van de effecten van de stoffen op de rijvaardigheid, acties in verband met secundaire preventie en/of behandeling);

(33) In samenwerking met de lidstaten en de belanghebbende partijen, waaronder de EPA, richtsnoeren op Europees niveau uit te werken ter aanbeveling van opleidingsprogramma's voor politiefunctionarissen en voor het medisch personeel;

(34) In het licht van de op nationaal niveau opgedane ervaringen en in overleg met het Europees Geneesmiddelenbureau na te gaan of het dienstig is om algemeen het gebruik in te voeren van passende geharmoniseerde symbolen op de verpakkingen van geneesmiddelen;

(35) Te overwegen maatregelen voor te stellen die adequate niveaus voor de controle van beroepschauffeurs garanderen;

(36) Onverminderd de door de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie in dezen te nemen besluiten, te werken aan de oprichting binnen de Europese Commissie van een Europees Waarnemingscentrum voor verkeersveiligheid. In dat verband erop toe te zien dat alle vraagstukken betreffende het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen worden behandeld in het kader van de activiteiten van de Europese Unie op het gebied van verkeersongevallen;

(37) In samenwerking met de lidstaten en de belanghebbende partijen een glossarium op te stellen met termen en definities inzake de voornaamste aspecten van het gebruik van psychoactieve stoffen gerelateerd aan de rijvaardigheid, om het wederzijds begrip tussen de landen van de Europese Unie te vergroten.