30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/28


BESLUIT VAN DE RAAD

van 22 december 2004

betreffende de aanpak van voertuigcriminaliteit met grensoverschrijdende implicaties

(2004/919/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag van de Europese Unie, met name op artikel 30, lid 1, onder a), en op artikel 34, lid 2, onder c),

Gezien het initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Jaarlijks worden naar schatting 1,2 miljoen personenauto’s in de lidstaten van de Europese Unie gestolen.

(2)

Met deze diefstallen is een aanzienlijke schade gemoeid, ten minste 15 miljard euro per jaar.

(3)

Een groot deel van deze voertuigen, naar schatting 30-40 %, wordt door de georganiseerde misdaad gestolen, omgebouwd en geëxporteerd naar andere staten binnen en buiten de Europese Unie.

(4)

Naast materiële schade wordt hierdoor ook ernstige schade aangericht aan het rechtsgevoel en het gevoel van veiligheid van burgers. Voertuigcriminaliteit kan gepaard gaan met ernstige vormen van geweld.

(5)

Daarmee wordt het bereiken van de doelstelling van artikel 29 van het Verdrag, om de burgers een hoog niveau van zekerheid te verschaffen in een gebied van vrijheid, veiligheid en recht, bemoeilijkt.

(6)

De Raad heeft op 27 mei 1999 een resolutie aangenomen inzake de bestrijding van de internationale criminaliteit die zich via routes verspreidt (1).

(7)

Voertuigcriminaliteit kan bovendien internationaal een relatie hebben met andere vormen van criminaliteit zoals handel in verdovende middelen, vuurwapens en mensenhandel.

(8)

De aanpak van voertuigcriminaliteit is de zaak van de wetshandhavingsdiensten van de lidstaten. Een gezamenlijke evenredige aanpak waarbij — waar mogelijk en nodig — de lidstaten en de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten samenwerken, is evenwel nodig om grensoverschrijdende aspecten van deze misdaadvorm aan te pakken.

(9)

Met name is de samenwerking tussen de wetshandhavingsautoriteiten en de registrerende voertuigautoriteiten van belang, alsmede de informatievoorziening naar de relevante partijen.

(10)

De samenwerking met EUROPOL is eveneens van belang, aangezien EUROPOL kan voorzien in analyses en rapportages terzake.

(11)

De Europese Politieacademie (CEPOL) biedt de politiediensten in de lidstaten via het elektronisch European Police Learning Net (EPLN) op het gebied van voertuigcriminaliteit een bibliotheekfunctie voor het naslaan van informatie en expertise. Daarnaast biedt EPLN de mogelijkheid kennis en ervaringen uit te wisselen via de discussiefunctie.

(12)

Uitbreiding van het aantal lidstaten dat toetreedt tot het multilaterale Verdrag EUCARIS zal de bestrijding van voertuigcriminaliteit versterken.

(13)

Een aantal specifieke maatregelen zal genomen moeten worden teneinde de voertuigcriminaliteit met een internationale dimensie effectief te kunnen bestrijden,

BESLUIT:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit besluit gelden de volgende definities:

1)

„voertuig”: ieder motorvoertuig, aanhanger of caravan als gedefinieerd in de bepalingen met betrekking tot het Schengeninformatiesysteem (SIS).

2)

„Nationale bevoegde autoriteiten”: door de lidstaten voor de toepassing van dit besluit aangewezen nationale autoriteiten, die waar passend politie, douane, grenswachters en justitiële autoriteiten kunnen omvatten.

Artikel 2

Doelstelling

1.   Doelstelling van dit besluit is te komen tot een betere samenwerking binnen de Europese Unie om grensoverschrijdende voertuigcriminaliteit te voorkomen en te bestrijden.

2.   Bijzondere aandacht wordt besteed aan de relatie van autodiefstal en illegale autohandel met vormen van georganiseerde criminaliteit zoals handel in verdovende middelen, vuurwapens en mensenhandel.

Artikel 3

Samenwerking tussen bevoegde nationale autoriteiten

1.   De lidstaten nemen in overeenstemming met het nationale recht de nodige maatregelen, bijvoorbeeld door middel van samenwerkingsafspraken, om de onderlinge samenwerking tussen de nationale bevoegde autoriteiten met het oog op bestrijding van grensoverschrijdende voertuigcriminaliteit te versterken.

2.   Specifieke aandacht zal worden besteed aan samenwerking inzake exportcontrole, waarbij rekening wordt gehouden met de onderscheiden bevoegdheden in de lidstaten.

Artikel 4

Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en private sector

1.   De lidstaten nemen waar nodig maatregelen voor periodiek overleg tussen de nationale bevoegde autoriteiten, overeenkomstig het nationale recht; bij dit overleg kunnen vertegenwoordigers van de private sector (zoals houders van private registers van vermiste auto’s, het assurantiewezen en de autobranche) betrokken worden om te komen tot coördinatie van informatie en afstemming van ieders werkzaamheden op dit terrein.

2.   In overeenstemming met het nationale recht vergemakkelijken de lidstaten de procedures voor een snelle repatriëring van een door de nationale bevoegde autoriteiten na inbeslagname vrijgegeven voertuig.

Artikel 5

Contactpunten voertuigcriminaliteit

1.   De lidstaten wijzen uiterlijk 30 maart 2005, een contactpunt binnen de wetshandhavingautoriteiten aan voor de aanpak van grensoverschrijdende voertuigcriminaliteit.

2.   De lidstaten machtigen de contactpunten om op basis van de bestaande toepasselijke wetgeving ervaringen, deskundigheid en algemene en technische informatie op het gebied van voertuigcriminaliteit uit te wisselen. De uitwisseling van informatie omvat methodes en beste praktijken inzake preventie van voertuigcriminaliteit, maar omvat geen uitwisseling van persoonsgegevens.

3.   Informatie betreffende de aangewezen nationale contactpunten, inclusief latere wijzigingen, wordt meegedeeld aan het secretariaat-generaal van de Raad, dat de informatie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaakt.

Artikel 6

Signalering van gestolen voertuigen en voertuigregistratiebewijzen

1.   De bevoegde autoriteiten in de lidstaten dragen na aangifte van diefstal van een voertuig in overeenstemming met het nationale recht zorg voor een onmiddellijke gestolen-voertuigensignalering in het SIS en — indien mogelijk — in de Stolen Motor Vehicle gegevensbank van Interpol.

2.   Een signalering in het opsporingsregister wordt in overeenstemming met het nationale recht door de signalerende lidstaat onmiddellijk ingetrokken zodra de reden voor de signalering van het voertuig komt te vervallen.

3.   De bevoegde autoriteiten in de lidstaten dragen na de aangifte van een diefstal van voertuigregistratiebewijzen zorg voor onmiddellijke signalering daarvan in het SIS, overeenkomstig het nationale recht.

Artikel 7

Registratie

1.   Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat zijn bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen nemen om misbruik en diefstal van voertuigregistratiedocumenten te voorkomen.

2.   De wetshandhavingsautoriteiten delen de nationale registrerende voertuigautoriteiten mee of een voertuig waarvoor de registratieprocedure loopt, als gestolen te boek staat. De toegang tot gegevensbanken in dit verband vindt plaats met inachtneming van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht.

Artikel 8

Voorkoming misbruik voertuigregistratiebewijs

1.   Ter voorkoming van misbruik van voertuigregistratiebewijzen draagt elke lidstaat er in overeenstemming met het nationale recht zorg voor dat zijn bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen treffen om het registratiebewijs van de eigenaar of houder van het voertuig in te vorderen nadat het voertuig ernstige schade heeft opgelopen bij een aanrijding (total loss).

2.   Invordering in overeenstemming met het nationale recht vindt bovendien plaats wanneer bij controle door de wetshandhavingdienst het vermoeden ontstaat dat een inbreuk is gemaakt op de voertuigidentiteitskenmerken, zoals het voertuigidentificatienummer.

3.   Het voertuigregistratiebewijs wordt alleen na keuring en gunstige verificatie van de identiteit van het voertuig en in overeenstemming met het nationale recht teruggegeven.

Artikel 9

Europol

Elke lidstaat draagt er zorg voor dat zijn wetshandhavingsautoriteiten Europol binnen de grenzen van het mandaat en de taakomschrijving van Europol waar nodig informeren over daders van voertuigcriminaliteit.

Artikel 10

Deskundigheidsbevordering en opleiding

De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de nationale instellingen die bevoegd zijn voor de opleiding van de betrokken wetshandhavingsautoriteiten waar nodig in samenwerking met de Europese Politieacademie (CEPOL), in hun curriculum de specialistische training op het gebied van het voorkomen en opsporen van autodiefstal bevorderen. Die training kan een inbreng van Europol omvatten die strookt met zijn bevoegdheid.

Artikel 11

Bijeenkomst contactpunten en jaarrapportage aan de Raad

De contactpunten voertuigcriminaliteit komen onder leiding van de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad bekleedt minimaal een keer per jaar bijeen. Europol wordt uitgenodigd daarin te participeren. Het voorzitterschap brengt rapport uit aan de Raad over de voortgang met betrekking tot de ter zake dienende praktische samenwerking tussen wetshandhavingsautoriteiten.

Artikel 12

Evaluatie

De Raad evalueert de uitvoering van dit besluit uiterlijk 30 december 2007.

Artikel 13

Datum waarop het besluit van kracht wordt

Dit besluit wordt van kracht op de dag van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Voor de lidstaten waar de bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot het SIS nog niet in werking zijn getreden, worden de in dit besluit vervatte verplichtingen met betrekking tot het SIS van kracht op de datum waarop deze bepalingen van toepassing worden, als bepaald in een daartoe overeenkomstig de toepasselijke procedures vastgestelde besluit van de Raad.

Gedaan te Brussel, 22 december 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

C. VEERMAN


(1)  PB C 162 van 9.6.1999, blz. 1.