32004D0790

Besluit nr. 790/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het terrein van jeugdzaken

Publicatieblad Nr. L 138 van 30/04/2004 blz. 0024 - 0030


Besluit nr. 790/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 21 april 2004

tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het terrein van jeugdzaken

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 149, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [1],

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [2],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het Verdrag stelt een burgerschap van de Unie in en bepaalt dat het optreden van de Gemeenschap inzake onderwijs, beroepsopleiding en jeugdzaken gericht is op het bevorderen van onder andere de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma's voor jongeren en jongerenwerkers.

(2) De verklaring van Laken, gehecht aan de conclusies van de Europese Raad van 14 en 15 december 2001, stelt dat een van de fundamentele uitdagingen voor de Europese Unie erin bestaat de burgers, en met name de jongeren, nader tot het Europese project en de Europese instellingen te brengen. Internationale niet-gouvernementele jongerenorganisaties bieden jongeren de mogelijkheid actieve burgers te worden en verantwoordelijkheidsgevoel te ontwikkelen, hun mening en waarden tot uitdrukking te brengen en aan internationale uitwisselingen deel te nemen; zij dragen er aldus toe bij jongeren vertrouwder met Europa te maken.

(3) Het op 21 november 2001 gepresenteerde witboek van de Commissie "Een nieuw elan voor Europa's jeugd" stelt dat de participatie van de jongeren moet worden aangemoedigd en beveelt met name aan de structuren waarbinnen jongeren hun mening kunnen uiten, te versterken; het witboek stelt verder dat informatievoorziening essentieel is voor de ontwikkeling van een actief burgerschap. Ook het Europees Parlement heeft in zijn resolutie [3] over dit witboek gewezen op de belangrijke rol van internationale en Europese jongerenorganisaties bij het streven jongeren de mogelijkheid te bieden duurzaam in het democratisch bestel in Europa te participeren.

(4) In het Witboek over Europese governance [4] dringt de Commissie aan op algemene openheid, op raadpleging van de actoren in het maatschappelijk middenveld en op hun participatie aan de EU-beleidsvorming. Zij waardeert de rol van niet-gouvernementele organisaties die verwoorden "wat er leeft bij de bevolking".

(5) In de op 27 juni 2002 door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, aangenomen resolutie over het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken [5] wordt ingestemd met de in het Witboek over Europa's jeugd voorgestelde thematische prioriteiten, in het bijzonder waar het gaat om participatie en informatie, teneinde met name de participatie van de jongeren bij de uitoefening van een actief burgerschap aan te moedigen; tevens worden in de resolutie mechanismen voor de toepassing van de open coördinatiemethode voorgesteld die voorzien in de raadpleging, op passende wijze, van jongeren op nationaal niveau en in de raadpleging van het Europees Jeugdforum op Europees niveau.

(6) Het Europees Jeugdforum vertegenwoordigt de jongeren bij de Europese Unie en andere internationale instellingen. Het vervult een essentiële rol bij het coördineren en aan de Europese instellingen doorgeven van de adviezen en meningen van de niet-gouvernementele jongerenorganisaties, en bij het doorgeven aan die organisaties van informatie over Europese zaken die voor hen van belang zijn. Internationale niet-gouvernementele jongerenorganisaties bieden jongeren de mogelijkheid niet-formele en informele opleidingen te volgen en informatie te vergaren; zij vormen netwerken van organisaties zonder winstoogmerk die in de lidstaten en andere Europese landen actief zijn.

(7) De begrotingslijnen A-3 0 2 3 en A-3 0 2 9 van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 en de voorgaande begrotingsjaren zijn bestemd ter ondersteuning van het Europees Jeugdforum en de internationale niet-gouvernementele jongerenorganisaties.

(8) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juin 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [6], hierna "het Financieel Reglement" genoemd, bepaalt dat voor deze bestaande ondersteunende acties een basisbesluit vereist is.

(9) Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben zich er bij de goedkeuring van het Financieel Reglement toe verplicht, ervoor te zorgen dat dit basisbesluit van kracht wordt met ingang van het begrotingsjaar 2004.

(10) Geografisch dient het programma de toetredende lidstaten te bestrijken en voor bepaalde acties eventueel alle Europese landen, gelet op het belang dat erin gelegen is de banden tussen de uitgebreide Unie en haar buurlanden op dit continent te versterken.

(11) Op eventuele niet-communautaire medefinanciering uit nationale overheidsmiddelen zijn de artikelen 87 en 88 van het Verdrag van toepassing.

(12) Dit besluit stelt voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure [7].

(13) Bij het verlenen van steun uit hoofde van dit besluit dienen het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel strikt te worden nageleefd,

BESLUITEN:

Artikel 1

Doelstelling van het programma

1. Bij dit besluit wordt een communautair actieprogramma vastgesteld ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het terrein van jeugdzaken, hierna "het programma" genoemd.

2. De algemene doelstelling van dit programma bestaat erin de activiteiten van deze organisaties te ondersteunen. Deze activiteiten vormen ofwel het doorlopend werkprogramma van een organisatie die een doelstelling van algemeen Europees belang op het gebied van jeugdzaken nastreeft, of een doelstelling die in het beleid van de Europese Unie op dit gebied past. Deze activiteiten moeten met name bijdragen — of in staat zijn bij te dragen — tot actieve participatie van jonge burgers in het openbare leven en de maatschappij en tot de ontwikkeling en de uitvoering van de communautaire samenwerking op het gebied van jeugdzaken in de ruime betekenis van het woord. De samenwerking met het Europees Jeugdforum draagt bij tot dit algemene doel, aangezien dit Forum de niet-gouvernementele jongerenorganisaties vertegenwoordigt en coördineert en informatie betreffende jongeren doorgeeft aan de Europese instellingen.

3. Dit programma loopt van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006.

Artikel 2

Toegang tot het programma

Exploitatiesubsidies worden alleen toegekend aan organisaties die de bepalingen van de bijlage naleven en de volgende kenmerken vertonen:

a) de activiteiten van de organisatie moeten stroken met de basisbeginselen van het communautaire optreden op het gebied van jeugdzaken, en rekening houden met de in de bijlage vermelde prioriteiten;

b) de organisatie moet juridisch langer dan een jaar bestaan;

c) de organisatie moet op Europees niveau werkzaam zijn, hetzij alleen, hetzij binnen een of ander gecoördineerd verband, en haar structuur en activiteiten dienen een potentiele Unie-wijde uitwerking te hebben, dan wel ten minste acht van de in artikel 3 bedoelde landen, met inbegrip van de lidstaten, te bestrijken.

Artikel 3

Deelname van derde landen

1. Deelname aan acties van dit programma is mogelijk voor organisaties die gevestigd zijn in:

a) de toetredende staten die het Toetredingsverdrag van 16 april 2003 ondertekend hebben;

b) de landen van de EVA/EER, overeenkomstig de voorwaarden van de EER-overeenkomst;

c) Roemenië en Bulgarije, met dien verstande dat de deelnemingsvoorwaarden dienen te worden vastgesteld overeenkomstig de Europaovereenkomsten, de aanvullende protocollen bij die overeenkomsten en de besluiten van de respectieve associatieraden;

d) Turkije, met dien verstande dat de deelnemingsvoorwaarden dienen te worden vastgesteld overeenkomstig de Kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Republiek Turkije van 26 februari 2002 inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma's [8].

2. De deelname aan dit programma kan ook worden opengesteld voor organisaties gevestigd in de Balkanlanden die deelnemen aan het stabiliserings- en associatieproces voor de landen van Zuidoost-Europa [9] en voor organisaties gevestigd in bepaalde landen van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten [10], volgens met die landen overeen te komen voorwaarden en procedures.

Artikel 4

Selectie van begunstigden

Het programma omvat twee groepen begunstigden:

a) groep 1: exploitatiesubsidies worden direct verleend aan de begunstigden vermeld onder punt 2.1 van de bijlage;

b) groep 2: exploitatiesubsidies worden volgens de in de bijlage vastgelegde algemene criteria, na een oproep tot indiening van voorstellen, verleend voor permanente activiteiten van een organisatie die een doel nastreeft van algemeen Europees belang op het terrein van jeugdzaken.

Artikel 5

Verlenen van een subsidie

Bij het verlenen van subsidies uit hoofde van de verschillende acties van dit programma worden de bepalingen van het betreffende deel van de bijlage in acht genomen.

Artikel 6

Financiële bepalingen

1. De financiële middelen voor de uitvoering van dit programma voor de in artikel 1, lid 3, aangegeven periode worden vastgesteld op 13 miljoen EUR.

2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 7

Uitvoering

De Commissie is belast met de uitvoering van dit programma en brengt daarover regelmatig verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten, overeenkomstig het bepaalde in de bijlage.

Artikel 8

Toezicht en evaluatie

De Commissie legt uiterlijk op 31 december 2007 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de verwezenlijking van de doelstellingen van dit programma. Dit verslag is, onder meer, gebaseerd op een extern evaluatieverslag, dat uiterlijk eind 2006 beschikbaar moet zijn en waarin in ieder geval de relevantie en de algemene coherentie van het programma, de doelmatigheid van de uitvoering ervan (voorbereiding, selectie en uitvoering van de acties), en de algemene en individuele doelmatigheid van de acties (in termen van de verwezenlijking van de in artikel 1 en in de bijlage genoemde doelstellingen) beoordeeld worden.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 21 april 2004.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

D. Roche

[1] PB C 10 van 14.1.2004, blz. 18.

[2] Advies van het Europees Parlement van 6 november 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 22 december 2003 (PB C 72 E van 23.3.2004, blz. 10) en standpunt van het Europees Parlement van 10 maart 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 30 maart 2004.

[3] PB C 180 E van 31.7.2003, blz. 145.

[4] PB C 287 van 12.10.2001, blz. 1.

[5] PB C 168 van 13.7.2002, blz. 2.

[6] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[7] PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1. Akkoord laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2003/429/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 147 van 14.6.2003, blz. 25).

[8] PB L 61 van 2.3.2002, blz. 29.

[9] Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Albanië, Servië en Montenegro, Bosnië en Herzegovina, en Kroatië.

[10] Wit-Rusland, Moldavië, Russische Federatie, Oekraïne.

--------------------------------------------------

BIJLAGE

1. ONDERSTEUNDE ACTIVITEITEN

De in artikel 1 geformuleerde algemene doelstelling is gericht op versterking van de communautaire actie op het terrein van jeugdzaken en van de doelmatigheid van die actie, door middel van ondersteuning van organisaties die actief zijn op dit terrein.

Bij de activiteiten van jongerenorganisaties die kunnen bijdragen tot de versterking en de doelmatigheid van de communautaire actie gaat het met name om:

- het functioneren als spreekbuis voor en het behartigen van de belangen van jongeren in al hun verscheidenheid op communautair niveau;

- uitwisselingen van jongeren en vrijwilligerswerk;

- informele en niet-formele leer- en werkprogramma's;

- intercultureel leren en interculturele toenadering;

- discussies over Europese aangelegenheden en EU-beleid of jeugdbeleid;

- verspreiding van informatie over de communautaire actie;

- acties ter bevordering van participatie en initiatieven van jonge burgers.

Bij de voornaamste activiteiten van het Europees Jeugdforum gaat het met name om:

- vertegenwoordiging van jongeren bij de Europese Unie;

- coördinatie van de standpunten van de leden van het Forum ten overstaan van de Europese Unie;

- doorgeven van informatie over jeugdzaken aan de Europese instellingen;

- doorgeven van informatie van de Europese Unie aan nationale jeugdraden en niet-gouvernementele organisaties;

- stimuleren en vergemakkelijken van de participatie van jongeren in het democratisch bestel;

- bijdragen aan het nieuwe samenwerkingskader op het gebied van jeugdzaken waartoe op het niveau van de Europese Unie besloten is;

- medewerken aan de ontwikkeling van jongerenbeleid, jeugdwerk en opleidingsmogelijkheden, aan het doorgeven van informatie over jongeren en aan de ontwikkeling van representatieve structuren voor jongeren in geheel Europa;

- discussie over en bezinning op de jeugd in Europa en andere delen van de wereld en over de actie van de Europese Unie ten behoeve van jongeren.

2. UITVOERING VAN DE ONDERSTEUNDE ACTIVITEITEN

De activiteiten van organisaties die in aanmerking komen voor een communautaire subsidie uit hoofde van dit programma dienen onder een van de volgende programmaonderdelen te vallen.

Deel 1: Steun voor het Europees Jeugdforum

Uit hoofde van dit deel kunnen subsidies worden verleend ter ondersteuning van permanente activiteiten van het Europees Jeugdforum, een organisatie die een doel van algemeen Europees belang nastreeft en waarvan de leden de nationale jeugdraden en internationale niet-gouvernementele jongerenorganisaties zijn, met inachtneming van de volgende beginselen:

- onafhankelijkheid van het Europees Jeugdforum bij de selectie van zijn leden, waarbij wordt gezorgd voor een zo ruim mogelijke vertegenwoordiging van verschillende soorten jongerenorganisaties;

- autonomie van het Europees Jeugdforum bij de gedetailleerde bepaling van zijn activiteiten, met inachtneming van paragraaf 1.2;

- een zo groot mogelijke betrokkenheid bij de activiteiten van het Europees Jeugdforum van jongerenorganisaties die niet bij het Forum zijn aangesloten en van jongeren die geen lid zijn van een organisatie;

- een actieve bijdrage van het Europees Jeugdforum aan de politieke processen op Europees niveau die jongeren betreffen, met name door te reageren op verzoeken van de Europese instellingen wanneer deze het maatschappelijk middenveld willen raadplegen en door de standpunten van deze instellingen aan zijn leden uit te leggen;

- uitbreiding van het lidmaatschap van het Forum tot organisaties uit de in artikel 3 genoemde landen.

De uit hoofde van deel 1 voor subsidiëring in aanmerking komende uitgaven van het Europees Jeugdforum betreffen zowel de exploitatiekosten als de uitgaven voor het uitvoeren van zijn acties.

De aan het Europees Jeugdforum verleende subsidies mogen niet al zijn subsidiabele uitgaven voor het betreffende kalenderjaar dekken: minimaal 20 % van de begroting van het Forum moet uit andere dan communautaire bronnen worden medegefinancierd. Deze medefinanciering kan geheel of gedeeltelijk in natura plaatsvinden, op voorwaarde dat deze bijdrage niet hoger gewaardeerd wordt dan hetzij de feitelijke en in de boekhouding vastgelegde kosten, hetzij de algemeen aanvaarde kosten op de betreffende markt.

Overeenkomstig artikel 113, lid 2, van het Financieel Reglement wordt bij de aan het Europees Jeugdforum verleende subsidies voor de exploitatiekosten een uitzondering gemaakt op het degressiviteitsprincipe, omdat deze organisatie een doel van algemeen Europees belang nastreeft.

Gezien de noodzaak het voortbestaan van het Europees Jeugdforum te verzekeren, wordt bij de toewijzing van de middelen van het programma rekening gehouden met het volgende richtsnoer: de uit hoofde van deel 1 toegewezen middelen bedragen niet minder dan 2 miljoen EUR.

Aan het Jeugdforum kunnen subsidies worden verleend na ontvangst van een deugdelijk werkplan en budget. De subsidies kunnen in het kader van een partnerschapskaderovereenkomst met de Commissie op jaarbasis worden verleend.

Deel 2: Steun voor permanente activiteiten van organisaties die een doel van algemeen Europees belang nastreven op het terrein van jeugdzaken, dan wel een doelstelling die past in het kader van het beleid van de Europese Unie op dit gebied.

Uit hoofde van dit deel kunnen subsidies worden verleend ter ondersteuning van exploitatie- en administratiekosten van de bovengenoemde organisaties. Daarbij kan het gaan om:

a) organisaties zonder winstoogmerk die hun activiteiten uitsluitend ten behoeve van jongeren uitoefenen, of organisaties met een bredere doelstelling die een deel van hun activiteiten uitsluitend ten behoeve van jongeren uitoefenen; in beide gevallen dient de betreffende organisatie de jongeren te betrekken bij het beheer van die activiteiten;

b) representatieve Europese netwerken van organisaties zonder winstoogmerk die zich inzetten voor jongeren en hen bij het beheer van hun activiteiten betrekken.

Als ondersteuning voor de uitvoering van het permanente werkprogramma van een dergelijke organisatie kan een jaarlijkse exploitatiesubsidie worden verleend.

In het kader van deel 2 wordt bij de vaststelling van de exploitatiesubsidie alleen rekening gehouden met kosten die noodzakelijk zijn voor het goede verloop van de normale activiteiten van de geselecteerde organisatie, met name personeelskosten, algemene kosten (huur, andere kosten van huisvesting, uitrusting, kantoorbenodigdheden, telecommunicatie, portokosten, enz.), de kosten van interne vergaderingen en van publicaties, informatievoorziening en informatieverspreiding.

Een exploitatiesubsidie uit hoofde van deel 2 mag niet alle subsidiabele uitgaven van de organisatie voor het betreffende kalenderjaar dekken. Minimaal 20 % van de begroting van de organisaties in kwestie moet uit andere dan communautaire bronnen worden medegefinancierd. Het percentage van de medefinanciering wordt elk jaar aangegeven in de oproep tot het indienen van voorstellen. Deze medefinanciering kan geheel of gedeeltelijk in natura plaatsvinden, op voorwaarde dat deze bijdrage niet hoger gewaardeerd wordt dan hetzij de feitelijke en in de boekhouding vastgelegde kosten, hetzij de algemeen aanvaarde kosten op de betreffende markt.

Overeenkomstig artikel 113, lid 2, van het Financieel Reglement hebben aldus verleende exploitatiesubsidies in geval van verlenging een degressief karakter. Deze degressiviteit wordt toegepast met ingang van het derde jaar en bedraagt 2,5 % per jaar. Met het oog op de naleving van deze regel, die van toepassing is onverminderd de hierboven genoemde medefinancieringsregel, is het percentage van de communautaire medefinanciering dat overeenkomt met de subsidie voor een gegeven begrotingsjaar ten minste 2,5 procentpunt lager dan het percentage van de communautaire medefinanciering dat overeenkomt met de subsidie voor het voorafgaande begrotingsjaar.

Organisaties die een exploitatiesubsidie ontvangen uit hoofde van deel 2 worden geselecteerd op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen.

Met de aldus geselecteerde organisaties kunnen partnerschapskaderovereenkomsten worden gesloten voor de looptijd van het programma. De op deze kaderovereenkomsten gebaseerde specifieke subsidies worden verleend overeenkomstig de daarin bepaalde procedures.

In de kaderovereenkomsten mogen evenwel jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen voor bijkomende begunstigden niet worden uitgesloten.

Overgangsbepalingen

Voor de in 2004 toegekende subsidies kan het tijdvak voor subsidiëring op 1 januari 2004 van start gaan mits de desbetreffende uitgaven noch vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag, noch vóór het begin van het boekjaar van de begunstigde gedaan zijn.

In 2004 kan worden afgeweken van de verplichting dat de ondertekening van de subsidieovereenkomst uiterlijk binnen de eerste vier maanden na het begin van het boekjaar van de begunstigde moet plaatsvinden, zoals bepaald in artikel 112, lid 2, van het Financieel Reglement, voor begunstigden van wie het boekjaar voor 1 maart van het lopende jaar begint. In dit geval kunnen de subsidieovereenkomsten tot uiterlijk 30 juni 2004 worden ondertekend.

3. CRITERIA VOOR DE BEOORDELING VAN SUBSIDIEAANVRAGEN

De subsidieaanvragen worden beoordeeld in het licht van:

- de mate van overeenstemming met de doelstellingen van het programma;

- de kwaliteit van de geplande activiteiten;

- het van de activiteiten te verwachten multiplicatoreffect op jongeren;

- de geografische uitstraling van de activiteiten;

- de rol van jongeren in de structuren van de betreffende organisaties.

De Commissie biedt de aanvragers de mogelijkheid vormfouten binnen een bepaalde periode na indiening van de aanvraag te corrigeren.

4. TRANSPARANTIE

Elke begunstigde van een subsidie uit hoofde van een programmaonderdeel geeft op een in het oog springende plaats, zoals de startpagina van zijn website of het jaarverslag, aan dat hij subsidiegelden uit de begroting van de Europese Unie heeft ontvangen.

5. BEHEER VAN HET PROGRAMMA

De Commissie kan op basis van een kosten-batenanalyse besluiten om het beheer van het programma geheel of gedeeltelijk op te dragen aan een uitvoerend agentschap, conform artikel 55 van het Financieel Reglement. Zij kan ook een beroep doen op deskundigen of op andere vormen van technische of administratieve bijstand waarbij geen overheidstaken in het geding zijn. Deze bijstand kan worden verleend in het kader van specifieke dienstverleningscontracten. Bovendien kan de Commissie studies financieren en vergaderingen van deskundigen organiseren, als dat de uitvoering van het programma kan vergemakkelijken; voorts kan zij acties inzake informatie, publicatie en verspreiding ondernemen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het doel van het programma.

6. CONTROLES EN AUDITS

De begunstigde van een exploitatiesubsidie houdt alle bewijsstukken van uitgaven die zijn gedaan tijdens het jaar waarvoor de subsidie is verleend (met name het geverifieerde financiële overzicht), gedurende vijf jaar na de laatste betaling ter beschikking van de Commissie. De begunstigde van een exploitatiesubsidie zorgt ervoor dat eventuele bewijsstukken in het bezit van partners of leden ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

De Commissie heeft het recht om de aanwending van de subsidie te onderwerpen aan een audit die rechtstreeks wordt uitgevoerd door haar eigen personeel, dan wel door een bevoegde externe organisatie van haar keuze. Deze audits kunnen worden uitgevoerd tijdens de volledige looptijd van de overeenkomst, en tijdens een periode van vijf jaar vanaf de datum waarop het saldo van de subsidie is betaald. De auditresultaten kunnen er eventueel toe leiden dat de Commissie besluiten tot terugvordering neemt.

Het personeel van de Commissie en de door de Commissie gemachtigde externe personen hebben op passende wijze toegang tot met name de kantoren van de begunstigde, evenals tot alle noodzakelijke gegevens, ook in elektronische vorm, om deze audits tot een goed einde te brengen.

De Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) hebben dezelfde rechten als de Commissie, en met name het recht van toegang.

Om de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden te beschermen, is de Commissie krachtens Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad [1] gemachtigd in het kader van dit programma controles en verificaties ter plaatse uit te voeren. Eventueel voert het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) onderzoek uit overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad [2].

In gevallen waarin dit basisbesluit geen regelgeving bevat, zijn het Financieel Reglement en de bijbehorende uitvoeringsvoorschriften van toepassing.

[1] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

[2] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

--------------------------------------------------