32003R1185

Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad van 26 juni 2003 betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen

Publicatieblad Nr. L 167 van 04/07/2003 blz. 0001 - 0003


Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad

van 26 juni 2003

betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Volgens Verordening (EG) nr. 2371/02 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(3), garandeert het gemeenschappelijk landbouwbeleid een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen die voor duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied zorgen, en stelt de Raad communautaire maatregelen vast waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

(2) Vissen van de taxon Elasmobranchii, die haaien, vleten, roggen en verwante soorten omvat, zijn gewoonlijk erg kwetsbaar voor exploitatie door de kenmerken van hun levenscyclus. De meeste van deze soorten worden door communautaire vaartuigen vaak gevangen als bijvangst bij de gerichte visserij op soorten met een hogere waarde.

(3) De thans beschikbare wetenschappelijke gegevens, die meestal gebaseerd zijn op het onderzoek van vangstgegevens, wijzen erop dat vele haaienbestanden ernstig bedreigd zijn.

(4) In afwachting dat over de populatiedynamica van de haaienbestanden en hun reactie op exploitatie meer gegevens bekend zijn, die het mogelijk zouden maken om goed aangepaste en gedetailleerde beheersplannen op te stellen, zullen alle maatregelen die de uitbreiding van niet-duurzame visserijpraktijken voorkomen of leiden tot een minder intensieve exploitatie van haaien een gunstig effect hebben op hun instandhouding.

(5) De praktijk van "het vinnen" van haaien, waarbij de vinnen van de haaien worden afgesneden, terwijl de rest van het haaienlichaam overboord wordt gezet, kan leiden tot een buitensporige sterfte van haaien, in zodanige mate dat vele haaienbestanden sterk uitgedund zijn en dat hun voortbestaan wellicht bedreigd is.

(6) Er dienen dringend maatregelen te worden genomen om de uitbreiding van de praktijk van het vinnen van haaien te beperken of te voorkomen en het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen zou derhalve moeten worden verboden. Gezien de praktische moeilijkheden wat betreft het identificeren van de soorten aan de hand van afgesneden vinnen, zou dit verbod moeten gelden voor alle Elasmobranchii, behalve ten aanzien van het afsnijden van roggenvleugels.

(7) Het afsnijden van vinnen van dode haaien aan boord kan evenwel worden toegestaan indien dit gebeurt om alle delen van de haai beter te benutten, door de vinnen en de andere delen van de haai aan boord afzonderlijk te verwerken. Daartoe zou de vlaggenlidstaat, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1627/94 van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten(4), een speciaal visdocument, met bijbehorende voorwaarden, moeten afgeven en beheren.

(8) Om te garanderen dat alle overige delen van haaien aan boord worden gehouden na het afsnijden van de vinnen, moeten de kapiteins van vaartuigen die in het bezit zijn van een geldig speciaal visdocument, de hoeveelheden haaienvinnen en overige delen van haaien na het verwijderen van de ingewanden en de koppen registreren. Deze gegevens moeten in het logboek, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(5), of, in voorkomend geval, in een speciaal register worden bijgehouden.

(9) De problemen waartoe de praktijk van het vinnen van haaien aanleiding geeft, doen zich ook buiten de communautaire wateren voor. Het is gepast dat de Gemeenschap zich in dezelfde mate inzet voor de instandhouding van de bestanden in alle wateren. Deze verordening zou derhalve moeten gelden voor alle communautaire vaartuigen.

(10) Overeenkomstig het beginsel van de proportionaliteit is het voor het bereiken van het hoofddoel, namelijk de instandhouding van de haaienbestanden, noodzakelijk en wenselijk regels vast te stellen voor het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen. Deze verordening gaat niet verder dan noodzakelijk is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 3, van het Verdrag,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op afsnijden van haaienvinnen, het aan boord houden, overladen en het aanlanden van haaien of haaienvinnen:

1. door vaartuigen in maritieme wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van de lidstaten vallen;

2. door vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren of geregistreerd zijn in een lidstaat, in andere maritieme wateren.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. "haaienvinnen": vinnen van haaien, met inbegrip van staartvinnen, maar met uitzondering van de borstvinnen van roggen, die deel uitmaken van de roggenvleugels;

2. "haai": alle vissen van de taxon Elasmobranchii;

3. "speciaal visdocument": een voorafgaande machtiging tot vissen, die is afgegeven en wordt beheerd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1627/94.

Artikel 3

Verbodsbepalingen

1. Het is verboden haaienvinnen aan boord van vaartuigen af te snijden en haaienvinnen aan boord te houden, over te laden of aan te landen.

2. Het is verboden haaienvinnen die in strijd met de bepalingen van deze verordening zijn afgesneden, aan boord zijn gehouden, zijn overgeladen of aangeland, aan te kopen, te koop aan te bieden of te verkopen.

Artikel 4

Afwijking en begeleidende voorschriften

1. In afwijking van artikel 3, lid 1, en met inachtneming van de leden 2, 3, 4 en 5, kan worden toegestaan dat op vaartuigen die in het bezit zijn van een speciaal visdocument aan boord vinnen van dode haaien worden afgesneden en dat dergelijke vaartuigen haaienvinnen aan boord houden, overladen of aanlanden.

2. Een dergelijk speciaal visdocument wordt slechts afgegeven aan vissersvaartuigen waarvan is aangetoond dat zij in staat zijn alle delen van haaien te benutten en waar de noodzaak is aangetoond om haaienvinnen en de andere delen van haaien aan boord afzonderlijk te verwerken.

3. Het is verboden de overblijvende delen van de haaien, na het verwijderen van de haaienvinnen, terug in zee te gooien, behalve die delen welke het resultaat zijn van fundamentele bewerkingen zoals ontkoppen, ontdoen van ingewanden en villen.

4. Het gewicht van de van de vangst overgehouden vinnen mag nooit hoger zijn dan het theoretische gewicht van de vinnen dat zou overeenstemmen met de overblijvende delen van de haaien die zich aan boord bevinden, zijn overgeladen of aangeland.

5. Voor het controleren van de toepassing van lid 4 wordt de theoretische overeenstemming tussen de gewichten van de vinnen en de lichamen vastgesteld door de lidstaten, met inachtneming van het visserijtype, de soortensamenstelling en het type bewerking en opslag. In geen geval mag het theoretische gewicht van de vinnen 5 % van het levend gewicht van de haaienvangst overschrijden.

Artikel 5

Registers

1. De kapiteins van vaartuigen die in het bezit zijn van een geldig speciaal visdocument houden gegevens bij van het gewicht van de haaienvinnen en van dat van de andere delen van de haaien, die aan boord van hun vaartuig worden gehouden, worden overgeladen en worden aangeland.

Deze gegevens worden bijgehouden in het logboek dat is ingesteld bij artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2847/93. Voor vaartuigen waarvoor artikel 6, lid 1, van voornoemde verordening niet van toepassing is, moeten deze gegevens worden bijgehouden in een speciaal register dat wordt afgeleverd door de bevoegde instantie die het speciaal visdocument afgeeft.

Wanneer de haaienvangst niet in haar geheel wordt aangeland, vullen de kapiteins van vaartuigen steeds de logboekgegevens aan met geldige documenten inzake aanlandingen, overladingen en verkopen van haaienvinnen of overblijvende delen van haaien.

De lidstaten bepalen welke soorten documenten zij hiervoor geldig achten en controleren systematisch de logboekgegevens.

2. Ter vergemakkelijking van de controle op aanlandingen door de havenautoriteiten en op de in lid 1 bedoelde documenten stellen de kapiteins van vaartuigen of hun vertegenwoordigers die in het bezit zijn van een geldig speciaal visdocument en voornemens zijn haaienvinnen of overblijvende delen van haaien buiten communautaire havens aan te voeren, de autoriteiten van de vlaggenstaat en de bevoegde autoriteiten van de staat waarvan zij havens of aanvoerplaatsen wensen te gebruiken minimaal 72 uur voor de geschatte tijd van aankomst in de haven, in kennis van de aan boord gehouden vangsten, de voor aanvoer bedoelde vangsten en de tijd van hun aankomst in de haven.

Artikel 6

Herziening

1. De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk 1 mei een volledig jaarverslag over de uitvoering van deze verordening gedurende het voorgaande jaar. Het verslag beschrijft het toezicht op de naleving van vaartuigen van de eisen van artikel 3, 4 en 5 en vermeldt met name het aantal speciale vergunningen, de technische grondslag voor het vaststellen van de theoretische overeenstemming van de gewichten van de vinnen en de lichamen alsmede de gegevens die in het kader van het toezicht op het afzonderlijk aanlanden van vinnen en lichamen als geldig worden aanvaard.

2. Nadat de lidstaten uiterlijk 1 januari 2006 hun tweede jaarverslag hebben ingediend, brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over het functioneren van deze verordening en over de internationale ontwikkelingen op dit gebied en stelt zij indien nodig wijzigingen van deze verordening voor. Wanneer de voorgestelde wijzigingen betrekking hebben op de theoretische overeenstemming van de gewichten van de vinnen en de lichamen, wordt bij deze wijzigingen rekening gehouden met het advies van het Wetenschappelijk, technisch en economisch comité voor de visserij.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zestigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 26 juni 2003.

Voor de Raad

De voorzitter

G. Drys

(1) PB C 331 E van 31.12.2002, blz. 121.

(2) Advies uitgebracht op 27 maart 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(4) PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.

(5) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).