32003L0054

Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG - Verklaringen met betrekking tot ontmantelings- en afvalbeheeractiviteiten

Publicatieblad Nr. L 176 van 15/07/2003 blz. 0037 - 0056


Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 26 juni 2003

betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 47, lid 2, artikel 55 en artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,(2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit(4) heeft aanzienlijk bijgedragen tot de totstandkoming van de interne markt voor elektriciteit.

(2) Uit de ervaring die met de uitvoering van deze richtlijn is opgedaan, blijkt dat de interne markt voor elektriciteit voordelen kan opleveren in de vorm van verbeterde efficiëntie, prijsverlagingen, kwalitatief betere dienstverlening en toegenomen concurrentie. Er zijn evenwel nog belangrijke tekortkomingen en mogelijkheden tot verbetering van de werking van de markt, met name dienen concrete maatregelen te worden genomen om te zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden op het niveau van de elektriciteitsproductie en het beperken van het risico van marktdominantie en marktondermijnend gedrag, het zorgen voor niet-discriminerende transmissie- en distributietarieven doordat toegang tot het net wordt verleend op basis van tarieven die gepubliceerd worden voordat ze in werking treden, en het zorgen voor de bescherming van de rechten van kleine en kwetsbare afnemers en het verstrekken van informatie over de brandstoffen die voor de elektriciteitsopwekking worden gebruikt en het verwijzen naar - waar beschikbaar - informatiebronnen over de milieueffecten daarvan.

(3) Tijdens zijn bijeenkomst van 23 en 24 maart 2000 in Lissabon heeft de Europese Raad gevraagd om een snelle voortgang van de voltooiing van de interne markt voor de elektriciteits- en gassector en om een versnelling van de liberalisering in deze sectoren met het oog op de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt op deze gebieden. In zijn resolutie van 6 juli 2000 over het tweede verslag van de Commissie betreffende de stand van de liberalisering van de energiemarkten heeft het Europees Parlement de Commissie verzocht een gedetailleerd tijdschema vast te leggen voor de verwezenlijking van nauwkeurig omschreven doelstellingen met het oog op een geleidelijke maar volledige liberalisering van de energiemarkt.

(4) Met de rechten die de Europese burgers in het EG-Verdrag worden gegarandeerd op het gebied van het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van dienstverlening en de vrijheid van vestiging, is evenwel alleen een volledig opengestelde markt in overeenstemming waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle aanbieders vrijelijk aan hun klanten leveren.

(5) De voornaamste hinderpalen voor de totstandbrenging van een volledig operationele en competitieve interne markt betreffen o.a. de toegang tot het net, de nettarifering en een van lidstaat tot lidstaat uiteenlopende mate van openstelling van de markt.

(6) Voor een goed werkende concurrentie is vereist dat de toegang tot het net niet discriminerend en transparant is en tegen redelijke prijzen kan geschieden.

(7) Voor de voltooiing van de interne elektriciteitsmarkt is niet-discriminerende toegang tot het netwerk van de transport- of de distributienetbeheerder van het grootste belang. Een transport- of distributienetbeheerder kan een of meer bedrijven omvatten.

(8) Met het oog op een efficiënte en niet-discriminerende toegang tot het netwerk moeten de distributie- en transmissiesystemen, in het geval van verticaal geïntegreerde elektriciteitsbedrijven, door juridisch gescheiden entiteiten worden beheerd. De Commissie beoordeelt maatregelen van gelijke werking die door de lidstaten zijn opgesteld om deze doelstelling te bereiken en zij dient, in voorkomend geval, voorstellen tot wijziging van de onderhavige richtlijn in. Ook moeten transmissie- en distributiesysteembeheerders over effectieve bevoegdheden beschikken om besluiten te nemen met betrekking tot de voor het onderhoud en het beheer en de ontwikkeling van de netwerken benodigde activa wanneer deze activa eigendom zijn van en geëxploiteerd worden door verticaal geïntegreerde bedrijven.

Het is noodzakelijk dat de onafhankelijkheid van de distributie- en transmissiesysteembeheerders wordt gewaarborgd, met name voor wat de productie- en leveringsbelangen betreft. Derhalve dienen onafhankelijke beheerstructuren tussen distributie- en transmissiesysteembeheerders en eventuele productie/leveringsbedrijven te worden gecreëerd.

(9) In geval van kleine netten kan het voorkomen dat de ondersteunende diensten moeten worden verzorgd door transportnetbeheerders waaraan het kleine net gekoppeld is.

(10) Bij deze richtlijn worden geen eigendomsvraagstukken geregeld, doch er wordt aan herinnerd dat, indien een bedrijf dat transport of distributie verricht qua rechtsvorm onderscheiden is van de bedrijven die productie- en/of leveringsdiensten verrichten, de aangewezen netbeheerder het bedrijf kan zijn dat de infrastructuur bezit.

(11) Teneinde kleine distributiebedrijven geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, dienen de lidstaten, waar nodig, in staat te zijn deze bedrijven te ontheffen van de wettelijke scheidingsvoorschriften inzake distributie.

(12) Vergunningsprocedures mogen niet leiden tot een administratieve belasting die niet in verhouding staat tot de grootte en het potentiële effect van de elektriciteitsproducenten.

(13) Verder dienen nog maatregelen te worden getroffen om te zorgen voor transparante, voorspelbare en niet-discriminerende tarieven voor de netwerktoegang. Deze tarieven moeten op een niet-discriminerende basis voor alle netgebruikers gelden.

(14) Teneinde het voor een in een lidstaat gevestigd elektriciteitsbedrijf makkelijker te maken om contracten te sluiten voor de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers in een andere lidstaat, dienen de lidstaten of de nationale regelgevende instanties te werken aan de totstandbrenging van homogenere voorwaarden en een gelijke mate van keuzevrijheid op de hele interne markt.

(15) De aanwezigheid van een efficiënte regelgeving, die door een of meer nationale regelgevende instanties wordt uitgevoerd, vormt een belangrijk aspect bij het waarborgen van niet-discriminerende toegang tot het net. De lidstaten specificeren de taken en de administratieve en andere bevoegdheden van de regelgevende instanties. Het is van belang dat de regelgevende instanties in alle lidstaten over dezelfde minimumbevoegdheden beschikken. Deze instanties moeten ten minste bevoegd zijn om de tarieven, of ten minste de methoden voor de berekening van transport- en distributietarieven vast te stellen of goed te keuren. Om onzekerheid te voorkomen en kostbare en tijdrovende geschillen te vermijden moeten deze tarieven worden gepubliceerd voordat ze in werking treden.

(16) De Commissie heeft meegedeeld dat zij van plan is een groep van Europese regelgevende instanties voor elektriciteit en gas in het leven te roepen als een geëigend adviesmechanisme voor bevordering van de samenwerking en de coördinatie van de nationale regelgevende instanties, teneinde de ontwikkeling van de interne markt voor elektriciteit en gas te bevorderen en bij te dragen aan de consistente toepassing in alle lidstaten van de bepalingen als bedoeld in de onderhavige richtlijn, Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG(5) en Verordening (EG) nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit(6).

(17) Om ervoor te zorgen dat alle marktdeelnemers, waaronder nieuwe deelnemers, daadwerkelijk toegang tot de markt hebben, dient te worden voorzien in niet-discriminerende balanceringsmechanismen die de kosten correct weerspiegelen. Zodra de elektriciteitsmarkt voldoende transparant is, dient dit te worden verwezenlijkt door de invoering van transparante, op de markt gebaseerde mechanismen voor de levering en aankoop van de hoeveelheden elektriciteit die nodig zijn in het kader van de balanceringsvoorschriften. Bij gebreke van een dergelijke transparante markt dienen de nationale regelgevende instanties een actieve rol te spelen om te garanderen dat de balanceringstarieven niet-discriminerend zijn en een correcte weerspiegeling van de kosten vormen. Tegelijkertijd dienen passende stimuleringsmaatregelen te worden vastgesteld om de input en output van elektriciteit op elkaar af te stemmen en het systeem niet in gevaar te brengen.

(18) De nationale regelgevende instanties moeten in staat zijn de tarieven of de methoden voor de berekening van de tarieven, vast te stellen of goed te keuren op basis van een voorstel van de transportnetbeheerder, van de distributienetbeheerder(s), dan wel op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze netbeheerder(s) en de gebruikers van het net. Bij de uitvoering van deze taken dienen de nationale regelgevende instanties ervoor te zorgen dat de transport- en distributietarieven niet discriminerend zijn en een juiste weerspiegeling van de kosten vormen, en rekening te houden met de marginale op lange termijn vermeden netwerkkosten als gevolg van gedecentraliseerde productie en maatregelen inzake vraagzijdebeheer.

(19) Ter wille van de eerlijkheid, het concurrentievermogen en, indirect, het scheppen van werkgelegenheid moeten de volledige handel- en industriesector in de Gemeenschap, en met name ook het midden- en kleinbedrijf, alsmede alle burgers van de Gemeenschap, die de economische voordelen van de interne markt genieten, ook kunnen profiteren van een hoge mate van consumentenbescherming, en met name huishoudens, en indien de lidstaten dit passend achten, moeten kleine bedrijven ook kunnen profiteren van garanties inzake openbare dienstverlening, in het bijzonder op het gebied van de continuïteit van de energievoorziening en redelijke tarieven.

(20) Afnemers van elektriciteit moeten hun leverancier vrijelijk kunnen kiezen. De voltooiing van de interne elektriciteitmarkt moet echter worden aangepakt in fasen, zodat de industrie zich kan aanpassen en kan zorgen voor passende maatregelen en netten om de belangen van de afnemers te beschermen en deze een echt en daadwerkelijk recht van keuze van leverancier te waarborgen.

(21) Een progressieve openstelling van de markt tot volledige concurrentie moet de verschillen tussen de lidstaten geleidelijk opheffen. Transparantie en zekerheid bij de uitvoering van deze richtlijn moeten gewaarborgd zijn.

(22) Bijna alle lidstaten hebben ervoor gekozen concurrentie op de markt voor elektriciteitproductie te waarborgen door middel van een transparante vergunningsprocedure. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid hebben bij te dragen tot de voorzieningszekerheid door middel van een aanbestedingsprocedure of een gelijkwaardige procedure, ingeval met de vergunningsprocedure niet voldoende stroomproductiecapaciteit wordt opgebouwd. De lidstaten moeten in het belang van de milieubescherming en de bevordering van opkomende nieuwe technieken de mogelijkheid hebben een aanbesteding voor nieuwe capaciteit uit te schrijven, op basis van gepubliceerde criteria. Nieuwe capaciteit omvat onder meer hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling.

(23) In het belang van de voorzieningszekerheid moet het evenwicht tussen vraag en aanbod in de afzonderlijke lidstaten worden bewaakt, waarbij verslag moet worden uitgebracht over de situatie op het niveau van de Gemeenschap, met inachtneming van de interconnectiecapaciteit tussen de verschillende regio's. Met dergelijk toezicht moet tijdig genoeg een begin worden gemaakt, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen indien de voorzieningszekerheid in gevaar komt. Bouw plus onderhoud van de noodzakelijke netwerkinfrastructuur, met inbegrip van interconnectiecapaciteit, dient ertoe bij te dragen dat een stabiele elektriciteitsvoorziening gewaarborgd is. De aanleg en het onderhoud van de nodige netwerkinfrastructuur, waaronder koppelingscapaciteit en gedecentraliseerde elektriciteitsopwekking, zijn belangrijke elementen voor het waarborgen van een stabiele elektriciteitsvoorziening.

(24) De lidstaten moeten huishoudelijke afnemers, en, indien zij dat dienstig achten, kleine ondernemingen, het recht garanderen om tegen duidelijk vergelijkbare, transparante en redelijke prijzen van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit te worden voorzien. Teneinde de handhaving van de hoge normen van de openbare dienstverlening in de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijden in kennis worden gesteld van alle door de lidstaten genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijden een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbare dienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken. De lidstaten dienen de nodige maatregelen te nemen om kwetsbare afnemers in de context van de interne elektriciteitsmarkt te beschermen. Die maatregelen kunnen verschillen naar gelang van de bijzondere omstandigheden in de betrokken lidstaat, en kunnen specifieke maatregelen omvatten in verband met de betaling van elektriciteitsrekeningen of meer algemene maatregelen in het kader van het socialezekerheidsstelsel. Indien een universele dienst ook aan het midden- en kleinbedrijf wordt verstrekt, kunnen de maatregelen om te waarborgen dat die universele dienst wordt verstrekt, verschillen naar gelang het huishoudens dan wel het midden- en kleinbedrijf betreft.

(25) De Commissie heeft meegedeeld dat zij van plan is met name initiatieven te ontplooien ten aanzien van de reikwijdte van de etiketteringsvoorschriften en met name m.b.t. de wijze waarop informatie over de gevolgen voor het milieu tenminste wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen op een transparante, gemakkelijk toegankelijke en vergelijkbare manier in de gehele Europese Unie beschikbaar kan worden gesteld, alsook m.b.t. de wijze waarop de in de lidstaten genomen maatregelen ter controle op de nauwkeurigheid van de door de leveranciers verstrekte informatie kan worden gestroomlijnd.

(26) Naleving van de eisen inzake openbaredienstverlening is een fundamentele eis van deze richtlijn, en het is belangrijk dat in deze richtlijn gemeenschappelijke, door alle lidstaten nageleefde minimumnormen worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen op het gebied van consumentenbescherming, voorzieningszekerheid, milieubescherming en gelijkwaardige mededingingsniveaus in alle lidstaten. Het is belangrijk dat de voorschriften inzake openbare dienstverlening op nationale basis kunnen worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de nationale omstandigheden en met inachtneming van de Gemeenschapswetgeving.

(27) De lidstaten kunnen een achtervangleverancier aanwijzen. Die leverancier kan de verkoopafdeling zijn van een verticaal geïntegreerd bedrijf dat ook een distributiefunctie heeft, mits de scheidingsvoorschriften van deze richtlijn worden nageleefd.

(28) De maatregelen van de lidstaten om de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang te verwezenlijken kunnen met name adequate economische stimulansen behelzen, waarbij, indien nodig, alle bestaande nationale en communautaire instrumenten worden gebruikt. Tot die instrumenten kunnen ook aansprakelijkheidsmechanismen, die de nodige investeringen moeten garanderen, behoren.

(29) Voorzover de door de lidstaten genomen maatregelen ter vervulling van openbaredienstverplichtingen, steunmaatregelen van de staten, in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vormen, moeten zij overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag ter kennis van de Commissie worden gebracht.

(30) De eis de Commissie in kennis te stellen van een weigering tot het verlenen van een vergunning voor de bouw van nieuwe productiecapaciteit is een onnodige administratieve last gebleken en dient derhalve te vervallen.

(31) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag, kunnen de doelstellingen van het voorgestelde optreden, te weten de totstandbrenging van een volledig operationele interne elektriciteitmarkt die door eerlijke concurrentie wordt gekenmerkt, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, zodat zij wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel van genoemd artikel 5 gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te bereiken.

(32) In het licht van de ervaring met de werking van Richtlijn 90/547/EEG van de Raad van 29 oktober 1990 betreffende de doorvoer van elektriciteit via de hoofdnetten(7), dienen er maatregelen te worden genomen die homogene en niet-discriminerende toegangsregelingen voor transport waarborgen, met inbegrip van de grensoverschrijdende elektriciteitsstromen tussen de lidstaten. Teneinde homogeniteit in de behandeling van de toegang tot de elektriciteitsnetten te waarborgen, ook in het geval van doorvoer, moet die richtlijn worden ingetrokken.

(33) Gezien de omvang van de wijzigingen in Richtlijn 96/92/EG is het omwille van de duidelijkheid en de logica wenselijk dat de betrokken bepalingen opnieuw worden geformuleerd.

(34) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Werkingssfeer

Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de productie, de transmissie, de distributie en de levering van elektriciteit. De richtlijn regelt de organisatie en de werking van de elektriciteitssector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor aanbestedingen, de verlening van vergunningen en het beheer van netten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. "productie": productie van elektriciteit;

2. "producent": natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit produceert;

3. "transport": transport van elektriciteit langs het extrahoogspannings- en hoogspanningskoppelnet met het oog op de levering ervan aan eindafnemers of distributiemaatschappijen, de levering zelf niet inbegrepen;

4. "transportnetbeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, zo nodig, de ontwikkeling van het transportnet en, indien van toepassing, de koppeling met andere netten, en die ervoor moet zorgen dat het net op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport van elektriciteit;

5. "distributie": transport van elektriciteit langs hoog-, midden- en laagspanningsdistributienetten met het oog op de levering aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

6. "distributienetbeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, zo nodig, de ontwikkeling van het distributienet en, indien van toepassing, de koppeling met andere netten, en die ervoor moet zorgen dat het net op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van elektriciteit;

7. "afnemer": grootafnemer of eindafnemer van elektriciteit;

8. "grootafnemer": natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt voor doorverkoop binnen of buiten het net waarop hij aangesloten is;

9. "eindafnemer": afnemer die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;

10. "huishoudelijke afnemer": afnemer die elektriciteit koopt voor eigen huishoudelijk gebruik, en niet voor commerciele of professionele activiteiten;

11. "niet-huishoudelijke afnemer": natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt die niet voor eigen huishoudelijk gebruik is bestemd; onder dit begrip vallen tevens producenten en grootafnemers;

12. "in aanmerking komende afnemer": afnemer die vrij is om elektriciteit te kopen bij de leverancier van zijn keuze, in de zin van artikel 21 van deze richtlijn;

13. "koppellijnen": uitrusting om elektriciteitsnetten onderling te koppelen;

14. "koppelnet": een aantal transport- en distributienetten die door middel van één of meer koppellijnen met elkaar zijn verbonden;

15. "directe lijn": een elektriciteitslijn die een geïsoleerde productielocatie met een geïsoleerde afnemer verbindt, of een elektriciteitslijn die een elektriciteitsproducent en een elektriciteitsleverancier met elkaar verbindt om hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en in aanmerking komende afnemers direct te bevoorraden;

16. "economische rangorde": een aan de hand van economische criteria bepaalde rangorde van bronnen voor de levering van elektriciteit;

17. "ondersteunende diensten": diensten die nodig zijn voor de exploitatie van een transport- of distributienet;

18. "netgebruiker": natuurlijke persoon of rechtspersoon die als leverancier of verbruiker op een transport- of distributienet is aangesloten;

19. "levering": verkoop, wederverkoop daaronder begrepen, van elektriciteit aan afnemers;

20. "geïntegreerd elektriciteitsbedrijf": verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;

21. "verticaal geïntegreerd bedrijf": bedrijf of groep van bedrijven waarvan de onderlinge betrekkingen gedefinieerd zijn in artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen(8), en waarbij het betrokken bedrijf/de betrokken groep ten minste één van de taken in de vorm van transport of distributie en ten minste één van de taken in de vorm van productie of levering van elektriciteit verricht;

22. "verwant bedrijf": een verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van de zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 44, lid 2, onder g)(9) van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening(10), en/of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, lid 1, van die richtlijn, en/of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

23. "horizontaal geïntegreerd bedrijf": bedrijf dat tenminste één van de taken in de vorm van productie voor de verkoop, transport, distributie of levering van elektriciteit, en daarnaast een niet op het gebied van elektriciteit liggende activiteit verricht;

24. "aanbestedingsprocedure": procedure waarmee in geplande nieuwe behoeften en vervangingscapaciteit wordt voorzien door leveringen uit nieuwe of bestaande productie-installaties;

25. "planning op lange termijn": planning van de behoeften aan investeringen in productie-, transport- en distributiecapaciteit op lange termijn, om aan de vraag naar elektriciteit van het net te voldoen en de levering aan de afnemers zeker te stellen;

26. "klein geïsoleerd net": net met een verbruik van minder dan 3000 GWh in 1996 en waarvan minder dan 5 % van het jaarverbruik via koppeling aan andere netten wordt verkregen;

27. "geïsoleerd micronet": net met een verbruik van minder dan 500 GWh in 1996, zonder koppeling met andere netten;

28. "veiligheid": zowel de zekerheid van de levering en de voorziening van elektriciteit als de technische beveiliging;

29. "energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer": een algemene of geïntegreerde aanpak die erop gericht is de omvang en de timing van het elektriciteitsverbruik te beïnvloeden teneinde het primaire energieverbruik en piekbelastingen te verminderen door voorrang te geven aan investeringen in energie-efficiëntiebevorderende maatregelen of andere maatregelen, zoals onderbreekbare leveringscontracten, in plaats van aan investeringen om de productiecapaciteit te verhogen, indien de eerstgenoemde maatregelen de doelmatigste en meest economische optie vormen, mede gelet op het positieve milieueffect van een lager energieverbruik en de daarmee verband houdende aspecten met betrekking tot de voorzieningszekerheid en de distributiekosten;

30. "hernieuwbare energiebronnen": hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen (wind, zon, geothermische warmte, golfslag, getij, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen);

31. "plaatselijke elektriciteitsproductie": productie-installaties die aangesloten zijn op het distributienet.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE REGELS VOOR DE ORGANISATIE VAN DE SECTOR

Artikel 3

Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer

1. De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat elektriciteitsbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van een concurrerende, zekere en ecologisch duurzame elektriciteitsmarkt; wat de rechten en plichten betreft, mogen zij deze bedrijven niet verschillend behandelen.

2. Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan elektriciteitsbedrijven openbaredienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de veiligheid, waaronder zowel de voorzieningszekerheid als de regelmaat, de kwaliteit en de prijs van de leveringen zijn begrepen, alsmede op de bescherming van het milieu, met inbegrip van energie-efficiëntie en bescherming van het klimaat. Deze verplichtingen moeten duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar zijn en voor EU-elektriciteitsbedrijven een gelijke toegang tot nationale consumenten waarborgen. Met betrekking tot voorzieningszekerheid en energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer, alsmede ter verwezenlijking van milieudoelstellingen in de zin van dit lid, kunnen de lidstaten gebruik maken van planning op lange termijn, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het net wensen.

3. De lidstaten waarborgen dat alle huishoudelijke afnemers en, indien zij dat dienstig achten, kleine ondernemingen, namelijk ondernemingen die minder dan 50 personen in dienst hebben en een jaaromzet of een financiële balans van ten hoogste 10 miljoen EUR, aanspraak kunnen maken op universele dienstverlening, dat wil zeggen het recht op levering van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit tegen redelijke, eenvoudig en duidelijk vergelijkbare en doorzichtige prijzen op hun grondgebied. Om de universele dienstverlening te waarborgen, kunnen de lidstaten een noodleverancier aanwijzen. De lidstaten verplichten distributiebedrijven om afnemers op hun netwerk aan te sluiten overeenkomstig de voorwaarden en tarieven die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 23, lid 2. Deze wetgeving mag de lidstaten er geenszins van weerhouden om de marktpositie van de binnenlandse kleine en middelgrote verbruikers te versterken door de mogelijkheden van vrijwillige gezamenlijke vertegenwoordiging voor deze groep consumenten te verbeteren.

Aan bovenstaande alinea wordt uitvoering gegeven op transparante en niet-discriminerende wijze, en vormt geen belemmering voor de in artikel 21 voorgeschreven openstelling van de markt.

4. Indien een lidstaat financiële compensatie, andere vormen van compensatie en exclusieve rechten voor het nakomen van de in de leden 2 en 3 bedoelde verplichtingen verleent, geschiedt dat op een niet-discriminerende en transparante wijze.

5. De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers, met inbegrip van maatregelen om hen te helpen voorkomen dat de voorziening wordt onderbroken. In dit verband kunnen de lidstaten maatregelen nemen om eindafnemers in afgelegen gebieden te beschermen. Zij waarborgen een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractvoorwaarden, De lidstaten zorgen ervoor dat een in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft op een nieuwe leverancier over te stappen. Wat ten minste de huishoudelijke afnemers betreft, omvatten deze maatregelen de in bijlage A beschreven maatregelen.

6. De lidstaten zien erop toe dat elektriciteitsleveranciers op of bij de rekeningen en in promotiemateriaal dat voor de eindafnemers is bestemd, de volgende informatie verstrekken:

a) het aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix die de leverancier in het voorgaande jaar heeft gebruikt;

b) ten minste verwijzingen naar de bestaande referentiebronnen, zoals webpagina's, waar voor het publiek toegankelijke informatie beschikbaar is over de gevolgen voor het milieu ten minste wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen geproduceerd door de totale brandstofmix van de leverancier gedurende het voorafgaande jaar.

Voor elektriciteit die is verkregen via elektriciteitsuitwisseling of ingevoerd van een buiten de Europese Unie gelegen onderneming, kunnen door de elektriciteitsbeurs of de betrokken onderneming verstrekte geaggregeerde cijfers over het voorgaande jaar worden gebruikt.

De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de overeenkomstig dit artikel door leveranciers aan klanten verstrekte informatie, betrouwbaar is.

7. De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, milieubescherming, waarbij onder meer maatregelen betreffende energie-efficiëntie en vraagbeheersing en ter bestrijding van klimaatverandering kunnen worden genomen, alsmede inzake voorzieningszekerheid. Bij deze maatregelen kan het met name gaan om het verstrekken van toereikende economische stimulansen, in voorkomend geval met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief koppelingscapaciteit.

8. De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen van de artikelen 6, 7, 20 en 22 niet toe te passen, voor zover de toepassing daarvan zou verhinderen dat de elektriciteitsbedrijven zich rechtens of feitelijk van de hun in het algemeen economisch belang opgelegde verplichtingen kwijten en mits de ontwikkeling van het handelsverkeer niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Gemeenschap. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer mededinging met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.

9. De lidstaten delen de Commissie in het verlengde van de uitvoering van deze richtlijn alle maatregelen mee die zijn vastgesteld om aan de verplichtingen inzake universele dienstverlening en openbare dienstverlening te voldoen, met inbegrip van consumentenbeschermings- en milieubeschermingsmaatregelen, alsmede de mogelijke gevolgen van die maatregelen voor de nationale en internationale mededinging, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van deze richtlijn vereisen. Zij delen de Commissie vervolgens om de twee jaar alle wijzigingen van de maatregelen mede, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van deze richtlijn vereisen.

Artikel 4

Toezicht op de voorzieningszekerheid

De lidstaten zorgen voor toezicht op aangelegenheden betreffende de voorzieningszekerheid. Wanneer de lidstaten zulks nodig achten, kunnen zij deze taak toevertrouwen aan de in artikel 23, lid 1, bedoelde regelgevende instanties. Dit toezicht slaat met name op het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag, geplande of in aanbouw zijnde extra capaciteit die wordt overwogen, en de kwaliteit en het niveau van het onderhoud van de netten, alsmede maatregelen in geval van piekbelasting of in gebreke blijven van een of meer leveranciers. De bevoegde autoriteiten publiceren om de twee jaar uiterlijk op 31 juli een verslag over de bevindingen die het toezicht op deze aangelegenheden heeft opgeleverd, alsmede de getroffen of overwogen maatregelen met betrekking tot deze aangelegenheden, en zenden dit verslag onverwijld naar de Commissie.

Artikel 5

Technische voorschriften

De lidstaten dragen zorg voor de opstelling van technische veiligheidscriteria en de bekendmaking van technische voorschriften met de minimumeisen waaraan op het gebied van technisch ontwerp en exploitatie moet worden voldaan voor de aansluiting op het net van productie-installaties, distributienetten, uitrusting van direct aangesloten afnemers, koppellijnencircuits en directe lijnen. Die technische voorschriften moeten de interoperabiliteit van de netwerken garanderen en objectief en niet-discriminerend zijn. Zij worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften(11).

HOOFDSTUK III

PRODUCTIE

Artikel 6

Vergunningsprocedure

1. Voor de bouw van nieuwe productiecapaciteit voeren de lidstaten een vergunningsprocedure in die aan de hand van objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria wordt toegepast.

2. De lidstaten stellen de criteria voor de verlening van bouwvergunningen voor productiecapaciteit op hun grondgebied vast. Deze criteria kunnen betrekking hebben op:

a) de veiligheid en de bedrijfszekerheid van het elektriciteitsnet, de installaties en de bijbehorende uitrusting;

b) de bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid;

c) de bescherming van het milieu;

d) ruimtelijke ordening en locatie;

e) gebruik van grond met een openbare bestemming;

f) energie-efficiëntie;

g) de aard van de primaire energiebronnen;

h) de bijzondere kenmerken van de aanvrager, zoals technische, economische en financiële capaciteit;

i) de naleving van de maatregelen die krachtens artikel 3 zijn genomen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat er bij de vergunningsprocedures voor kleine en/of plaatselijke elektriciteitsproductie rekening gehouden wordt met hun beperkte grootte en potentiële effect.

4. De vergunningsprocedures en de criteria worden gepubliceerd. De aanvragers worden op de hoogte gesteld van de redenen tot weigering van een vergunning. De redenen moeten objectief en niet-discriminerend zijn, op goede gronden berusten en naar behoren worden gestaafd. Beroep moet voor de aanvrager mogelijk zijn.

Artikel 7

Aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit

1. De lidstaten zorgen er in het belang van de voorzieningszekerheid voor dat in nieuwe capaciteit of maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer kan worden voorzien door middel van een aanbestedingsprocedure of een procedure die inzake transparantie en non-discriminatie gelijkwaardig is, op basis van gepubliceerde criteria. Een aanbestedingsprocedure kan echter alleen worden ingeleid indien de op basis van de vergunningsprocedure te bouwen productiecapaciteit of te nemen maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer niet voldoende zijn om voorzieningszekerheid te waarborgen.

2. De lidstaten kunnen in het belang van de milieubescherming en de bevordering van opkomende technologieën voorzien in de mogelijkheid om een aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit te beginnen op basis van gepubliceerde criteria. Deze aanbesteding kan betrekking hebben op nieuwe capaciteit of op maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer. Een aanbestedingsprocedure kan echter alleen worden gestart indien de op basis van de vergunningsprocedure te bouwen productiecapaciteit of te nemen maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer niet voldoende zijn om deze doelstellingen te bereiken.

3. De aanbestedingsprocedure voor de bouw van productiecapaciteit en voor maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer wordt ten minste zes maanden vóór de uiterste inschrijvingsdatum in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Het bestek wordt ter beschikking gesteld van ieder geïnteresseerd elektriciteitsbedrijf dat gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat, en wel zo dat het voldoende tijd heeft om in te schrijven.

Om transparantie en non-discriminatie te waarborgen, bevat het bestek een gedetailleerde beschrijving van de specificaties van het contract, de procedure die alle inschrijvers moeten volgen, alsmede een complete lijst van de criteria die bepalend zijn voor de selectie van de kandidaten en de gunning, waaronder stimulansen, zoals subsidies, die onder het bestek vallen. De specificaties kunnen ook betrekking hebben op de gebieden, bedoeld in artikel 6, lid 2.

4. Wanneer de aanbesteding betrekking heeft op de vereiste productiecapaciteit, moeten daarin ook de inschrijvingen in aanmerking worden genomen met lange-termijnwaarborgen voor de levering van elektriciteit uit bestaande productie-eenheden, mits daarmee bijkomende behoeften kunnen worden gedekt.

5. De lidstaten wijzen een autoriteit of een openbare instantie, dan wel een van de elektriciteitsproductie-, -transmissie-, -distributie- en -leveringsactiviteiten onafhankelijke privaatrechtelijke instantie aan, die de in artikel 23, lid 1, bedoelde regelgevende instantie kan zijn, die verantwoordelijk is voor de organisatie van en het toezicht en de controle op de aanbestedingsprocedure, bedoeld in de leden 1 tot en met 4. Wanneer een transmissienetbeheerder, wat de eigendom betreft, volledig onafhankelijk is van andere, niet met het transmissienet samenhangende activiteiten, kan de transmissienetbeheerder worden aangewezen als de verantwoordelijke instantie voor de organisatie van en het toezicht en de controle op de aanbestedingsprocedure. Die autoriteit of instantie treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vertrouwelijkheid van de gegevens in de inschrijvingen gewaarborgd is.

HOOFDSTUK IV

BEHEER VAN HET TRANSPORTNET

Artikel 8

Aanwijzing van transportnetbeheerders

De lidstaten wijzen een of meer transportnetbeheerders aan of verlangen van de elektriciteitsbedrijven die eigenaar van transportnetten zijn, dat zij een of meer transportnetbeheerders aanwijzen, voor een op grond van doelmatigheid en economisch evenwicht door de lidstaten te bepalen periode. De lidstaten zien erop toe dat de transportnetbeheerders handelen overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 12.

Artikel 9

Taken van transportnetbeheerders

Elke transportnetbeheerder heeft de taak:

a) ervoor te zorgen dat het net op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit;

b) bij te dragen tot de voorzieningszekerheid door te zorgen voor een toereikende transportcapaciteit en betrouwbaarheid van het net;

c) de energiestromen op het net te beheren, waarbij hij rekening moet houden met het elektriciteitsverkeer van en naar andere koppelnetten. Daartoe moet de transportnetbeheerder zorgen voor een veilig, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitsnet en er in dit verband op toezien dat de nodige ondersteunende diensten beschikbaar zijn, voorzover die beschikbaarheid onafhankelijk is van ieder ander transportnet waaraan zijn net gekoppeld is;

d) de beheerder van een ander net waaraan zijn net is gekoppeld, voldoende gegevens te verschaffen om een veilige en efficiënte exploitatie, een gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het koppelnet te waarborgen;

e) zich te onthouden van iedere vorm van discriminatie tussen gebruikers of categorieën gebruikers van het net, met name ten gunste van verwante bedrijven.

f) de netgebruikers de informatie te verstrekken die zij voor een efficiënte toegang tot het net nodig hebben.

Artikel 10

Scheiding van transportnetbeheerders

1. Wanneer de transmissienetbeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd elektriciteitsbedrijf moet hij althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met transmissie verband houdende activiteiten. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het transmissiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

2. Teneinde de onafhankelijkheid van de in lid 1 bedoelde transportnetbeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:

a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de transportnetbeheerder maken geen deel uit van bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van elektriciteit;

b) er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de transportnetbeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

c) de transportnetbeheerder heeft daadwerkelijk het recht om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering in een dochtermaatschappij beschermd worden; zoals indirect geregeld krachtens artikel 23, lid 2, in een dochtermaatschappij beschermd worden. Dit stelt de moedermaatschappij met name in staat het jaarlijkse financiële plan of enig vergelijkbaar instrument van de transmissiesysteembeheerder goed te keuren en algemene grenzen voor de schulden van de dochtermaatschappij vast te stellen. Het biedt de moedermaatschappij echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van transmissielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurde financiële plan of enig vergelijkbaar instrument.

d) de transportnetbeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en zorgt ervoor dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving ervan. Het programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de in artikel 23, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag wordt gepubliceerd.

Artikel 11

Inschakelen en balanceren

1. Onverminderd de levering van elektriciteit op basis van contractuele verplichtingen, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de in aanbestedingen vervatte specificaties, is de transportnetbeheerder, wanneer zulks tot zijn taak behoort, verantwoordelijk voor de inschakeling van de stroomproductie-eenheden in zijn gebied en voor het gebruik van koppellijnen met andere netten.

2. De inschakeling van de stroomproductie-eenheden en het gebruik van koppellijnen geschieden op basis van criteria waaraan de betrokken lidstaat zijn goedkeuring kan hechten en die objectief moeten zijn, bekendgemaakt moeten worden en op een niet-discriminerende wijze moeten worden toegepast om een goede werking van de interne markt voor elektriciteit te waarborgen. De criteria houden rekening met de economische rangorde van de elektriciteit uit beschikbare productie-eenheden of uit koppellijnoverbrengingen en met de voor het net geldende technische beperkingen.

3. Een lidstaat kan de transportnetbeheerder ertoe verplichten om bij het inschakelen van stroomproductie-eenheden prioriteit te geven aan productie-installaties die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen, afvalstoffen of warmtekrachtkoppeling.

4. Een lidstaat kan om redenen van voorzieningszekerheid bepalen dat prioriteit wordt gegeven aan de inschakeling van stroomproductie-eenheden die primaire brandstofenergiebronnen uit eigen land gebruiken, voor zover het hierbij gaat om hoeveelheden die per kalenderjaar niet meer bedragen dan 15 % van de totale primaire energie die nodig is voor de productie van de in de betrokken lidstaat verbruikte elektriciteit.

5. De lidstaten kunnen verlangen dat transportnetbeheerders voldoen aan minimumnormen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transportnet, inclusief koppelingscapaciteit.

6. Transportnetbeheerders kopen, wanneer zulks tot hun taak behoort, de energie die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun net te voorzien volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures.

7. De door transportnetbeheerders vastgestelde regels voor het balanceren van het elektriciteitsnet, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij netgebruikers voor verstoringen van de energiebalans aanrekenen, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transportnetbeheerders worden volgens een methode die in overeenstemming is met artikel 23, lid 2, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kostprijs getrouw weerspiegelt. De voorwaarden worden bekendgemaakt.

Artikel 12

Vertrouwelijkheid voor transportnetbeheerders

Onverminderd artikel 18 of andere wettelijke verplichtingen tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt de transmissiesysteembeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen. Vrijgegeven informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, wordt op niet-discriminerende wijze beschikbaar gesteld.

HOOFDSTUK V

BEHEER VAN HET DISTRIBUTIENET

Artikel 13

Aanwijzing van distributienetbeheerders

De lidstaten wijzen een of meer distributienetbeheerders aan, of verlangen van de elektriciteitsbedrijven die eigenaar zijn van of verantwoordelijk zijn voor distributienetten, dat zij een of meer distributienetbeheerders aanwijzen voor een op grond van doelmatigheid en economisch evenwicht door de lidstaten te bepalen periode. De lidstaten zien erop toe dat distributienetbeheerders handelen overeenkomstig de artikelen 14 tot en met 16.

Artikel 14

Taken van distributienetbeheerders

1. De distributienetbeheerder draagt in zijn gebied, met inachtneming van het milieu, zorg voor een veilig, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitsdistributienet.

2. Hij discrimineert in geen geval tussen gebruikers of categorieën gebruikers van het net, met name niet ten gunste van verwante bedrijven.

3. De distributienetbeheerder verstrekt de netgebruikers de informatie die zij voor een efficiënte toegang tot het net nodig hebben.

4. Een lidstaat kan de distributienetbeheerder ertoe verplichten om bij het inschakelen van stroomproductie-eenheden prioriteit te geven aan productie-installaties die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen, afvalstoffen of warmtekrachtkoppeling.

5. Distributienetbeheerders kopen de energie die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun net te voorzien volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures, wanneer zij die taak hebben. Deze bepaling laat het gebruik van elektriciteit die op grond van vóór 1 januari 2002 gesloten contracten is verkregen, onverlet.

6. Wanneer distributienetbeheerders verantwoordelijk zijn voor het balanceren van het elektriciteitsdistributienet, moeten de daartoe door hen vastgestelde regels, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij netgebruikers voor verstoringen van de energiebalans aanrekenen, objectief, transparant en niet-discriminerend zijn. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door distributienetbeheerders worden in overeenstemming met artikel 23, lid 2, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kostprijs getrouw weerspiegelt. De voorwaarden worden bekendgemaakt.

7. Bij de planning van de ontwikkeling van het distributienet, neemt de distributienetbeheerder maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer en/of plaatselijke elektriciteitsproductie die de noodzaak van een verbetering of vervanging van elektriciteitscapaciteit kunnen ondervervangen, in overweging

Artikel 15

Scheiding van distributienetbeheerders

1. Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten zijn. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het distributiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

2. Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal beheerd bedrijf, moet hij, afgezien van de vereisten van lid 1, met betrekking tot zijn organisatie en besluitvorming onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten. Daartoe gelden de volgende minimumcriteria:

a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributienetbeheerder maken geen deel uit van bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, transmissie, levering van elektriciteit;

b) er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributienetbeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

c) de distributiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde gasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het netwerk. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement, zoals indirect geregeld krachtens artikel 23, lid 2, in een dochtermaatschappij beschermd worden. Een en ander stelt de moedermaatschappij met name in staat het jaarlijkse financiële plan of enig vergelijkbaar instrument van de transmissiesysteembeheerder goed te keuren en algemene grenzen voor de schulden van de dochtermaatschappij vast te stellen. Het biedt de moedermaatschappij echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van transmissie- en distributielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden het goedgekeurde financiële plan of enig vergelijkbaar instrument;

d) de gecombineerde netbeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is en zorgt ervoor dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving ervan. Het programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de in artikel 23, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag wordt gepubliceerd.

Artikel 16

Vertrouwelijkheid voor distributienetbeheerders

Onverminderd artikel 18 of enige andere wettelijke verplichting tot openbaarmaking van informatie, eerbiedigt de distributienetbeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij de uitvoering van zijn taak ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze openbaar wordt gemaakt.

Artikel 17

Gecombineerde beheerder

De in artikel 10, lid 1, en artikel 15, lid 1, vervatte regels vormen geen beletsel voor een gecombineerd beheer van transport- en distributienetten door een beheerder die wat zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft onafhankelijk is van andere, niet met het beheer van het transport- of distributienet samenhangende activiteiten en aan de in de letters a) tot en met d) genoemde eisen voldoet. Deze houden evenwel geen verplichting in om de eigendom van de activa van het gecombineerde netwerk af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf:

a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de gecombineerde netbeheerder maken geen deel uit van bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie of levering van elektriciteit;

b) er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de gecombineerde netbeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

c) de distributiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde gasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het netwerk. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement, zoals indirect geregeld krachtens artikel 23, lid 2, in een dochtermaatschappij beschermd worden. Een en ander stelt de moedermaatschappij met name in staat het jaarlijkse financiële plan of enig vergelijkbaar instrument van de transmissiesysteembeheerder goed te keuren en algemene grenzen voor de schulden van de dochtermaatschappij vast te stellen. Het biedt de moedermaatschappij echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van transmissie- en distributielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden het goedgekeurde financiële plan of enig vergelijkbaar instrument;

d) de gecombineerde netbeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is en zorgt ervoor dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving ervan. Het programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de in artikel 23, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag wordt gepubliceerd.

HOOFDSTUK VI

SCHEIDING EN TRANSPARANTIE VAN DE BOEKHOUDING

Artikel 18

Recht op inzage van de boekhouding

1. De lidstaten of de bevoegde instanties die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 23 bedoelde regelgevende instanties, hebben recht op inzage van de in artikel 19 bedoelde boekhouding van de elektriciteitsbedrijven, voorzover dat voor de uitvoering van hun taken nodig is.

2. De lidstaten en de bevoegde instanties die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 23 bedoelde regelgevende instanties, eerbiedigen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen regelingen treffen voor het openbaar maken van dergelijke gegevens dat voor de uitvoering van de taken van de bevoegde instanties nodig is.

Artikel 19

Scheiding van de boekhouding

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van elektriciteitsbedrijven overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel wordt gevoerd.

2. Ongeacht hun eigendomsregeling of rechtsvorm houden elektriciteitsbedrijven zich bij de opstelling, indiening voor accountantscontrole en publicatie van hun jaarrekening aan de nationale voorschriften inzake de jaarrekening van kapitaalvennootschappen die zijn vastgesteld uit hoofde van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978, gebaseerd op artikel 44, lid 2, onder g)(12), van het Verdrag betreffende de jaarrekeningen van bepaalde vennootschappen(13).

Bedrijven die niet bij wet verplicht zijn hun jaarrekening te publiceren, dienen op hun hoofdkantoor een kopie daarvan ter beschikking van het publiek te houden.

3. Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen voeren elektriciteitsbedrijven intern een afzonderlijke boekhouding voor al hun transport- en distributieactiviteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende ondernemingen werden uitgevoerd. Zij stellen ook al dan niet geconsolideerde jaarrekeningen op voor andere activiteiten op het gebied van elektriciteit, die geen verband houden met transport en distributie. Wat de leveringsactiviteiten betreft, worden voor in aanmerking komende en niet in aanmerking komende afnemers, tot 1 juli 2007 afzonderlijke boekhoudingen gevoerd. Inkomsten die voortvloeien uit de eigendom van het transport/distributienet worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval voeren zij een boekhouding op geconsolideerde basis voor hun andere, niet op elektriciteitsgebied liggende activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst- en verliesrekening.

4. Bij de audit als bedoeld in lid 2 wordt in het bijzonder nagegaan, of de verplichting van lid 3 om discriminatie en kruissubsidies te voorkomen, wordt nagekomen.

HOOFDSTUK VII

ORGANISATIE VAN DE TOEGANG TOT HET NET

Artikel 20

Toegang van derden

1. De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot de transport- en distributienetten, gebaseerd op gepubliceerde tarieven die voor alle in aanmerking komende afnemers gelden en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen gebruikers van het net. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methodes voorafgaand aan hun toepassing worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 22 en dat deze tarieven en, wanneer alleen de methodes zijn goedgekeurd, de methodes worden gepubliceerd voordat zij in werking treden.

2. De beheerder van een transport- of distributienet kan de toegang weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt. De weigering moet naar behoren met redenen worden omkleed waarbij met name het bepaalde in artikel 3 in acht moet worden genomen. Wanneer de toegang wordt geweigerd, zorgen de lidstaten er zo nodig voor dat de transport- of distributienetbeheerder relevante informatie verstrekt over de voor de versterking van het net vereiste maatregelen. Aan degene die om dergelijke informatie verzoekt kan een redelijke vergoeding in rekening worden gebracht voor de aan de verstrekking van die informatie verbonden kosten.

Artikel 21

Openstelling van de markt en wederkerigheid

1. De lidstaten zien erop toe dat de in aanmerking komende afnemers zijn:

a) tot 1 juli 2004, de in aanmerking komende afnemers als vermeld in artikel 19, lid 1 tot en met 3, van Richtlijn 96/92/EG. De lidstaten maken elk jaar per 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;

b) uiterlijk vanaf 1 juli 2004 alle niet-huishoudelijke afnemers;

c) vanaf 1 juli 2007 alle afnemers.

2. Teneinde een verstoring van het evenwicht bij het openstellen van de elektriciteitsmarkten te voorkomen:

a) mogen contracten voor de levering van elektriciteit met een in aanmerking komende afnemer op het net van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer op beide netten als een in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd;

b) kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts op een van beide netten als een in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde elektriciteitslevering uit te voeren op verzoek van de lidstaat waar de in aanmerking komende afnemer is gevestigd.

Artikel 22

Directe lijnen

1. De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:

a) alle op hun grondgebied gevestigde elektriciteitsproducenten en bedrijven die elektriciteit leveren, hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en in aanmerking komende afnemers via een directe lijn kunnen bevoorraden;

b) elke in aanmerking komende afnemer die op hun grondgebied gevestigd is, via een directe lijn kan worden bevoorraad door een producent en door een bedrijf dat elektriciteit levert.

2. De lidstaten stellen criteria vast voor de toekenning van vergunningen voor de aanleg van directe lijnen op hun grondgebied. Die criteria moeten objectief en niet-discriminerend zijn.

3. De mogelijkheid van elektriciteitslevering via een directe lijn als bedoeld in lid 1 laat de mogelijkheid tot het sluiten van een leveringscontract overeenkomstig artikel 20 onverlet.

4. De lidstaten kunnen de vergunning voor de aanleg van een directe lijn afhankelijk stellen van een weigering van toegang tot het net op basis van - voor zover van toepassing - artikel 20, dan wel de inleiding van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 23.

5. De lidstaten kunnen de vergunning voor een directe lijn weigeren indien de verlening van een dergelijke vergunning de bepalingen van artikel 3 zou doorkruisen. De weigering wordt naar behoren met redenen omkleed.

Artikel 23

Regelgevende instanties

1. De lidstaten wijzen een of meer bevoegde instanties met de functie van regelgevende instantie aan. Deze instanties zijn geheel onafhankelijk van de belangen van de elektriciteitssector. Zij zijn via de toepassing van dit artikel ten minste verantwoordelijk voor het garanderen van non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en een doeltreffende marktwerking, vooral ten aanzien van:

a) de voorschriften inzake het beheer en de toewijzing van koppelingscapaciteit, in overleg met de regelgevende instantie of instanties van de lidstaten waarmee een koppeling bestaat;

b) de mechanismen voor het verhelpen van capaciteitsknelpunten binnen het nationale elektriciteitsnet;

c) de tijd die transport- en distributiebedrijven nemen om verbindingen te realiseren en reparaties uit te voeren;

d) de publicatie door transport- en distributienetbeheerders van adequate informatie over koppelingen, netgebruik en toewijzing van capaciteit aan belanghebbende partijen, rekening houdend met de noodzaak niet-geaggregeerde informatie vertrouwelijk te behandelen;

e) het voeren van afzonderlijke boekhoudingen, als bedoeld in artikel 19, ter voorkoming van kruissubsidies tussen productie-, transport-, distributie- en leveringsactiviteiten;

f) de bepalingen, voorwaarden en tarieven voor de aansluiting van nieuwe elektriciteitsproducenten, om te waarborgen dat deze objectief, transparant en niet discriminerend zijn, waarbij zij met name volledig rekening houden met de kosten en de voordelen van de verschillende technologieën inzake duurzame energiebronnen, gedecentraliseerde productie en warmtekrachtkoppeling;

g) de mate waarin transmissie- en distributiesysteembeheerders hun taken vervullen in overeenstemming met de artikelen 9 en 14;

h) het niveau van transparantie en concurrentie.

De overeenkomstig dit artikel ingestelde autoriteiten publiceren jaarlijks een verslag over het resultaat van hun monitoring als bedoeld onder a) tot en met h).

2. De regelgevende instanties zijn verantwoordelijk voor de vaststelling of de aan de inwerkingtreding voorafgaande goedkeuring van ten minste de methoden voor het berekenen of vastleggen van de voorwaarden inzake:

a) de aansluiting op en de toegang tot nationale netwerken, inclusief de transmissie- en distributietarieven. Deze tarieven of methodes maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netwerken op een zodanige wijze worden uitgevoerd, dat zij de rentabiliteit van de netwerken waarborgen;

b) de verstrekking van balanceringsdiensten.

3. Onverminderd lid 2 kunnen de lidstaten voorschrijven dat de regelgevende instanties de tarieven of ten minste de in dat lid bedoelde methoden alsook de in lid 3 bedoelde wijzigingen aan de relevante instantie in de lidstaat voorleggen met het oog op een formeel besluit. Deze tarieven, methoden of wijzigingen worden samen met het besluit inzake de formele aanneming bekendgemaakt. De relevante instantie is in een dergelijk geval bevoegd een door de regelgevende instantie voorgelegd ontwerpbesluit goed te keuren of te verwerpen. Deze tarieven, methoden of wijzigingen worden samen met het besluit inzake de formele aanneming bekendgemaakt. Elke formele verwerping van een ontwerpbesluit wordt eveneens bekendgemaakt, met inbegrip van de motivering ervan.

4. De regelgevende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de beheerders van transport- en distributienetten te verlangen dat zij de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde voorwaarden, tarieven, regels, mechanismen en methoden wijzigen om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.

5. Partijen die een klacht hebben tegen de beheerder van een transport- of distributienet over de in de leden 1, 2 en 4 bedoelde aangelegenheden, kunnen de klacht voorleggen aan de regelgevende instantie die, fungerend als geschillenbeslechtingsinstantie, binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing neemt. Die periode kan met twee maanden worden verlengd indien de regelgevende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze periode kan met instemming van de klager verder verlengd worden. Een dergelijke beslissing heeft bindende kracht tenzij of totdat zij in beroep wordt herroepen.

Wanneer een klacht betrekking heeft op aansluitingstarieven voor grote productiefaciliteiten kan de periode van twee maanden door de regelgevende instantie worden verlengd.

6. Benadeelde partijen die gerechtigd zijn een klacht in te dienen ten aanzien van een overeenkomstig de leden 2, 3 of 4 genomen besluit over de gehanteerde methoden of wanneer de regelgevende instantie een raadplegingsplicht heeft met betrekking tot de voorgestelde methoden kunnen binnen twee maanden of binnen een door de betrokken lidstaat vastgelegde kortere termijn na de bekendmaking van het besluit of voorstel voor een besluit een klacht indienen met het oog op herziening. Een dergelijke klacht heeft geen schorsende werking.

7. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde regelgevende instanties in staat zijn om hun in de leden 1 tot en met 5 bedoelde taken snel en doeltreffend uit te voeren.

8. De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regelgeving, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van de afnemers, en eventueel marktondermijnend gedrag te voorkomen. Bij deze mechanismen moeten de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht worden genomen.

Tot 2010 doen de bevoegde instanties van de lidstaten de Commissie overeenkomstig het mededingingsrecht jaarlijks uiterlijk 31 juli een verslag toekomen over marktoverheersing en marktondermijnend en concurrentieverstorend gedrag. In dit verslag wordt verder ingegaan op de veranderende eigendomspatronen en worden tevens praktische maatregelen vermeld die op nationaal niveau zijn getroffen om een voldoende grote verscheidenheid aan marktdeelnemers te waarborgen of concrete maatregelen om de interconnectie en de mededinging te bevorderen. Vanaf 2010 presenteren de bevoegde autoriteiten een dergelijk verslag om de twee jaar.

9. De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer de door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.

10. In geval van een grensoverschrijdend geschil wordt het geschil beslecht door de regelgevende instantie die rechtsmacht heeft over de netbeheerder die het gebruik van of de toegang tot het net weigert.

11. Klachten als bedoeld in de leden 5 en 6 doen geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden uit hoofde van het Gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving.

12. De nationale regelgevende instanties dragen bij tot de ontwikkeling van de interne markt en gelijke mededingingsvoorwaarden door transparante samenwerking onderling en met de Commissie.

HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Vrijwaringsmaatregelen

Bij een plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de integriteit van een net worden bedreigd, kan een lidstaat tijdelijk de nodige vrijwaringsmaatregelen treffen.

Die maatregelen moeten de werking van de interne markt zo min mogelijk verstoren en mogen niet verder reiken dan strikt noodzakelijk is om de plotseling gerezen moeilijkheden te verhelpen.

De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie onverwijld van die maatregelen in kennis; de Commissie kan besluiten dat de betrokken lidstaat de maatregelen dient aan te passen of in te trekken, voorzover zij de concurrentie zodanig verstoren en het handelsverkeer dermate ongunstig beïnvloeden, dat dit strijdig is met het gemeenschappelijk belang.

Artikel 25

Toezicht op de invoer van elektriciteit

De lidstaten stellen de Commissie om de drie maanden in kennis van de elektriciteitsinvoer in de vorm van fysieke stromen uit derde landen gedurende het afgelopen kwartaal.

Artikel 26

Afwijkingen

1. De lidstaten die na de inwerkingtreding van deze richtlijn kunnen aantonen dat zich wezenlijke beheersproblemen voordoen voor hun kleine geïsoleerde netten, kunnen om afwijkingen vragen van de desbetreffende bepalingen van de hoofdstukken IV, V, VI en VII, alsmede, voor geïsoleerde microsystemen, hoofstuk III met het oog op het opknappen, verbeteren en vergroten van de bestaande capaciteit. De Commissie kan hun die afwijkingen verlenen. De Commissie stelt de lidstaten van dergelijke verzoeken in kennis alvorens een besluit te nemen, en houdt daarbij rekening met de eerbiediging van de vertrouwelijkheid. Het besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Dit artikel is ook van toepassing op Luxemburg.

2. Een lidstaat die na de inwerkingtreding van deze richtlijn kan aantonen dat zich om redenen van technische aard wezenlijke problemen voordoen met het openstellen van zijn markt voor bepaalde beperkte groepen van de in artikel 21, lid 1, onder b), bedoelde niet-huishoudelijke afnemers, kan om een afwijking van deze bepaling vragen, die de Commissie hem kan verlenen voor een periode van ten hoogste 18 maanden na de in artikel 30, lid 1, bedoelde datum. De afwijking eindigt in elk geval op de in artikel 21, lid 1, onder c), genoemde datum.

Artikel 27

Herzieningsprocedure

Ingeval in het in artikel 27, lid 3, bedoelde verslag geconcludeerd wordt dat de Commissie, in het licht van de efficiënte wijze waarop de toegang tot het net in een lidstaat geregeld is - en waar de toegang tot het net dus volledig efficiënt, niet-discriminerend en ongehinderd verloopt - vaststelt dat bepaalde verplichtingen die uit hoofde van deze richtlijn op ondernemingen rusten (ook als het gaat om verplichtingen inzake juridische scheiding voor distributienetbeheerders) niet in verhouding staan tot het beoogde doel, mag de lidstaat in kwestie de Commissie verzoeken van deze verplichting te worden vrijgesteld.

De lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van het verzoek en van alle informatie waaruit blijkt dat de in het verslag getrokken conclusie - nl. dat de efficiënte toegang tot het net gewaarborgd is - geldig blijft.

Binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving stelt de Commissie een advies op over het verzoek van de betrokken lidstaat, en indien nodig dient zij bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in om de bepalingen in kwestie van de richtlijn aan te passen of andere passende maatregelen te treffen. De Commissie kan in de voorstellen tot wijziging van de richtlijn voorzien in vrijstelling van de betrokken lidstaat van specifieke verplichtingen, op voorwaarde dat die indien nodig even effectieve maatregelen neemt.

Artikel 28

Verslaglegging

1. De Commissie bewaakt en toetst de toepassing van deze richtlijn en dient vóór het einde van het eerste jaar volgend op de inwerkingtreding van deze richtlijn, en vervolgens jaarlijks een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In het verslag komen ten minste de volgende punten aan de orde:

a) de ervaring met en de vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor elektriciteit, en de resterende knelpunten ter zake, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt, en marktondermijnend of concurrentievervalsend gedrag, en het effect van deze aspecten op de verstoring van de markt;

b) de mate waarin de voorschriften van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tarifering hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het elektriciteitsnet in de Gemeenschap en vergelijkbare concurrentieniveaus, alsook de economische, sociale en milieugevolgen van de openstelling van de elektriciteitsmarkt voor afnemers;

c) een onderzoek naar aspecten die te maken hebben met netcapaciteitsniveaus en de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in de Gemeenschap, met name het bestaande en verwachte evenwicht tussen vraag en aanbod, rekening houdend met de fysieke capaciteit voor handel tussen gebieden;

d) er wordt bijzondere aandacht besteed aan maatregelen die de lidstaten nemen in geval van piekbelasting of in gebreke blijven van een of meer leveranciers;

e) de uitvoering van de ontheffing krachtens artikel 15, lid 2, met het oog op een mogelijke herziening van de drempel;

f) een algemene evaluatie van de vooruitgang op het gebied van de bilaterale betrekkingen met derde landen die elektriciteit produceren en exporteren of transporteren, inclusief de vorderingen ter zake van marktintegratie, de sociale en milieugevolgen van de elektriciteitshandel en toegang tot de systemen van die derde landen;

g) mogelijke behoeften aan harmonisatie die niet samenhangen met de bepalingen van deze richtlijn;

h) de wijze waarop de lidstaten de voorschriften inzake energie-etikettering van artikel 6, lid 5, uitgevoerd hebben en de wijze waarop er rekening gehouden is met aanbevelingen van de Commissie op dit gebied.

Waar toepasselijk kan dit verslag aanbevelingen bevatten, vooral voor de reikwijdte en de modaliteiten van de etiketteringsvoorschriften, waaronder bijvoorbeeld de wijze waarop wordt verwezen naar bestaande referentiebronnen en de inhoud van deze bronnen, met name m.b.t. de wijze waarop informatie over de gevolgen voor het milieu tenminste wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen op een transparante, gemakkelijk toegankelijke en vergelijkbare manier in de gehele Europese Unie beschikbaar kan worden gesteld, alsook m.b.t. de wijze waarop de in de lidstaten genomen maatregelen ter controle op de nauwkeurigheid van de door de leveranciers verstrekte informatie kan worden gestroomlijnd en maatregelen om de negatieve effecten van marktdominantie en -concentratie tegen te gaan.

2. Om de twee jaar bevat het in lid 1 bedoelde verslag ook een analyse van de verschillende maatregelen die in de lidstaten genomen zijn om aan de verplichtingen tot openbare dienstverlening te voldoen, tezamen met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen en met name naar hun gevolgen voor de mededinging op de elektriciteitsmarkt. Waar toepasselijk kan dit verslag aanbevelingen bevatten voor op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken of maatregelen om marktvergrendeling te voorkomen.

3. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 1 januari 2006 een gedetailleerd verslag voor over de vorderingen in de totstandbrenging van de interne elektriciteitsmarkt. Het verslag richt zich met name op:

- niet-discriminerende toegang tot het netwerk,

- doelmatige reglementering,

- de totstandbrenging van koppelingsinfrastructuur en de situatie op het gebied van de zekerheid van leveringen in de EU,

- de mate waarin kleine ondernemingen en huishoudens voordeel hebben bij de openstelling van de markt, met name wat de normen voor openbare dienstverlening en universele dienstverlening betreft,

- de mate waarin de markten in de praktijk openstaan voor daadwerkelijke mededinging, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt en marktondermijnend gedrag of concurrentievervalsend gedrag,

- de mate waarin de afnemers metterdaad van leverancier veranderen en heronderhandelen over tarieven,

- de evolutie van de prijzen, inclusief de prijzen waartegen wordt geleverd, gerelateerd aan de mate van openstelling van de markt,

- de ervaring opgedaan met de toepassing van de richtlijn waar het gaat om de daadwerkelijke onafhankelijkheid van netbeheerders in verticaal geïntegreerde bedrijven, alsmede op de vraag of naast operationele onafhankelijkheid en gescheiden boekhoudingen nog andere maatregelen zijn ontwikkeld die gelijkwaardige resultaten opleveren als juridische scheiding.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om naleving van hoge normen voor openbare dienstverlening te garanderen.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om er voor te zorgen dat de distributienetbeheerders voor 1 juli 2007 volledig en daadwerkelijk onafhankelijk zijn. Zo nodig hebben deze voorstellen overeenkomstig het mededingingsrecht ook betrekking op maatregelen om problemen aan te pakken in verband met marktdominantie, concentratie in de markt, marktondermijnend of concurrentievervalsend gedrag.

Artikel 29

Intrekking

Richtlijn 90/547/EEG wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 2004.

Richtlijn 96/92/EG wordt hierbij met ingang van 1 juli 2004 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten betreffende de termijnen voor omzetting en toepassing van voornoemde richtlijn. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en moeten gelezen worden overeenkomstig de concordantietabel in bijlage B.

Artikel 30

Uitvoering

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 juli 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. De lidstaten mogen de toepassing van artikel 15, lid 1, opschorten tot en met 1 juli 2007 onverminderd de vereisten van artikel 15, lid 2.

3. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 31

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 32

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2003.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

A. Tsochatzopoulos

(1) PB C 240 E van 28.8.2001, blz. 60, en PB C 227 E van 24.9.2002, blz. 393.

(2) PB C 36 van 8.2.2002, blz. 10.

(3) Advies van het Europees Parlement van 13 maart 2002 (PB C 47 E van 27.2.2003, blz. 350), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 3 februari 2003 (PB C 50 E van 4.3.2003, blz. 15) en besluit van het Europees Parlement van 4 juni 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4) PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.

(5) Zie blz. 57 van dit Publicatieblad.

(6) Zie blz. 1 van dit Publicatieblad.

(7) PB L 313 van 13.11.1990, blz. 30. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/75/EG van de Commissie (PB L 276 van 13.10.1998, blz. 9).

(8) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1310/97 (PB L 180 van 9.7.1997, blz. 1).

(9) De titel van Richtlijn 83/349/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).

(10) PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28).

(11) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18).

(12) De titel van Richtlijn 78/660/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).

(13) PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28).

BIJLAGE A

Voorschriften inzake consumentenbescherming

Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad(1) en Richtlijn 93/13/EG van de Raad(2), houden de in artikel 3 bedoelde maatregelen in dat ervoor wordt gezorgd dat de afnemers:

a) recht hebben op een contract met hun elektriciteitsleverancier waarin zijn opgenomen:

- de identiteit en het adres van de leverancier;

- de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;

- in voorkomend geval, de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;

- de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;

- de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract, het bestaan van een recht op opzegging;

- alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald; en

- de methode voor het inleiden van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt f).

De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval wordt deze informatie voorafgaand aan de ondertekening of bevestiging van het contract verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt bovengenoemde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt;

b) op toereikende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen om de contractvoorwaarden te wijzigen en op de hoogte worden gesteld van hun recht op opzegging wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Dienstverleners stellen hun abonnees rechtstreeks in kennis van tariefstijgingen en doen dit binnen een redelijke termijn die een normale factureringsperiode na het invoeren van de stijging niet overschrijdt. De lidstaten zorgen ervoor dat afnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hun door de elektriciteitsleverancier aangemelde nieuwe voorwaarden niet aanvaarden;

c) transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van elektriciteitsdiensten;

d) een ruime keuze van betalingswijzen wordt geboden. Ieder verschil in voorwaarden komt overeen met de kosten die de verschillende betalingswijzen voor de leverancier meebrengen. De algemene voorwaarden van de contracten dienen eerlijk en transparant te zijn. Zij zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal. Afnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden;

e) geen kosten in rekening worden gebracht indien zij van leverancier veranderen;

f) transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten. Door middel van dergelijke procedures moeten geschillen billijk en snel kunnen worden beslecht, zo nodig via een systeem van terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zoveel mogelijk de beginselen van Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie(3) te worden gevolgd;

g) die toegang hebben tot de universele dienstverlening overeenkomstig de op grond van artikel 3, lid 3, door de lidstaten aangenomen bepalingen, in kennis worden gesteld van hun rechten in verband met universele dienstverlening.

(1) PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

(2) PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

(3) PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.

BIJLAGE B

Concordantietabel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Verklaringen met betrekking tot ontmantelings- en afvalbeheeractiviteiten

Interinstitutionele verklaring

"Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie onderstrepen de noodzaak voor de lidstaten ervoor te zorgen dat passende financiële middelen voor ontmantelings- of afvalbeheeractiviteiten, die in de lidstaten worden gecontroleerd, inderdaad beschikbaar zijn voor het doel waarvoor deze zijn bestemd en op een transparante wijze worden beheerd, zodat belemmeringen voor een eerlijke concurrentie op de energiemarkt worden voorkomen."

Verklaring van de Commissie

"De Commissie vindt het belangrijk ervoor te zorgen dat de middelen die zijn vastgesteld voor ontmantelings- en afvalbeheeractiviteiten die verband houden met de doelstellingen van het Euratom-Verdrag op een transparante wijze worden beheerd en alleen voor het beoogde doel worden gebruikt. De Commissie is dan ook van plan om binnen haar bevoegdheden uit hoofde van het Euratom-Verdrag elk jaar een verslag bekend te maken over het gebruik van de middelen voor ontmanteling en afvalbeheer. Zij zal er met name op toezien dat de betreffende bepalingen van het Gemeenschaprecht volledig worden toegepast."