32002R1040

Verordening (EG) nr. 1040/2002 van de Commissie van 14 juni 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2051/97

Publicatieblad Nr. L 157 van 15/06/2002 blz. 0038 - 0040


Verordening (EG) nr. 1040/2002 van de Commissie

van 14 juni 2002

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2051/97

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/36/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 23, lid 5, laatste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Krachtens Richtlijn 2000/29/EG kan aan de lidstaten een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden verleend ter dekking van de uitgaven die rechtstreeks verband houden met genomen of voorgenomen noodzakelijke maatregelen met het oog op de bestrijding van schadelijke organismen die uit een derde land of uit een ander gebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht, om deze organismen uit te roeien of, als dat niet mogelijk is, de verspreiding ervan tegen te gaan.

(2) De lidstaten kunnen met name verzoeken om een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor genomen of voorgenomen specifieke maatregelen met het oog op de bestrijding van schadelijke organismen die op hun grondgebied zijn binnengebracht. De bijdrage bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele uitgaven.

(3) Bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 2051/97 van de Commissie van 20 oktober 1997 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de toekenning van een financiële bijdrage "fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen" door de Gemeenschap(3) is gebleken dat die uitvoeringsbepalingen meer gedetailleerd moeten zijn en dat met name de voorschriften met betrekking tot de informatie die de lidstaten moeten meedelen ter verantwoording van een aanvraag van een financiële bijdrage van de Gemeenschap, nauwkeuriger moeten worden bepaald.

(4) In de nieuwe bepalingen moet worden aangegeven welke informatie de lidstaten moeten verstrekken bij het aanvragen van de financiële bijdrage van de Gemeenschap, met name informatie betreffende het programma voor de uitroeiing van het schadelijke organisme waarvoor een financiële bijdrage voor fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen wordt gevraagd.

(5) Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad(4) worden veterinaire en fytosanitaire maatregelen die volgens de communautaire voorschriften worden uitgevoerd, gefinancierd uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw. Voor de financiële controle van deze maatregelen zijn de artikelen 8 en 9 van bovengenoemde verordening van toepassing.

(6) Verordening (EG) nr. 2051/97 wordt ingetrokken.

(7) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 23, lid 4, eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG worden aanvragen van de lidstaten voor het verlenen van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen overeenkomstig artikel 23, lid 5, van Richtlijn 2000/29/EG, uiterlijk op 30 april van elk jaar door de in artikel 1, lid 4, van die richtlijn bedoelde centrale instantie schriftelijk ingediend bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen, directoraat-generaal Gezondheid en consumentenbescherming, B-1049 Brussel, en zij worden nog in hetzelfde jaar onderzocht.

2. De aanvragen bevatten informatie over het programma voor de uitroeiing van het schadelijke organisme waarvoor een financiële bijdrage voor fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen wordt gevraagd, met name:

a) algemene gegevens over het vóórkomen van het betrokken schadelijke organisme, bijvoorbeeld de datum waarop de aanwezigheid ervan voor het eerst is vermoed of bevestigd, en de waarschijnlijke oorzaak van die aanwezigheid;

b) de noodzakelijke maatregelen die zijn genomen of voorgenomen voor de bestrijding van het betrokken schadelijke organisme, de waarschijnlijke looptijd ervan en, indien beschikbaar, de verkregen resultaten, de werkelijke of de geraamde kosten die zijn gedaan of zullen worden gedaan, en de mate waarin die uitgaven worden of zullen worden gefinancierd uit overheidsmiddelen. De looptijd bedraagt ten hoogste twee jaar na de datum van opsporing van het betrokken schadelijke organisme, tenzij in naar behoren gemotiveerde gevallen, waarin nog eens twee aanvragen voor telkens één jaar mogen worden ingediend.

Artikel 2

1. Met het oog op het in artikel 1, lid 1, bedoelde onderzoek dienen de lidstaten een dossier in, waarin voor elk jaar waarin het programma loopt, de volgende gegevens zijn opgenomen:

a) een kopie van de melding van de aanwezigheid of het vóórkomen van het betrokken organisme overeenkomstig artikel 16, lid 1 of lid 2, van Richtlijn 2000/29/EG;

b) informatie over de controles, de tests of andere maatregelen die zijn uitgevoerd om de aard en de omvang van het vóórkomen van het betrokken schadelijke organisme te bepalen, inclusief de daarbij gebruikte methoden;

c) de behandelingen waarvan krachtens de wetgeving aangifte moet worden gedaan, bijvoorbeeld vernietiging, ontsmetting, insectenverdelging, sterilisatie enz., en de officiële beschrijving en evaluatie van de resultaten daarvan, inclusief de daarbij gebruikte methoden;

d) in geval van betalingen ter compensatie van financiële verliezen - met uitzondering van winstderving - die rechtstreeks verband houden met verbodsbepalingen en/of beperkingen als omschreven in artikel 23, lid 2, onder c), van Richtlijn 2000/29/EG, een officiële verklaring inzake de betalingen die zijn of moeten worden gedaan, en de berekeningsmethode;

e) informatie met betrekking tot de gegevens van de partij overeenkomstig artikel 23, lid 4, van Richtlijn 2000/29/EG of, indien dat niet mogelijk is, de redenen daarvoor.

2. Bovendien dienen de lidstaten een lijst in van de bedragen, exclusief BTW en andere belastingen, die zijn betaald of zullen worden betaald voor het uitvoeren van de noodzakelijke maatregelen voor de bestrijding van het betrokken schadelijke organisme, en het deel van deze uitgaven dat wordt gefinancierd uit overheidsmiddelen. Voor elk van deze maatregelen worden de nodige details bijgevoegd:

a) in het geval van controles en analyses, in de vorm van een overzichtstabel waarin met name datum, plaats en kosten per eenheid worden vermeld;

b) in het geval van behandelingen als bedoeld in lid 1, onder c), de lijst van behandelde bedrijven/plaatsen en het aantal planten/de grootte van de oppervlakten die zijn behandeld;

c) in het geval van betalingen als bedoeld in lid 1, onder d), de lijst van begunstigden.

Artikel 3

1. Voor elke ontvangen aanvraag bepaalt de Commissie of de fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen adequaat waren en of de kosten redelijk waren.

2. De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie op haar verzoek alle aanvullende gegevens die zij nodig acht voor het onderzoek van de aanvraag.

Artikel 4

1. Uiterlijk op 15 september van elk jaar stelt de Commissie een lijst vast van de programma's die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap. Om erop toe te zien dat de bijdrage doeltreffend en consistent is, plaatst de Commissie, rekening houdend met de ontwikkeling van de fytosanitaire situatie in de Gemeenschap, de programma's in een bepaalde volgorde op die lijst.

Daarbij wordt prioriteit gegeven aan de programma's die zoveel mogelijk aan de onderstaande criteria voldoen:

- de belangen van de hele Gemeenschap beschermen,

- een grote kans van slagen hebben,

- de vereiste informatie verschaffen met betrekking tot de gegevens van de partij.

2. De lijst, waarin voor elk programma het bedrag van de voorgestelde financiële bijdrage van de Gemeenschap is vermeld, wordt ter bespreking voorgelegd aan het Permanent Plantenziektekundig Comité. Indien nodig wordt ook de degressiviteit van de financiële bijdrage aangegeven.

3. Elk in de in lid 2 bedoelde lijst vermeld programma wordt afzonderlijk goedgekeurd volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 2000/29/EG. De goedkeuring betreft de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap, eventuele voorwaarden voor de toekenning ervan en het maximumbedrag van de bijdrage. Wanneer de totale subsidiabele uitgaven per jaar, omschreven overeenkomstig artikel 4, lid 1, minder dan 50000 EUR bedragen, wordt geen financiële bijdrage van de Gemeenschap verleend.

Artikel 5

Met het oog op de uitkering van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor een erkend programma dient de betrokken lidstaat een aanvraag tot uitkering van de financiële bijdrage, in euro, in bij de Commissie, uiterlijk op 30 september van het jaar dat volgt op dat waarin het programma is goedgekeurd.

De aanvraag van de lidstaat gaat vergezeld van de nodige bewijsstukken voor de gedane betalingen, bijvoorbeeld facturen en ontvangstbewijzen.

Artikel 6

Verordening (EG) nr. 2051/97 wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing op aanvragen voor het verlenen van een financiële bijdrage van de Gemeenschap die met ingang van 2003 worden ingediend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2002.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2) PB L 116 van 3.5.2002, blz. 16.

(3) PB L 287 van 21.10.1997, blz. 13.

(4) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.