32002G0205(04)

Resolutie van de Raad van januari 2002 betreffende de ontwikkeling van de audiovisuele sector

Publicatieblad Nr. C 032 van 05/02/2002 blz. 0004 - 0006


Resolutie van de Raad

van januari 2002

betreffende de ontwikkeling van de audiovisuele sector

(2002/C 32/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

(1) ERAAN HERINNEREND dat de Gemeenschap bij haar optreden uit hoofde van de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap rekening houdt met de culturele aspecten, met name om de culturele verscheidenheid te eerbiedigen en te bevorderen;

(2) HERINNEREND aan het protocol bij het Verdrag van Amsterdam betreffende het publieke omroepstelsel in de lidstaten alsmede aan de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 25 januari 1999 betreffende de publieke omroep(1);

(3) HERINNEREND aan de conclusies van de "Europese Audiovisuele Conferentie" te Birmingham van 6-8 april 1998 ("Uitdagingen en kansen van het digitale tijdperk"), waarbij is gewezen op de noodzaak van structurele veranderingen ten voordele van een internationaal concurrentievermogen van de audiovisuele sector via complementair Europees en nationaal beleid;

(4) HERINNEREND aan de conclusies van de Raad van 27 september 1999 inzake de resultaten van de openbare raadpleging over het convergentiegroenboek, met name het feit dat een algemene mededeling over de rol van regelgeving bevestigt dat steeds moet worden voldaan aan een reeks doelstellingen van algemeen belang (zoals de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid, culturele en taalkundige verscheidenheid en pluralisme), terwijl tevens de noodzaak wordt ingezien van het bevorderen van investeringen, met name in nieuwe audiovisuele diensten;

(5) HERINNERENDaan het door de Raad van 26 oktober 1999 aan de Commissie verleende mandaat, inhoudende dat "zoals in de Uruguayronde, de Unie er gedurende de komende WTO-onderhandelingen op toe zal zien dat de Gemeenschap en haar lidstaten in staat blijven hun vermogen tot vaststelling en uitvoering van een eigen cultureel en audiovisueel beleid te vrijwaren en te ontwikkelen, en zodoende hun culturele diversiteit te beschermen";

(6) HERINNEREND aan het belang van het initiatief e-Europe en aan de conclusies van de bijzondere Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000;

(7) HERINNEREND aan de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 26 juni 2000 betreffende de mededeling van de Commissie over de beginselen en richtsnoeren voor het audiovisuele beleid in het digitale tijdperk(2), waarin meer bepaald "nogmaals het cruciale belang van Europese programma-inhoud wordt onderstreept, en het derhalve noodzakelijk wordt geacht dat wordt zorg gedragen voor het voortbestaan en de aanmoediging van steunmaatregelen waarbij erop gelet moet worden dat de complementariteit en synergie tussen nationale en communautaire maatregelen bevorderd worden en de culturele diversiteit gewaarborgd wordt"; waarin de Commissie voorts wordt verzocht "maatregelen aan te geven en te bevorderen ter verbetering van de concurrentiepositie van de Europese inhoudsindustrie in het digitale tijdperk, en daarbij onder meer de synergie tussen de relevante instrumenten binnen de Gemeenschap te bevorderen";

(8) HERINNEREND aan de resolutie van de Raad van 12 februari 2001 over de nationale steun voor de film- en de audiovisuele sector(3);

(9) HERINNEREND aan de wens van de deskundigenvergadering in Bergen op 5 en 6 oktober 2001, dat de Europese audiovisuele sector een betekenisvolle positie dient te verwerven in de mondiale audiovisuele ruimte;

VERKLAART OPNIEUW dat:

a) de audiovisuele sector hoofdzakelijk een culturele dimensie heeft, een uitdrukking vormt van creativiteit, met name van identiteiten, en een essentieel instrument vormt ter bevordering van de democratie, maar tevens een economische activiteit van toenemend belang is; dat deze sector zich in het kader van de technologische evolutie zowel kwantitatief als kwalitatief verder zal blijven ontwikkelen;

b) de Europese Gemeenschap en de lidstaten, met inachtneming van de culturele en taalkundige verscheidenheid, moeten bevorderen dat, onder meer door een betere verspreiding van Europese werken, de voorwaarden worden geschapen voor een concurrerende audiovisuele sector;

c) zowel op nationaal als op communautair niveau investeringen in cinematografische en audiovisuele producties moeten worden gestimuleerd.

CONSTATEERT niettemin dat de audiovisuele sector in Europa zich cultureel gezien door verscheidenheid en economisch gezien door versnippering van de interne markt kenmerkt;

ONDERSTREEPT derhalve dat het wenselijk zou zijn bij de uitvoering van de maatregelen van de Gemeenschap die uitzonderlijke kenmerken in aanmerking te nemen, door hoofdzakelijk rekening te houden met de culturele dimensie, maar daarnaast ook met het concurrentiebeleid en de voor de ontwikkeling van de audiovisuele sector vereiste industriële activiteit;

ONDERSTREEPT het belang van de publieke omroep en spoort deze aan een belangrijke bijdrage tot de bevordering van de audiovisuele sector te blijven leveren, onder andere door actief deel te nemen aan de ontwikkeling van de nieuwe digitale diensten, waardoor de toegang van alle burgers tot de informatiemaatschappij wordt vergemakkelijkt;

VERWELKOMT:

a) de door de Europese Unie ontwikkelde audiovisuele acties, maatregelen en programma's, in het bijzonder het programma Media Plus;

b) de goedkeuring door de Commissie van een mededeling over bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken, waarin een reeks initiatieven wordt genoemd die tot doel hebben zowel het concurrentievermogen als de culturele diversiteit van de sector te verbeteren en wordt verduidelijkt hoe de mededingingsregels worden toegepast op de door de nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten toegekende middelen ter ondersteuning van de productie en de verspreiding van audiovisuele werken, en zodoende de rechtszekerheid voor de lidstaten en het bedrijfsleven te verbeteren;

c) het in de mededeling over bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken van 26 september 2001 opgenomen tijdschema voor het optreden terzake van de Commissie;

d) de door de Commissie en de Europese Investeringsbank ontwikkelde nieuwe initiatieven met het oog op nieuwe financiële en bancaire instrumenten ten dienste van de audiovisuele sector in het kader van "i2i Audiovisueel";

e) het in de mededeling van de Commissie vermelde voornemen van de Commissie om een studie te beginnen naar de identificatie en evaluatie van financiële stromen binnen de Europese filmindustrie, waarmee wordt beoogd te onderzoeken welke de belangrijkste factoren zijn voor de economische kenmerken van de audiovisuele industrie;

VERZOEKT de Commissie en de lidstaten in het kader van hun respectieve juridische en financiële bevoegdheden:

a) te bestuderen welke maatregelen voor de film- en de audiovisuele sector de complementariteit kunnen bevorderen tussen de financiële middelen van

i) de Gemeenschap en andere Europese financiële instellingen;

ii) de particuliere sector;

iii) de lidstaten;

iv) de regionale en plaatselijke entiteiten;

b) de mogelijkheden van samenwerking te bestuderen om te komen tot kennisuitwisseling en opstelling van langetermijnstrategieën voor de audiovisuele sector;

c) te werken aan de bevordering van:

i) de ontwikkeling van bancaire en financiële instrumenten, alsmede een intensiever gebruik daarvan;

ii) een betere wederzijdse kennis en deskundigheid in de audiovisuele en bancaire sector,

iii) de voortzetting van de promotie van de audiovisuele sector in de banksector en de financiële sector;

iv) een analyse van de gevolgen van de belastingstelsels voor de ontwikkeling van de audiovisuele sector;

d) hun multilaterale dialoog over de relevante vraagstukken met betrekking tot staatssteun aan de film- en televisieproductie voort te zetten.

VERZOEKT de Commissie:

a) op basis van een aanpak waarbij de culturele, de concurrentiële en industriële dimensies van de sector worden geïntegreerd een bijdrage tot de ontwikkeling van de audiovisuele sector te blijven leveren en de efficiëntie daarvan te verbeteren;

b) rekening te houden met het belang en de rol van de overheidssteun - die kan bijdragen tot de totstandkoming van een Europese audiovisuele markt en de ontwikkeling van het industriële stramien van die sector - en initiatieven te ontwikkelen waardoor de lidstaten met inachtneming van de voorschriften van het Verdrag regelingen voor steun aan de sector kunnen ontwerpen en implementeren;

c) het overleg tussen vakmensen en bevoegde autoriteiten op het gebied van de bescherming van het audiovisuele erfgoed en de classificatie van audiovisuele werken, ongeacht de drager ervan, te bevorderen;

d) na te gaan wat de beste middelen zijn om de Europese audiovisuele sector, met inachtneming van de culturele diversiteit, een meer prominente positie op mondiaal niveau te verschaffen.

VERZOEKT de lidstaten:

1. samen met de Commissie en de vakmensen na te gaan wat de stand van zaken in de lidstaten is op het gebied van de maatregelen inzake deponeren, registreren en classificeren van audiovisuele werken en middelen te ontwikkelen voor samenwerking en uitwisseling van ervaringen;

2. de mogelijkheid te bestuderen het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van het audiovisuele erfgoed zo snel mogelijk te bekrachtigen;

3. er bijzondere aandacht aan te besteden dat de eventuele specifieke financiële prikkels voor de audiovisuele productie en coproductie met name ten goede komen aan werken die van daadwerkelijk belang voor de Europese audiovisuele sector zijn.

(1) PB C 30 van 5.2.1999, blz. 1.

(2) PB C 196 van 12.7.2000, blz. 1.

(3) PB C 73 van 6.3.2001, blz. 3.