32002D0466

Besluit nr. 466/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 1 maart 2002 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties die voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming

Publicatieblad Nr. L 075 van 16/03/2002 blz. 0001 - 0006


Besluit nr. 466/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 1 maart 2002

tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties die voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het Verdrag voorziet in de totstandkoming en uitvoering van een communautair milieubeleid en geeft de doelstellingen en beginselen aan die als richtsnoeren voor een dergelijk beleid moeten dienen.

(2) Het bij Besluit 97/872/EG van de Raad van 16 december 1997 inzake een communautair actieprogramma ter ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties die voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming(4) ingevoerde actieprogramma loopt op 31 december 2001 af. Het programma is door de Commissie en de vroegere en huidige begunstigden geëvalueerd. Zij hebben blijk gegeven van een grote interesse voor verlenging/herziening.

(3) In het zesde milieuactieprogramma wordt de noodzaak erkend inspraak te geven aan de burgers, terwijl de maatregelen van dit programma een uitgebreide en brede dialoog met de belanghebbenden bij het milieubeleid omvatten. Teneinde deelneming aan een dergelijke dialoog voor niet-gouvernementele organisaties (NGO's) mogelijk te maken, zijn in het zesde milieuactieprogramma bepalingen opgenomen voor passende steun, met inbegrip van financiering door de Gemeenschap van NGO's.

(4) NGO's die werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming hebben reeds aangetoond dat zij kunnen bijdragen tot het milieubeleid van de Gemeenschap, als bepaald in artikel 174 van het Verdrag, doordat zij actief betrokken zijn bij concrete maatregelen ter bescherming van het milieu en bij activiteiten ter vergroting van het algemene bewustzijn van de noodzakelijkheid van milieubescherming met het oog op een duurzame ontwikkeling. Ook NGO's die werkzaam zijn op het gebied van de dierenbescherming kunnen, mits hun activiteiten strekken tot het bereiken van milieubeschermingsdoelstellingen, aan dit programma deelnemen.

(5) NGO's zijn van wezenlijk belang voor het coördineren en doorspelen naar de Commissie van informatie over en visies op nieuwe en toekomstige ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van natuurbescherming en grensoverschrijdende milieuproblemen die niet of niet optimaal door de lidstaten of op lager niveau kunnen worden behandeld. NGO's kennen de bezorgdheid en mening van het publiek goed en kunnen bijgevolg deze meningen inzake milieu ondersteunen en doorspelen naar de Commissie.

(6) NGO's voor het milieu nemen deel aan deskundigengroepen, voorbereidende en uitvoerende comités van de communautaire instellingen en leveren daardoor een belangrijke bijdrage tot het beleid, de programma's en de initiatieven van de Gemeenschap en vormen het nodige tegenwicht tegenover de belangen van andere actoren in het milieu, zoals industrie/handel, vakbonden en consumentengroeperingen.

(7) NGO's die in staat zijn de uitwisseling van vooruitzichten, problemen en mogelijke oplossingen in verband met milieuvraagstukken van een communautaire dimensie te stimuleren en relevante activiteiten te ontplooien en daarbij de belanghebbenden op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau te betrekken, moeten ondersteund worden. De steun zal alleen gaan naar NGO's en netwerken van NGO's die op Europees niveau werkzaam zijn.

(8) Geografische uitbreiding van het programma is noodzakelijk als men de NGO's van de kandidaat-landen erbij wil betrekken. Zij zijn immers van belang voor de aanvaarding door het publiek van het "milieuacquis" en versterking van de uitvoering ervan.

(9) In het licht van de in de eerste drie jaar van de uitvoering van dit besluit opgedane ervaring moet de werking van het programma worden geëvalueerd alvorens over voortzetting ervan te besluiten.

(10) De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit in het kader van de begrotingsprocedure vastgesteld.

(11) Dit besluit stelt voor de gehele duur van het programma een financieel kader vast dat gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormt in de zin van punt 33 van het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(5),

BESLUITEN:

Artikel 1

1. Er wordt een communautair actieprogramma vastgesteld ter ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties (NGO's) die voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming.

2. De algemene doelstelling van dit programma is NGO's te ondersteunen die voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming en -bevordering op Europees niveau. Die werkzaamheden moeten onder meer bijdragen of kunnen bijdragen tot de totstandbrenging en uitvoering van communautair milieubeleid en communautaire milieuwetgeving in verschillende regio's van Europa.

3. Het programma moet tevens bevorderen dat NGO's stelselmatig betrokken worden bij alle stadia van de communautaire beleidsvorming op milieugebied en moet daarom zorgen voor een passende vertegenwoordiging bij overleg met belanghebbenden en in openbare hoorzittingen. Dit programma draagt tevens bij tot de versterking van kleine regionale of lokale verenigingen die werken aan de uitvoering van het communautaire acquis met betrekking tot milieu en duurzame ontwikkeling in hun omgeving.

Artikel 2

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet een NGO de volgende kenmerken hebben en in overeenstemming zijn met de bijlage:

a) de NGO moet een onafhankelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk zijn die voornamelijk actief is op het gebied van milieubescherming en -bevordering met een milieudoelstelling die het algemeen belang dient en die duurzame ontwikkeling beoogt;

b) de NGO moet, hetzij alleen of in de vorm van verschillende gecoördineerde verenigingen, actief zijn op Europees niveau en de structuur (het lidmaatschap) en de activiteiten moeten ten minste drie Europese landen omvatten. Twee Europese landen volstaan echter ook als het hoofddoel van de activiteiten de totstandbrenging en uitvoering van communautair milieubeleid is, zoals in artikel 1, leden 2 en 3, is omschreven;

c) de activiteiten van de NGO moeten met name voldoen aan de beginselen die ten grondslag liggen aan het zesde milieuactieprogramma en overeenstemmen met de prioritaire gebieden als vermeld in artikel 5;

d) de NGO moet sedert ten minste twee jaar volgens de wet zijn opgericht. De jaarrekeningen van de twee voorgaande jaren moeten door een registeraccountant worden gecertificeerd. In bijzondere omstandigheden kan de Commissie een afwijking op deze twee vereisten toestaan, mits dit de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap niet schaadt.

Artikel 3

Aan het programma kunnen Europese NGO's deelnemen die gevestigd zijn in:

a) de lidstaten;

b) de geassocieerde landen(6), overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de respectieve Europa-overeenkomsten, de aanvullende protocollen en de besluiten van de respectieve associatieraden;

c) Cyprus, Malta en Turkije, volgens met deze landen overeen te komen voorwaarden en procedures; of

d) de Balkanlanden die deel uitmaken van het stabilisatie- en associatieproces voor de landen van Zuidoost-Europa(7), volgens met deze landen overeen te komen voorwaarden en procedures.

Artikel 4

1. De Commissie publiceert uiterlijk 30 september van ieder jaar in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een oproep tot indiening van voorstellen, voor subsidies voor het volgende kalenderjaar. Daarnaast gebruikt de Commissie andere beschikbare passende middelen, waaronder elektronische media, om het programma bij potentiële begunstigden onder de aandacht te brengen.

2. De oproep tot indiening van voorstellen omvat een informatiepakket en de criteria inzake ontvankelijkheid, selectie en toekenning, (inclusief nadere gegevens over het voorgestelde wegingssysteem) alsmede de procedure voor aanvraag, beoordeling en goedkeuring vermelden.

3. Na beoordeling van de voorstellen besluit de Commissie, behoudens vertraging bij de goedkeuring van de communautaire begroting, uiterlijk op 31 december van ieder jaar welke organisaties in het volgende jaar een subsidie zullen ontvangen. Dit besluit geeft aanleiding tot een overeenkomst tussen de Commissie en de begunstigde waarin het maximumbedrag van de subsidie, de wijze van betaling, de maatregelen voor controle en toezicht en de met de subsidie beoogde doelstellingen worden vastgelegd. De betalingen geschieden onmiddellijk.

Artikel 5

1. Gezien het belang van een duurzame ontwikkeling en van de gezondheid en levenskwaliteit van de Europese burgers, is de steun van dit programma met name gericht op de prioritaire gebieden van het zesde milieuactieprogramma, ingedeeld onder vier titels:

a) beperking van klimaatverandering;

b) natuur en biodiversiteit - bescherming van een unieke hulpbron;

c) gezondheid en milieu;

d) zorg voor het duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en afvalstoffen.

Het zesde milieuactieprogramma wordt in het vierde jaar van de looptijd geëvalueerd en waar nodig herzien, gewijzigd en bijgewerkt om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen en informatie.

Naast de bovenvermelde gebieden zijn ook milieu-educatie en de uitvoering en handhaving van de communautaire milieuwetgeving prioriteiten.

2. De selectie- en toekenningsprocedure vindt plaats in vier fasen, die in deel A van de bijlage nader worden toegelicht.

Artikel 6

1. Een subsidie mag, wanneer het in de Gemeenschap gevestigde NGO's betreft, niet meer bedragen dan 70 % van de door een accountant gecontroleerde, in aanmerking komende gemiddelde jaarlijkse uitgaven van de aanvrager over de voorgaande twee jaar, of 80 % wanneer het gaat om NGO's die zijn gevestigd in kandidaat-lidstaten of in de Balkanlanden, en mag niet meer bedragen dan 80 % van de in aanmerking komende uitgaven van de aanvrager in het lopende jaar.

Het bedrag wordt jaarlijks bepaald volgens een vast wegingssysteem, waarbij rekening wordt gehouden met de punten die zijn behaald bij de evaluatie bedoeld in artikel 5, lid 2, en beschreven in deel A van de bijlage en de beginselen als vermeld in deel C van de bijlage.

2. Een begunstigde van dit programma mag de subsidie naar eigen goeddunken gebruiken om zijn in aanmerking komende uitgaven over het subsidiejaar te dekken. Alle uitgaven van de begunstigde in het subsidiejaar worden geacht in aanmerking te komen, behalve die welke zijn vermeld in punt 2 van deel D van de bijlage. Begunstigden mogen ook middelen verstrekken aan partners of ledenorganisaties, overeenkomstig in het goedgekeurde werkprogramma vermelde nadere bepalingen.

3. Het subsidiebedrag is pas definitief nadat het gecontroleerde financieel memorandum door de Commissie is goedgekeurd, waarbij erop wordt toegezien dat de Gemeenschapsgelden in overeenstemming met de relevante bepalingen van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschap(8) worden aangewend.

Indien het totaal van de subsidies van de Gemeenschap uit dit en andere programma's meer bedraagt dan 80 % van de gecontroleerde, in aanmerking komende uitgaven van de begunstigde over het betrokken jaar, wordt de eindbetaling dienovereenkomstig verlaagd.

4. Als uit het gecontroleerde financieel memorandum voor het subsidiejaar blijkt dat de totale inkomsten van de begunstigde - met uitzondering van ontvangsten die op regelmatige wijze zijn uitgetrokken voor niet in aanmerking komende uitgaven - groter zijn dan de in aanmerking komende uitgaven, wordt de eindbetaling verlaagd of wordt het te veel betaalde bedrag, zo nodig, teruggevorderd. Krachtens artikel 256 van het Verdrag zijn invorderingsopdrachten uitvoerbaar.

5. Teneinde te garanderen dat de subsidies voor milieu-NGO's doeltreffend zijn, neemt de Commissie de nodige maatregelen om na te gaan of een geselecteerde organisatie gedurende het gehele subsidiejaar blijft voldoen aan de voorwaarden om de subsidie te ontvangen. Met name wordt een systematisch systeem ingevoerd om de prestaties van de begunstigden gedurende het subsidiejaar te controleren, en vindt een ex-post-evaluatie van de prestaties plaats.

6. De Commissie deelt afgewezen aanvragers de redenen mee waarom de NGO niet aan de eisen voldoet en verstrekt daarbij voldoende toelichtingen, zodat de NGO aan de hand daarvan verbeteringen kan doorvoeren alvorens een nieuwe aanvraag te doen.

Artikel 7

1. Dit programma loopt van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006.

2. Het financieel kader voor de uitvoering van het programma voor de periode 2002-2006 bedraagt 32 miljoen EUR.

3. De jaarlijkse kredieten worden goedgekeurd door de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 8

1. Om de financiële belangen van de Gemeenschappen te beschermen tegen fraude en andere onregelmatigheden, kan de Commissie in het kader van dit programma, overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad(9) controles ter plaatse en inspecties uitvoeren. In voorkomend geval wordt door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) onderzoek uitgevoerd, waarop Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad(10) van toepassing is.

2. De begunstigden van een subsidie houden alle bewijsstukken, inclusief het gecontroleerde financieel memorandum, betreffende de uitgaven gedurende een periode van vijf jaar na de laatste betaling, ter beschikking van de Commissie. De begunstigden van een subsidie zien erop toe dat bewijsstukken die in handen zijn van hun partners of leden, in voorkomend geval ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

Artikel 9

1. Indien uit de verplichte verslagen blijkt dat de verwachte resultaten niet zijn bereikt, kan de betrokken organisatie tijdens het volgende jaar worden uitgesloten van een subsidie in het kader van het programma. Indien in twee opeenvolgende jaren de verwachte resultaten niet worden bereikt, komt de betrokken organisatie voor de resterende jaren van het programma niet meer voor zo'n subsidie in aanmerking.

2. Een NGO waaraan door de Commissie een invorderingsopdracht is verstrekt in verband met opzettelijke dan wel, door nalatigheid of door fraude veroorzaakte onregelmatigheden, wordt automatisch uitgesloten van subsidies gedurende de resterende jaren van het programma.

3. Indien de Commissie - hetzij bij de audits, hetzij bij de controles ter plaatse - onregelmatigheden, wanbeleid of fraude met betrekking tot een subsidie constateert, wordt de begunstigde het voorwerp van een of meer van de volgende administratieve maatregelen en boetes in evenredigheid met de ernst van het geval (met recht van beroep):

a) annulering van de subsidieovereenkomst;

b) betaling van een boete tot 50 % van het bedrag van de invorderingsopdracht;

c) uitsluiting van andere communautaire subsidiemogelijkheden voor de resterende jaren van het programma;

d) uitsluiting van de relevante dialoogmechanismen van de Commissie voor de resterende jaren van het programma.

Artikel 10

Jaarlijks wordt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een lijst bekendgemaakt van in het kader van dit programma te subsidiëren organisaties, samen met het toegekende bedrag.

Artikel 11

De Commissie brengt uiterlijk op 30 april van ieder jaar de lidstaten en het Europees Parlement verslag uit over de toekenning van subsidies voor het lopende jaar, en over de resultaten van de subsidietoekenning van het voorafgaande jaar. Het verslag bevat een toelichting van de wijze waarop de Commissie de begunstigden voor het lopende jaar heeft geselecteerd. De Commissie belegt uiterlijk op 30 juni van ieder jaar een vergadering met de belanghebbenden voor een bespreking van dit verslag.

Uiterlijk op 31 december 2004 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de mate waarin de doelstellingen van het programma in de eerste drie jaar zijn bereikt en doet zij, indien nodig, voorstellen voor eventuele aanpassingen met het oog op voortzetting of stopzetting van het programma. Dat verslag wordt gebaseerd op de rapporten over de prestaties van de begunstigden en gaat met name na in hoeverre zij op doeltreffende wijze hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van de in artikel 1 en in de bijlage vermelde doelstellingen.

Het Europees Parlement en de Raad nemen overeenkomstig het Verdrag een besluit over voortzetting van het programma per 1 januari 2007. Alvorens daartoe voorstellen in te dienen, maakt de Commissie een externe evaluatie van de in het kader van het programma bereikte resultaten.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking op de dag volgend op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 1 maart 2002.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

R. de Miguel

(1) PB C 270 E van 25.9.2001, blz. 125.

(2) Advies uitgebracht op 18 oktober 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3) Advies van het Europees Parlement van 23 oktober 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 6 december 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van het Europees Parlement van 16 januari 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4) PB L 354 van 30.12.1997, blz. 25.

(5) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(6) Bulgarije, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Slovenië.

(7) De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Albanië, de Federale Republiek Joegoslavië, Bosnië en Herzegovina en Kroatië.

(8) PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 762/2001 (PB L 111 van 20.4.2001, blz. 1).

(9) PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(10) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

BIJLAGE

A. DE VIER FASEN VAN DE SELECTIE- EN TOEKENNINGSPROCEDURE

1. Het verwijderen van de aanvragen die niet voldoen aan de technische en administratieve voorwaarden voor het indienen van subsidieaanvragen in het kader van het programma. Met name onvolledige of onvoldoende gedetailleerde aanvragen, of aanvragen die niet zijn ingevuld volgens de instructies op het aanvraagformulier of die zijn ingediend na de opgegeven termijn, komen niet in aanmerking onder dit programma.

2. Het verwijderen van de aanvragen die niet voldoen aan de ontvankelijkheidscriteria van de artikelen 2 en 3.

3. Vergelijkende beoordeling van de resterende ontvankelijke aanvragen aan de hand van de volgende criteria, die in deel B hieronder nader gespecificeerd worden:

a) mate waarin de aanvraag, en met name het voorgestelde werkprogramma, voldoet aan de doelstellingen van het programma als vermeld in artikel 1 en de prioriteiten van het programma als vermeld in artikel 5;

b) beheer en productkwaliteit;

c) actieradius, doeltreffendheid en efficiëntie.

Elke resterende aanvrager krijgt een aantal punten als waarderingscijfer.

4. Vaststelling van de aanvragen die mogen deelnemen aan de toekenningsprocedure (alleen de aanvragen waarvan de behaalde punten boven de door de Commissie vastgelegde drempels liggen, komen in aanmerking).

B. CRITERIA AAN DE HAND WAARVAN DE AANVRAGERS WORDEN BEOORDEELD

Aanvragers die met succes de eerste twee selectiestadia als beschreven in deel A zijn doorgekomen, worden getoetst op de volgende criteria.

1. De mate waarin de aanvraag in overeenstemming is met de doelstellingen van het programma

De aanvrager en het door hem voorgestelde werkprogramma worden beoordeeld aan de hand van het volgende:

a) De relevantie voor het beleid (ten opzichte van het zesde milieuactieprogramma, een nieuw Europees bestuur, duurzame ontwikkeling, de uitbreiding, het stabilisatie- en associatieproces voor de landen van Zuidoost-Europa, de ontwikkeling van het partnerschap Europa-Middellandsezeegebied, integratie, gender mainstreaming).

b) Relevantie en mogelijk effect van de betrokkenheid bij de vormgeving en uitvoering van het communautair milieubeleid.

c) Representativiteit van de organisatie als vertolker van de wensen van het publiek uit diverse regio's van Europa en als doorgeefluik voor deze ideeën en voorstellen ter oplossing van milieuproblemen.

d) Relevantie van de activiteiten ter vergroting van milieubewustzijn en -kennis, zowel in het algemeen als met betrekking tot het milieubeleid van de Gemeenschap.

e) Vermogen om netwerken op te richten tussen organisaties van de huidige en de kandidaat-lidstaten, samenwerking met organisaties in de publieke en de particuliere sector te stimuleren en externe medefinancierders aan te trekken.

Voor elk van de bovenvermelde kenmerken wordt rekening gehouden met het vermogen van de aanvrager om zich te kwijten van de aanverwante NGO-taken die zijn weergegeven in de voorbeelden van deel D.

2. Beheer en productkwaliteit

De kernmerken die beoordeeld moeten worden, omvatten:

a) Structuur van de organisatie, toereikende personeelsbezetting en beheer van de personele middelen.

b) Intern besluitvormingsproces, betrekkingen met de leden, met inbegrip van regelingen die moeten waarborgen dat de leden bij beleidsontwikkeling en beleidsverklaringen worden betrokken.

c) Strategische aanpak, doelgerichtheid en planningsprocedures.

d) Administratie, begrotingscontrole en financieel beheer.

e) Wijze van verslaglegging (intern en extern).

f) Auto-evaluatie en kwaliteitscontrole, feedback van ervaring (leren).

g) Technische/wetenschappelijke bekwaamheid.

3. Actieradius, doeltreffendheid, efficientie

De kenmerken die beoordeeld moeten worden, omvatten:

a) De algemene zichtbaarheid van de organisatie en haar activiteiten

b) Externe betrekkingen en doeltreffendheid (met andere actoren op milieugebied, zoals plaatselijke en regionale autoriteiten, ondernemingen en industrie, consumentengroeperingen, vakbonden, andere NGO's en de bevolking).

C. VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIES

De subsidie wordt berekend aan de hand van het totale geraamde bedrag van de in aanmerking komende uitgaven voor het subsidiejaar, waarbij uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met de gecontroleerde gemiddelde uitgaven van de aanvrager over de voorgaande twee jaar, volgens de onderstaande beginselen:

1. Indien alle andere parameters gelijk zijn, zal het subsidiebedrag voor NGO's met een grotere omvang aan relevante activiteiten (af te meten aan de gemiddelde waarde van hun door een accountant gecontroleerde jaarlijkse uitgaven over de voorgaande twee jaar en het totale geraamde bedrag van de in aanmerking komende uitgaven in het subsidiejaar) normaal gesproken hoger zijn dan de subsidiebedragen voor NGO's met een kleinere omvang aan relevante activiteiten. De verdeling zal evenwel op niet-lineaire basis geschieden, zodat begunstigden met een kleinere omvang aan relevante activiteiten relatief meer subsidie zullen ontvangen.

2. Wanneer alle andere parameters gelijk zijn, zullen NGO's die een hoger waarderingscijfer krijgen, grotere bedragen ontvangen dan NGO's die lager scoren.

3. Wanneer een NGO een bepaald bedrag heeft gevraagd, mag de subsidie dat bedrag in geen geval overschrijden.

D. IN AANMERKING KOMENDE UITGAVEN

1. Alle uitgaven van de begunstigde in het subsidiejaar worden geacht in aanmerking te komen, behalve de uitgaven vermeld in de lijst van punt 2 hieronder. De in aanmerking komende uitgaven kunnen bijvoorbeeld bestemd zijn voor de financiering van de volgende activiteiten (ter illustratie):

a) het coördineren en aan de Commissie verstrekken van informatie en visies, gebaseerd op de wensen en opvattingen die leven onder de bevolking, over nieuwe en opkomende ontwikkelingen, die niet of niet optimaal door de lidstaten of op het passende niveau worden of kunnen worden behandeld;

b) het verrichten van voorbereidend werk en onderzoek voor de deelneming aan deskundigengroepen, aan voorbereidende en uitvoerende comités van de communautaire instellingen, die een belangrijke bijdrage leveren tot het beleid, de programma's en de initiatieven van de Gemeenschap, en het nodige tegenwicht vormen tegenover de belangen van andere actoren in het milieu, met inbegrip van industrie/handel, vakbonden en consumentengroeperingen;

c) het stimuleren van de uitwisseling van opinies, problemen en mogelijke oplossingen omtrent milieuvraagstukken met een communautaire dimensie en de belanghebbenden op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau daarbij betrekken. Een en ander kan ook kennisoverdracht en synergie via netwerken behelzen;

d) het vergroten van bewustzijn en kennis, zowel wat de algemene aspecten van het milieu als wat het communautaire milieubeleid betreft;

e) het opbouwen van capaciteit, in het bijzonder om kleine NGO's, nieuwe NGO-netwerken en NGO's van de kandidaat-lidstaten en de Balkanlanden nauwer bij het Europees niveau te betrekken.

2. Door de begunstigde verrichte betalingen en aan derden gegunde contracten die elementen van de onderstaande categorieën bevatten, komen niet in aanmerking:

a) representatie, gastvrijheid, overbodige of onbezonnen uitgaven;

b) uitgaven die duidelijk buiten het afgesproken werkprogramma van de begunstigde voor het subsidiejaar vallen;

c) terugbetaling van leningen, verschuldigde rente, overgeboekte tekorten;

d) kosten in verband met het gebruikte kapitaal, investeringen of reserves die opzij zijn gezet om de activa van de begunstigde te vergroten;

e) bijdragen in natura;

f) particuliere uitgaven;

g) criminele/illegale activiteiten.