Verordening (EG) nr. 1010/2001 van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende minimumkwaliteitseisen voor vruchtenmengsels in het kader van de productiesteunregeling
Publicatieblad Nr. L 140 van 24/05/2001 blz. 0031 - 0032
Verordening (EG) nr. 1010/2001 van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende minimumkwaliteitseisen voor vruchtenmengsels in het kader van de productiesteunregeling DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit verwerkte producten(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2699/2000(2), en met name op artikel 6, lid 1, Overwegende hetgeen volgt: (1) In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2201/96 is een steunregeling ingesteld voor telersverenigingen die perziken of peren aan verwerkers leveren voor verwerking tot de in bijlage I bij deze verordening vermelde producten. (2) Aangezien laatstgenoemde bijlage bij Verordening (EG) nr. 2699/2000 is uitgebreid tot vruchtenmengsels op siroop en/of op natuurlijk vruchtensap, is het dienstig voor deze producten minimumkwaliteitseisen vast te stellen die op traditionele, bonafide fabricageprocédés moeten zijn gebaseerd en die moeten voorkomen dat producten worden geproduceerd waarnaar geen vraag bestaat of waardoor de markt zou worden verstoord. (3) De bij deze verordening vastgestelde kwaliteitseisen zijn uitvoeringsbepalingen die een aanvulling vormen op enerzijds de Verordeningen (EEG) nr. 2319/89(3) en (EEG) nr. 2320/89(4) van de Commissie, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 996/2001(5), tot vaststelling van minimumkwaliteitseisen waaraan respectievelijk Williams- en Rochaperen en perziken op siroop en/of op natuurlijk vruchtensap moeten voldoen om voor productiesteun in aanmerking te komen, en anderzijds Verordening (EG) nr. 449/2001 van de Commissie van 2 maart 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad wat de steunregeling voor verwerkte producten op basis van groenten en fruit betreft(6). (4) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor op basis van groenten en fruit verwerkte producten, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Bij deze verordening worden de minimumkwaliteitseisen vastgesteld waaraan de in artikel 1, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 449/2001 bedoelde vruchtenmengsels op siroop en/of op natuurlijk vruchtensap moeten voldoen. Artikel 2 Vruchtenmengsels moeten voldoen aan de volgende minimumeisen: a) het totale uitlekgewicht van de perziken en peren maakt ten minste 60 % van het totale uitlekgewicht van het mengsel uit, b) de perziken en peren in het mengsel moeten bestaan uit hele vruchten, halve vruchten, kwarten, schijfjes of dobbelsteentjes in de zin van artikel 3, lid 2, van de Verordeningen (EEG) nr. 2319/89 en (EEG) nr. 2320/89, c) de minimumkwaliteitseisen die in artikel 2, in artikel 3, leden 4, 5 en 6, en in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2319/89 voor Williams- en Rochaperen op siroop en/of op natuurlijk vruchtensap en die welke in Verordening (EEG) nr. 2320/89 voor perziken op siroop en/of op natuurlijk vruchtensap zijn vastgesteld, gelden ook voor perziken en peren in vruchtenmengsels. Artikel 3 1. Vruchtenmengsels in een recipiënt moeten ten minste 90 % van de watercapaciteit van de recipiënt innemen. 2. Het netto-uitlekgewicht van het mengsel moet gemiddeld ten minste gelijk zijn aan de volgende percentages van de in gram uitgedrukte watercapaciteit van de recipiënt: >RUIMTE VOOR DE TABEL> 3. Voor vruchtenmengsels in glazen recipiënten wordt 20 ml van de watercapaciteit afgetrokken alvorens de in de leden 1 en 2 bedoelde percentages worden berekend. Artikel 4 1. De verwerker gaat gedurende de verwerkingsperiode dagelijks en met geregelde tussenpozen na of de vruchtenmengsels voldoen aan de voorwaarden van deze verordening. Van de uitslag van de verificatie wordt aantekening gehouden. 2. Op elke recipiënt wordt ter aanduiding van de datum van productie en de verwerker een merk aangebracht. Dit merk, dat in code mag zijn, moet goedgekeurd zijn door de bevoegde instanties van de lidstaat waar de producten worden vervaardigd. Deze instanties kunnen ten aanzien van het merken aanvullende voorschriften vaststellen. Artikel 5 Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 23 mei 2001. Voor de Commissie Franz Fischler Lid van de Commissie (1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29. (2) PB L 311 van 12.12.2000, blz. 9. (3) PB L 220 van 29.7.1989, blz. 51. (4) PB L 220 van 29.7.1989, blz. 54. (5) PB L 139 van 23.5.2001, blz. 9. (6) PB L 64 van 6.3.2001, blz. 16.