32001R0070

Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen

Publicatieblad Nr. L 010 van 13/01/2001 blz. 0033 - 0042


Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie

van 12 januari 2001

betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen(1), en met name op artikel 1, lid 1, onder a), punt i), en onder b),

Na bekendmaking van de ontwerp-verordening(2),

Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EG) nr. 994/98 is de Commissie de bevoegdheid toegekend in overeenstemming met artikel 87 van het Verdrag vast te stellen dat steun voor kleine en middelgrote ondernemingen met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is en niet aan de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag onderworpen is.

(2) Bij Verordening (EG) nr. 994/98 is de Commissie ook de bevoegdheid toegekend in overeenstemming met artikel 87 van het Verdrag vast te stellen dat steunmaatregelen waarbij de kaart die de Commissie met het oog op de toekenning van regionale steun voor elke lidstaat heeft goedgekeurd, in acht wordt genomen, met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is en niet aan de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag onderworpen is.

(3) De Commissie heeft in een groot aantal beschikkingen de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op kleine en middelgrote ondernemingen in en buiten gesteunde gebieden toegepast en ook haar beleid terzake vastgelegd en bekendgemaakt, laatstelijk in de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen(3) en in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen(4). Gezien de grote ervaring van de Commissie met de toepassing van die artikelen op kleine en middelgrote ondernemingen en gezien de algemene teksten betreffende kleine en middelgrote ondernemingen en betreffende regionale steun die de Commissie op grond van deze bepalingen heeft vastgesteld, is het passend dat de Commissie van de haar bij Verordening (EG) nr. 994/98 toegekende bevoegdheden gebruikmaakt om voor een doeltreffend toezicht te zorgen en de administratie te vereenvoudigen zonder dat de controle door de Commissie daardoor wordt verzwakt.

(4) Deze verordening laat de mogelijkheid voor de lidstaten om steun voor kleine en middelgrote ondernemingen aan te melden onverlet. Dergelijke aanmeldingen zullen door de Commissie in het bijzonder aan de in deze verordening vastgestelde criteria worden getoetst. De kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken, aangezien de inhoud ervan door deze verordening wordt vervangen.

(5) Kleine en middelgrote ondernemingen spelen een beslissende rol in het scheppen van arbeidsplaatsen en dragen meer in het algemeen bij tot de sociale stabiliteit en het economisch dynamisme. Hun ontwikkeling kan echter door de onvolkomenheden van de markt worden afgeremd. Zij kunnen vaak moeilijk kapitaal of krediet verkrijgen, omdat zij slechts beperkte garanties kunnen bieden en omdat sommige financiële markten terughoudend zijn om risico's te nemen. Zij hebben door hun beperkte middelen soms ook moeilijk toegang tot informatie, met name over nieuwe technologie en potentiële markten. Daarom moet het doel van de bij deze verordening vrijgestelde steun erin bestaan de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid van kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

(6) Deze verordening dient in een vrijstelling te voorzien voor elke steunmaatregel die aan alle relevante voorwaarden van deze verordening voldoet, alsook voor elke steunregeling, op voorwaarde dat alle steun die op grond van die regeling kan worden verleend, aan alle relevante voorwaarden van deze verordening voldoet. Om voor een doeltreffend toezicht te zorgen en de administratie te vereenvoudigen zonder dat de controle door de Commissie daardoor wordt verzwakt, moet in steunregelingen en in individuele gevallen van steunverlening die buiten enige steunregeling vallen, uitdrukkelijk naar deze verordening worden verwezen.

(7) Deze verordening dient onverminderd de bijzondere regels in verordeningen en richtlijnen betreffende staatssteun in specifieke sectoren, zoals deze thans voor de scheepsbouwsector bestaan, van toepassing te zijn, doch niet op de landbouw, de visserij en de aquacultuur.

(8) Om de verschillen die tot mededingingsvervalsingen zouden kunnen leiden weg te nemen, om de coördinatie van de verschillende communautaire en nationale initiatieven met betrekking tot kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken en om de administratieve duidelijkheid en de rechtszekerheid te bevorderen, dient in deze verordening de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen te worden gebruikt die is neergelegd in de bijlage bij Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen(5). Daarvan werd ook gebruikgemaakt in de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen(6).

(9) In overeenstemming met de vaste praktijk van de Commissie, en om ervoor te zorgen dat de steun evenredig is en het steunbedrag niet hoger dan noodzakelijk is, dienen de plafonds te worden uitgedrukt als steunintensiteiten in verhouding tot een reeks in aanmerking komende kosten, in plaats van als maximale steunbedragen.

(10) Om te bepalen of steun overeenkomstig deze verordening al dan niet met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is, moet van de steunintensiteit en dus het steunbedrag, uitgedrukt als subsidie-equivalent, worden uitgegaan. Bij de berekening van het subsidie-equivalent van steun die in termijnen wordt uitgekeerd, en van steun in de vorm van een zachte lening dienen de marktrentevoeten te worden toegepast die gelden op het ogenblik waarop de steun wordt verleend. Met het oog op een eenvormige, doorzichtige en eenvoudige toepassing van de staatssteunregels dienen voor de toepassing van deze verordening de referentierentevoeten als marktrentevoeten te gelden, met dien verstande dat in het geval van een zachte lening daarvoor op de gebruikelijke wijze zekerheid moet worden gesteld en de lening geen abnormale risico's mag meebrengen. De referentierentevoeten dienen op geregelde tijdstippen door de Commissie op basis van objectieve criteria te worden vastgesteld en in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en op internet te worden bekendgemaakt.

(11) Gezien de verschillen tussen kleine ondernemingen en middelgrote ondernemingen, dienen voor kleine ondernemingen en voor middelgrote ondernemingen verschillende maximale steunintensiteiten te worden vastgesteld.

(12) Gezien de ervaring van de Commissie, dienen de maximale steunintensiteiten op een zodanig niveau te worden vastgesteld dat een juist evenwicht tot stand wordt gebracht tussen de noodzaak mededingingsvervalsingen in de gesteunde sector zoveel mogelijk te vermijden, en de doelstelling de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid van kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken.

(13) Het is passend verdere voorwaarden vast te stellen waaraan de krachtens deze verordening vrijgestelde steunregelingen en individuele steunmaatregelen moeten voldoen. Gelet op artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag, mag dergelijke steun niet als enig gevolg hebben dat de bedrijfskosten die de begunstigde onderneming normaal zou moeten dragen, permanent of periodiek worden verminderd, en moet de steun evenredig zijn met de handicaps die moeten worden overwonnen om de sociaal-economische voordelen te kunnen genieten waarvan wordt aangenomen dat zij in het belang van de Gemeenschap zijn. Het is derhalve passend de bij deze verordening verleende vrijstelling uitsluitend te doen gelden voor steun die verband houdt met bepaalde materiële en immateriële investeringen, bepaalde diensten die ten behoeve van de begunstigde ondernemingen worden verricht, en bepaalde andere werkzaamheden. Gezien de overcapaciteit in de vervoerssector in de Gemeenschap mogen vervoermiddelen en vervoersuitrusting, met uitzondering van rollend spoorwegmaterieel, niet tot de in aanmerking komende investeringskosten worden gerekend voor ondernemingen die hun belangrijkste economische activiteit in de vervoerssector verrichten.

(14) De bij deze verordening verleende vrijstelling dient te gelden voor steun voor kleine en middelgrote ondernemingen, ongeacht de vestigingsplaats. Investeringen en het scheppen van arbeidsplaatsen kunnen bijdragen tot de economische ontwikkeling van achtergebleven gebieden in de Gemeenschap. Kleine en middelgrote ondernemingen in deze gebieden lijden zowel onder het structurele nadeel van hun vestigingsplaats als onder de moeilijkheden die voortvloeien uit hun omvang. Bijgevolg dienen voor kleine en middelgrote ondernemingen in gesteunde gebieden hogere plafonds te worden vastgelegd.

(15) Om ervoor te zorgen dat bij investeringen de factor kapitaal niet meer wordt begunstigd dan de factor arbeid, dient deze verordening in de mogelijkheid te voorzien de omvang van investeringssteun te bepalen hetzij op grond van de investeringskosten, hetzij op grond van de kosten van de nieuwe arbeidsplaatsen die met de uitvoering van het investeringsproject verband houden.

(16) Gelet op de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen(7) van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), mag bij deze verordening geen vrijstelling worden verleend voor exportsteun of voor steun waardoor binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden bevoordeeld. Steun ter compensatie van de kosten van de deelneming aan handelsbeurzen of van studies of adviesdiensten die noodzakelijk zijn voor het lanceren van een nieuw product of van een bestaand product op een nieuwe markt, is in de regel geen exportsteun.

(17) Gezien de noodzaak een juist evenwicht tot stand te brengen tussen het zoveel mogelijk vermijden van mededingingsvervalsingen in de gesteunde sector enerzijds en de doelstellingen van deze verordening anderzijds, dient bij deze verordening geen vrijstelling te worden verleend voor gevallen van individuele steunverlening waarbij een vastgesteld maximumbedrag wordt overschreden, ongeacht of de steun al dan niet op grond van een krachtens deze verordening vrijgestelde steunregeling wordt verleend.

(18) Om te waarborgen dat de steun noodzakelijk is en de ontwikkeling van bepaalde activiteiten stimuleert, mag bij deze verordening geen vrijstelling worden verleend voor activiteiten die de begunstigde onderneming reeds onder marktvoorwaarden zou kunnen ontplooien.

(19) Bij deze verordening mag geen vrijstelling worden verleend voor steun die wordt gecumuleerd met andere staatssteun, waaronder begrepen steun verleend door nationale, regionale of plaatselijke autoriteiten, of met bijstand van de Gemeenschap, met betrekking tot dezelfde in aanmerking komende kosten, indien de cumulering tot gevolg heeft dat de bij deze verordening vastgestelde plafonds worden overschreden.

(20) Om voor doorzichtigheid en doeltreffende controle te zorgen, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 994/98, dient een model te worden vastgesteld dat de lidstaten moeten volgen wanneer zij de Commissie met het oog op bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de beknopte informatie verstrekken die vereist is telkens wanneer krachtens deze verordening een steunregeling ten uitvoer wordt gelegd of zonder toepassing van een dergelijke regeling individuele steun wordt verleend. Om dezelfde redenen dienen regels te worden vastgesteld betreffende de dossiers die de lidstaten over de krachtens deze verordening vrijgestelde steun moeten aanleggen. Het is passend dat de Commissie vaststelt aan welke voorwaarden het jaarlijkse verslag dat de lidstaten bij de Commissie moeten indienen, moet voldoen, waaronder, nu de noodzakelijke technologie op ruime schaal beschikbaar is, de voorwaarde dat de informatie in elektronische vorm wordt ingediend.

(21) Gezien de ervaring van de Commissie en met name de regelmaat waarmee het over het algemeen noodzakelijk is het staatssteunbeleid te herzien, dient de geldigheidsduur van deze verordening te worden beperkt. Ingeval de geldigheidsduur van deze verordening mocht verstrijken zonder dat zij is verlengd, dienen steunregelingen die krachtens deze verordening reeds zijn vrijgesteld, nog zes maanden vrijgesteld te blijven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1. Onverminderd de bijzondere, krachtens het EG-Verdrag vastgestelde verordeningen en richtlijnen van de Gemeenschap betreffende de verlening van staatssteun in specifieke sectoren, ongeacht of deze meer dan wel minder beperkend dan deze verordening zijn, is deze verordening van toepassing op steun voor kleine en middelgrote ondernemingen in alle sectoren.

2. Deze verordening is niet van toepassing op:

a) werkzaamheden die verband houden met de productie, verwerking of verhandeling van de in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten;

b) steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer, waaronder wordt verstaan steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden, de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van de uitvoer is gerelateerd;

c) steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "steun" of "steunmaatregel": elke maatregel die aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoet;

b) "kleine of middelgrote onderneming": een onderneming als omschreven in bijlage I;

c) "investering in materiële activa": een investering in vaste materiële activa in verband met de oprichting van een nieuwe vestiging, de uitbreiding van een bestaande vestiging of het verrichten van een werkzaamheid die een fundamentele wijziging in het product of het productieproces van een bestaande vestiging meebrengt (met name door rationalisatie, diversificatie of modernisering). Een investering in vaste activa in de vorm van de overneming van een vestiging die is gesloten of die zonder de overneming zou hebben moeten sluiten, wordt eveneens als een materiële investering beschouwd;

d) "investering in immateriële activa": een investering in technologieoverdracht door de verwerving van octrooirechten, licenties, knowhow of niet-geoctrooieerde technische kennis;

e) "brutosteunintensiteit": het steunbedrag, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten van het project. Alle cijfers die worden gebruikt, zijn de cijfers vóór aftrek van de directe belastingen. Wordt steun in een andere vorm dan een subsidie verleend, dan is het steunbedrag het subsidie-equivalent van de steun. Van steun die in termijnen wordt uitgekeerd, wordt door discontering de waarde op het ogenblik van de verlening ervan berekend. De rentevoet die voor de discontering en voor de berekening van het steunbedrag bij een zachte lening moet worden gehanteerd, is de referentierentevoet die geldt op het ogenblik van de steunverlening;

f) "nettosteuninstensiteit": het steunbedrag exclusief belasting, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten van het project;

g) "aantal werknemers": het aantal jaararbeidseenheden (JAE), zijnde het aantal gedurende een jaar voltijds werkende werknemers, waarbij deeltijdarbeid en seizoenarbeid in fracties van JAE's worden uitgedrukt.

Artikel 3

Voorwaarden voor vrijstelling

1. Individuele steunmaatregelen die buiten een regeling vallen en aan alle voorwaarden van deze verordening voldoen, zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, van het Verdrag en zijn vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien zij een uitdrukkelijke verwijzing naar deze verordening bevatten, onder vermelding van de titel ervan en de vindplaats in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. Steunregelingen die aan alle voorwaarden van deze verordening voldoen, zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, van het Verdrag en zijn vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien:

a) alle steun die op grond van een dergelijke regeling kan worden verleend, aan alle voorwaarden van deze verordening voldoet;

b) de regeling een uitdrukkelijke verwijzing naar deze verordening bevat, onder vermelding van de titel ervan en de vindplaats in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

3. Op grond van de in lid 2 bedoelde regelingen verleende steun is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, op voorwaarde dat de verleende steun onmiddellijk aan alle voorwaarden van deze verordening voldoet.

Artikel 4

Investeringen

1. Steun voor investeringen in materiële en immateriële activa in of buiten de Gemeenschap is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij aan de in de leden 2 tot en met 6 vastgestelde voorwaarden voldoet.

2. De brutosteunintensiteit mag niet meer bedragen dan:

a) 15 % in het geval van kleine ondernemingen; of

b) 7,5 % in het geval van middelgrote ondernemingen.

3. Wanneer de investering plaatsvindt in een gebied dat voor regionale steun in aanmerking komt, mag de steunintensiteit het plafond dat voor regionale investeringssteun is vastgesteld op de kaart die de Commissie voor elke lidstaat goedkeurt, niet overschrijden met meer dan:

a) 10 procentpunten bruto in gebieden die onder artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag vallen, mits de totale nettosteunintensiteit niet meer dan 30 % bedraagt; of

b) 15 procentpunten bruto in streken die onder artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag vallen, mits de totale nettosteunintensiteit niet meer dan 75 % bedraagt.

De hogere regionale steunplafonds zijn slechts van toepassing, indien de steun wordt verleend op voorwaarde dat de investering ten minste gedurende vijf jaar behouden blijft in het gebied waar de steun wordt verleend, en op voorwaarde dat de begunstigde onderneming ten minste voor 25 % in de kosten van de investering bijdraagt.

4. De in de leden 2 en 3 vastgestelde plafonds zijn van toepassing op de steunintensiteit, berekend hetzij als een percentage van de in aanmerking komende kosten van de investering, hetzij als een percentage van de loonkosten die betrekking hebben op de door de verwezenlijking van de investering geschapen arbeidsplaatsen (werkgelegenheidssteun), hetzij als een combinatie daarvan, mits de steun niet hoger is dan het gunstigste van de bedragen die beide berekeningen opleveren.

5. Wanneer de steun wordt berekend op grond van de investeringskosten, zijn de in aanmerking komende kosten van materiële investeringen de kosten die betrekking hebben op investeringen in grond, gebouwen, machines en uitrusting. In de vervoerssector behoren vervoermiddelen en vervoersuitrusting, met uitzondering van rollend spoorwegmaterieel, niet tot de in aanmerking komende kosten. De in aanmerking komende kosten van immateriële investeringen zijn de kosten voor de verwerving van de technologie.

6. Wanneer de steun wordt berekend op grond van de geschapen arbeidsplaatsen, wordt het steunbedrag uitgedrukt als een percentage van de loonkosten die over een periode van twee jaar betrekking hebben op deze arbeidsplaatsen, en dit onder de volgende voorwaarden:

a) het scheppen van arbeidsplaatsen moet verband houden met de uitvoering van een project dat voorziet in een investering in materiële of immateriële activa. De arbeidsplaatsen moeten binnen drie jaar na de volledige verwezenlijking van de investering worden geschapen;

b) het investeringsproject moet leiden tot een nettotoename van het aantal werknemers in de betrokken vestiging in vergelijking met het gemiddelde over de voorgaande twaalf maanden; en

c) de geschapen arbeidsplaatsen moeten ten minste gedurende een periode van vijf jaar behouden blijven.

Artikel 5

Advies- en andere diensten en werkzaamheden

Steun voor kleine en middelgrote ondernemingen die aan de volgende voorwaarden voldoet, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag:

a) voor diensten van externe adviseurs mag de steun bruto niet meer dan 50 % van de kosten van deze diensten bedragen. De betrokken diensten mogen niet van permanente of periodieke aard zijn, noch tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming behoren, zoals routinematig belastingadvies, regelmatige dienstverlening op juridisch gebied of reclame;

b) voor de deelneming aan vakbeurzen en tentoonstellingen mag de steun bruto niet meer dan 50 % van de bijkomende kosten voor het huren, opzetten en gebruiken van een standplaats bedragen. Deze vrijstelling geldt slechts voor de eerste keer dat een onderneming aan een bepaalde vakbeurs of tentoonstelling deelneemt.

Artikel 6

Individuele verlening van aanzienlijke steun

Een individuele steunverlening is krachtens deze verordening niet vrijgesteld, indien een van de volgende drempels wordt bereikt:

a) de totale in aanmerking komende kosten van het project in zijn geheel bedragen ten minste 25 miljoen EUR en

i) in gebieden die niet voor regionale steun in aanmerking komen, bedraagt de brutosteunintensiteit ten minste 50 % van de in artikel 4, lid 2, vastgestelde plafonds;

ii) in gebieden die voor regionale steun in aanmerking komen, bedraagt de nettosteunintensiteit ten minste 50 % van het nettosteunplafond zoals op de regionalesteunkaart voor het betrokken gebied vastgesteld; of

b) het totale brutosteunbedrag is ten minste 15 miljoen EUR.

Artikel 7

Vaststaand karakter van de steun

Steun is krachtens deze verordening slechts vrijgesteld, indien, voordat met de uitvoering van het gesteunde project een aanvang wordt gemaakt:

- door de begunstigde onderneming een aanvraag om steun bij de lidstaat is ingediend; of

- de lidstaat wettelijke bepalingen heeft vastgesteld waarbij overeenkomstig objectieve criteria een wettelijke aanspraak op steun wordt gevestigd zonder dat de lidstaat nog een discretionaire bevoegdheid uitoefent.

Artikel 8

Cumulering

1. De in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde steunplafonds zijn van toepassing ongeacht of de bijstand voor het gesteunde project volledig met staatsmiddelen dan wel gedeeltelijk door de Gemeenschap wordt bekostigd.

2. Steun die krachtens deze verordening is vrijgesteld, mag niet worden gecumuleerd met enige andere staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, noch met andere bijdragen van de Gemeenschap, met betrekking tot dezelfde in aanmerking komende kosten, indien een dergelijke cumulering ertoe zou leiden dat de steunintensiteit hoger is dan in deze verordening is vastgesteld.

Artikel 9

Doorzichtigheid en controle

1. Wanneer een krachtens deze verordening vrijgestelde steunregeling ten uitvoer wordt gelegd of wanneer zonder toepassing van een steunregeling een krachtens deze verordening vrijgestelde individuele steunmaatregel wordt genomen, zendt de betrokken lidstaat de Commissie binnen 20 werkdagen, ter bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en in de in bijlage II vastgestelde vorm, een samenvatting van de informatie betreffende deze steunregeling of individuele steunmaatregel toe.

2. De lidstaten leggen gedetailleerde dossiers aan van de krachtens deze verordening vrijgestelde steunregelingen, de op grond van deze regelingen verleende individuele steun en de krachtens deze verordening vrijgestelde individuele steunmaatregelen die zonder toepassing van een bestaande steunregeling worden genomen. Deze dossiers moeten alle informatie bevatten die noodzakelijk is om te kunnen nagaan of aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voor vrijstelling is voldaan, met inbegrip van informatie waaruit blijkt dat de betrokken onderneming de status van kleine of middelgrote onderneming bezit. De lidstaten bewaren een dossier betreffende een individuele steunmaatregel gedurende tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip van verlening van de steun, en een dossier betreffende een steunregeling gedurende tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip van de laatste individuele steunverlening op grond van deze regeling. De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie op haar schriftelijk verzoek binnen 20 werkdagen, of binnen de langere termijn die de Commissie in haar verzoek vaststelt, alle informatie die de Commissie nodig acht om te kunnen nagaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan.

3. De lidstaten stellen voor elk kalenderjaar of gedeelte van een kalenderjaar tijdens hetwelk deze verordening van kracht is, in de in bijlage III vastgestelde vorm, ook in elektronische vorm, een verslag over de toepassing van deze verordening op. De lidstaten verstrekken de Commissie dit verslag uiterlijk drie maanden na het verstrijken van de periode waarop het betrekking heeft.

Artikel 10

Inwerkingtreding en geldigheidsduur

1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij blijft van kracht tot en met 31 december 2006.

2. Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening blijven op grond van deze verordening vrijgestelde steunregelingen nog gedurende een aanpassingsperiode van zes maanden vrijgesteld.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 januari 2001.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.

(2) PB C 89 van 28.3.2000, blz. 15.

(3) PB C 213 van 23.7.1996, blz. 4.

(4) PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

(5) PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4.

(6) Zie voetnoot 3.

(7) PB L 336 van 23.12.1994, blz. 156.

BIJLAGE I

Definitie van kleine en middelgrote ondernemingen

(Uittreksel uit Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4))

"Artikel 1

1. De kleine en middelgrote ondernemingen, hierna 'KMO's' genoemd, worden omschreven als ondernemingen:

- met minder dan 250 werknemers,

- en waarvan

- ofwel de jaaromzet 40 miljoen EUR niet overschrijdt,

- ofwel het jaarlijks balanstotaal 27 miljoen EUR niet overschrijdt en

- die het zelfstandigheidscriterium in acht nemen zoals dit in lid 3 is omschreven.

2. Indien het noodzakelijk is tussen een kleine en een middelgrote onderneming te onderscheiden, wordt de 'kleine onderneming' omschreven als een onderneming:

- met minder dan 50 werknemers,

- en waarvan

- ofwel de jaaromzet 7 miljoen EUR niet overschrijdt,

- ofwel het jaarlijks balanstotaal 5 miljoen EUR niet overschrijdt en

- die het zelfstandigheidscriterium in acht neemt zoals dit in lid 3 is omschreven.

3. Als 'zelfstandig' wordt beschouwd de onderneming die niet voor 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van één onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan de definitie van de KMO of van de kleine onderneming, naar gelang van het geval, beantwoorden. Deze drempelwaarde mag in twee gevallen worden overschreden:

- indien de onderneming in handen is van openbare participatiemaatschappijen, van ondernemingen van risicokapitaal of van institutionele beleggers, mits deze individueel noch gezamenlijk in enig opzicht zeggenschap over de onderneming hebben;

- indien het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is te weten in wiens handen het is, en de onderneming verklaart dat zij redelijkerwijs mag aannemen niet voor 25 % of meer in handen te zijn van één onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan de definitie van de KMO of van de kleine onderneming, naar gelang van het geval, beantwoorden.

4. Bij de berekening van de in de leden 1 en 2 bedoelde drempelwaarden dienen bijgevolg de relevante cijfers voor de begunstigde onderneming en die voor alle ondernemingen waarvan zij rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen heeft, te worden samengeteld.

5. Ingeval een onderscheid moet worden gemaakt tussen micro-ondernemingen en andere KMO's, worden micro-ondernemingen gedefinieerd als ondernemingen met minder dan tien werknemers.

6. Indien ondernemingen op de balansdatum boven of onder de aangegeven werknemersdrempels of financiële maxima blijven, verkrijgen, respectievelijk verliezen, zij de hoedanigheid van 'KMO', 'middelgrote onderneming', 'kleine onderneming' of 'micro-onderneming' eerst indien die omstandigheid zich gedurende twee opeenvolgende boekjaren voordoet.

7. Het aantal werknemers komt overeen met het aantal jaararbeidseenheden (JAE), zijnde het aantal gedurende een jaar voltijds werkende werknemers, waarbij deeltijdwerkers en seizoenarbeiders in fracties van JAE worden uitgedrukt. Het in aanmerking te nemen referentiejaar is het laatste afgesloten boekjaar.

8. De voor de omzet en het balanstotaal te hanteren drempels zijn die welke betrekking hebben op het laatste afgesloten boekjaar van twaalf maanden. Bij recent opgerichte ondernemingen waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, dienen de in aanmerking te nemen bedragen te worden bepaald door middel van een in de loop van het boekjaar te goeder trouw gemaakte schatting."

BIJLAGE II

>PIC FILE= "L_2001010NL.004002.EPS">

>PIC FILE= "L_2001010NL.004101.EPS">

BIJLAGE III

Vorm van het bij de Commissie in te dienen periodieke verslag

Model van het jaarlijkse verslag over steunregelingen die krachtens een op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad vastgestelde groepsvrijstellingsverordening zijn vrijgesteld

De lidstaten zijn verplicht van onderstaand model gebruik te maken om hun rapporteringsverplichtingen ten aanzien van de Commissie uit hoofde van op grond van Verordening (EG) nr. 994/98 vastgestelde groepsvrijstellingsverordeningen na te komen.

De verslagen moeten ook in elektronische vorm worden ingediend.

Informatie vereist voor alle steunregelingen die krachtens op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 994/98 vastgestelde groepsvrijstellingsverordeningen zijn vrijgesteld

1. Benaming van de steunregeling

2. Toepasselijke vrijstellingsverordening van de Commissie

3. Uitgaven

Voor elke vorm van steun waarin een regeling of een individuele steunverlening voorziet (bv. subsidie, zachte lening, enz.), moeten afzonderlijke cijfers worden opgegeven. De cijfers moeten in euro of in voorkomend geval in de nationale valuta worden uitgedrukt. In het geval van belastingfaciliteiten moeten de jaarlijks gederfde fiscale inkomsten worden opgegeven. Wanneer geen nauwkeurige cijfers voorhanden zijn, mogen de gederfde inkomsten worden geschat.

De cijfers betreffende de uitgaven moeten op de volgende basis worden opgegeven:

Vermeld voor het beschouwde jaar, voor elke vorm van steun waarin de regeling voorziet (bv. subsidie, zachte lening, waarborg, enz.), afzonderlijk:

3.1. Voor nieuwe gesteunde projecten: de vastgelegde bedragen, de (geschatte) gederfde fiscale of andere inkomsten, gegevens betreffende de waarborgen, enz. In het geval van waarborgregelingen dient het totaalbedrag van de nieuwe verleende waarborgen te worden opgegeven.

3.2. Voor nieuwe en lopende projecten: de daadwerkelijk uitgekeerde bedragen, de (geschatte) gederfde fiscale of andere inkomsten, gegevens betreffende de waarborgen, enz. In het geval van waarborgregelingen dienen de volgende gegevens te worden verstrekt: het totaalbedrag van de nog geldende waarborgen, de ontvangen premies, de terugontvangen bedragen, de uit hoofde van de waarborg uitgekeerde bedragen, het resultaat van de werking van de regeling gedurende het beschouwde jaar.

3.3. Aantal nieuwe gesteunde projecten.

3.4. (In voorkomend geval) geschat totaal aantal dankzij nieuwe projecten geschapen of behouden arbeidsplaatsen.

3.5. Geschat totaalbedrag van de door nieuwe projecten gesteunde investeringen.

3.6. Regionale uitsplitsing van de onder 3.1 bedoelde bedragen, hetzij volgens regio's als omschreven op NUTS-niveau 2 of lager(1), hetzij volgens onder artikel 87, lid 3, onder a), vallende regio's, onder artikel 87, lid 3, onder c), vallende regio's en niet-gesteunde regio's.

3.7. Sectorale uitsplitsing van de onder 3.1 bedoelde bedragen volgens de sectoren waarin de begunstigden werkzaam zijn (indien het om meerdere sectoren gaat, vermeld dan het aandeel van elke sector):

Kolenwinning

Productie

waarvan:

Staal

Scheepsbouw

Synthetische vezels

Motorvoertuigen

Andere productiesectoren (te specificeren)

Diensten

waarvan:

Vervoersdiensten

Financiële diensten

Andere diensten (te specificeren)

Andere sectoren (te specificeren)

4. Overige informatie en opmerkingen

(1) NUTS is de in de EG voor statistische doeleinden gebruikte nomenclatuur van territoriale eenheden.