32001L0024

Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen

Publicatieblad Nr. L 125 van 05/05/2001 blz. 0015 - 0023


Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 4 april 2001

betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Europees Monetair Instituut(3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig de doelstellingen van het Verdrag dient de harmonische en evenwichtige ontwikkeling van de economische activiteiten in de gehele Gemeenschap te worden bevorderd door elk beletsel voor de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten binnen de Gemeenschap weg te nemen.

(2) Terzelfder tijd dient er aandacht te worden geschonken aan de situatie die zich kan voordoen in geval van moeilijkheden bij een kredietinstelling, met name wanneer deze bijkantoren in andere lidstaten heeft.

(3) Deze richtlijn past in het communautaire wetgevingskader dat tot stand is gekomen bij Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(5). Hieruit volgt dat zolang de kredietinstelling werkzaam is, zij met haar bijkantoren één enkel geheel vormt dat is onderworpen aan toezicht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de voor de gehele Gemeenschap geldende vergunning is verleend.

(4) Het zou zeer ongepast zijn het geheel dat de kredietinstelling met haar bijkantoren vormt, op te breken wanneer er saneringsmaatregelen moeten worden vastgesteld of er een liquidatieprocedure moet worden geopend.

(5) De aanneming van Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels(6), waarbij het beginsel van verplichte deelneming door kredietinstellingen aan een depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst is ingevoerd, maakt de noodzaak tot onderlinge erkenning van saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures nog manifester.

(6) De administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst, dienen als enige bevoegd te zijn tot het vaststellen en uitvoeren van saneringsmaatregelen overeenkomstig de in deze lidstaat geldende wetgeving en praktijken. Aangezien het onbegonnen werk is de in de lidstaten geldende wetgevingen en praktijken te harmoniseren, is het dienstig over te gaan tot wederzijdse erkenning door de lidstaten van de maatregelen die elke lidstaat treft om kredietinstellingen waaraan hij vergunning heeft verleend weer levensvatbaar te maken.

(7) Gewaarborgd moet worden dat de door de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst vastgestelde maatregelen voor de sanering van kredietinstellingen, alsmede de maatregelen, vastgesteld door de personen of organen die door deze bevoegde instanties zijn aangewezen om het beheer over deze saneringsmaatregelen te voeren, in alle lidstaten rechtswerking hebben, met inbegrip van de maatregelen die opschorting van de betalingen, opschorting van executie of verlaging van de schuldvorderingen kunnen behelzen, alsmede elke andere maatregel die de reeds bestaande rechten van derden kan aantasten.

(8) Bepaalde maatregelen, met name die welke gevolgen hebben voor de werking van de interne structuur van de kredietinstelling of voor de rechten van de bestuurders of de aandeelhouders, hoeven niet door deze richtlijn te worden bestreken om volledige rechtswerking te hebben in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst, voorzover, krachtens de regels van het internationaal privaatrecht, het recht van de lidstaat van herkomst van toepassing is.

(9) Voor bepaalde maatregelen, met name de maatregelen die verband houden met de handhaving van de voorwaarden waaronder vergunning is verleend, geldt reeds de wederzijdse erkenning uit hoofde van Richtlijn 2000/12/EG, voorzover deze maatregelen op het tijdstip dat zij worden getroffen niet de rechten van derden aantasten die reeds bestaan.

(10) In dat verband mogen personen die bij de werking van de interne structuur van kredietinstellingen betrokken zijn, alsmede bestuurders en aandeelhouders van die kredietinstellingen, voor de toepassing van deze richtlijn in die hoedanigheid beschouwd, niet als derden worden aangemerkt.

(11) Ter inlichting van derden moet de tenuitvoerlegging van saneringsmaatregelen worden bekendgemaakt in de lidstaten waar zich bijkantoren bevinden wanneer die maatregelen de uitoefening van bepaalde rechten van derden kunnen doorkruisen.

(12) Het beginsel van gelijke behandeling van de schuldeisers met betrekking tot hun toegang tot rechtsmiddelen vergt dat de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst het nodige doen om de schuldeisers van de lidstaat van ontvangst in staat te stellen die rechtsmiddelen binnen de daarvoor gestelde termijn in te stellen.

(13) De rol van de administratieve of rechterlijke instanties met betrekking tot saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures voor in verschillende lidstaten gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen met statutaire zetel buiten de Gemeenschap behoeft enige coördinatie.

(14) Een in moeilijkheden verkerende kredietinstelling moet bij ontstentenis of bij mislukking van saneringsmaatregelen aan liquidatie worden onderworpen. Voor dat geval moet worden voorzien in bepalingen betreffende de wederzijdse erkenning van liquidatieprocedures en de daaruit voortvloeiende rechtsgevolgen in de Gemeenschap.

(15) De belangrijke rol die de voor het toezicht op de kredietinstellingen bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst spelen voordat de liquidatieprocedure wordt geopend, kan tijdens de liquidatie vervuld blijven, om een correcte afwikkeling van de liquidatieprocedure mogelijk te maken.

(16) De gelijke behandeling van de schuldeisers vereist dat de liquidatie van de kredietinstelling plaatsvindt overeenkomstig de beginselen van eenheid en universaliteit, die de exclusieve bevoegdheid veronderstellen van de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst, alsmede de erkenning van hun beslissingen, die in de overige lidstaten zonder verdere formaliteiten de daaraan bij het recht van de lidstaat van herkomst toegekende rechtsgevolgen moeten kunnen sorteren, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.

(17) De uitzondering betreffende de gevolgen van saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures voor bepaalde overeenkomsten en rechten blijft beperkt tot die gevolgen en is niet van toepassing op enig ander aspect van de saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures, zoals de indiening, de verificatie, de toelating en de rangindeling van de respectieve vorderingen ten aanzien van dergelijke overeenkomsten en rechten, alsmede de regels betreffende de verdeling van de opbrengst van de te gelde gemaakte goederen, welke worden beheerst door de wetgeving van de lidstaat van herkomst.

(18) Vrijwillige liquidatie is mogelijk wanneer de kredietinstelling solvabel is. De administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst kunnen niettemin in voorkomend geval een saneringsmaatregel vaststellen of een liquidatieprocedure openen, zelfs na de aanvang van een vrijwillige liquidatie.

(19) De intrekking van de bankvergunning is een van de noodzakelijke gevolgen wanneer tot liquidatie van een kredietinstelling wordt overgegaan. Die intrekking mag evenwel geen beletsel vormen voor het voortzetten van bepaalde werkzaamheden van de kredietinstelling, voorzover zulks noodzakelijk of dienstig is met het oog op de liquidatie. Deze voortzetting van de werkzaamheden kan evenwel door de lidstaat van herkomst worden onderworpen aan de instemming en de controle van de voor het toezicht op de kredietinstellingen bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

(20) Individuele kennisgeving aan de bekende schuldeisers is even essentieel als bekendmaking om hen zo nodig in staat te stellen hun vorderingen of opmerkingen betreffende hun vorderingen binnen de desbetreffende termijnen in te dienen. Zulks mag er niet toe leiden dat schuldeisers met woonplaats in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst op grond van hun woonplaats of de aard van hun vorderingen worden gediscrimineerd. De schuldeisers moeten gedurende de liquidatieprocedure op gezette tijden op passende wijze op de hoogte worden gehouden.

(21) Alleen voor de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn op de saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures betreffende in de Gemeenschap gevestigde bijkantoren van een kredietinstelling met statutaire zetel in een derde land, gelden voor "lidstaat van herkomst", "bevoegde autoriteiten" en "administratieve of rechterlijke instanties" de definities van de lidstaat van het bijkantoor.

(22) Wanneer een kredietinstelling met statutaire zetel buiten de Gemeenschap bijkantoren in verscheidene lidstaten heeft, wordt voor de toepassing van deze richtlijn elk bijkantoor individueel behandeld. De administratieve of rechterlijke instanties en de bevoegde autoriteiten alsmede de bewindvoerders en de liquidateurs streven er in dat geval naar hun optreden te coördineren.

(23) Hoewel er dient te worden vastgehouden aan het beginsel dat het recht van de lidstaat van herkomst bepalend is voor alle procesrechtelijke en materieelrechtelijke gevolgen van saneringsmaatregelen of liquidatieprocedures, dient te worden bedacht dat die gevolgen strijdig kunnen zijn met de regels die normaliter in het kader van de economische en financiële werkzaamheden van de kredietinstelling en haar bijkantoren in andere lidstaten van toepassing zijn. Verwijzing naar het recht van een andere lidstaat betekent in sommige gevallen een noodzakelijke nuancering van het beginsel van toepassing van het recht van de lidstaat van herkomst.

(24) Deze nuancering is in het bijzonder noodzakelijk om de door een arbeidsovereenkomst met de kredietinstelling verbonden werknemers te beschermen en de rechtszekerheid van transacties inzake bepaalde goederen te garanderen alsook de integriteit te handhaven van overeenkomstig het recht van een lidstaat functionerende gereglementeerde markten waar handel in financiële instrumenten.

(25) De in het kader van een betalings- en afwikkelingssysteem verrichte transacties vallen onder het toepassingsgebied van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen(7).

(26) De aanneming van deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 93/26/EG uit hoofde waarvan een insolventieprocedure van invloed mag zijn noch op de tegenwerpbaarheid van naar behoren in een systeem ingevoerde opdrachten noch op de in verband met een systeem gestelde zakelijke zekerheden.

(27) Bepaalde saneringsmaatregelen of liquidatieprocedures behelzen de aanwijzing van een met het beheer van deze maatregelen of procedures belaste persoon. De erkenning van diens aanwijzing en van diens bevoegdheden in alle andere lidstaten vormt dan ook een essentieel element voor de tenuitvoerlegging van de in de lidstaat van herkomst gegeven beslissingen. Er moet evenwel worden aangegeven binnen welke grenzen deze persoon zijn bevoegdheden mag uitoefenen wanneer hij buiten de lidstaat van herkomst optreedt.

(28) Schuldeisers die met de kredietinstellingen verbintenissen zijn aangegaan voordat een saneringsmaatregel is vastgesteld of een liquidatieprocedure is geopend, dienen te worden beschermd tegen de inzake nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid geldende regels van het recht van de lidstaat van herkomst, wanneer degene te wiens behoeve de transactie is uitgevoerd, het bewijs levert dat in het op de transactie van toepassing zijnde recht geen in dit specifieke geval geldend rechtsmiddel voorhanden is waarmee de rechtshandeling in kwestie kan worden bestreden.

(29) Het vertrouwen van de derde verkrijger in de inhoud van registers of rekeningen voor bepaalde activa die aan inschrijving in die registers of op een rekening zijn onderworpen, en bij uitbreiding het vertrouwen van de verkrijger van een onroerend goed, dient, ook nadat een liquidatieprocedure is geopend of een saneringsmaatregel is vastgesteld, te worden behoed. Dit vertrouwen kan alleen in stand worden gehouden indien de geldigheid van de verkrijging wordt beheerst door het recht van de plaats waar het onroerend goed is gelegen of van de lidstaat onder het gezag waarvan het register of de rekening wordt gehouden.

(30) Bij wijze van uitzondering op de toepassing van de lex concursus worden de gevolgen van de saneringsmaatregelen of de liquidatieprocedures voor een aanhangig rechtsgeding beheerst door het recht van de lidstaat waar dat geding aanhangig is. De gevolgen van die maatregelen of procedures voor de afzonderlijke executiemaatregelen die uit deze rechtsvorderingen voortkomen, worden beheerst door de wetgeving van de lidstaat van herkomst, overeenkomstig de algemene regel van de richtlijn.

(31) Er moet worden bepaald dat de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst, onverwijld de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst informeren over het treffen van een saneringsmaatregel of de opening van een liquidatieprocedure, zo mogelijk voordat de maatregel wordt getroffen of de procedure wordt geopend, zoniet, onmiddellijk daarna.

(32) Het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 30 van Richtlijn 2000/12/EG vormt een wezenlijk onderdeel van alle informatie- en overlegprocedures. Derhalve moet het worden geëerbiedigd door alle bij deze procedures betrokken administratieve instanties, terwijl de rechterlijke instanties op dit punt aan de voor hen geldende nationale bepalingen onderworpen blijven,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op kredietinstellingen en hun in een andere lidstaat dan die van de statutaire zetel opgerichte bijkantoren, in de zin van artikel 1, punten 1 en 3, van Richtlijn 2000/12/EG, behoudens de voorwaarden en uitzonderingen van artikel 2, lid 3, van die richtlijn.

2. De bepalingen van deze richtlijn die betrekking hebben op de bijkantoren van een kredietinstelling die haar statutaire zetel buiten de Gemeenschap heeft, zijn alleen van toepassing wanneer deze kredietinstelling in ten minste twee lidstaten van de Gemeenschap bijkantoren heeft.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

- "lidstaat van herkomst": de lidstaat van herkomst in de zin van Richtlijn 2000/12/EG, artikel 1, punt 6;

- "lidstaat van ontvangst": de lidstaat van ontvangst in de zin van Richtlijn 2000/12/EG, artikel 1, punt 7;

- "bijkantoor": een bijkantoor in de zin van Richtlijn 2000/12/EG, artikel 1, punt 3;

- "bevoegde autoriteiten": de bevoegde autoriteiten in de zin van Richtlijn 2000/12/EG, artikel 1, punt 4;

- "bewindvoerder": elke persoon of elk orgaan, aangewezen door de administratieve of rechterlijke instanties om het beheer over saneringsmaatregelen te voeren;

- "administratieve of rechterlijke instanties": de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaten die bevoegd zijn terzake van saneringsmaatregelen of liquidatieprocedures;

- "saneringsmaatregelen": maatregelen die bestemd zijn om de financiële positie van een kredietinstelling in stand te houden of te herstellen, en die van dien aard zijn dat zij de bestaande rechten van derden kunnen aantasten, met inbegrip van maatregelen die opschorting van de betaling, opschorting van executiemaatregelen of verlaging van de schuldvorderingen mogelijk maken;

- "liquidateur": elke persoon of elk orgaan, aangewezen door de administratieve of rechterlijke instanties om het beheer over een liquidatieprocedure te voeren;

- "liquidatieprocedure": een collectieve procedure, die door een administratieve of rechterlijke instantie van een lidstaat wordt ingeleid en gecontroleerd, teneinde de activa onder toezicht van deze instanties te gelde te maken, ook wanneer deze procedure wordt afgesloten met een gerechtelijk akkoord of vergelijkbare maatregel;

- "gereglementeerde markt": een gereglementeerde markt in de zin van Richtlijn 93/22/EEG, artikel 1, punt 13;

- "instrumenten": alle instrumenten zoals bedoeld in deel B van de bijlage bij Richtlijn 93/22/EEG.

TITEL II

SANERINGSMAATREGELEN

A. Kredietinstellingen met statutaire zetel binnen de Gemeenschap

Artikel 3

Vaststelling van saneringsmaatregelen - toepasselijk recht

1. Alleen de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst zijn bevoegd te beslissen om ten aanzien van een kredietinstelling, met inbegrip van haar in andere lidstaten gevestigde bijkantoren, een of meer saneringsmaatregelen ten uitvoer te leggen.

2. De saneringsmaatregelen worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de procedures van de lidstaat van herkomst, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.

Deze maatregelen hebben overeenkomstig de wetgeving van deze lidstaat en zonder verdere formaliteiten volledige rechtswerking in de gehele Gemeenschap, ook jegens derden in de andere lidstaten en zelfs indien de op dezen toepasselijke voorschriften van de lidstaat van ontvangst niet in dergelijke maatregelen voorzien of de tenuitvoerlegging daarvan afhankelijk stellen van voorwaarden die niet zijn vervuld.

Saneringsmaatregelen hebben rechtswerking in de gehele Gemeenschap zodra zij die hebben in de lidstaat waar zij worden getroffen.

Artikel 4

Kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst

De administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst onverwijld en met alle middelen in kennis van hun beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel, alsmede van de mogelijke concrete gevolgen van die maatregel; zij doen dit zo mogelijk vóór de vaststelling van de maatregel of anders onmiddellijk daarna. De informatie wordt overgebracht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

Artikel 5

Kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst

Indien de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van ontvangst het noodzakelijk achten dat op hun grondgebied een of meer saneringsmaatregelen ten uitvoer worden gelegd, zo stellen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst hiervan in kennis. De informatie wordt overgebracht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.

Artikel 6

Bekendmaking

1. Wanneer de tenuitvoerlegging van saneringsmaatregelen waartoe overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2, is besloten, de rechten van derden in een lidstaat van ontvangst kan raken en er tegen de beslissing waarbij de maatregel wordt gelast in de lidstaat van herkomst beroep openstaat, maken de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst, de bewindvoerder of elke in de lidstaat van herkomst daartoe gemachtigde persoon een uittreksel uit hun beslissing bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, alsmede in twee nationale dagbladen van iedere lidstaat van ontvangst, zodat tijdig beroep kan worden ingesteld.

2. Het in lid 1 bedoelde uittreksel uit de beslissing wordt zo spoedig mogelijk via de meest geschikte kanalen toegezonden aan het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, alsmede aan twee nationale dagbladen van iedere lidstaat van ontvangst.

3. Het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen maakt het uittreksel uiterlijk twaalf dagen na de toezending bekend.

4. Het bekend te maken uittreksel uit de beslissing vermeldt in de officiële taal of talen van de betrokken lidstaten onder meer het onderwerp van de beslissing, de rechtsgrondslag, de beroepstermijnen - met vooral, in bevattelijke vorm, de uiterste datum waarop beroep kan worden ingesteld -, en het volledige adres van de instantie of rechter die voor het beroep bevoegd is.

5. De saneringsmaatregelen zijn van toepassing onafhankelijk van de maatregelen van de leden 1, 2 en 3 en hebben volledige rechtswerking jegens schuldeisers, tenzij de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst, of de wetgeving van die lidstaat betreffende deze maatregelen, anders bepalen.

Artikel 7

Verplichting tot kennisgeving aan bekende schuldeisers - recht tot het indienen van vorderingen

1. Schrijft de wetgeving van de lidstaat van herkomst voor dat een vordering moet worden ingediend om erkend te kunnen worden, of dat een maatregel ter kennis moet worden gebracht van de schuldeisers met woonplaats, gewone verblijfplaats of statutaire zetel in die staat, dan stellen de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst of de bewindvoerder ook de bekende schuldeisers met woonplaats, gewone verblijfplaats of statutaire zetel in de andere lidstaten in kennis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 en artikel 17, lid 1.

2. Indien de wetgeving van de lidstaat van herkomst bepaalt dat schuldeisers met woonplaats, gewone verblijfplaats of statutaire zetel in die staat het recht hebben vorderingen in te dienen of opmerkingen met betrekking tot hun vorderingen te maken, zo geldt dit recht ook voor schuldeisers met woonplaats, gewone verblijfplaats of statutaire zetel in de andere lidstaten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 en artikel 17, lid 2.

B. Kredietinstellingen met statutaire zetel buiten de Gemeenschap

Artikel 8

Bijkantoren van kredietinstellingen uit derde landen

1. De administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van ontvangst van een bijkantoor van een kredietinstelling met statutaire zetel buiten de Gemeenschap stellen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten van ontvangst waar de kredietinstelling bijkantoren heeft opgericht - en die zijn opgenomen in de jaarlijks in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte lijst, zoals bedoeld in artikel 11 van Richtlijn 2000/12/EG -, onverwijld en met alle middelen in kennis van hun beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel, alsmede van de mogelijke concrete gevolgen van die maatregel; zij doen dit zo mogelijk vóór de vaststelling van de maatregel of anders onmiddellijk daarna. De informatie wordt overgebracht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst waarvan de administratieve of rechterlijke instanties de maatregel hebben gelast.

2. De in lid 1 bedoelde administratieve of rechterlijke instanties beijveren zich hun optreden te coördineren.

TITEL III

LIQUIDATIEPROCEDURE

A. Kredietinstellingen met statutaire zetel binnen de Gemeenschap

Artikel 9

Opening van een liquidatieprocedure - kennisgeving aan andere bevoegde autoriteiten

1. Alleen de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst die verantwoordelijk zijn voor de liquidatie zijn bevoegd te beslissen om ten aanzien van een kredietinstelling, met inbegrip van haar in andere lidstaten gevestigde bijkantoren, een liquidatieprocedure te openen.

Een beslissing tot opening van een liquidatieprocedure door de administratieve of rechterlijke instantie van de lidstaat van herkomst wordt op het grondgebied van alle andere lidstaten zonder verdere formaliteiten erkend en heeft aldaar rechtswerking zodra zij rechtswerking heeft in de lidstaat waar de procedure wordt geopend.

2. De administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst onverwijld en met alle middelen in kennis van hun beslissing tot opening van een liquidatieprocedure, alsmede van de mogelijke concrete gevolgen van die procedure; zij doen dit zo mogelijk vóór de opening van de procedure of anders onmiddellijk daarna. De informatie wordt overgebracht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

Artikel 10

Toepasselijk recht

1. De kredietinstelling wordt geliquideerd overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de procedures van de lidstaat van herkomst, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.

2. Het recht van de lidstaat van herkomst bepaalt in het bijzonder:

a) welke goederen tot de boedel behoren en de status van goederen die de kredietinstelling na de opening van de liquidatieprocedure heeft verkregen;

b) de respectieve bevoegdheden van de kredietinstelling en de liquidateur;

c) de voorwaarden waaronder een verrekening kan worden tegengeworpen;

d) de gevolgen van de liquidatieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de kredietinstelling partij is;

e) de gevolgen van de liquidatieprocedure voor individuele vervolgingen, met uitzondering van aanhangige rechtsgedingen als bepaald in artikel 32;

f) welke vorderingen te verhalen zijn op het vermogen van de kredietinstelling en de status van vorderingen die na de opening van de liquidatieprocedure zijn ontstaan;

g) de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen;

h) de regels betreffende de verdeling van de opbrengst van de te gelde gemaakte goederen, de rangindeling van de vorderingen, en de rechten van schuldeisers die na de opening van de liquidatieprocedure gedeeltelijk zijn voldaan op grond van een zakelijk recht of ingevolge verrekening;

i) de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de liquidatieprocedure, met name door een gerechtelijk akkoord;

j) de rechten van de schuldeisers nadat de liquidatieprocedure beëindigd is;

k) voor wiens rekening de kosten en uitgaven van de liquidatieprocedure zijn;

l) de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor het geheel van de schuldeisers nadelige rechtshandelingen.

Artikel 11

Raadpleging van de bevoegde autoriteiten vóór vrijwillige liquidatie

1. Alvorens de statutaire organen van een kredietinstelling tot vrijwillige liquidatie beslissen, raadplegen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst op de meest aangewezen wijze.

2. De vrijwillige liquidatie van een kredietinstelling belet niet dat een saneringsmaatregel wordt genomen of een liquidatieprocedure wordt geopend.

Artikel 12

Intrekking van de vergunning van een kredietinstelling

1. Wanneer ten aanzien van een kredietinstelling wordt beslist een liquidatieprocedure te openen zonder of na het mislukken van saneringsmaatregelen, wordt de vergunning van deze kredietinstelling ingetrokken, onder naleving van met name de procedure van artikel 22, lid 9, van Richtlijn 2000/12/EG.

2. De in lid 1 bedoelde intrekking van de vergunning belet niet dat de met de liquidatie belaste persoon of personen bepaalde activiteiten van de kredietinstelling voortzetten, voorzover zulks ten behoeve van de liquidatie noodzakelijk of aangewezen is.

De lidstaat van herkomst kan bepalen dat deze activiteiten met de instemming en onder de controle van de bevoegde autoriteiten van deze lidstaat worden verricht.

Artikel 13

Bekendmaking

De liquidateurs of een administratieve of rechterlijke instantie dragen zorg voor de openbaarmaking van de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure door opneming van een uittreksel uit die beslissing in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, alsmede in ten minste twee nationale dagbladen van iedere lidstaat van ontvangst.

Artikel 14

Kennisgeving aan de bekende schuldeisers

1. Wanneer een liquidatieprocedure wordt geopend, stelt de administratieve of rechterlijke instantie van de lidstaat van herkomst, of de liquidateur, de bekende schuldeisers met woonplaats, gewone verblijfplaats of statutaire zetel in een ander lidstaat daarvan onverwijld individueel in kennis, tenzij de wetgeving van de lidstaat van herkomst niet voorschrijft dat de vordering moet worden ingediend om erkend te kunnen worden.

2. Deze kennisgeving gebeurt door toezending van een bericht en betreft met name de in acht te nemen termijnen, de sancties ten aanzien van die termijnen, het orgaan of de instantie waarbij de vorderingen of opmerkingen betreffende vorderingen moeten worden ingediend en de andere voorgeschreven maatregelen. Het bericht vermeldt ook of schuldeisers met een voorrecht of een zakelijke zekerheid hun vordering moeten indienen.

Artikel 15

Uitvoering van verbintenissen

Eenieder die een verbintenis jegens een kredietinstelling die geen rechtspersoon is en ten aanzien waarvan in een andere lidstaat een liquidatieprocedure is geopend, uitvoert ten voordele van die kredietinstelling, terwijl hij dat had moeten doen ten voordele van de liquidateur, is desalniettemin bevrijd, op voorwaarde dat hij van de opening van de procedure niet op de hoogte was. Wie een dergelijke verbintenis heeft uitgevoerd vóór de bekendmaking van artikel 13 wordt, behoudens tegenbewijs, geacht van de opening van de liquidatieprocedure niet op de hoogte te zijn geweest; wie een dergelijke verbintenis heeft uitgevoerd na de bekendmaking van artikel 13 wordt, behoudens tegenbewijs, geacht wel van de opening van de procedure op de hoogte te zijn geweest.

Artikel 16

Recht om vorderingen in te dienen

1. Schuldeisers met woonplaats, gewone verblijfplaats of statutaire zetel in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst, met inbegrip van overheidsinstanties van de lidstaten, hebben het recht vorderingen of schriftelijke opmerkingen betreffende hun vorderingen in te dienen.

2. De vorderingen van schuldeisers met woonplaats, gewone verblijfplaats of statutaire zetel in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst krijgen dezelfde behandeling en dezelfde rangindeling als soortgelijke vorderingen die de schuldeisers met woonplaats, gewone verblijfplaats of statutaire zetel in de lidstaat van herkomst kunnen indienen.

3. Tenzij de wetgeving van de lidstaat van herkomst de indiening van opmerkingen betreffende vorderingen voorschrijft, legt de schuldeiser een afschrift van eventuele bewijsstukken over en doet hij opgave van aard, datum van ontstaan en bedrag van de vordering; hij geeft tevens aan of hij voor de vordering op een voorrecht, een zakelijke zekerheid of een eigendomsvoorbehoud inroept, en op welke goederen de zekerheid betrekking heeft.

Artikel 17

Taal

1. De in de artikelen 13 en 14 bedoelde kennisgeving geschiedt in een officiële taal van de lidstaat van herkomst. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een formulier dat in alle officiële talen van de Europese Unie het opschrift draagt: "Oproep tot indiening van schuldvorderingen. Termijnen" of, wanneer het recht van de lidstaat van herkomst voorziet in de indiening van opmerkingen betreffende de vorderingen, het opschrift: "Oproep tot indiening van opmerkingen betreffende schuldvorderingen. Termijnen".

2. Elke schuldeiser met woonplaats, gewone verblijfplaats of statutaire zetel in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst, kan zijn vordering of de opmerkingen betreffende zijn vordering, indienen in een officiële taal van die andere lidstaat. In dat geval moet de indiening van de vordering (of de opmerkingen betreffende de vordering) niettemin in een officiële taal van de lidstaat van herkomst het opschrift dragen: "Indiening van een vordering" (of "Indiening van opmerkingen betreffende een vordering"). Voorts kan een vertaling in die taal van de indiening van de vordering (respectievelijk de opmerkingen betreffende een vordering) worden verlangd.

Artikel 18

Regelmatig informeren van de schuldeisers

De liquidateurs houden de schuldeisers regelmatig, op passende wijze, op de hoogte van met name het verloop van de liquidatie.

B. Kredietinstellingen met statutaire zetel buiten de Gemeenschap

Artikel 19

Bijkantoren van kredietinstellingen uit derde landen

1. De administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van ontvangst van een bijkantoor van een kredietinstelling met statutaire zetel buiten de Gemeenschap stellen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten van ontvangst waar de kredietinstelling bijkantoren heeft opgericht - welke zijn opgenomen in de jaarlijks in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte lijst, zoals bedoeld in artikel 11, van Richtlijn 2000/12/EG -, onverwijld en met alle middelen in kennis van hun beslissing tot opening van een liquidatieprocedure, alsmede van de mogelijke concrete gevolgen van deze procedure; zij doen dit zo mogelijk vóór de opening van de procedure of anders onmiddellijk daarna. De informatie wordt overgebracht door de bevoegde autoriteiten van de eerstgenoemde lidstaat van ontvangst.

2. De administratieve of rechterlijke instanties die beslissen tot opening van een procedure tot liquidatie van een bijkantoor van een kredietinstelling met statutaire zetel buiten de Gemeenschap, stellen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten van ontvangst in kennis van de opening van een liquidatieprocedure en van de intrekking van de vergunning.

De informatie wordt overgebracht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst waar de beslissing tot opening van de procedure is gegeven.

3. De in lid 1 bedoelde administratieve of rechterlijke instanties en autoriteiten beijveren zich hun optreden te coördineren.

Ook de eventuele liquidateurs trachten hun optreden te coördineren.

TITEL IV

BEPALINGEN DIE ZOWEL VOOR SANERINGSMAATREGELEN ALS VOOR LIQUIDATIEPROCEDURES GELDEN

Artikel 20

Gevolgen voor bepaalde overeenkomsten en rechten

De gevolgen van een saneringsmaatregel of van de opening van een liquidatieprocedure:

a) voor arbeidsovereenkomsten en arbeidsbetrekkingen, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing is;

b) voor een overeenkomst die het recht geeft op het genot of de verkrijging van een onroerend goed, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is. Dit recht bepaalt of een goed roerend dan wel onroerend is;

c) voor de rechten op een onroerend goed, een schip of een luchtvaartuig dat is onderworpen aan inschrijving in een openbaar register, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.

Artikel 21

Zakelijke rechten van derden

1. Het starten van saneringsmaatregelen of de opening van een liquidatieprocedure laat onverlet het zakelijk recht van een schuldeiser of van een derde op lichamelijke of onlichamelijke roerende of onroerende goederen - zowel bepaalde goederen als gehelen van onbepaalde goederen met een wisselende samenstelling -, die toebehoren aan de kredietinstelling en die zich op het tijdstip waarop de maatregelen worden gestart of de procedure wordt geopend op het grondgebied van een andere lidstaat bevinden.

2. Onder rechten in de zin van lid 1 worden met name verstaan:

a) het recht een goed te gelde te maken of te laten maken en te worden voldaan uit de opbrengst van of de inkomsten uit dat goed, in het bijzonder op grond van pand of hypotheek;

b) het exclusieve recht een vordering te innen, in het bijzonder door middel van een pandrecht op de vordering of door de cessie van die vordering tot zekerheid;

c) het recht om het goed terug te eisen en/of de teruggave ervan te verlangen van eenieder die het tegen de wil van de rechthebbende in bezit of in gebruik heeft;

d) het zakelijke recht om van een goed de vruchten te trekken.

3. Met een zakelijk recht wordt gelijkgesteld het in een openbaar register ingeschreven recht tot verkrijging van een zakelijk recht in de zin van lid 1, dat aan derden kan worden tegengeworpen.

4. Lid 1 vormt geen beletsel voor het instellen van vorderingen tot nietigheid, vernietiging of niet-tegenwerpbaarheid zoals bedoeld in artikel 10, lid 2, onder l).

Artikel 22

Eigendomsvoorbehoud

1. Het starten van saneringsmaatregelen of de opening van een liquidatieprocedure tegen een kredietinstelling die een goed koopt laat de op een eigendomsvoorbehoud berustende rechten van de verkoper onverlet wanneer dat goed zich op het tijdstip waarop de maatregelen worden gestart of de procedure wordt geopend, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de maatregelen zijn gestart of de procedure is geopend.

2. Het starten van saneringsmaatregelen of de opening van een liquidatieprocedure tegen een kredietinstelling die een goed verkoopt nadat de levering van dat goed heeft plaatsgevonden, is geen grond voor ontbinding of opzegging van de verkoop en belet de koper niet de eigendom van het gekochte goed te verkrijgen wanneer dit goed zich op het tijdstip waarop de saneringsmaatregelen zijn gestart of de procedure is geopend, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de maatregelen zijn gestart of de procedure is geopend.

3. De leden 1 en 2 vormen geen beletsel voor het instellen van vorderingen tot nietigheid, vernietiging of niet-tegenwerpbaarheid zoals bedoeld in artikel 10, lid 2, onder l).

Artikel 23

Verrekening

1. Het starten van saneringsmaatregelen of de opening van een liquidatieprocedure laat het recht van een schuldeiser op verrekening van zijn vordering met de vordering van de kredietinstelling onverlet wanneer die verrekening is toegestaan bij het recht dat op de vordering van de kredietinstelling van toepassing is.

2. De in lid 1 uiteengezette regel vormt geen beletsel voor het instellen van vorderingen tot nietigheid, vernietiging of niet-tegenwerpbaarheid zoals bedoeld in artikel 10, lid 2, onder l).

Artikel 24

Lex rei sitae

Het uitoefenen van eigendomsrechten op instrumenten of andere rechten op dergelijke instrumenten waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving veronderstelt in een register, op een rekening of in een in een lidstaat bijgehouden of gesitueerd gecentraliseerd effectendepot, wordt uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het register, de rekening of het gecentraliseerde effectendepot waar deze rechten zijn ingeschreven, wordt bijgehouden of is gesitueerd.

Artikel 25

Verrekening en novatie

Gevallen van verrekening en novatie ("netting agreements") worden uitsluitend geregeld door het recht dat van toepassing is op de overeenkomst tot verrekening of novatie.

Artikel 26

Retrocessieovereenkomsten

Gevallen van retrocessie ("repurchase agreements") worden uitsluitend geregeld door het recht dat van toepassing is op de overeenkomst tot retrocessie, onverminderd artikel 24.

Artikel 27

Gereglementeerde markten

Transacties op gereglementeerde markten worden uitsluitend geregeld door het recht dat van toepassing is op de overeenkomst betreffende de transactie, onverminderd het bepaalde in artikel 24.

Artikel 28

Bewijs van aanwijzing van de liquidateur

1. De aanwijzing van de bewindvoerder of de liquidateur wordt aangetoond met een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het aanwijzingsbesluit of van enig ander door de administratieve of rechterlijke instantie van de lidstaat van herkomst opgesteld attest.

Er kan een vertaling worden verlangd in een officiële taal van de lidstaat waar de bewindvoerder of liquidateur wil optreden; een legalisatie of soortgelijke formaliteit mag niet worden verlangd.

2. Bewindvoerders en liquidateurs zijn gemachtigd om op het grondgebied van alle lidstaten de bevoegdheden uit te oefenen die zij kunnen uitoefenen op het grondgebied van de lidstaat van herkomst. Zij kunnen tevens personen aanwijzen die tot taak hebben hen bij te staan of, in voorkomend geval, te vertegenwoordigen bij de afwikkeling van de saneringsmaatregel of de liquidatie, met name in de lidstaten van ontvangst, meer bepaald om eventuele moeilijkheden van de schuldeisers van de lidstaat van ontvangst te helpen oplossen.

3. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden richt de bewindvoerder of liquidateur zich naar het recht van de lidstaten waar hij wil optreden, meer bepaald met betrekking tot de wijze waarop goederen te gelde worden gemaakt en het informeren van de werknemers. Deze bevoegdheden mogen niet de aanwending van dwangmiddelen behelzen, noch het recht om uitspraak te doen in gedingen of geschillen.

Artikel 29

Inschrijving in een openbaar register

1. De bewindvoerder, de liquidateur of enige administratieve of rechterlijke instantie in de lidstaat van herkomst kan verzoeken dat een saneringsmaatregel of de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure wordt ingeschreven in het kadaster, het handelsregister en enig ander openbaar register dat in de andere lidstaten wordt bijgehouden.

Iedere lidstaat kan evenwel de inschrijving verplicht stellen. In dat geval neemt de in de eerste alinea bedoelde persoon of instantie de nodige maatregelen om inschrijving te waarborgen.

2. De kosten van de inschrijving worden als kosten en uitgaven van de procedure beschouwd.

Artikel 30

Nadelige rechtshandelingen

1. Artikel 10 geldt niet met betrekking tot de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor het geheel van de schuldeisers nadelige rechtshandelingen, indien degene die voordeel heeft bij die rechtshandelingen het bewijs levert dat:

- de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandeling onderworpen is aan het recht van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst, en

- dat recht niet voorziet in de mogelijkheid om die rechtshandeling te bestrijden.

2. Wanneer een door een rechterlijke instantie gelaste saneringsmaatregel voorschriften bevat inzake de nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor het geheel van de schuldeisers nadelige rechtshandelingen die vóór het vaststellen van de maatregel zijn verricht, is artikel 3, lid 2, in de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde gevallen niet van toepassing.

Artikel 31

Bescherming van derden

Indien de kredietinstelling na de vaststelling van een saneringsmaatregel of na de opening van de liquidatieprocedure met een handeling onder bezwarende titel beschikt over:

- een onroerend goed,

- een schip of een luchtvaartuig dat aan inschrijving in een openbaar register onderworpen is, of

- instrumenten of rechten betreffende dergelijke instrumenten waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving veronderstelt in een register, op een rekening of in een in een lidstaat bijgehouden of gesitueerd gecentraliseerd effectendepot,

zo wordt de rechtsgeldigheid van die handeling beheerst door het recht van de lidstaat waar dat onroerend goed gelegen is of onder het gezag waarvan dat register, die rekening of dat effectendepot wordt bijgehouden.

Artikel 32

Aanhangige rechtsgedingen

De gevolgen van saneringsmaatregelen of liquidatieprocedures voor een aanhangig rechtsgeding betreffende een goed of recht waarover de kredietinstelling het beheer en de beschikking heeft verloren, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het rechtsgeding aanhangig is.

Artikel 33

Beroepsgeheim

Eenieder die in het kader van de informatie- of overlegprocedures van de artikelen 4, 5, 8, 9, 11 en 19, gegevens moet ontvangen of verstrekken, is aan het beroepsgeheim gebonden, overeenkomstig de regels en voorwaarden van artikel 30 van Richtlijn 2000/12/EG, met uitzondering van rechterlijke instanties, die aan de geldende nationale bepalingen onderworpen zijn.

TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 34

Uitvoering

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om op 5 mei 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

De ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen zijn alleen van toepassing op saneringsmaatregelen die zijn vastgesteld of liquidatieprocedures die zijn geopend de in de eerste alinea bedoelde datum. Van vóór het bedoelde tijdstip daterende maatregelen of procedures blijven vallen onder het recht dat van toepassing was op het tijdstip waarop de maatregel werd vastgesteld of de procedure werd geopend.

2. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 35

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 36

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 4 april 2001.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

B. Rosengren

(1) PB C 356 van 31.12.1985, blz. 55 en

PB C 36 van 8.2.1988, blz. 1.

(2) PB C 263 van 20.10.1986, blz. 13.

(3) PB C 332 van 30.10.1998, blz. 13.

(4) Advies van het Europees Parlement van 13 maart 1987, PB C 99 van 13.4.1987, blz. 211, bevestigd op 2 december 1993 (PB C 342 van 20.12.1993, blz. 30), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 17 juli 2000 (PB C 300 van 20.10.2000, blz. 13) en besluit van het Europees Parlement van 16 januari 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 12 maart 2001.

(5) PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2000/28/EG (PB L 275 van 27.10.2000, blz. 37).

(6) PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5.

(7) PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.